NIEUWE LEIÜSCH1Ê COURANT VAN VRIJDAG 5 JUNI 1925 DE TAAL DER HANDEN. Aan een artikel van Mevr. A. v. H. S-, in de „Nederlander" ontleenen wij het volgende: Is ij peis schreef onlangs in het Han delsblad over Italië. Er was een uit'lat.ng van hem een scherpe die mijn aandacht trok. Als hij vertelt van 'n hotel in Milaan waar er steeds gedrang is in de aidee ling der manicures,, niettegenstaande er tien meisjes bezig zijn de handen der klanten te verzorgen: ..„Ik ben tot de conclusie gekomen, dat een „bourgeoisie die haar nagels niet meer zelf knipt, maar dat door anderen laat doen, of die er te veel zorg aan besteedt,, op het ge vaarlijke punt der overbeschaving is aangeland. Bij de vijl ^egint het al even bedenkelijk te worden, en bij de nagel lak is ze voor mij al beslist op den ver keerden weg aangeland". Toen ik die woorden las, dacht ik aan een paar handen, d:e ik onlangs bestu deerde. Ik zat, nu ja, het doet er niet toe, ergens op een tentoonstelling. We waren moe en gebruikten in een zaal het middagmaal. Buiten op een terras zaten vele men schen, de tafals en stoelen stonden pal naast elkaar, tot vlak bij de ramen, waar we achter zaten. Opeens zig ik een paar handen. Vrouwenhanden! Ik kon de bezitster niet zien. Ze zat ietwat op zij. Die handen hielden mijn aandacht vast. Ze waren ieelijl? van vorm, ietwat grof en vierkant, maar ze waren pijnlijk zorgvuldig „gemanicuurd". De nagels waren gewreven niet^jiagel glans, het roseshpje middenop ontbrak niet, het vel was hchtrose gekleurd» de nagelriem met cutex giad gehouden, de nagels waren puntig mjgeirnipt, aan de vingers zaten groote, brutale ringen met fonkelende steenen. Ik schoof vooruit naar het raam, om naar de bezitster te kijken. Arme handen1 arme handenher haalde ik stil voor me heen. Ze hadden kleine naaldenprikjes moeten hebben aan den wijsv.nger en een paar donkere voegjes van aardappel schillen. Nu waren ze „gemanicuurd" en ze waren met de jonge eigenares uit voor een dagje. Aan het tafeltje zat verder een cynisch uitziende, leelijke man Arme handen. Ze moesten liever straks kleine ki.nderkleertjes naaien. Ze moesten met soda wasschen vette fa briekskleeren, die de aardige jonge kerel haar man, welke goed verdient, bevu.ld heeft met oliesmeer en petroleum. Ze moesten den middagpot stampen en vloeren dweilen en ze moesten nooit zóó meer zijn dat ze damesachtig' aan deden of voor manicure geschikt waren Arme handen, voortbrengselen van een decadenten tijd, waarin het ten schande is, om handen te hebben die gedecoreerd zijn door noesten arbeid en taaie volharding. I Die handen zijn het symbool van onzen tijd. Je ziet ze veel tegenwoordig. Je ziet ze benauwend veel.».." ..„Het meisje met de „gemanicuurde" handen vergreep zich aan zich zelf. O, zeker, Nijpels heeft het door zien. Er zit meer achter dan we oor spronkelijk zouden denken. Er zijn vele handen wier afbeeldsel sterk gegrifd is in mijn memorie. Ik zou ze zóó kunnen uitteekenen. Handen met afgestompte, leelijke na gels, 's winters met diepe bloedige voren, handen van een man, die het éene talent ontving, maar die er mee woekerde, 't Was ongelocffeHjk, zooals die man met de helgrijze oogen wer ken kon. Handen, lange, smalle, met puntig toeloopendie vingers.. handen, waar kracht van uitging, alp zij over het hoofd van een zieke stroken, handen van een gewijde. Handen, "breede, trouw hartige handen, die, altijd vriendelijk aan anderen werden toegestoken, on; 1/ helpen, te steunen, te leiden, terug houden, vast te houdan. Handen van 'n priesterlijk mensch. Ik heb jonge, Ijleeke, magere uitge teerde handen gezien, die zich gevou wen hebben in volmaakte overgave. Ik heb handen gezien, met. rimpeltjes en zwarte voegjes, handen die zooveel ge daan hadden in het leven, dat ze in haar ouderdom niet konden rusten. Maar de handen, die ik nooit vergeet zijn de handen die Albrecht Dürer in een van zijn beroemde studies ver eeuwigde: De handen van een biddend mensch. Hoe vaak in het leven snikt de mensch met den psalmist: „Ik breid mijne han den tot U Heere, mijn geest bezwijkt". Zulke handen moeten de onze zijn. Zulke handen in tijden van beroering en benauwing. Er zijn handen die we nooit zagen maar handen die we begeeren te zien als geen andere Handen naar welke we zullen u tzjen als de poort des levens zich achter ons zal sluiten en het verborgene ons zal worden geopenbaard. Handen door boord handen met litteekenen handen, die we eerbiedig zullen aanra ken, neergeknield en met gebogen hoofd. Die handen ze droegen ons door dit moeilijk leven. Houd Gij mijn handen beide Met kracht omvat, JjJS Geef mij Uw vast geleide Op 't smalle pad li'S&iSl Alleen kan ik niet verder, Geen enkele schreê, iviiÉ Neem, trouwe Zieleherder, Mij arme, mee I 'SËjiP HET PORTRET VAN CALVIJN Dr. Th. van Schelven schrijft in „De Standaard Ruim drie eèpwen hing het eenige goede portret van Calvija aan den wand van een Engelsch woonhuis, zonder dat vereerders en kenners van Catvijn het vermoedden. Een Hollandsch kunstkoo per zag het dezer dagen op een kunst veiling te Londen, verwierf het, en in Den Haag is het thans te zien. Een klein paneel wordt voor u neer gezet-, men ïiet een gelaat in de verte starend, gedekt met een doktershoed; de gestalte is omhuld met een donkeren mantel, met bont gezoomd. De rechter hand voert een ganzepen; de schrijver denkt na. Daaronder op den rand: Jo hannes Calyinus, in sierlijke letters. Men schouwt, en een vreemde ont roering overkomt u: uit deze beeltenis spreekt, waarover elk ander portret van Calvijn zwijgt: de oogen staren in een wijde verte, naar iets, wat buiten onzen horizont ligt, maar wat alleen deze oogen gegeven was te zien. Men zou ze willen volgen om ook te zien. Dit is niet de wijze Calvijn in den le.erstoel, noch de grimmige bestuur der, noch de mensch Calvijn: hier is de ziener, hier schrijft hij zijn werk, dat als een schaduw bleef van wat zijn geestesoog aanschouwde. De zorgvuldige opsomming van alle bekende beeltenissen van Calvijn, de „Iconographie Calvienne" van den Ge necfschen hoogleeraar Doumergue, ver meldt dit portret niet. Wel lezen we daar, dat Calvijn een „maitre estimé" van het penseel, den schilder Isaac, toe stond, zijn portret te maken voor een goeden vriend uit Engeland. Hebben wij dat hier voor ons? Professor Martin bezag het portret in het Mauritshuis te 's Gravenhage. Hij aehttte het ontwijfelbaar het werk van een tijdgenoot, die een eerste klas mees ter geweest is, ongeveer rond 1550 ge maakt. Wie met mij van meening 's, dat dit portret het geestelijk eigendom van Nederland is, doe mij van zijn belang stelling blijken. Het portret is ook hier in den Haag te zien. Eenige belangstel lenden dienen zich aaneen te sluiten, om ook het bezitrecht te verwerven over dit historisch monument. Mijns inziens dent het de Senaatskamer der Vrije Universiteit te sieren. GEMENGD NIEUWS» Radio in de gevangenis. De eenzame opsluiting in de bekende Amerikaan- sche Sing Sing gevangenis heeft veel van haar verschrikkingen verloren, sinds de komst van de radio. Volgens de nieuwe bepalingen mo gen namelijk alle gevangenen, die er de middelen voor hebben, .ontvangfcoe stellen in hun cellen installeeren, en volgens een rapport hebben reeds twaaif gevangenen van dit nieuwe pri vilegie gebruik gemaakt. Zij hebben evenwel niet alléén van hun voorrecht willen genieten, doch in een geest van menschlievendheid, zoo als die ook jegens henzelf getoond is„ hebben zij alle twaalf hun instrumen ten van bij microfonen voorzien, ZQodat tbans in de zeventig cellen dagelijks een programma van muziek en andere ont spanning wordt ten gehoore gebracht. Loudspeakers zijn in de cellen verbo den. maar in de kapel en in andere deelen van het gebouw hebben de auto riteiten draadloo2e toestellen laten op stellen, ten dienste van het vermaak en de stichting van do veroordeelden in het algemeen. Deze week bestaat Sing Sing honderd jaar. Alle voorwaarden voor een luis terrijke herdenking schijnen, altijd bin nen de perken van de nu eenmaal niet te veranderen omgeving, wel aanwezig te zijn. Auto-ongeluk. Dinsdag heeft nabij Freiwaldau een ernstig auto-ongeluk plaats gehad, Een echtpaar en een dame, die mee reed, werden onmiddelijk gedood, twee dochters van het echtpaar zwaar ge wond. Vergiftiging. Na het eten van eigen gemaakte worst is het gezin van een landheer in Zarnekow (Pommeren) ziek geworden. De familie, bestaande uit 5 personen, moest naar het ziekenhuis gebracht worden, waar de ouders en een dochter stierven. De beide laatste kinderen van het ge zin verkeeren in levensgevaar. Tragisch. Bij den landbouwer Dem- ming te Dinxperlo was de 16jar ge knecht Hofmg bezig met het afhalen van een partij zakken. Daarbij geraakte hij zoodanig met' zijn ho9fd tusscl en de touwen verward, dat hij zich niet kon loswerken. De jongen was reeds ge stikt, toen men hem vond. Verdronken. Uit de Stadionsloot te Amsterdam is het lijk opgehaald van een 14jarigen jongen uit de Vaartstraat die, zonder dat iemand het ongeluk heeft zien gebeuren, bi> het baden ver dronken is. Door den trein gegrepen. Gisteravond wilde de iojarige M. K., dienstdoende als chocoladeverkooper op het emplace ment te Dordrecht, .van het eerste naar het tweede perron de rails oversteken. Van een uit. de richting Rotterdam ko menden trein greep de locomotief dei aan den schouder van den knaap han genden bak met chocolade, welke ge heel versplinterd werd. De jonge i werd achteruit geslingerd, bleef bewusteloos tusschen een afscheidingshek en de rails liggen; zijn rechterkaakbeen bleek ge broken te zijn. Vliegtuig neergestort. Het vliegtuig FZ 110, komende van de Kooi, bestuurd door den vliegenier J. M. is gisteren door onbekende oorzaak in de Sportlaan te Numansdorp gevallen. De vlieger bleef ongedeerd. Het toestel is vrijwel geheel vernield. Brandende aarde. Te Toumemire (in Frankrijk) doet zich een eigenaardig natuurverschijnsel voor. Het schijnt dat in een ravijn op een kilometer afstand van het station, de aarde brandt. De haard ligt wel binnen de aarde, maar de bodem geeft 2ooveel hitte af, dat de schoenzolen der bezoekers schroeien. Professoren van het instituut St. Ga briel te St. Afrique hebben geconsta te^rd, dat een _zware olie doorsijpelt, die den rotsachtigen grond zwart kleurt. Door de tram gedood. Gistermiddag ongeveer 4 uur liepen twee meisjes van drie en een half jaar en van twee en een half jaar hand in hand in de Mar nixstraat te Amsterdam. Het kleinste kind liet het zusje plotseling los en rende, terwijl het speelde, tegen een naderende tram aan. De bestuurder hacl iiet kind niet kunnen zien, omdat het van terzijde kwam. Op het gegil der omstanders remde hij snel. Het was toen al te laat. Het kleintje was door den baanschuiver gedood. Onveilig Chicago. Een vijftal gewa pende dieven heeft Maandagmorgen in een voorstad, van Chicago een aanval gedaan op een bank. De dertien perso nen, die de bende in het gebouw aan trof, werden gedwongen naar een ach terkamer te gaan, terwijl de dieven uit een ju;st geopende safe voor een waarde van ongeveer 25000 gulden wegnamen en daarna in een gereedstaanden auto verdwenen. Later op den dag heeft een aantal per sonen, waarschijnlijk leden van hetzelf de clubje, in een juwelierswinkel in de zakenwijk van de city voor een waarde van meer dan 50.000 gulden ontvreemd Ook hier werden de aanwezigen door wapenen in bedwang gehouden. De dieven toonden evenwel een ga lante natuur te bezitten. Een der dames klanten in den juwelierswinkel viel in zwijm,, toen de diefstal plaats vond. Twee van de dieven kwamen echter prompt met vlugzout en broom aandra gen en brachten de dame weer bij ken nis. Daarna w.uifden zij vriendelijk be leefd tot afscheid en verdwenen met den buit. De gas-aanval op Annemasse. Zooals te begrijpen is, heeft de gasaanval op de stad Annemasse, waar gelijk reeds gemeld werd, een tank met 1200 kilo chloor in het station ten gevolge van de zonnewarmte explodeerde, tot eigen aardige voorvallen heeft geleid. In het station vielen vijftien personen bewusteloos neer,' verstikt door het gas. In de straten vielen dezelfde tooneelen voor. Een hotel tegenover het station gele gen werd onmiddellijk door alle gasten verlaten, die; zonder de oorzaak van het ongeluk te weten, verbijsterd naar buiten vluchtten. Daar was het echter •niet beter, zoodat onder de bewoners van Annemasse spoedig een geweldige paniek ontstond, en men voor zooveel mogelijk in vertwijfeling de stad uit vluchtte om in het veld een betere atmosfeer te zoeken. Een tragi-komisch voorval had plaats met een tramwagen voor het station. De bestuurder, die in den oorlog reeds met gifgassen had kennis gemaakt, besefte wat er gebeurd was. Hij werd echter eveneens bedwelmd, en viel bewuste loos neer. De passag'ers bezwijmden eveneens, den een na den ander, zoodat een oogenblik de tram door de stad reed me.t al1 een bevmsteloozen er in. Na eenigen tijd woei een lichte wind door Annemasse waardoor de giftige dampen spoed'g verdwenen. INGEZONDEN. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Mijnheer de Redacteur, Naar aanleiding van Uw driestar, en den toon waarin die gesteld was op mijn ingezonden schrijven in het num mer van 28 Mei getiteld „Valsche be schuldiging" verzoek ik beleefd nogmaals eenige plaatsruimte in uw blad, bij voor baat mijndank. Vooraf stellen wij vast, dat u, met uw eerste driestar, getiteld, de Staatk. Ger. Partij en Art. 36 oorzaak zijt geweest, dat ik naar de pen greep; de wijze waar op u daarin Ds. Kersten besprak, en zijn optreden, eischte dit m.i., vandaar dan ook, dat mijn eerste verweer uitsluitend ging over punten, die op Art. 36 betrek king hadden, en die op verschillende tijd stippen in de 2de Kamer ter sprake kwa men en het standpunt, dat Ds. Kersten daarbij innam. Ik heb u aangetoond, dat hij zich aan het oude, ongewijzigde Art. 36 hield, en wel degelijk een belijnde op Gods Woord gegronde politiek voerde, rich niet in de ruimte bewoog, noch groote woorden ge bruikte. Nu komt uw. onderschrift, waarin niet één mijner argumenten wordt weerlegd. U zegt: wat Ds. Kersten gedaan heeft, is door de A. Rt lang vojor hemen. wordt nog gedaan; ter staving daarvan haalt u Z. Exc. Idenburg aan, die om des beginsels .wille smaad en hoon had verdragen. Bij het lezen van dien bekenden A. R. werd ik met mijn gedachten teruggeleid naar de Debatten der Dageraads-statuten wijziging, aangezien Z. Exc. daarbij pok aan de besprekingen deelnam. Feit is en dat heeft „De Banier" zijn lezers wel gemeld ook dat Z. Exc. Min. Heemskerk zeer terecht weigerde genoemde statutenwijziging aan de Kroon voor te dragen, wat bij de linkerzijde ont stemming verwekte en de bekende inter pellatie Boon uitlokte. Doch ook Prof. Slotemaker de Bruine betreurde het, dat de Min. van Binn. Zaken geen aanleiding had gevonden om destijds Gem. Veror deningen - het Vloeikveft>od betreffen de ter vernietiging aan de Kroon voor te dragen. Uit wat door spr. gezegd werd, zien wij, dat hij eischte ten eerste, in naam der vrijheid vernietiging van het vioek- verbod, en goedkeuring van de nieuwe statuten van de Dageraads vereeniging; ten tweede acht hij juridisch onjuist, dat iets, wat op de goede zeden betrek king heeft, mag geacht voorden betrek king te hebben op het religieuse. Ook Z.Exc. Idenburg mengt 2ich in den strijd voor de hooggeroemde vrijheid; in betrekking tot de Dageraa'dskwestie luidde zijn geruststellende verklaring, waar van men goede nota nemen: „....dat ik geheel deel in zijn ($1. de Br.) gevoelen, dat de vrije uitingen van het atheïsme, de- isme en pantheïsme niet moet worden belet; dat ook ik waardeer de vrijheid van denken niet alleen, maar ook de vrijheid van uiting van godsdienstige en wijs- geerige denkbeelden, die wij nu in Neder- lend hebben en dat ik aan het hooge goed niet op eenigerlei wijze zou willen tornen". Deze woorden sprak Z.Exc. Idenburg op 22 Mei 1924 in de Eerste Kamer. Stemt dat niet droefis dat de ware Calvinistische vrijheid, die zijn grond in Gods Woord en in Art. 36 vindt? Neen, driemaal neen, die voorgestane vrijheid wortelt in de revolutie. In waarheid: het ongeloof krijgt hier een vrijbrief, en wat zal men dan het bijgeloof kunnen onthou den als het geëischt wordt Nu zou ik nog kunnen spreken van Prof. H. Visscher, hoe deze de geestes- to*ijheid opvat; doch letten we op de ver dediging van Minister Heemskerk. Met nadruk kwam Z. Exc. op tegen de beschuldiging, als zou door de beslissing die goedkeuring op genoemde gronden aan bedoelde statutenwijziging onthield, ingeluid zijn de opheffing van de bij de grondwet gewaarborgde vrijheid van ge-, dachte en gedachteuiting; de Minister wil die opheffing niet inluiden, zelfs dien weg moet het allerminst op, de vraag, die de Minister zich stelde, of de Overheid we rend mag optreden, zoolang het niet komt aan de toepassing van het atheïsme, maar alleen aan de ontwikkeling daarvan als denkbeeld, beantwoordde hij als volgt: dan sta ik op het standpunt, dat men wel de vrijheid van geloof, ook de vrijheid van ongeloof en de vrijheid om dat ongeloof te kennen te geven, moet eerbiedigen". Aan Prof. Slotemaker de Bruine ant woordde Z. Exc.: „Deze vereeniging be staat en kan precies al datgene doen, waarvan de geachte afgevaardigde bij het slot zijner rede zeide: dat de vereeniging moest kunnen doen wat zij wilde en dat zij op geen enkele wijze in haar bestaan moest worden bemoeilijkt. Is het wonder, geachte Redactie, dat Ds. Kersten zich ernstig verweerde tegen deze argumentatie? Hij zeide o.m. de weigering van de Koninklijke goedkeuring der Statuten van de „Dageraad" met voldoening te heb ben vernomen, maar voegde er aan toe, dat de Regeering verder diende te gaan door alle propaganda van het ongeloof te verhinderen. De A. R. belijdt echter het vrijheidsbe ginsel, waarby (al zal men als persoon de ze propaganda betreuren) de Overheid tot ingrijpen onbevoegd is. Hoort, geachte Redactie, wat Mr. Rut gers op de rede van Ds. Kersten ant woordde „Tenslotte een kort woord aan den heer Kersten. Ik zal aan diens adres deze maal slechts een enkele opmerking maken. De heer Kersten heeft zich gestooten aan de propaganda van de Dageraad, laten we zeggen, aan de ongeloofspropaganda. Ook mij stuit die propaganda tegen de borst, maar wij wenschen niet de houding aan te nemen van den heer Kersten. Het komt mij voor, dat deze rijn houding, staande op het standpunt, dat hij en ik deelen, be hoort te herzien, dat hij niet mag vragen dat van overheidswege maatregelen tegen ongeloofspropaganda zullen worden geno men. Die houding moet hij herzien, wan neer hij nog eens naleest de gelijkenis van het onkruid en de tarwe, en het woord van Christus: „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld, anders zouden Mijne dienaren gestreden hebben". Dat het standpunt van den heer Kersten niet is een standpunt van dezen t ij d, dat is te dragen, en is voor mij geen reden, dat standpunt niet te deelen. Maar wat erger is ,is, dat de heer Kersten de wereldlijke overheid in godsdienstzaken tot rechter maakt en over propaganda laat oordeelen, dit nu is in strijd met de wijze, waarop naar Christus' Woord voor de waarheid moet worden gestreden, het is ook in strijd met de roeping der Overheid in geestelijke zaken". Tot zoover Mr. Rut gers. Atheïsten, gaat dus vrij uw gang, ver zendt per post uw propagandalectuur en smaadt den Hoogen God, sleurt Zijn heer lijkheid door het slijk der straten, de Chr. Overheid bemoeit zich met uw ongeloofs propaganda niet, het zou in strijd zijn met de wijze, waarop naar Christus' eigen woord, voor de waarheid moet wprden gestreden; het is ook in strijd met de roeping der Overheid in geestelijke za ken. Zou ik te stout geschreven hebben in mijn vorig epistel, als ik' schrijf, dat het ingenomen standpunt van. genoemde man nen lijnrecht in strijd is met Gods Woord en daardoor de versmading van God door de Atheïsten helpen bestendigen Ieder onbevooroordeelde zal mij gelijk ge ven. Denk ook niet, dat ik door het lezen van de „Banier" deze opvatting verkreeg, van mijn jeugd af heb ik die opvatting van de taak' der- Overheid even bezien als Ds. Kersten, het is geheel in de lijn van Gods Woord en Wet, en als de Heidelberger Catechismus zuiver ge predikt wordt, dan wordt men daarin ver sterkt. Het is ook geheel in de lijn van onze Reformatorische voorvaderen gezien de redactie [van het ongewijzigde Art. 36. Ik meen met hun eigen uitspraken aan getoond te hebben, wat ik in het vorig schrijven citeerde, rangschikt u mij nu nog onder degenen, die valsch getuig- nis spreken en noemt u mijn schrijven on waar, valsch, schandelijk? Het spijt mij voor u, doch ik zeg met Luther: „hier sta ik, ik kan niet anders"; Gods Woord is voor geen tweeërlei uitlegging vatbaar. Wij moeten getuigen tegen deze politiek, Een hond neemt het nog op voor zijn meester, en zullen wij dan zwijgen, als God 200 openlijk wordt gelasterd? Neen het kan niet, het mag ook niet. Pe andefe door u bestreden punten ga ik stil zwijgend voorbij, daar zal klaarheid in komen D. V., waarbij ik in 't gejijk zal worden gesteld ondanks uw aantijgingen. (Van redactiewege eenigszins bekort). L. v. K. RECHTSZAKEN. HAACSCHE RECHTBANK. Gisteren heeft terecht gestaan de 20-jarige kantoorbediende M. O. H. uit" Leiden wegens mishandeling. Op 20 Dec. 1924 heeft bekl. ruzie ge had met zekeren den B. Hij zou dezen toen met een mes in den rug en de schouders hebben gestoken. Biekl. zeide door bedoelden den B. voortdurend gesard te zijn en uitge daagd om te vechten. Ten slotte is dat er ook van gekomen. Hij ont kende evenwel, met een mes gesto ken te hebben. r Als eerste getuige werd gehoord leen meisje, dat in bekl.'s gezelschap was. Zij' verklaarde, dat zij noch een (mes in bekl.'s handen noch een ste kende beweging van bekl. had gezien. De President mr. de Joncheere wees gfetuige er op. dat vast staat, dat den B. is gestoken. Getuige heeft er vlak bij gestaan en meet dan ook in ieder geval ge2ien hebben, dat bekl. naar aen B. stak. De Rechtbank is- op de hoogte van een afspraak, die gemaakt is door verschillende ge tui- gïen om te verklaren, dat er niet ge stoken is. In verband hiermede brengt de president den getuige het gewicht van den eed onder het oog en de kans jom te worden vervolgd wegens mein eed. Getuige bleef echter volharden bij haar verklaring. Een tweede getuige, die eveneens in bekl.'s gezelschap was geweest, veV- klaarde aanvankelijk eveneens niets van steken met een mes te hebben gezien. Ook dezen getuige hield de presi dent ernstig onder het oog. welk ge vaar hij liep met het aannemen van deze houding. De Rechtbank toch weet, dat getuige onmiddellijk na af loop der ruzie gezegd heeft: jongens niet zeggen, dat er gestoken is. Mr. die Joncheere merkte op, dat getuige er niet aan zal kunnen ont komen, te verklaren wat deze woorden te bet eekenen hadden. Na éérst nog eenige ontwijkende antwoorden te hebben gegeven, gaf deze getuige ten slotte toe, dat bekl. gestoken had. De eerste getuige, nogmaals voorge roepen, bleef er echter bij, 'dat zij er iiiets van gezien had. Een derde getuige verklaarde, na teenig weifelen, dat hij bekl. heeft hoo- rien roepen tegen den den B.: ik steek je door je (vloek) en dat hij bekl. vervolgens een stekende bewe ging heeft zien maken. Bekl., hierna nogmaals ondervraagd Zeide thans zich niet te kunnen voor stellen, dat hij gestoken zou hebben. [Hij trekt nooit een mes. .Wegens het niet aanwezig 2ijn van den getroffene werd de verdere be handeling der zaak hierna voor om bepaalden tijd uitgesteld. .Verder hebben terecht gestaan C. |M., mijnwerker, 28 jaar, en 14'. G. Z., timmerman, 24 jaar, beiden zonder vaste woonplaats. Zij waren beschuldigd van diefstal, onder verzwarende omstandigheden. In den nacht van 9 op 10 April heb ben beklaagden zich, naar rij beken den, na eenige ruiten te hebben inge drukt, toegang verschaft tot een villa aan den Rembrandtweg te Noord- wijk. De bewoners waren toen afwe zig. Zij hebben uit het huis een schrijf machine, een heerencostuum en een groote hoeveelheid tafelzilver ont vreemd. Pit laatste had, naar de be stolene mededeelde, een waarde van f1500. Het is reeds gedeeltelijk op gespoord. De beklaagden deelden nog mede, dat zij' het zilver te Amsterdam ver kocht hebben voor f50. De eisch te gen ieder der beklaagden luidde tw e jaar gevangenisstraf. Mr. Heenuke k pleitte clementie voor de beklaagden .Uitspraak 18 dezer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 6