NIEUWE LEIÜSCH1Ê COURANT VAN VRIJDAG 5 JUNI 1925
DE TAAL DER HANDEN.
Aan een artikel van Mevr. A. v. H.
S-, in de „Nederlander" ontleenen wij
het volgende:
Is ij peis schreef onlangs in het Han
delsblad over Italië.
Er was een uit'lat.ng van hem een
scherpe die mijn aandacht trok.
Als hij vertelt van 'n hotel in Milaan
waar er steeds gedrang is in de aidee
ling der manicures,, niettegenstaande
er tien meisjes bezig zijn de handen der
klanten te verzorgen: ..„Ik ben tot de
conclusie gekomen, dat een „bourgeoisie
die haar nagels niet meer zelf knipt,
maar dat door anderen laat doen, of die
er te veel zorg aan besteedt,, op het ge
vaarlijke punt der overbeschaving is
aangeland. Bij de vijl ^egint het al even
bedenkelijk te worden, en bij de nagel
lak is ze voor mij al beslist op den ver
keerden weg aangeland".
Toen ik die woorden las, dacht ik aan
een paar handen, d:e ik onlangs bestu
deerde.
Ik zat, nu ja, het doet er niet toe,
ergens op een tentoonstelling.
We waren moe en gebruikten in een
zaal het middagmaal.
Buiten op een terras zaten vele men
schen, de tafals en stoelen stonden pal
naast elkaar, tot vlak bij de ramen,
waar we achter zaten.
Opeens zig ik een paar handen.
Vrouwenhanden!
Ik kon de bezitster niet zien. Ze zat
ietwat op zij.
Die handen hielden mijn aandacht
vast.
Ze waren ieelijl? van vorm, ietwat
grof en vierkant, maar ze waren pijnlijk
zorgvuldig „gemanicuurd".
De nagels waren gewreven niet^jiagel
glans, het roseshpje middenop ontbrak
niet, het vel was hchtrose gekleurd» de
nagelriem met cutex giad gehouden, de
nagels waren puntig mjgeirnipt, aan de
vingers zaten groote, brutale ringen met
fonkelende steenen.
Ik schoof vooruit naar het raam, om
naar de bezitster te kijken.
Arme handen1 arme handenher
haalde ik stil voor me heen.
Ze hadden kleine naaldenprikjes
moeten hebben aan den wijsv.nger en
een paar donkere voegjes van aardappel
schillen.
Nu waren ze „gemanicuurd" en ze
waren met de jonge eigenares uit voor
een dagje. Aan het tafeltje zat verder
een cynisch uitziende, leelijke man
Arme handen. Ze moesten liever
straks kleine ki.nderkleertjes naaien. Ze
moesten met soda wasschen vette fa
briekskleeren, die de aardige jonge kerel
haar man, welke goed verdient, bevu.ld
heeft met oliesmeer en petroleum.
Ze moesten den middagpot stampen
en vloeren dweilen en ze moesten nooit
zóó meer zijn dat ze damesachtig' aan
deden of voor manicure geschikt waren
Arme handen, voortbrengselen van
een decadenten tijd, waarin het ten
schande is, om handen te hebben die
gedecoreerd zijn door noesten arbeid en
taaie volharding.
I Die handen zijn het symbool van
onzen tijd. Je ziet ze veel tegenwoordig.
Je ziet ze benauwend veel.».."
..„Het meisje met de „gemanicuurde"
handen vergreep zich aan zich zelf.
O, zeker, Nijpels heeft het door
zien. Er zit meer achter dan we oor
spronkelijk zouden denken.
Er zijn vele handen wier afbeeldsel
sterk gegrifd is in mijn memorie.
Ik zou ze zóó kunnen uitteekenen.
Handen met afgestompte, leelijke na
gels, 's winters met diepe bloedige
voren, handen van een man, die het
éene talent ontving, maar die er mee
woekerde, 't Was ongelocffeHjk, zooals
die man met de helgrijze oogen wer
ken kon.
Handen, lange, smalle, met puntig
toeloopendie vingers.. handen, waar
kracht van uitging, alp zij over het
hoofd van een zieke stroken, handen
van een gewijde. Handen, "breede, trouw
hartige handen, die, altijd vriendelijk
aan anderen werden toegestoken, on; 1/
helpen, te steunen, te leiden, terug
houden, vast te houdan. Handen van 'n
priesterlijk mensch.
Ik heb jonge, Ijleeke, magere uitge
teerde handen gezien, die zich gevou
wen hebben in volmaakte overgave. Ik
heb handen gezien, met. rimpeltjes en
zwarte voegjes, handen die zooveel ge
daan hadden in het leven, dat ze in haar
ouderdom niet konden rusten.
Maar de handen, die ik nooit vergeet
zijn de handen die Albrecht Dürer in
een van zijn beroemde studies ver
eeuwigde:
De handen van een biddend mensch.
Hoe vaak in het leven snikt de mensch
met den psalmist: „Ik breid mijne han
den tot U Heere, mijn geest bezwijkt".
Zulke handen moeten de onze zijn.
Zulke handen in tijden van beroering
en benauwing.
Er zijn handen die we nooit zagen
maar handen die we begeeren te zien
als geen andere
Handen naar welke we zullen u tzjen
als de poort des levens zich achter ons
zal sluiten en het verborgene ons zal
worden geopenbaard. Handen door
boord handen met litteekenen
handen, die we eerbiedig zullen aanra
ken, neergeknield en met gebogen
hoofd.
Die handen ze droegen ons door
dit moeilijk leven.
Houd Gij mijn handen beide
Met kracht omvat, JjJS
Geef mij Uw vast geleide
Op 't smalle pad li'S&iSl
Alleen kan ik niet verder,
Geen enkele schreê, iviiÉ
Neem, trouwe Zieleherder,
Mij arme, mee I 'SËjiP
HET PORTRET VAN CALVIJN
Dr. Th. van Schelven schrijft in „De
Standaard
Ruim drie eèpwen hing het eenige
goede portret van Calvija aan den wand
van een Engelsch woonhuis, zonder dat
vereerders en kenners van Catvijn het
vermoedden. Een Hollandsch kunstkoo
per zag het dezer dagen op een kunst
veiling te Londen, verwierf het, en in
Den Haag is het thans te zien.
Een klein paneel wordt voor u neer
gezet-, men ïiet een gelaat in de verte
starend, gedekt met een doktershoed;
de gestalte is omhuld met een donkeren
mantel, met bont gezoomd. De rechter
hand voert een ganzepen; de schrijver
denkt na. Daaronder op den rand: Jo
hannes Calyinus, in sierlijke letters.
Men schouwt, en een vreemde ont
roering overkomt u: uit deze beeltenis
spreekt, waarover elk ander portret
van Calvijn zwijgt: de oogen staren in
een wijde verte, naar iets, wat buiten
onzen horizont ligt, maar wat alleen
deze oogen gegeven was te zien. Men
zou ze willen volgen om ook te zien.
Dit is niet de wijze Calvijn in den
le.erstoel, noch de grimmige bestuur
der, noch de mensch Calvijn: hier is
de ziener, hier schrijft hij zijn werk,
dat als een schaduw bleef van wat zijn
geestesoog aanschouwde.
De zorgvuldige opsomming van alle
bekende beeltenissen van Calvijn, de
„Iconographie Calvienne" van den Ge
necfschen hoogleeraar Doumergue, ver
meldt dit portret niet. Wel lezen we
daar, dat Calvijn een „maitre estimé"
van het penseel, den schilder Isaac, toe
stond, zijn portret te maken voor een
goeden vriend uit Engeland. Hebben
wij dat hier voor ons?
Professor Martin bezag het portret in
het Mauritshuis te 's Gravenhage. Hij
aehttte het ontwijfelbaar het werk van
een tijdgenoot, die een eerste klas mees
ter geweest is, ongeveer rond 1550 ge
maakt.
Wie met mij van meening 's, dat dit
portret het geestelijk eigendom van
Nederland is, doe mij van zijn belang
stelling blijken. Het portret is ook hier
in den Haag te zien. Eenige belangstel
lenden dienen zich aaneen te sluiten,
om ook het bezitrecht te verwerven over
dit historisch monument. Mijns inziens
dent het de Senaatskamer der Vrije
Universiteit te sieren.
GEMENGD NIEUWS»
Radio in de gevangenis. De eenzame
opsluiting in de bekende Amerikaan-
sche Sing Sing gevangenis heeft veel
van haar verschrikkingen verloren,
sinds de komst van de radio.
Volgens de nieuwe bepalingen mo
gen namelijk alle gevangenen, die er
de middelen voor hebben, .ontvangfcoe
stellen in hun cellen installeeren, en
volgens een rapport hebben reeds
twaaif gevangenen van dit nieuwe pri
vilegie gebruik gemaakt.
Zij hebben evenwel niet alléén van
hun voorrecht willen genieten, doch in
een geest van menschlievendheid, zoo
als die ook jegens henzelf getoond is„
hebben zij alle twaalf hun instrumen
ten van bij microfonen voorzien, ZQodat
tbans in de zeventig cellen dagelijks een
programma van muziek en andere ont
spanning wordt ten gehoore gebracht.
Loudspeakers zijn in de cellen verbo
den. maar in de kapel en in andere
deelen van het gebouw hebben de auto
riteiten draadloo2e toestellen laten op
stellen, ten dienste van het vermaak en
de stichting van do veroordeelden in
het algemeen.
Deze week bestaat Sing Sing honderd
jaar. Alle voorwaarden voor een luis
terrijke herdenking schijnen, altijd bin
nen de perken van de nu eenmaal niet
te veranderen omgeving, wel aanwezig
te zijn.
Auto-ongeluk. Dinsdag heeft nabij
Freiwaldau een ernstig auto-ongeluk
plaats gehad,
Een echtpaar en een dame, die mee
reed, werden onmiddelijk gedood, twee
dochters van het echtpaar zwaar ge
wond.
Vergiftiging. Na het eten van eigen
gemaakte worst is het gezin van een
landheer in Zarnekow (Pommeren) ziek
geworden.
De familie, bestaande uit 5 personen,
moest naar het ziekenhuis gebracht
worden, waar de ouders en een dochter
stierven.
De beide laatste kinderen van het ge
zin verkeeren in levensgevaar.
Tragisch. Bij den landbouwer Dem-
ming te Dinxperlo was de 16jar ge
knecht Hofmg bezig met het afhalen
van een partij zakken. Daarbij geraakte
hij zoodanig met' zijn ho9fd tusscl en
de touwen verward, dat hij zich niet
kon loswerken. De jongen was reeds ge
stikt, toen men hem vond.
Verdronken. Uit de Stadionsloot te
Amsterdam is het lijk opgehaald van
een 14jarigen jongen uit de Vaartstraat
die, zonder dat iemand het ongeluk
heeft zien gebeuren, bi> het baden ver
dronken is.
Door den trein gegrepen. Gisteravond
wilde de iojarige M. K., dienstdoende
als chocoladeverkooper op het emplace
ment te Dordrecht, .van het eerste naar
het tweede perron de rails oversteken.
Van een uit. de richting Rotterdam ko
menden trein greep de locomotief dei
aan den schouder van den knaap han
genden bak met chocolade, welke ge
heel versplinterd werd. De jonge i werd
achteruit geslingerd, bleef bewusteloos
tusschen een afscheidingshek en de rails
liggen; zijn rechterkaakbeen bleek ge
broken te zijn.
Vliegtuig neergestort. Het vliegtuig
FZ 110, komende van de Kooi, bestuurd
door den vliegenier J. M. is gisteren
door onbekende oorzaak in de Sportlaan
te Numansdorp gevallen. De vlieger
bleef ongedeerd. Het toestel is vrijwel
geheel vernield.
Brandende aarde. Te Toumemire (in
Frankrijk) doet zich een eigenaardig
natuurverschijnsel voor. Het schijnt dat
in een ravijn op een kilometer afstand
van het station, de aarde brandt. De
haard ligt wel binnen de aarde, maar
de bodem geeft 2ooveel hitte af, dat de
schoenzolen der bezoekers schroeien.
Professoren van het instituut St. Ga
briel te St. Afrique hebben geconsta
te^rd, dat een _zware olie doorsijpelt,
die den rotsachtigen grond zwart
kleurt.
Door de tram gedood. Gistermiddag
ongeveer 4 uur liepen twee meisjes van
drie en een half jaar en van twee en
een half jaar hand in hand in de Mar
nixstraat te Amsterdam. Het kleinste
kind liet het zusje plotseling los en
rende, terwijl het speelde, tegen een
naderende tram aan. De bestuurder hacl
iiet kind niet kunnen zien, omdat het
van terzijde kwam. Op het gegil der
omstanders remde hij snel. Het was
toen al te laat. Het kleintje was door
den baanschuiver gedood.
Onveilig Chicago. Een vijftal gewa
pende dieven heeft Maandagmorgen in
een voorstad, van Chicago een aanval
gedaan op een bank. De dertien perso
nen, die de bende in het gebouw aan
trof, werden gedwongen naar een ach
terkamer te gaan, terwijl de dieven uit
een ju;st geopende safe voor een waarde
van ongeveer 25000 gulden wegnamen
en daarna in een gereedstaanden auto
verdwenen.
Later op den dag heeft een aantal per
sonen, waarschijnlijk leden van hetzelf
de clubje, in een juwelierswinkel in de
zakenwijk van de city voor een waarde
van meer dan 50.000 gulden ontvreemd
Ook hier werden de aanwezigen door
wapenen in bedwang gehouden.
De dieven toonden evenwel een ga
lante natuur te bezitten. Een der dames
klanten in den juwelierswinkel viel in
zwijm,, toen de diefstal plaats vond.
Twee van de dieven kwamen echter
prompt met vlugzout en broom aandra
gen en brachten de dame weer bij ken
nis. Daarna w.uifden zij vriendelijk be
leefd tot afscheid en verdwenen met
den buit.
De gas-aanval op Annemasse. Zooals
te begrijpen is, heeft de gasaanval op
de stad Annemasse, waar gelijk reeds
gemeld werd, een tank met 1200 kilo
chloor in het station ten gevolge van
de zonnewarmte explodeerde, tot eigen
aardige voorvallen heeft geleid.
In het station vielen vijftien personen
bewusteloos neer,' verstikt door het gas.
In de straten vielen dezelfde tooneelen
voor.
Een hotel tegenover het station gele
gen werd onmiddellijk door alle gasten
verlaten, die; zonder de oorzaak van het
ongeluk te weten, verbijsterd naar
buiten vluchtten. Daar was het echter
•niet beter, zoodat onder de bewoners
van Annemasse spoedig een geweldige
paniek ontstond, en men voor zooveel
mogelijk in vertwijfeling de stad uit
vluchtte om in het veld een betere
atmosfeer te zoeken.
Een tragi-komisch voorval had plaats
met een tramwagen voor het station. De
bestuurder, die in den oorlog reeds met
gifgassen had kennis gemaakt, besefte
wat er gebeurd was. Hij werd echter
eveneens bedwelmd, en viel bewuste
loos neer. De passag'ers bezwijmden
eveneens, den een na den ander, zoodat
een oogenblik de tram door de stad
reed me.t al1 een bevmsteloozen er in.
Na eenigen tijd woei een lichte wind
door Annemasse waardoor de giftige
dampen spoed'g verdwenen.
INGEZONDEN.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Mijnheer de Redacteur,
Naar aanleiding van Uw driestar, en
den toon waarin die gesteld was op
mijn ingezonden schrijven in het num
mer van 28 Mei getiteld „Valsche be
schuldiging" verzoek ik beleefd nogmaals
eenige plaatsruimte in uw blad, bij voor
baat mijndank.
Vooraf stellen wij vast, dat u, met uw
eerste driestar, getiteld, de Staatk. Ger.
Partij en Art. 36 oorzaak zijt geweest,
dat ik naar de pen greep; de wijze waar
op u daarin Ds. Kersten besprak, en zijn
optreden, eischte dit m.i., vandaar dan
ook, dat mijn eerste verweer uitsluitend
ging over punten, die op Art. 36 betrek
king hadden, en die op verschillende tijd
stippen in de 2de Kamer ter sprake kwa
men en het standpunt, dat Ds. Kersten
daarbij innam.
Ik heb u aangetoond, dat hij zich aan
het oude, ongewijzigde Art. 36 hield, en
wel degelijk een belijnde op Gods Woord
gegronde politiek voerde, rich niet in de
ruimte bewoog, noch groote woorden ge
bruikte.
Nu komt uw. onderschrift, waarin niet
één mijner argumenten wordt weerlegd.
U zegt: wat Ds. Kersten gedaan heeft,
is door de A. Rt lang vojor hemen.
wordt nog gedaan; ter staving daarvan
haalt u Z. Exc. Idenburg aan, die om
des beginsels .wille smaad en hoon had
verdragen.
Bij het lezen van dien bekenden A. R.
werd ik met mijn gedachten teruggeleid
naar de Debatten der Dageraads-statuten
wijziging, aangezien Z. Exc. daarbij pok
aan de besprekingen deelnam.
Feit is en dat heeft „De Banier"
zijn lezers wel gemeld ook dat Z. Exc.
Min. Heemskerk zeer terecht weigerde
genoemde statutenwijziging aan de Kroon
voor te dragen, wat bij de linkerzijde ont
stemming verwekte en de bekende inter
pellatie Boon uitlokte. Doch ook Prof.
Slotemaker de Bruine betreurde het, dat
de Min. van Binn. Zaken geen aanleiding
had gevonden om destijds Gem. Veror
deningen - het Vloeikveft>od betreffen
de ter vernietiging aan de Kroon voor
te dragen.
Uit wat door spr. gezegd werd, zien
wij, dat hij eischte ten eerste, in naam
der vrijheid vernietiging van het vioek-
verbod, en goedkeuring van de nieuwe
statuten van de Dageraads vereeniging;
ten tweede acht hij juridisch onjuist,
dat iets, wat op de goede zeden betrek
king heeft, mag geacht voorden betrek
king te hebben op het religieuse.
Ook Z.Exc. Idenburg mengt 2ich in
den strijd voor de hooggeroemde vrijheid;
in betrekking tot de Dageraa'dskwestie
luidde zijn geruststellende verklaring, waar
van men goede nota nemen: „....dat ik
geheel deel in zijn ($1. de Br.) gevoelen,
dat de vrije uitingen van het atheïsme, de-
isme en pantheïsme niet moet worden
belet; dat ook ik waardeer de vrijheid van
denken niet alleen, maar ook de vrijheid
van uiting van godsdienstige en wijs-
geerige denkbeelden, die wij nu in Neder-
lend hebben en dat ik aan het hooge goed
niet op eenigerlei wijze zou willen tornen".
Deze woorden sprak Z.Exc. Idenburg
op 22 Mei 1924 in de Eerste Kamer.
Stemt dat niet droefis dat de ware
Calvinistische vrijheid, die zijn grond in
Gods Woord en in Art. 36 vindt? Neen,
driemaal neen, die voorgestane vrijheid
wortelt in de revolutie. In waarheid: het
ongeloof krijgt hier een vrijbrief, en wat
zal men dan het bijgeloof kunnen onthou
den als het geëischt wordt
Nu zou ik nog kunnen spreken van
Prof. H. Visscher, hoe deze de geestes-
to*ijheid opvat; doch letten we op de ver
dediging van Minister Heemskerk.
Met nadruk kwam Z. Exc. op tegen de
beschuldiging, als zou door de beslissing
die goedkeuring op genoemde gronden
aan bedoelde statutenwijziging onthield,
ingeluid zijn de opheffing van de bij de
grondwet gewaarborgde vrijheid van ge-,
dachte en gedachteuiting; de Minister wil
die opheffing niet inluiden, zelfs dien weg
moet het allerminst op, de vraag, die de
Minister zich stelde, of de Overheid we
rend mag optreden, zoolang het niet komt
aan de toepassing van het atheïsme, maar
alleen aan de ontwikkeling daarvan als
denkbeeld, beantwoordde hij als volgt:
dan sta ik op het standpunt, dat
men wel de vrijheid van geloof, ook de
vrijheid van ongeloof en de vrijheid om
dat ongeloof te kennen te geven, moet
eerbiedigen".
Aan Prof. Slotemaker de Bruine ant
woordde Z. Exc.: „Deze vereeniging be
staat en kan precies al datgene doen,
waarvan de geachte afgevaardigde bij het
slot zijner rede zeide: dat de vereeniging
moest kunnen doen wat zij wilde en dat
zij op geen enkele wijze in haar bestaan
moest worden bemoeilijkt.
Is het wonder, geachte Redactie, dat
Ds. Kersten zich ernstig verweerde tegen
deze argumentatie?
Hij zeide o.m. de weigering van de
Koninklijke goedkeuring der Statuten van
de „Dageraad" met voldoening te heb
ben vernomen, maar voegde er aan toe,
dat de Regeering verder diende te gaan
door alle propaganda van het ongeloof
te verhinderen.
De A. R. belijdt echter het vrijheidsbe
ginsel, waarby (al zal men als persoon de
ze propaganda betreuren) de Overheid
tot ingrijpen onbevoegd is.
Hoort, geachte Redactie, wat Mr. Rut
gers op de rede van Ds. Kersten ant
woordde
„Tenslotte een kort woord aan den heer
Kersten. Ik zal aan diens adres deze maal
slechts een enkele opmerking maken. De
heer Kersten heeft zich gestooten aan de
propaganda van de Dageraad, laten we
zeggen, aan de ongeloofspropaganda. Ook
mij stuit die propaganda tegen de borst,
maar wij wenschen niet de houding aan
te nemen van den heer Kersten. Het komt
mij voor, dat deze rijn houding, staande op
het standpunt, dat hij en ik deelen, be
hoort te herzien, dat hij niet mag vragen
dat van overheidswege maatregelen tegen
ongeloofspropaganda zullen worden geno
men. Die houding moet hij herzien, wan
neer hij nog eens naleest de gelijkenis van
het onkruid en de tarwe, en het woord
van Christus: „Mijn Koninkrijk is niet
van deze wereld, anders zouden Mijne
dienaren gestreden hebben". Dat het
standpunt van den heer Kersten niet is
een standpunt van dezen t ij d, dat is te
dragen, en is voor mij geen reden, dat
standpunt niet te deelen. Maar wat erger
is ,is, dat de heer Kersten de wereldlijke
overheid in godsdienstzaken tot rechter
maakt en over propaganda laat oordeelen,
dit nu is in strijd met de wijze, waarop
naar Christus' Woord voor de waarheid
moet worden gestreden, het is ook in
strijd met de roeping der Overheid in
geestelijke zaken". Tot zoover Mr. Rut
gers.
Atheïsten, gaat dus vrij uw gang, ver
zendt per post uw propagandalectuur en
smaadt den Hoogen God, sleurt Zijn heer
lijkheid door het slijk der straten, de Chr.
Overheid bemoeit zich met uw ongeloofs
propaganda niet, het zou in strijd zijn
met de wijze, waarop naar Christus' eigen
woord, voor de waarheid moet wprden
gestreden; het is ook in strijd met de
roeping der Overheid in geestelijke za
ken.
Zou ik te stout geschreven hebben in
mijn vorig epistel, als ik' schrijf, dat het
ingenomen standpunt van. genoemde man
nen lijnrecht in strijd is met Gods Woord
en daardoor de versmading van God
door de Atheïsten helpen bestendigen
Ieder onbevooroordeelde zal mij gelijk ge
ven. Denk ook niet, dat ik door het
lezen van de „Banier" deze opvatting
verkreeg, van mijn jeugd af heb ik die
opvatting van de taak' der- Overheid even
bezien als Ds. Kersten, het is geheel in
de lijn van Gods Woord en Wet, en als
de Heidelberger Catechismus zuiver ge
predikt wordt, dan wordt men daarin ver
sterkt. Het is ook geheel in de lijn van
onze Reformatorische voorvaderen gezien
de redactie [van het ongewijzigde Art. 36.
Ik meen met hun eigen uitspraken aan
getoond te hebben, wat ik in het vorig
schrijven citeerde, rangschikt u mij nu
nog onder degenen, die valsch getuig-
nis spreken en noemt u mijn schrijven on
waar, valsch, schandelijk? Het spijt mij
voor u, doch ik zeg met Luther: „hier
sta ik, ik kan niet anders"; Gods Woord
is voor geen tweeërlei uitlegging vatbaar.
Wij moeten getuigen tegen deze politiek,
Een hond neemt het nog op voor zijn
meester, en zullen wij dan zwijgen, als
God 200 openlijk wordt gelasterd? Neen
het kan niet, het mag ook niet. Pe andefe
door u bestreden punten ga ik stil
zwijgend voorbij, daar zal klaarheid in
komen D. V., waarbij ik in 't gejijk zal
worden gesteld ondanks uw aantijgingen.
(Van redactiewege eenigszins bekort).
L. v. K.
RECHTSZAKEN.
HAACSCHE RECHTBANK.
Gisteren heeft terecht gestaan de
20-jarige kantoorbediende M. O. H.
uit" Leiden wegens mishandeling.
Op 20 Dec. 1924 heeft bekl. ruzie ge
had met zekeren den B. Hij zou dezen
toen met een mes in den rug en de
schouders hebben gestoken.
Biekl. zeide door bedoelden den B.
voortdurend gesard te zijn en uitge
daagd om te vechten. Ten slotte is
dat er ook van gekomen. Hij ont
kende evenwel, met een mes gesto
ken te hebben. r
Als eerste getuige werd gehoord
leen meisje, dat in bekl.'s gezelschap
was. Zij' verklaarde, dat zij noch een
(mes in bekl.'s handen noch een ste
kende beweging van bekl. had gezien.
De President mr. de Joncheere wees
gfetuige er op. dat vast staat, dat
den B. is gestoken. Getuige heeft er
vlak bij gestaan en meet dan ook in
ieder geval ge2ien hebben, dat bekl.
naar aen B. stak. De Rechtbank is-
op de hoogte van een afspraak, die
gemaakt is door verschillende ge tui-
gïen om te verklaren, dat er niet ge
stoken is. In verband hiermede brengt
de president den getuige het gewicht
van den eed onder het oog en de kans
jom te worden vervolgd wegens mein
eed.
Getuige bleef echter volharden bij
haar verklaring.
Een tweede getuige, die eveneens
in bekl.'s gezelschap was geweest, veV-
klaarde aanvankelijk eveneens niets
van steken met een mes te hebben
gezien.
Ook dezen getuige hield de presi
dent ernstig onder het oog. welk ge
vaar hij liep met het aannemen van
deze houding. De Rechtbank toch
weet, dat getuige onmiddellijk na af
loop der ruzie gezegd heeft: jongens
niet zeggen, dat er gestoken is.
Mr. die Joncheere merkte op, dat
getuige er niet aan zal kunnen ont
komen, te verklaren wat deze woorden
te bet eekenen hadden.
Na éérst nog eenige ontwijkende
antwoorden te hebben gegeven, gaf
deze getuige ten slotte toe, dat bekl.
gestoken had.
De eerste getuige, nogmaals voorge
roepen, bleef er echter bij, 'dat zij er
iiiets van gezien had.
Een derde getuige verklaarde, na
teenig weifelen, dat hij bekl. heeft hoo-
rien roepen tegen den den B.: ik
steek je door je (vloek) en dat hij
bekl. vervolgens een stekende bewe
ging heeft zien maken.
Bekl., hierna nogmaals ondervraagd
Zeide thans zich niet te kunnen voor
stellen, dat hij gestoken zou hebben.
[Hij trekt nooit een mes.
.Wegens het niet aanwezig 2ijn van
den getroffene werd de verdere be
handeling der zaak hierna voor om
bepaalden tijd uitgesteld.
.Verder hebben terecht gestaan C.
|M., mijnwerker, 28 jaar, en 14'. G. Z.,
timmerman, 24 jaar, beiden zonder
vaste woonplaats.
Zij waren beschuldigd van diefstal,
onder verzwarende omstandigheden.
In den nacht van 9 op 10 April heb
ben beklaagden zich, naar rij beken
den, na eenige ruiten te hebben inge
drukt, toegang verschaft tot een villa
aan den Rembrandtweg te Noord-
wijk. De bewoners waren toen afwe
zig. Zij hebben uit het huis een schrijf
machine, een heerencostuum en een
groote hoeveelheid tafelzilver ont
vreemd. Pit laatste had, naar de be
stolene mededeelde, een waarde van
f1500. Het is reeds gedeeltelijk op
gespoord.
De beklaagden deelden nog mede,
dat zij' het zilver te Amsterdam ver
kocht hebben voor f50. De eisch te
gen ieder der beklaagden luidde tw e
jaar gevangenisstraf. Mr. Heenuke k
pleitte clementie voor de beklaagden
.Uitspraak 18 dezer.