KENT
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 17 APRIL 1925
zaak is gehoord een jongmensch van
13 jaar, die gedurende 1 maand het
brevet als chauffeur had. De stuurin
richting van den wagen was links en
door de overkapping heeft de bekl.
J.3 brandende lantaarn niet kunnen
zien. Toen het verblindende Ticht op
de hoogte verscheen,, moest bekl. naar
rechts uithalen. Hij haalde te ver uit
e:i ziedaar het ongeluk. Pleiter be
grijpt niet, dat de procureur-generaal
het eens is met de strafmaat, die de
rechtbank oplegde. Als men aan
neemt, dat bekl. groote schuld heeft,
moet men niet voorwaardelijk veroor-
deelen.
De procureur-generaal zeide in zijn
repliek, zich vergist te hebben. Hij
wist niet, dat bekl. een voorwaarde
lijke veroordeeling had gekregen. Hij
wenscht dus de voorwaardelijke in een
onvoorwaardelijke te wijzigen.
Hierna stond terecht de 20-jarige
Leidsche student B. A. P. wonende te
L i s s e, die door de Haagsche recht
bank was veroordeeld tot 1 maand
voorwaardelijke gevangenisstraf we
gens het zoo onvoorzichtig omgaan
met een buks toen hij op kamers woon
de te Leiden, dat zijn hospita door 'n
afgeschoten kogel werd geraakt, ten
gevolge waarvan zij, mej. De Vries, is
overleden.
Beklaagde legde dezelfde verklaring
af als voor de rechtbank, n.l. dat hij,
met de buks de trap oploopend, plot
seling mej. De V. voor zioh zag staan.
Door den schrik is het geweer afge
gaan, zonder dat bekl. wist, dat het
geladen was. Uit getuigenverklaringen
bleek, dat bekl. direct na het ongeluk
gezegd heeft tegen collega's, dat hij
aanlegde op mej. De V. en dat die
haar tong tegen hem uitstak.
De procureur-generaal wees erop,
dat er aan het onderzoek niets veran
derd is sinds de uitspraak van de
rechtbank. De houding van bekl. op
het oogenblik na het ongeluk, is de
leidraad. De uitdrukking van bekl.,
dat hij niet wist, dat de buks gela
den was, past in de voorstelling, dat
hij heeft aangelegd. Hier behoeft geen
sprake te zijn van reclasseering of be
terschap van beklaagde. Een voor
waardelijke veroordeeling is dan ook
niet op haar plaats. Spr. eisdhte één
maand hechtenis.
De verdediger, mr. W .J. P. H&ttink
uit Almelo, kon geen groote waarde
hechten aan de onmiddellijk na -het
ongeluk gesproken woorden. Wanneer
de jongen had gezwegen, had hij niet
vervolgd kunnen worden. De deskun
dige heeft gezegd, dat het schot op 30
c.M. afstand moet zijn gelost. Waar
de loop 25 c.M. Jang is, kan er moei
lijk van aanleggen sprake zijn.
Pleiter vroeg dan ook vrijspraak',
subsidair een .voorwaardelijke veroor
deeling.
De HollandIndië vliegers.
Ik heb bepaald te doen met de drie
Indië-vliegers. Terwijl ze, als ze niet
te Marseille van boord waren gegaan,
al lang en breed thuis konden zitten
zijn ze gedoemd nog wat rond te
lummelen in Frankrijk, omdat ze per
se niet voor Zaterdag op Schiphol
"mogen arriveeren, nog wel per vlieg
tuig, alsof ze verschrikkelijk haast
hebben er te komen.
En dat alles schijnt een gevolg van
de bijzondere vlugheid, waarmede de
„Patria" ditmaal naar patria gevaren
is. Die is er nu nog eerder dan de
vliegers, die bet laatste stuk van de
reis in overeenstemming met hun be
roep, per vliegtuig doen.
Voor de drie vliegers moet dat al
les heel vervelend zijn. Thuis zitten
familie en vrienden en verlangen het
hart uit het lijf naar de repatri eer en
den. En te Den Helder* zit v. d.
Broeke's vrouwtje, brandend van ver
langen om haar echtvriend te begroe
ten en daarna te kapittelen over het
feit, dat hijj zich laten kieken heeft
aan boord der „Patria" als een
schrokkerige GIjs achter een wolge
laden tafel.
Dat alles moet nu .wachten tot Za
terdag als er eens even een vrij oogen
blikje komt, dat men eens „terzijde'*
kan spreken. Tot Zaterdag, omdat
men nu eenmaal niet eerder aanko
men mag
En wat hangt hun dan verder niet
ai nog boven het hoofd.
Heel die nationale huldiging dreigt
een corvée voor hen te worden, waar
die in Indië nog maar een kleinigheid
bij is, maar die ze, nu ze erom in
Frankrijk moeten blijven, ongetwijfeld
een beetje verwenschen.
De heeren hebben het pleizierige
gevoel van den man, die al lang weet
wat hem te wachten staat, zijn gezicht
deswege tijdig in de vereischte plooi
heeft kunnen zetten, maar merkt, als
hij bij de deur gekomen is en aan
bellen wil, een uurtje te vroeg te zijn
gekomen en daarom nog een straatje
omloopen gaat.
Maar het spontane gaat er op die
manier wel een beetje af.
N e d e r 1.
UIT DE OMGEVING.
ROELOFARENDSVEEN.
Dinsdagavond had in de Pancratiuszaal
alhier de gewone jaarlijksche algemeens
RECLAME
de martelingen van „opgeblazenheid"
na het gebruik van voedsel, de slaap-
looze nachten en het algemeen onge
mak. Niettemin, ondanks de beroemd
heid, welke Gebismureerd Magnesium
over de geheele wereld geniet, is het
nog niet aan alle maaglijders bekend
dat een onfeilbaar en snelwerkend ge
neesmiddel bestaat. Dit middel wordt
algemeen voorgeschreven door genees
kundigen en wordt aangewend in kli
nieken wegens zijn onmiddellijke uit
werking; het maakt het schadelijke,
pijn-veroorzakende zuur onschadelijk
zoodra het in de maag komt; niette
min is het volkomen veilig, zoowel
voor jeugdige ,als bejaarde personen
en men geraakt er niet aan gewend.
Gebismureerd Magnesium wordt ver
kocht door alle apothekers tegen ma
tigen prijs en een enkele proefneming
is voldoende om het bewijs van zijn
wonderlijke pijn-stillende eigenschap
pen te leveren.
Gebismureerd Magnesium Dépot,
Jacob Marisplein 23, Amsterdam. Ver
krijgbaar bij alle goede Apothekers en
Drogisten, o.a. hij:
Reyst Krak.
Weigert alle vervangingsmiddelen.
Let er op dat gij het echte Gebismu
reerd Magnesium krijgt.
ledenvergadering van de Codp. Boeren
leenbank alhier, plaats. De voorzitter, de
heer P. van der Meer, opende ten 7.30
ure de druk bezochte vergadering met
een woord van hartelijk welkom tot de
aanwezigen, waarna werd overgegaan tot
voorlezing der notulen, welke onveran
derd werden vastgesteld. Tot secretaris
werd benoemd de heer Bakker, en tot
leden van de controlecommissie de hee
ren Vergeer, J. J. v. d. Meer en C. Pouw.
De rekening en balans over 1924 werd
z.h.s. goedgekeurd.
Hierna deed de voorzitter voorlezing
van het rapport der controlecommissie.
De heeren J. Bakker en C. Huigsloot
brachten verslag uit van den toestand
der Bank, waaruit het volgende bleek.
Spaargelden.
Bij het begin van het jaar was hét
gezamenlijk bedrag van de spaargelden
f 457.252,21', ingelegd werd f 417.451,09,
aan termijn deposito f 58.550, ingelegd
werd f 68.936,63 en terugbetaald f 93.450.
Van de spaargelden f 407.258,67 terugbe
taald en bleef aan inleggers schuldig
f 467.444,63 en aan termijn deposito
f 34.036,63. Laatst uitgegeven boekje is
No. 740.
Voorschotten.
Op 31! December 1924 stond /uit aan
voorschotten, f 277.8911,50. Nieuwe voor
schotten werden gegeven tot een bedrag
Van f 100.970.terugbetaald werd de
som' van f 64.682,57, en nog te vorderen
aan voorschotten f 314.178,93. Aan
rente van voorschotten werd ontvangen
f '113.443,21' en als nog te ontvangen
f 363,79. Aan provisie en kosten is ont
vangen f 260,86 en bleef nog te ontvan
gen'f 2,32.
Gelden in loopende rekening.
De loopende rekening met de .centrale
Bank te Utrecht, alsmede met 50' medele
den bedroeg aan ontvangsten f717.487,59
en aan uitgaven f 853.735,50, meer uitge
geven als ontvangen f 113.724,91. Bij de
leden had de Bank' een schuld van
f 311.881,82, de gekweekte rente bij de
Centrale Bank f 3162,30 en bij de leden
f 4001',82. Aan effecten en dep. obligatiën
f 1459,10, aan vast depot f 2125. Rente
schuld aan de Centrale bank f 198,50.
Regeeringscrediet f 951^95, aan de leden
f 875,99, 1611 rente van de reserve onge
veer f 600. Aan provisie en kosten van
voorschotten, en in loopende rekening
werd geboekt aan ontvangsten f 670,68
en aan. uitgaven f 221',20. De totale om
zet in 1924 met inbegrip van de saldo's bij
het begin van het jaar over 3821 boek
nummers bedroeg aan ontvangsten de som
vaii f 2.072.5211,96 en aan uitgaven
f 2.062.847,59, te zamen f 4.135.369,55.
Winst bedroeg volgens balans f 2465,58.
Vervolgens bracht de secretaris van 'den
Raad van Toezicht verslag uit over de
gehouden controles, waaruit bleek, dat
boeken en kas van den kassier steeds in
volkomen orde waren bevonden en geen
aanleiding gaven tot op- öf aanmerkingen
De heer J. J. van der Meer, die als be
stuurslid periodiek moest t af treden werd
bij acclamatie herkozen; evenzoo de heer
H. Battels in zijn kwaliteit van lid van
den Raad van Toezicht. De heeren C.
Heemskerk en C. Termeulen werden als
plaatsvervangende leden door de verga
dering 'bij acclamatie gekozen. Het sa
laris van den kasssier bleef overeenkom
stig het bestuursvoorstel.
Na een woord van dank te hebben
gericht aan de controle-commissie, en aan
al degenen, welke op deze vergadering
van verslag hadden gediend, en aan de
leden voor hun trouwe opkomst, werd
de vergadering door den voorzitter ge
sloten.
ALKEMADE.
Burgerlijke Stand. Geboren:
Cornelis Marinus zv. J. de Pr ie en
L. van Hameren; Cornelis Petrus Ig
natius zv. C. M. Yesseur en M. C.
Hoogenboom; Maria Margaretha, dv.
J. A. Hillebrand en J. M. van der
Ploeg; Hubertus zv. L. P. J. M. van
Akkeren en G. M. C. Nefkens; Mar
tina Petronella dv. J. Neyman en P.
M. Verhaar; Martina Margaretha dv.
J. P. van den Broek en J. M. Borst;
Maria Christina Josepha, dv. C. E. M.
Jagers en A. H. M. Kuypers; Leo
nardos zv. J. van Egniond en PI.
Jonkman.
Ondertrouwd: C. B. van der
Meer jm. 25 j. en J. Th. Bakker jd.
21 j.; J. G. .Waasdorp jm. 25j.»en
M. J. Vergeer jd. 24 j.; C. P. de Haas
jm. 30 j. en A. C. Heemskerk 24 j.;
G. van der Hulst jm. 30 jaar en P. C.
Heemskerk 25 j.; J. van der Meer
50 j. en Th. M. Pouw 35 j.; C. M.
iVermy jm. 23 j. en A. A. van der
iMeer jd. 22 j.; P. J. van der Hulst jm.
124 j. en J. van der Zwet 21' j.; P. 'de
Jeu en A. K. van der Pouw Kraan
•24 jaar.
LEIDERDORP.
Jaarvergadering t an de Coöpera
tieve Raiffeisenbank op Woensdag
avond in „Irene".
Burgemeester v. d. .Valk Bouwman
opent, als voorz. van den Raad van
iToezicht, deze v'ergaderirig en roept
de 31 aanwezige leden het .welkom
toe.
De notulen, door den sercr., den
heer Wi. Samson gelezen, worden on
veranderd vastgesteld. Hierna brengt
de kassier, de heer L. Koning, ver
slag uit van den toestand der Bank
met overlegging van Rekening en Ba
lans over 1924.
Per 31' Dec. 1924 was het aantal
leden 150, aantal spaarbankboekjes
401 met een totale inlage ad. f 190500
Aan rente werd uitbetaald f9138.
Gedurende 1924 werd f67977 aan
voorschotten verstrekt rentende f 2909
Dp 31 Dec. 1924 was door reke
ning-couranthouders gedeponeerd een
bedrag van f 15842 en geleend f 19868,
terwijl deze bank bij de Centrale Bank
een crediet had groot f69000.
Door aankoop van het tegenwoor
dig kantoorgebouw ad. f 8831.50,
heeft de Bank na eenige afschrijving
een onroerend bezit van f 8800.
De netto winst over 1924 bedroeg
'f,1389.71. Op voorstel van het bestuur
wordt deze winst overgebracht op de
reserverekening, thans groot f 1344554
De voorz. dankt ten slotte allen
voor hun belangstelling en zegt dat
men buren en kennissen zooveel mo
gelijk opwekke de jaarvergadering bij
te wonen en sluit de vergadering.
INGEZONDEN.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Mijnheer de Redacteur,
De warme belangstelling, waarmede
mijn vorige ingezonden stukken door
allerlei voorstanders van het bijzonder
onderwijs zijn ontvangen, heeft mij
met blijmoedigheid heengezet over het
ietwat onvriendelijke onderschrift,
waarmede U, M. de R. mijn laatste
stuk had versierd.
Werkelijk, Mijnheer de Redacteur, ik
bedoelde in geen enkel opzicht te in-
sinueeren en het niet éen maar twee
maal in de door U gewraakte zinsnede
gebruikte verzachtende woordje „eens"
had U de overtuiging moeten schenken
dat hier niets onaangenaams bedoeld
was. Nogmaals, het is mij niet te doen
om iemand te prikkelen, doch alleen
het belang van ons christelijk onder
wijs drijft mij. Dat niet iedereen dit
geschrijf, deze vlucht in de openbaar
heid, prettig vindt is o.m. duidelijkste
bemerken uit het verweer, dat de wet
houder van Onderwijs in de Gemeente
raadszitting van 6 April ten beste heeft
gegeven. Het is op dit verweer^ dat ik
in 't belang der zaak nog even moet te
rugkomen al zal ik mij daarbij moeten
bepalen tot de hoofdzaken.
Allereerst dan betreur ik. M. de R.,
dat de Wethouder zijn degelijke rede
aan het begin en aan het eind heeft ont
sierd met enkele opmerkingen, die
niet ter zake dienende waren. Over die
aan het slot straks een enkel woord,
over die aan 't begin, waarmee ik be
doel de passage waarin hij sprak van
de verdachtmakende toon mijner stuk
ken, het volgende: Ik heb heelemaal
niet bedoeld het gemeentebestuur ver
dacht te maken, doch wel een regel
rechte aanval op hetzelve te doen. Niets
meer en niets minder. Krachtens de
aard mijner functie volkomen op de
hoogte met de door dit bestuur gevolg
de politiek, meende ik dat waar deze is:
a. niet op de wet gegrond en
b uitermate schadelijk voor het bij
zonder onderwijs.
daartegen in het openbaar in verzet
te moeten komen. Deze politiek tocli
bedreigt de bestaansmogelijkheid van
het bijzonder onderwijs binnen deze
gemeente en waar het algemeen gevoe
len in onze kring wel is', dat de school
strijd uit is en dat, althans wat de fi
nanciën betreft, alles op rolletjes loopt
daar achtte ik het mijn plicht om ter
wille van he hooge belang onzer chris
telijke scholen deze rustige rust te ver
storen en te wijzen niet op dreigende,
doch op ze§r tastbare en voor de hand
liggende gevaren. Dat de belangstelling
voor ons cl**, onderwijs niet dood is,
doch slechts- onder een ietwat dikke
pacificatie-aschlaag smeulde, is mij in
de laatste weken allerduidelijkst geble
ken en dit geeft mij moed om nogmaals
het pleit voor de m.i. bedreigde belan
gen te voeren.
Gelukkig leven wij niet in Italië on
der een Musolini, doch in Nederland,
waar het vrije woord en het recht tot
kritiek nog niet gesmoord zijn.
Het betoog van den Wethouder komt
in hoofdzaak hierop neer, dat aan de
wet bedoeld wordt natuurlijk de
Lager-Onderwtfswei fouten kleven.
die een gemeentebestuur niet kan of
mag corrigeeren en voorts dat verschil
lende reeds verschenen Koninklijke be
sluiten genomen in soortgelijke geschil
len in andere gemeenten, net gemeente
bestuur hier de plicht opleggen te han
delen zooals het gedaan heeft.
Dat de wet fouten bevat behoef ik
niet toe te geven, daar ik dit zelf in
beide stukken onomwonden heb be
toogd. Doch als ik zie, dat onder deze
zelfde wet het bijzonder onderwijs in
Den Haag, Delft, Rotterdam, Haarlem,
zich uitstekend kan bedruipen, dan
vraag ik mij'toch af of de Leidsche toe
passing van de wet wel de juiste is en
of niet veel meer in Leiden aan die
fouten nog een ferme exponent gege
ven wordt, waardoor deze schrijnender
worden dan noodig is. En voorts: Ko
ninklijke Besluiten zijn toch niet voor
de gemeentebesturen, wat de arresten
van den Hoogen Raad zijn voor de la
gere rechtscolleges, d.w.z. bindende
voorschriften van wetstoepassing?
Boven de Lager Onderwijswet staat
de Grondwet. Deze huldigt het beginsel
der gelijkstelling van openbaar en bij
zonder onderwijs voor de publieke kas
sen. De L:0.wet heeft getracht dit be
ginsel in wettelijke voorschriften vast
te leggen. Nu kunnen zich bij toepas
sing cle gemeèntebest.uren stellen op
tweeërlei standpunt, en wel:
a. het breéde standpunt der grond-,
wet of dat der gelijkstelling en op grond
hiervan nauwkeurig doen nagaan wat
het geven van openbaar lager onder
wijs over de .geheele linie aan de ge
meente kost en dit als grondslag ne
men voor haar berekening met uitzon
dering natuurlijk van die kosten, die
de wet uitdrukkelijk uitsluit;
b. het standpunt van den engen, zui
nigen formalist, die angstvallig met ar
tikel 101 en 55 van de wet en de ver
schillende op deze materie betrekking
hebbende Koninklijke Besluiten voor
zich, nagaat met hoe weinig kan wor
den volstaan zonder dat de gemeente
gevaar loopt haar besluiten als in strijd
met de wet te zien vernietigd.
Het eerste is het m.i. eenig juiste en
door den wetgever veronderstelde stand
punt van den gemeentebestuurder, het
tweede loopt uit op groote schade voor
het bijzonder onderwijs haalt den
schoolstrijd in optima forma in de ge
meenteraden binnen en is feitelijk door
wetswijziging niet te wijzigen, tenzij er
eèn volmaakte wet kwam, hetgeen op
dit ondermaansche wel nooit het geval
zal zijn.
Het tweede standpunt is dus feitelijk
onwettig, althans ongrondwettig en
dies veroordeeld. Het eerste wordt ge
lukkig door tallooze gemeentebesturen
aangehangen en is nog nimmer in
eenig Koninklijk Besluit veroordeeld.
Een loyale, aan de bedoeling van den
grondwetgever aansluitende wetstoe
passing vindt bij de Kroon geen verzet,
doch, en hier zit de kneep, als de wet
eng en schriel wordt* toegepast, dan
vindt de Kroon in de wet die onvol
maakt is niet altijd, meestal niet,
grond voor vernietiging van dergelijke
raadsbesluiten.
Een paar voorbeelden uit de Leid
sche praktijk mogen deze redeneering
duidelijk maken.
De ongewijzigde wet, die op i Janu
ari 1922 geheel in werking trad, was
o.m. niet duidelijk op het punt der vak-
onderwijzers(essen) der bijzondere scho
len. Of juister gezegd: niet duidelijk
was of de gemeentebesturen, die zelf
vakonderwijzers(essen) er opr na hiel
den al of niet gehouden waren de daar
aan verbonden uitgaven in hun bereke
ning van de kosten pèr leerling op te
nemen. Het beginsel der gelijkstelling
op deze zaak toegepast liet evenwel
geen enkele twijfel over. Natuurlijk als
de gemeente zelf vakonderwijzers heeft
moet zij die van het bijzonder onder
wijs naar evenredigheid ook betalen.
Zoo dacht ook het Leidsche gemeente
bestuur er over in Januari 1922 en zoo
dachten tientallen gemeente- en school
besturen er over. Niet alleen dacht het
Leidsche gemeentebestuur er zoo over,
maar het gaf zijn meening zelfs zwart
op wit aan het bestuur der Gerefor
meerde Schoolverepniging die op grond
daarvan haar vakonderwijzeres aan
hield en in salaris met die der gemeen
telijke functionarissen gelijk 9telde.
Niet alle gemeentebesturen dachten
evenwel zoo en er ontstond toen een ge
schil hetwelk in hoogste instantie door
de Kroon in dezen zin werd beslist, dat
de wet geen voldoenden grond bood
aan de meening van het schoolbestuur,
dat had gesteld dat deze kc9ten in de
rekening moesten worden opgenomen.
Was dit nu een bevel aan alle lagere
besturen om er net zoo over te gaan
denken? Heelemaal niefc. God. Staten
van Zuid-Holland bv. stoorden er zich
in het geheel niet aan en gaven in een
uitnemende beslissing na bedoeld Ko
ninklijk Besluit genomen van hun on
veranderde zienswijze blijk. NieJ alzoo
Burgemeester en Wethouders van Lei
den. Deze schrapten subiet de post sa
garissen van vakonderwijzers(essen) van
hun berekening over 1922 en tapten
daarmee zonder eenig noodzaak uit een
ander vaatje dan in Januari 1922, tot
groote schade van de schoolbesturen.
Niets en niemand verhinderde dit ge
meentebestuur om in deze zaak naar
eigen gevoelen d.w.z. naar het gevoe
len van 1922 recht te doen.
Een ander sprekend voorbeeld zijn
de z.g. administratiekosten. In een ge
schil hierover besliste de Kroon in af
wijking van het advies van den Raad
van State, dat deze wel degelijk in de
berekening van onkosten moeten wor
den opgenomen doch dat waar uit de
rekening van de gemeente Zuidhorn:
niet was te zien, hoeveel deze hadden
bedragen het desbetreffend raadsbe
sluit niet voor vernietiging of wijziging
vatbaar was.
Wat deed nu de gemeente Leiden?
Toen Ged. Staten in overeenstemming
met de beslissing der Kroon ter princi
pale beslisten, dat het zeer matige be
drag van f0.50 per kind voor admini
stratiekosten billijk geacht moest wor
den, ging op voorstel van E. en W. de
Raad ijlings in beroep bij de Kroon,
wel wetende dat de Kroon dit bedrag
er weer af zou doen, niet op grond van
principïeele onjuistheid, maar louter
op den formeelen grond dat uit de ge-
meenterekening dit bedrag niet is af te
lezen.
Met de kosten van assurantie is het
precies zoo gegaan. Een besluit om
deze niet in rekening1 op te nemen, is
tot verbazing van alle kenners der wet
gehandhaafd op den uitersten formee
len grond dat kosten van assurantie der
schoolgebouwen niet kunnen geacht te
zijn kosten van instandhouding van 't
schoolgebouw, daar immers, assurantie
bedoelt het gebouw weer te kunnen
opbouwen als het niet meer in stand is.
Een weergaloos formalisme, dat even
wel het gemeentebestuur van Leiden
niet weerhield fluks de post: assurantie
van schoolgebouwen van de lijst te
schrappen.
Zoo wordt het lijstje van kosten
steeds kleiner en het slot van deze poli
tiek is een terugkeer tot de wet van
187S, t.w. de ongelijkheid voor de ge
meentekas van het bijzonder onderwijs.
Inzake de schoolgeldkwestie.ook door
den heer Wethouder aangeroerd, merk
ik op, dat de aansprakelijkheid voor de
„verschuldigde" schoolgelden in 1922
niets te maken had met de eigen inning
Immers ook de besturen, die de in
ning aan de gemeente overlieten waren
■precies in dezelfdf mate aansprakelijk
als de besturen die dit niet deden (in
1923 is dit veranderd) en zelf inden.
De buitengewone moeilijkheden aan de
eigen inning verbonden, gepaard aan 't;
standpunt van B. en W. dat posten van
de kohieren der bijzondere scholen niet
Voor omnvorderbaarverklaring in aan
merking kwamen, deden alle besturen
besluiten van dit „voorrecht" af te zien.
Wie wordt er nu gaarne beboet als hij
veel en goed werk voor de gemeenle
verricht? Want 10 tegen 1 dat de ge
meente zelf een invorderingspercentage
van 98 pet. op haar eigen kohieren niet
bereikt heeft.
Tenslotte M. de R. de verwijzing van
den heer Wethouder naar Mr. Rutgers
en. Minister Colijn. Ik geloof niet dat
het zóó door hem bedoeld is, maar als
uit deze verwijzing de gevolgtrekking
moet worden gemaakt, dat de christe-
lijk-historische Minister van Onderwijs
niet het juiste adres is voor gewenschte
wetswijzigingen, doch dat als men wat
gedaan wil krijgen op dit gebied men
zich moet wenden tot antirevolutio
naire staatslieden, dan neem ik van dit
voor de partij waartoe ik de eer heb te
beboeren, zeer vleiend getuigenis, dank
baat acte..
Ik meen evenwel le hebben aange
toond dat ook zonder wetswijziging,
doch alleen door een loyale, op het be
ginsel der grondwet steunende toepas
sing der wet bevrediging kan worden
verkregen, zooals trouwens in vele ge
meenten met socialistische, vrijzinnige
en rechtsche wethouders van onder
wijs reeds het geval is. Eerst wanneer
de gemeente Leiden zich op dit m i.
eenig juiste standpunt heeft gesteld,
mag de wethouder verwachten, dat de
besturen der bijzondere scholen de (fi-
nantieele) belangen dezer scholen zul
len gaan „toevertrouwen" aan de in
zichten zijner ambtenaren. Blijft het
gaan als tot nu toe dan is toevertrou
wen synoniem met „opofferen". En dit
mogen de besturen niet doen.
G.
Land- en Tuinbouw.
Hei nut eener stierhouderij.
In ,De Veldpost" wordt een voor- i
'beeld gegeven van den invloed, welke
een goede stier kan hebben op zijrf,
nakomelingen in een bepaalde streek.
Het geval' betreft den Frieschen
stamboekstier Pel Gerard, in 1918
door de fokvereenignig „Eendracht"
te Wouw (N.-BJ aangekocht. Deze
stier heeft in de richting productie
zeer goed gefokt. Van 21' dochters
van hem zijn volledige melkstaten af
gesloten.
Daaruit blijkt dat hij het vetge-
harte der melk van deze dochters,
vergeleken bij dat van de moeders
over eenzelfde leeftijdsperiode, heëft
verhoogd met 0.35 en de productie
met 840 kg. per dier.
Wordt door de fabriek 3 cents per
vet uitbetaald, dan bet eek ent de
verhooging van 0.35% bij een gemid
delde productie der dochters van 4000
kg melk een bedrag van 21x4000x1.05
ct. is f882. Daarbij komt dan nog
de waarde van 21x840 kg melk h
8 cent. Men komt dan op een totaal
bedrag van f2300.
Uit een en ander blijkt weer eens
van welk een groote beteekenis een
goede fokstier voor een bepaalde
streek kan zijn.