KENT NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 17 APRIL 1925 zaak is gehoord een jongmensch van 13 jaar, die gedurende 1 maand het brevet als chauffeur had. De stuurin richting van den wagen was links en door de overkapping heeft de bekl. J.3 brandende lantaarn niet kunnen zien. Toen het verblindende Ticht op de hoogte verscheen,, moest bekl. naar rechts uithalen. Hij haalde te ver uit e:i ziedaar het ongeluk. Pleiter be grijpt niet, dat de procureur-generaal het eens is met de strafmaat, die de rechtbank oplegde. Als men aan neemt, dat bekl. groote schuld heeft, moet men niet voorwaardelijk veroor- deelen. De procureur-generaal zeide in zijn repliek, zich vergist te hebben. Hij wist niet, dat bekl. een voorwaarde lijke veroordeeling had gekregen. Hij wenscht dus de voorwaardelijke in een onvoorwaardelijke te wijzigen. Hierna stond terecht de 20-jarige Leidsche student B. A. P. wonende te L i s s e, die door de Haagsche recht bank was veroordeeld tot 1 maand voorwaardelijke gevangenisstraf we gens het zoo onvoorzichtig omgaan met een buks toen hij op kamers woon de te Leiden, dat zijn hospita door 'n afgeschoten kogel werd geraakt, ten gevolge waarvan zij, mej. De Vries, is overleden. Beklaagde legde dezelfde verklaring af als voor de rechtbank, n.l. dat hij, met de buks de trap oploopend, plot seling mej. De V. voor zioh zag staan. Door den schrik is het geweer afge gaan, zonder dat bekl. wist, dat het geladen was. Uit getuigenverklaringen bleek, dat bekl. direct na het ongeluk gezegd heeft tegen collega's, dat hij aanlegde op mej. De V. en dat die haar tong tegen hem uitstak. De procureur-generaal wees erop, dat er aan het onderzoek niets veran derd is sinds de uitspraak van de rechtbank. De houding van bekl. op het oogenblik na het ongeluk, is de leidraad. De uitdrukking van bekl., dat hij niet wist, dat de buks gela den was, past in de voorstelling, dat hij heeft aangelegd. Hier behoeft geen sprake te zijn van reclasseering of be terschap van beklaagde. Een voor waardelijke veroordeeling is dan ook niet op haar plaats. Spr. eisdhte één maand hechtenis. De verdediger, mr. W .J. P. H&ttink uit Almelo, kon geen groote waarde hechten aan de onmiddellijk na -het ongeluk gesproken woorden. Wanneer de jongen had gezwegen, had hij niet vervolgd kunnen worden. De deskun dige heeft gezegd, dat het schot op 30 c.M. afstand moet zijn gelost. Waar de loop 25 c.M. Jang is, kan er moei lijk van aanleggen sprake zijn. Pleiter vroeg dan ook vrijspraak', subsidair een .voorwaardelijke veroor deeling. De HollandIndië vliegers. Ik heb bepaald te doen met de drie Indië-vliegers. Terwijl ze, als ze niet te Marseille van boord waren gegaan, al lang en breed thuis konden zitten zijn ze gedoemd nog wat rond te lummelen in Frankrijk, omdat ze per se niet voor Zaterdag op Schiphol "mogen arriveeren, nog wel per vlieg tuig, alsof ze verschrikkelijk haast hebben er te komen. En dat alles schijnt een gevolg van de bijzondere vlugheid, waarmede de „Patria" ditmaal naar patria gevaren is. Die is er nu nog eerder dan de vliegers, die bet laatste stuk van de reis in overeenstemming met hun be roep, per vliegtuig doen. Voor de drie vliegers moet dat al les heel vervelend zijn. Thuis zitten familie en vrienden en verlangen het hart uit het lijf naar de repatri eer en den. En te Den Helder* zit v. d. Broeke's vrouwtje, brandend van ver langen om haar echtvriend te begroe ten en daarna te kapittelen over het feit, dat hijj zich laten kieken heeft aan boord der „Patria" als een schrokkerige GIjs achter een wolge laden tafel. Dat alles moet nu .wachten tot Za terdag als er eens even een vrij oogen blikje komt, dat men eens „terzijde'* kan spreken. Tot Zaterdag, omdat men nu eenmaal niet eerder aanko men mag En wat hangt hun dan verder niet ai nog boven het hoofd. Heel die nationale huldiging dreigt een corvée voor hen te worden, waar die in Indië nog maar een kleinigheid bij is, maar die ze, nu ze erom in Frankrijk moeten blijven, ongetwijfeld een beetje verwenschen. De heeren hebben het pleizierige gevoel van den man, die al lang weet wat hem te wachten staat, zijn gezicht deswege tijdig in de vereischte plooi heeft kunnen zetten, maar merkt, als hij bij de deur gekomen is en aan bellen wil, een uurtje te vroeg te zijn gekomen en daarom nog een straatje omloopen gaat. Maar het spontane gaat er op die manier wel een beetje af. N e d e r 1. UIT DE OMGEVING. ROELOFARENDSVEEN. Dinsdagavond had in de Pancratiuszaal alhier de gewone jaarlijksche algemeens RECLAME de martelingen van „opgeblazenheid" na het gebruik van voedsel, de slaap- looze nachten en het algemeen onge mak. Niettemin, ondanks de beroemd heid, welke Gebismureerd Magnesium over de geheele wereld geniet, is het nog niet aan alle maaglijders bekend dat een onfeilbaar en snelwerkend ge neesmiddel bestaat. Dit middel wordt algemeen voorgeschreven door genees kundigen en wordt aangewend in kli nieken wegens zijn onmiddellijke uit werking; het maakt het schadelijke, pijn-veroorzakende zuur onschadelijk zoodra het in de maag komt; niette min is het volkomen veilig, zoowel voor jeugdige ,als bejaarde personen en men geraakt er niet aan gewend. Gebismureerd Magnesium wordt ver kocht door alle apothekers tegen ma tigen prijs en een enkele proefneming is voldoende om het bewijs van zijn wonderlijke pijn-stillende eigenschap pen te leveren. Gebismureerd Magnesium Dépot, Jacob Marisplein 23, Amsterdam. Ver krijgbaar bij alle goede Apothekers en Drogisten, o.a. hij: Reyst Krak. Weigert alle vervangingsmiddelen. Let er op dat gij het echte Gebismu reerd Magnesium krijgt. ledenvergadering van de Codp. Boeren leenbank alhier, plaats. De voorzitter, de heer P. van der Meer, opende ten 7.30 ure de druk bezochte vergadering met een woord van hartelijk welkom tot de aanwezigen, waarna werd overgegaan tot voorlezing der notulen, welke onveran derd werden vastgesteld. Tot secretaris werd benoemd de heer Bakker, en tot leden van de controlecommissie de hee ren Vergeer, J. J. v. d. Meer en C. Pouw. De rekening en balans over 1924 werd z.h.s. goedgekeurd. Hierna deed de voorzitter voorlezing van het rapport der controlecommissie. De heeren J. Bakker en C. Huigsloot brachten verslag uit van den toestand der Bank, waaruit het volgende bleek. Spaargelden. Bij het begin van het jaar was hét gezamenlijk bedrag van de spaargelden f 457.252,21', ingelegd werd f 417.451,09, aan termijn deposito f 58.550, ingelegd werd f 68.936,63 en terugbetaald f 93.450. Van de spaargelden f 407.258,67 terugbe taald en bleef aan inleggers schuldig f 467.444,63 en aan termijn deposito f 34.036,63. Laatst uitgegeven boekje is No. 740. Voorschotten. Op 31! December 1924 stond /uit aan voorschotten, f 277.8911,50. Nieuwe voor schotten werden gegeven tot een bedrag Van f 100.970.terugbetaald werd de som' van f 64.682,57, en nog te vorderen aan voorschotten f 314.178,93. Aan rente van voorschotten werd ontvangen f '113.443,21' en als nog te ontvangen f 363,79. Aan provisie en kosten is ont vangen f 260,86 en bleef nog te ontvan gen'f 2,32. Gelden in loopende rekening. De loopende rekening met de .centrale Bank te Utrecht, alsmede met 50' medele den bedroeg aan ontvangsten f717.487,59 en aan uitgaven f 853.735,50, meer uitge geven als ontvangen f 113.724,91. Bij de leden had de Bank' een schuld van f 311.881,82, de gekweekte rente bij de Centrale Bank f 3162,30 en bij de leden f 4001',82. Aan effecten en dep. obligatiën f 1459,10, aan vast depot f 2125. Rente schuld aan de Centrale bank f 198,50. Regeeringscrediet f 951^95, aan de leden f 875,99, 1611 rente van de reserve onge veer f 600. Aan provisie en kosten van voorschotten, en in loopende rekening werd geboekt aan ontvangsten f 670,68 en aan. uitgaven f 221',20. De totale om zet in 1924 met inbegrip van de saldo's bij het begin van het jaar over 3821 boek nummers bedroeg aan ontvangsten de som vaii f 2.072.5211,96 en aan uitgaven f 2.062.847,59, te zamen f 4.135.369,55. Winst bedroeg volgens balans f 2465,58. Vervolgens bracht de secretaris van 'den Raad van Toezicht verslag uit over de gehouden controles, waaruit bleek, dat boeken en kas van den kassier steeds in volkomen orde waren bevonden en geen aanleiding gaven tot op- öf aanmerkingen De heer J. J. van der Meer, die als be stuurslid periodiek moest t af treden werd bij acclamatie herkozen; evenzoo de heer H. Battels in zijn kwaliteit van lid van den Raad van Toezicht. De heeren C. Heemskerk en C. Termeulen werden als plaatsvervangende leden door de verga dering 'bij acclamatie gekozen. Het sa laris van den kasssier bleef overeenkom stig het bestuursvoorstel. Na een woord van dank te hebben gericht aan de controle-commissie, en aan al degenen, welke op deze vergadering van verslag hadden gediend, en aan de leden voor hun trouwe opkomst, werd de vergadering door den voorzitter ge sloten. ALKEMADE. Burgerlijke Stand. Geboren: Cornelis Marinus zv. J. de Pr ie en L. van Hameren; Cornelis Petrus Ig natius zv. C. M. Yesseur en M. C. Hoogenboom; Maria Margaretha, dv. J. A. Hillebrand en J. M. van der Ploeg; Hubertus zv. L. P. J. M. van Akkeren en G. M. C. Nefkens; Mar tina Petronella dv. J. Neyman en P. M. Verhaar; Martina Margaretha dv. J. P. van den Broek en J. M. Borst; Maria Christina Josepha, dv. C. E. M. Jagers en A. H. M. Kuypers; Leo nardos zv. J. van Egniond en PI. Jonkman. Ondertrouwd: C. B. van der Meer jm. 25 j. en J. Th. Bakker jd. 21 j.; J. G. .Waasdorp jm. 25j.»en M. J. Vergeer jd. 24 j.; C. P. de Haas jm. 30 j. en A. C. Heemskerk 24 j.; G. van der Hulst jm. 30 jaar en P. C. Heemskerk 25 j.; J. van der Meer 50 j. en Th. M. Pouw 35 j.; C. M. iVermy jm. 23 j. en A. A. van der iMeer jd. 22 j.; P. J. van der Hulst jm. 124 j. en J. van der Zwet 21' j.; P. 'de Jeu en A. K. van der Pouw Kraan •24 jaar. LEIDERDORP. Jaarvergadering t an de Coöpera tieve Raiffeisenbank op Woensdag avond in „Irene". Burgemeester v. d. .Valk Bouwman opent, als voorz. van den Raad van iToezicht, deze v'ergaderirig en roept de 31 aanwezige leden het .welkom toe. De notulen, door den sercr., den heer Wi. Samson gelezen, worden on veranderd vastgesteld. Hierna brengt de kassier, de heer L. Koning, ver slag uit van den toestand der Bank met overlegging van Rekening en Ba lans over 1924. Per 31' Dec. 1924 was het aantal leden 150, aantal spaarbankboekjes 401 met een totale inlage ad. f 190500 Aan rente werd uitbetaald f9138. Gedurende 1924 werd f67977 aan voorschotten verstrekt rentende f 2909 Dp 31 Dec. 1924 was door reke ning-couranthouders gedeponeerd een bedrag van f 15842 en geleend f 19868, terwijl deze bank bij de Centrale Bank een crediet had groot f69000. Door aankoop van het tegenwoor dig kantoorgebouw ad. f 8831.50, heeft de Bank na eenige afschrijving een onroerend bezit van f 8800. De netto winst over 1924 bedroeg 'f,1389.71. Op voorstel van het bestuur wordt deze winst overgebracht op de reserverekening, thans groot f 1344554 De voorz. dankt ten slotte allen voor hun belangstelling en zegt dat men buren en kennissen zooveel mo gelijk opwekke de jaarvergadering bij te wonen en sluit de vergadering. INGEZONDEN. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Mijnheer de Redacteur, De warme belangstelling, waarmede mijn vorige ingezonden stukken door allerlei voorstanders van het bijzonder onderwijs zijn ontvangen, heeft mij met blijmoedigheid heengezet over het ietwat onvriendelijke onderschrift, waarmede U, M. de R. mijn laatste stuk had versierd. Werkelijk, Mijnheer de Redacteur, ik bedoelde in geen enkel opzicht te in- sinueeren en het niet éen maar twee maal in de door U gewraakte zinsnede gebruikte verzachtende woordje „eens" had U de overtuiging moeten schenken dat hier niets onaangenaams bedoeld was. Nogmaals, het is mij niet te doen om iemand te prikkelen, doch alleen het belang van ons christelijk onder wijs drijft mij. Dat niet iedereen dit geschrijf, deze vlucht in de openbaar heid, prettig vindt is o.m. duidelijkste bemerken uit het verweer, dat de wet houder van Onderwijs in de Gemeente raadszitting van 6 April ten beste heeft gegeven. Het is op dit verweer^ dat ik in 't belang der zaak nog even moet te rugkomen al zal ik mij daarbij moeten bepalen tot de hoofdzaken. Allereerst dan betreur ik. M. de R., dat de Wethouder zijn degelijke rede aan het begin en aan het eind heeft ont sierd met enkele opmerkingen, die niet ter zake dienende waren. Over die aan het slot straks een enkel woord, over die aan 't begin, waarmee ik be doel de passage waarin hij sprak van de verdachtmakende toon mijner stuk ken, het volgende: Ik heb heelemaal niet bedoeld het gemeentebestuur ver dacht te maken, doch wel een regel rechte aanval op hetzelve te doen. Niets meer en niets minder. Krachtens de aard mijner functie volkomen op de hoogte met de door dit bestuur gevolg de politiek, meende ik dat waar deze is: a. niet op de wet gegrond en b uitermate schadelijk voor het bij zonder onderwijs. daartegen in het openbaar in verzet te moeten komen. Deze politiek tocli bedreigt de bestaansmogelijkheid van het bijzonder onderwijs binnen deze gemeente en waar het algemeen gevoe len in onze kring wel is', dat de school strijd uit is en dat, althans wat de fi nanciën betreft, alles op rolletjes loopt daar achtte ik het mijn plicht om ter wille van he hooge belang onzer chris telijke scholen deze rustige rust te ver storen en te wijzen niet op dreigende, doch op ze§r tastbare en voor de hand liggende gevaren. Dat de belangstelling voor ons cl**, onderwijs niet dood is, doch slechts- onder een ietwat dikke pacificatie-aschlaag smeulde, is mij in de laatste weken allerduidelijkst geble ken en dit geeft mij moed om nogmaals het pleit voor de m.i. bedreigde belan gen te voeren. Gelukkig leven wij niet in Italië on der een Musolini, doch in Nederland, waar het vrije woord en het recht tot kritiek nog niet gesmoord zijn. Het betoog van den Wethouder komt in hoofdzaak hierop neer, dat aan de wet bedoeld wordt natuurlijk de Lager-Onderwtfswei fouten kleven. die een gemeentebestuur niet kan of mag corrigeeren en voorts dat verschil lende reeds verschenen Koninklijke be sluiten genomen in soortgelijke geschil len in andere gemeenten, net gemeente bestuur hier de plicht opleggen te han delen zooals het gedaan heeft. Dat de wet fouten bevat behoef ik niet toe te geven, daar ik dit zelf in beide stukken onomwonden heb be toogd. Doch als ik zie, dat onder deze zelfde wet het bijzonder onderwijs in Den Haag, Delft, Rotterdam, Haarlem, zich uitstekend kan bedruipen, dan vraag ik mij'toch af of de Leidsche toe passing van de wet wel de juiste is en of niet veel meer in Leiden aan die fouten nog een ferme exponent gege ven wordt, waardoor deze schrijnender worden dan noodig is. En voorts: Ko ninklijke Besluiten zijn toch niet voor de gemeentebesturen, wat de arresten van den Hoogen Raad zijn voor de la gere rechtscolleges, d.w.z. bindende voorschriften van wetstoepassing? Boven de Lager Onderwijswet staat de Grondwet. Deze huldigt het beginsel der gelijkstelling van openbaar en bij zonder onderwijs voor de publieke kas sen. De L:0.wet heeft getracht dit be ginsel in wettelijke voorschriften vast te leggen. Nu kunnen zich bij toepas sing cle gemeèntebest.uren stellen op tweeërlei standpunt, en wel: a. het breéde standpunt der grond-, wet of dat der gelijkstelling en op grond hiervan nauwkeurig doen nagaan wat het geven van openbaar lager onder wijs over de .geheele linie aan de ge meente kost en dit als grondslag ne men voor haar berekening met uitzon dering natuurlijk van die kosten, die de wet uitdrukkelijk uitsluit; b. het standpunt van den engen, zui nigen formalist, die angstvallig met ar tikel 101 en 55 van de wet en de ver schillende op deze materie betrekking hebbende Koninklijke Besluiten voor zich, nagaat met hoe weinig kan wor den volstaan zonder dat de gemeente gevaar loopt haar besluiten als in strijd met de wet te zien vernietigd. Het eerste is het m.i. eenig juiste en door den wetgever veronderstelde stand punt van den gemeentebestuurder, het tweede loopt uit op groote schade voor het bijzonder onderwijs haalt den schoolstrijd in optima forma in de ge meenteraden binnen en is feitelijk door wetswijziging niet te wijzigen, tenzij er eèn volmaakte wet kwam, hetgeen op dit ondermaansche wel nooit het geval zal zijn. Het tweede standpunt is dus feitelijk onwettig, althans ongrondwettig en dies veroordeeld. Het eerste wordt ge lukkig door tallooze gemeentebesturen aangehangen en is nog nimmer in eenig Koninklijk Besluit veroordeeld. Een loyale, aan de bedoeling van den grondwetgever aansluitende wetstoe passing vindt bij de Kroon geen verzet, doch, en hier zit de kneep, als de wet eng en schriel wordt* toegepast, dan vindt de Kroon in de wet die onvol maakt is niet altijd, meestal niet, grond voor vernietiging van dergelijke raadsbesluiten. Een paar voorbeelden uit de Leid sche praktijk mogen deze redeneering duidelijk maken. De ongewijzigde wet, die op i Janu ari 1922 geheel in werking trad, was o.m. niet duidelijk op het punt der vak- onderwijzers(essen) der bijzondere scho len. Of juister gezegd: niet duidelijk was of de gemeentebesturen, die zelf vakonderwijzers(essen) er opr na hiel den al of niet gehouden waren de daar aan verbonden uitgaven in hun bereke ning van de kosten pèr leerling op te nemen. Het beginsel der gelijkstelling op deze zaak toegepast liet evenwel geen enkele twijfel over. Natuurlijk als de gemeente zelf vakonderwijzers heeft moet zij die van het bijzonder onder wijs naar evenredigheid ook betalen. Zoo dacht ook het Leidsche gemeente bestuur er over in Januari 1922 en zoo dachten tientallen gemeente- en school besturen er over. Niet alleen dacht het Leidsche gemeentebestuur er zoo over, maar het gaf zijn meening zelfs zwart op wit aan het bestuur der Gerefor meerde Schoolverepniging die op grond daarvan haar vakonderwijzeres aan hield en in salaris met die der gemeen telijke functionarissen gelijk 9telde. Niet alle gemeentebesturen dachten evenwel zoo en er ontstond toen een ge schil hetwelk in hoogste instantie door de Kroon in dezen zin werd beslist, dat de wet geen voldoenden grond bood aan de meening van het schoolbestuur, dat had gesteld dat deze kc9ten in de rekening moesten worden opgenomen. Was dit nu een bevel aan alle lagere besturen om er net zoo over te gaan denken? Heelemaal niefc. God. Staten van Zuid-Holland bv. stoorden er zich in het geheel niet aan en gaven in een uitnemende beslissing na bedoeld Ko ninklijk Besluit genomen van hun on veranderde zienswijze blijk. NieJ alzoo Burgemeester en Wethouders van Lei den. Deze schrapten subiet de post sa garissen van vakonderwijzers(essen) van hun berekening over 1922 en tapten daarmee zonder eenig noodzaak uit een ander vaatje dan in Januari 1922, tot groote schade van de schoolbesturen. Niets en niemand verhinderde dit ge meentebestuur om in deze zaak naar eigen gevoelen d.w.z. naar het gevoe len van 1922 recht te doen. Een ander sprekend voorbeeld zijn de z.g. administratiekosten. In een ge schil hierover besliste de Kroon in af wijking van het advies van den Raad van State, dat deze wel degelijk in de berekening van onkosten moeten wor den opgenomen doch dat waar uit de rekening van de gemeente Zuidhorn: niet was te zien, hoeveel deze hadden bedragen het desbetreffend raadsbe sluit niet voor vernietiging of wijziging vatbaar was. Wat deed nu de gemeente Leiden? Toen Ged. Staten in overeenstemming met de beslissing der Kroon ter princi pale beslisten, dat het zeer matige be drag van f0.50 per kind voor admini stratiekosten billijk geacht moest wor den, ging op voorstel van E. en W. de Raad ijlings in beroep bij de Kroon, wel wetende dat de Kroon dit bedrag er weer af zou doen, niet op grond van principïeele onjuistheid, maar louter op den formeelen grond dat uit de ge- meenterekening dit bedrag niet is af te lezen. Met de kosten van assurantie is het precies zoo gegaan. Een besluit om deze niet in rekening1 op te nemen, is tot verbazing van alle kenners der wet gehandhaafd op den uitersten formee len grond dat kosten van assurantie der schoolgebouwen niet kunnen geacht te zijn kosten van instandhouding van 't schoolgebouw, daar immers, assurantie bedoelt het gebouw weer te kunnen opbouwen als het niet meer in stand is. Een weergaloos formalisme, dat even wel het gemeentebestuur van Leiden niet weerhield fluks de post: assurantie van schoolgebouwen van de lijst te schrappen. Zoo wordt het lijstje van kosten steeds kleiner en het slot van deze poli tiek is een terugkeer tot de wet van 187S, t.w. de ongelijkheid voor de ge meentekas van het bijzonder onderwijs. Inzake de schoolgeldkwestie.ook door den heer Wethouder aangeroerd, merk ik op, dat de aansprakelijkheid voor de „verschuldigde" schoolgelden in 1922 niets te maken had met de eigen inning Immers ook de besturen, die de in ning aan de gemeente overlieten waren ■precies in dezelfdf mate aansprakelijk als de besturen die dit niet deden (in 1923 is dit veranderd) en zelf inden. De buitengewone moeilijkheden aan de eigen inning verbonden, gepaard aan 't; standpunt van B. en W. dat posten van de kohieren der bijzondere scholen niet Voor omnvorderbaarverklaring in aan merking kwamen, deden alle besturen besluiten van dit „voorrecht" af te zien. Wie wordt er nu gaarne beboet als hij veel en goed werk voor de gemeenle verricht? Want 10 tegen 1 dat de ge meente zelf een invorderingspercentage van 98 pet. op haar eigen kohieren niet bereikt heeft. Tenslotte M. de R. de verwijzing van den heer Wethouder naar Mr. Rutgers en. Minister Colijn. Ik geloof niet dat het zóó door hem bedoeld is, maar als uit deze verwijzing de gevolgtrekking moet worden gemaakt, dat de christe- lijk-historische Minister van Onderwijs niet het juiste adres is voor gewenschte wetswijzigingen, doch dat als men wat gedaan wil krijgen op dit gebied men zich moet wenden tot antirevolutio naire staatslieden, dan neem ik van dit voor de partij waartoe ik de eer heb te beboeren, zeer vleiend getuigenis, dank baat acte.. Ik meen evenwel le hebben aange toond dat ook zonder wetswijziging, doch alleen door een loyale, op het be ginsel der grondwet steunende toepas sing der wet bevrediging kan worden verkregen, zooals trouwens in vele ge meenten met socialistische, vrijzinnige en rechtsche wethouders van onder wijs reeds het geval is. Eerst wanneer de gemeente Leiden zich op dit m i. eenig juiste standpunt heeft gesteld, mag de wethouder verwachten, dat de besturen der bijzondere scholen de (fi- nantieele) belangen dezer scholen zul len gaan „toevertrouwen" aan de in zichten zijner ambtenaren. Blijft het gaan als tot nu toe dan is toevertrou wen synoniem met „opofferen". En dit mogen de besturen niet doen. G. Land- en Tuinbouw. Hei nut eener stierhouderij. In ,De Veldpost" wordt een voor- i 'beeld gegeven van den invloed, welke een goede stier kan hebben op zijrf, nakomelingen in een bepaalde streek. Het geval' betreft den Frieschen stamboekstier Pel Gerard, in 1918 door de fokvereenignig „Eendracht" te Wouw (N.-BJ aangekocht. Deze stier heeft in de richting productie zeer goed gefokt. Van 21' dochters van hem zijn volledige melkstaten af gesloten. Daaruit blijkt dat hij het vetge- harte der melk van deze dochters, vergeleken bij dat van de moeders over eenzelfde leeftijdsperiode, heëft verhoogd met 0.35 en de productie met 840 kg. per dier. Wordt door de fabriek 3 cents per vet uitbetaald, dan bet eek ent de verhooging van 0.35% bij een gemid delde productie der dochters van 4000 kg melk een bedrag van 21x4000x1.05 ct. is f882. Daarbij komt dan nog de waarde van 21x840 kg melk h 8 cent. Men komt dan op een totaal bedrag van f2300. Uit een en ander blijkt weer eens van welk een groote beteekenis een goede fokstier voor een bepaalde streek kan zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 7