NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN WOENSDAG 15 APRIL 1925 TWEEDE BLAD. Wat de bladen zeggen. De Olympiade. Naar aanleiding van de Memorie an Antwoord op het Voorl. Verslag dr-r Tweede Kamer inzake de Rijks bijdrage voor de Olympische spelen, schrijft de Standaard: Naar men weet, hebben wij ons tegen het voorstel verklaard, omdat wij bezwaar hadden tegen de Olym piade, voornamelijk om het misbruik van den Zondag, dat te vreezen viel. Daarnaast stonden andere bezwaren, maar hier lag ons hoofdbezwaar. Nu de Minister van Onderwijs ge komen is met zijn Memorie van Ant woord, valt, dit moet aanstonds wor-' den toegegeven, ander en beter licht op de zaak. De Minister zet de internationale beteekenis der Olympiade uiteen en ons belang bij de ontvangst in 1928. Hij maakt duidelijk,-waarom een cre- diet moet worden gevraagd. 'De Re geering weigerde toch, de gelegen heid te geven voor een verloting, die het vereischte geld zou moeten op brengen, maar stelde toen daarteg:n- over, «n 1920, de toezegging van me dewerking harerzijds bij de aanvraag om een subsidie; wat de reden is, dat de Volksvertegenwoordiging in het geval gemengd wordt. Een zeer nauwkeurige regeling in zake de financieele gestie werd ont worpen. En last not least als vaste voorwaarde wordt thans gesteld dat de Zondag er buiten blijft. Vooral dit laatste is van groote beteekenis. Wij gelooven, dat de Regeering er recht op heeft, dat men met allen ernst hare uiteenzetting nauwkeurig overweegt. En niet oordeelt, vóór men alle gronden, door haar aangevoerd, nauwlettenc^ heeft gewogen. Wij wenschen dit te doen om onze houding nader te bepalen. Maar wilden niet nalaten de aan- 4 dacht te vestigen op deze uitspraak in- de Memorie van Antwoord: „ten aanzien van de vrees voor ontheiliging van den Zondag is de Regeering van meet af waakzaam geweest. Zij wenscht dat tegenover eventucelen re- geeringssteun, deze voorwaarde zal' staan, dat in geen geval gedurende den Zondag zal worden gespeeld." Een stellige uitspraak, waarvoor wij dankbaar zijn. De Nederl. schrijft over hetzelf de onderwerp: Zelfs de meest-voorzichtige Neder lander en de scherpste criticus, van het subsidievoorstel voor de Olympische spelen van 1928, zullen moeten erkennen, dat het Regeerings- antwoord op het Voorl. Verslag van de Tweede Kamer, dit plan wel in een geheel ander licht heeft gesteld. - In de eerste plaats wijizen wij op een argument vóór de aanvaarding van het gastheerschap door Neder land, dat in de MernoHe van Toe lichting niet was genoemd en dat niet zal nalaten op Nederlandsche harten zijne werking te doen. In 1928 worden voor het eerst na den oorlog, alle Centrale Mogendheden, dus ook Duitschland en Oostenrijk, uitgenoo- digd hare vertegenwoordigers te zen den. De ontmoeting te Amsterdam zal dus, gezien van internationaal standpunt, bijzondere beteekenis heb ben. De IXde Olympiade zal mede een vredes-werk zijn, waarvan de kracht tot internationale vriendschap en samenwerking zal kunnen uitgaan, die vérder reikt dan hetgeen door den toeschouwer der spelen gezien wordt. Van de bezwaren tegen het voor stel der Regeering is een drietal, door het Antwoord weggenomen. Het Staats-subsidie wordt niet een voudig geschonken integendeel, de financieele steun der Rijks zal zich bepalen tot deelneming in het te vor- FEUILLETON. De Loods van Zwaankreek. Een verhaal uit het verre Westen. 18) Ik maakte den brief open, wilde be ginnen „Mijn lieve beste Davd," maar mijn tong weigerde haar dienst, ik kon geen woord uitbrengen. Moore stak zijn hand uit en nam den brief van mij over. De Prins stond uit be scheidenheid op en wenkte mij, dat ik hem zou volgen, maar Bruce hield hem tegen. Dus ging hij weer zitten, het hoofd diep voorover gebogen, terwijl Moore den brief voorlas. Zijn stem bleef hel der en vast, totdat hij aan de laatste regels kwam. „En o, David, beste jon gen, als uw hart ooit naar huis terug verlangt* denk er dan om, dat de deur altijd open staat, en dat wij ons allen van harte zullen verheugen over uw terugkomst." Bruce lag onbeweeglijk, en uit de gesloten oogen rolden dikke tranen. Dat was zijn afscheidsgroet aan haar, wier liefde zijn slingerend levens- scheepje tot een anker was geweest en het behoed had voor een volkomen men waarborgfonds. Tot bevordering van zorgvuldig beheer en tot beper king der Rijksbijdrage, zal de geheelc financieele gestie van de Olympiade nauwlettend worden nagegaan door een Regeerings-commissaris, bijge staan door accountants. Het meest belangrijke voor velen in Nederland is zeker de mededee- ling van den Minister van Onderwijs, dat de wedstrijden op Zondag geheel zullen stilstaan. Niet met stilstand ge durende een deel' van den Zondag heeft de Regeering zich tevreden ge steld, neen; op Zondagen zal niet worden gespeeld. Deze bepaling 'is voor ons niet al leen van beteekenis, omdat zoodoende Zondags-ontheiliging en verstormg van de Zondagsrust voorkomen wor den maar ook, omdat het stellen dezer voorwaarde, ook tegenover het Buitenland, waar men het lichter neemt met den Zondag, manifesteert het Christelijk-protestantsch karakter van het Nederlandsche volk. Ongetwijfeld blijft nog bestaan het zeer groot bezwaar, dat deze uitgaaf van 250.000 gulden, gedurende vier jaren, juist komt in een tijd, dat van Rijkswege talrijke zeer pijnlijke be zuinigingen worden toegepast. De waarschijnlijkheid, dat deze uitgave voor een groot deel zal worden terug gevonden in ruimer belastingop brengst, kan dit bezwaar slechts voor een ,deel ondervangen. Maar toch is er goede grond voor de stelling, dat van tegenstand tegen het Regeeringsplan in veel mindere mate zou zijn gebleken, indien de vier genoemde hoofdpunten uit het Regeerings-antwoord reeds waren ver meld geweest in de Memorie van Toelichting. Zou het diplomatiek beleid van hei Kabinet geweest kunnen zijn, zijne beste wapenen eerst op te stellen in de tweede verdedigingslinie KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Lemelerveld (O.), P. Visser te Lemelerveld (O.) Te Ee (toez.), H. P. Brandt te Molkvverum. Bedankt: Voor Loosduinen (Hulp- pred.), L. Holtrigter, te Gent. GEREF. KERK. Beroepen: Te Raard, T. Sap te Gou da. Te Onderdendam, T. Dijkstra, cand. te Warns. Te Moerdijk, C. Kapteijn, cand. te Oegstgeest. Te Pijnacker-Nootdorp, A. Dercksen, cand. te Gouda. Te Oud-Vosse- meer, W. H. Bouwman te Lopik. Aan ge nomen: Naar Buitenpost, C. J. Goslinga te Oosthem: CHR. GEREF. KERK. Tweetal: Te Baarn, D. Driessen te 's Gravenzande en C. S. van der Vén te Lisse. Te Werkendam: J. de Bruin te Maassluis en J. L. de Vries te Rijnsburg. EVANG. GEM. Aangenomen: Naar Amsterdam (Weteringkerk), P. van Vliet, te Wemel- dinge. REM. BROEDERSCHAP. Beroepen: Te Nieuwkoop, J. H. Smit Sibinga, cand. te 's Gravenhage. BAPTISTENGEMEENTEN. Beroepen: Te Emmerèrf scheiden- veen, J. Hekhuis, te Muntendam. Aangenomen: Naar Haarlem, J. v. d. Schors, te Emmererfscheidenveen. De aanslag betaald. Naar het „N. v. h. N."* verneemt, heb ben. de kerkvoogden der Ned. Herv. gem. te Groningen hun verzet laten varen en den achterstalligen aanslag van 4 jaren ten bedrage van f 38.000 aan de Synode betaald, zcodat thans kan worden over gegaan in de vacature van Ds. Dippel te voorzien. Geref. kerk te Gouda. Door den Kerkeraad van de Geref. Kerk' te Gouda is de volgende motie ge publiceerd „De Kerkeraad der Geref. Kerk van Gouda, met droefheid vernemende, dat men voortgaat den goeden naam en eere van onzen dienaar des Woords, Ds. T. Sap aan te randen, protesteert met ver ontwaardiging tegen dien vuigen laster, en verklaart onomwonden, dat hij ge- ondergang. Hij nam den brief uit Moore's hand, bracht hem met moete aan zijn lippen, wees op het Nieuw Testamentje en zeide zwaar ademhalend: „Net als in de gelijkenis. Ik.... behoef waarlijk.... niet bang te zijn., wel?" „Neen, neen", zei Moore hartelijk en bemoedigend, hoewel de tranen hem langs de wangen liepen. Wie met waar berouw tot Hem komt zal niet afge wezen worden. Bruce's blik viel op mij. Ik boog mij, over hem heen. „Zeg haar..en", meer kwam er niet. „Wat moet ik haar zeggen?" vraag de ik en probeerde hem nog tot spre ken te krijgen. De boodschap werd echter nooit gegeven. Hij tastte met zijn hand naar den Prins, totdat zij dienshaar aanraakte. De Prins hief zijn hoofd op en keek hem aan. Toen deed hij iets, terwille waarvan ik hem veel vergaf. Hij boog zich over den stervende en drukte een kus op het bleeke voorhoofd. Het licht kwam terug in de doffe oogen; hij glimlachte nog eenmaal, en met dien glimlach ging hij over in het andere leven. Door het geopende raam kwam een geur van pas ontloken rozen naar binnen, gedragen door den koelen morgenwind durende bijkans 23 jaar zich als een ijve rig en getrouw Dienaar des Woords ge- dragen heeft, wiens herderlijke arbeid door zeer velen werd en wordt op prijs gesteld en dat hij al die jaren, tot opbouw van onze gemeente en met vrucht en zegen is werkzaam geweest." De kerk in het Oosten. Interessante mededeelingeri van wat in den. Orient 2ich ontwikkelt of tracht te ontwikkelen vindt men in een artikel, dat de predikant van Kronstadt in Zevenbur gen (Roemenië), Dr. V. Glondys, in de Duitsche „Wartburg" schrijft. In dat artikel vertelt Dr. Glondys, dat er in de Oriëntaalsch-orthodoxe kerk van Groot-Roemenië eigenlijk iets gehe:l an ders leeft dan de in West-Europa on derstelde aansluitingsneiging bij Rome. Wat toch is het geval De bedoelde kerk in Groot-Rcemenië is door de ver- grcotingen die ze na den wereldoorlog kreeg in machtsbewustzijn sterk gegroeid en mikt er nu op, zelf de leidende rol in de Oostersch-orthodóxe kerk-wereLd over te nemen. In deze richting b.v. ligt de opdracht aan den koning van Roemenië geschonken, „beschermer van het heilige graf te Jeruzalem" te zijn. De koning van Groot-Roemenië is daartoe de aangewe zen persoon. Verder is te Boekarest nu een patriar chaat opgericht woor Groot-Roemenië. En waar de Russische Kerk nauwelijks meer meetelt, en het .patriarchaat te Kon- stantinopel tot een schaduw is geworden van wat het vroeger was, hoopt en gelooft men in Roemenië, dat nu het patriarchaat van Boekarest de toekomst heeft in het Oosten en dit de leidende rol in de naaste toekomst aan zich zal trekken. Aansluiting aan Rome, hetgeen betee- kenenzou „sub-ordinatie" onder een macht, die cok gaarne den Orient be- heerschen wil, ware met deze bedoelingen geheel tegenstrijdig en ligt absoluut niet in het Roemeensche voornemen. De pa triarch van Boekarest moet naar Roe- meensch inzicht naast den „patriarch" van Rome staan, niet onder hem' Wel echter is er in Roemenië groote neiging tot vriendschap met de AngliCaan- sche kerk in Engeland. Reeds eenigen tijd geleden nam Engeland het initiatief. De Anglicaansche kerk vroeg toen aan de Roemeensche, dat deze de priesterwij ding der eerste erkennen zou naar het be ginsel der reciprociteit. In principe hebben zoowel de patriar chen van Constahtinopel en van Jeruzalem alsmede de autocephale kerk van Cyprus zich hiertoe bereid verklaard. Roemenië heeft een synode aan de zaak gewijd en daar de voorwaarde uitgestip peld, waaraan het Oosten die wederzijd sche erkenning bindt en binden moet. Op deze synode stelde Dr. Balan, de Oos- tersch-orthodoxe aartsbisschop en metro poliet te Kronstadt in' Zevenburgen voor, om te verklaren, dat het Oosten bereid is de priesterwijding der Anglicaansche kerk te erkennen en dit ook zeer gaarne zal doen, indien de Anglicaansche kerk het bezwaar wegneemt, dat de priesterwij ding in Engeland niet een beslist sacra menteel karakter draagt. Eerst na dezen uitbouw van de dogmatiek zou het Oos ten de gevraagde erkenning kunnen doen plaats vinden. Met dit standpunt vereenig- de de synode zich. Teveel studenten? Naar wij vernemen, heeft de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen onlangs een schrijven van den vol genden inhoud doen uitgaan aan de cu ratoren-colleges van de Rijks-Universitei ten. „Zcoals uw college bekend is, noopt de toestand van 's lands financiën bij voortduring tot het in acht nemen van de uiterste zuinigheid, ook op het gebied van het hcoger onderwijs. Dientengevolge was de regeering, hoe zeer ook tot haar leedwezen, genoodzaakt waar dit zonder ernstige schade aan het onderwijs toe te brengen mogelijk bleek, vacatures onvervuld te laten, geen uitbrei ding van personeel toe te staan en de bedragen van de subsidies te verminderen Het is voorshands niet te verwachten, dat daarin wijziging-gebracht zal kunnen wor den. Aan den anderen kant ontgaat het mij niet, dat voor de meeste sttudievak- ken rekening moet worden gehouden met een steeds toenemend aantal studenten. Het gevolg daarvan is, dat de college-za len overvuld raken, de studenten in zonderheid bij de empirische wetenschap pen geen voldoenden steun bij hun onderwijs ondervinden, en de hulpmidde len niet altijd voldoende geacht kunnen worden. De consekwentie van een en ander leidt die zachtkens streek langs Let bleeke gelaat op het kussen. Dat trof mij. Hij kwam uit het Morgenland. Weder deed de Prins iets bewonde renswaardigs. Over het bed heen reik te hij den Loods de hand. „Mijnheer Moore", zeide hij hoffelijk, „gij zijt 'n moedig man een een goed - man. Ik vraag u vergeving voor veel onbeta melijks." Moore nam de uitgestoken hand in de zijne, drukte die hartelijk, en zei met trillende stem: „Zeg maar niets meer, ik kan het niet goed hebben." „De club van de Edele Zeven zal geen vergadering meer houden", zei de Prins met een treurig lachje. Toch is er spoedig weder een bijeen komst geweest, maar bij die gelegen heid was de Loods voorzitter, en er werd geen kaart gespeeld. „De Loods had vat op hen gekre gen", zooals Bill zei. HOOFDSTUK IX. G w e n. Toen ik pas in Laag Heuvelland was, had ik al heel gauw over Gwen' hooren praten. Er waren allerlei ver halen over haar in omloop. Niet zoo zeer bijzonderheden, maar men kon best merken dat zij een persoontje yan RECLAME. Afgeluisterd gesprek. A.: Heb je gezien, hoe andere firma's zich tegen C. A.'s voordeelige Heeronkleeding te weer stellen? B.: Ja, het is vermakelijk. Het zal hun echter toch niet baten. Bewe ringen helpen niet. Het publiek ziet drontlnels goed, dat C. A. gelijkwaardige kwaliteiten veel goedkooper verkoopt. Als het niet zoo was, behoefden de andere zich immers niet zoo druk te maken. Huns ondanks bewijzen zij zelfs, dat C. A. toch voordeeli^r is, juist voor Heerenkleeding. A.: Ja, en heb je gezien, hoe druk het daar is? B.: Voor zulke lage prijzen is dat na tuurlijk geen wonder. (Dit zegt genoeg). jnij tot de vraag, of niet maatregelen die nen te worden overwogen om te komen tot een beperking van de gelegenheid tot opeidingl. De met dit vraagstuk verband houdende denkbeelden moet men ook bezien in ver band met de kwestie, of het wel juist is zonder beperking den toevloed van ge studeerden buiten verhouding tot de vraag naar gestudeerden in de maatschap pij door te laten gaan. Over het bovenstaande zou ik zeer gaar ne het oordeel van uw college en van den Senaat willen vernemen". Vreemde taal op de lagere school. Op een vraag van mej. Westerman, lid van de Tweede Kamer, betreffende wij ziging van de Lager Onderwijswet 1920 in verband met de toegezegde invoering van het onderwijs in een der moderne ta len in de 5de en 6de klasse der lagere school heeft de Minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen geantwoord: Omtrent de vraag, welke weg zou moe ten worden gevolgd om het onderwijs in een der moderne talen in het vijfde en het zesde leerjaar voor scholen voor ge woon lager onderwijs weder mogelijk te maken, heeft op verzoek van den onder- geteekende de afdeeljng voor het alge meen vormend lager onderwijs en het bewaarschoolonderwijs van den onderwijs raad advies uitgebracht. Hij wacht thans nog het advies van de hoofdinspecteurs van het lager onder wijs. Alvorens dit advies is ingekomen kan de ondergeteekende uiteraard de in diening van een ontwerp van wet tot wijziging van de Lager Onderwijswet 1920 met de in de vraag bedoelde strekking, niet bevorderen. - PERSONEEL AAN LEERSCHOLEN. Verleening van een toelage. Ingediend is een wetsontwerp tot liet verleenen van toelagen aan hoof den, onderwijzers en onderwijzeressen die in het tijdvak van 1 Januari 1920 tot en met 31 December 1924 werk zaam zijn geweest aan een openbare of bijzondere leerschool, die als eenige leerschool was verbonden aan een ge meentelijke of bijzondere kweekschool voor onderwijzers en (of) onderwijze ressen en toekenning van bevoegdheid aan gemeenteraden en besturen van bijzondere leerscholen tot het verlee nen van zoodanige toelagen. Bij Koninklijk besluit van 23 Mei 1921 (Stbld. 734) tot wijziging van liet Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijks ambtenaren 1920 is te rekenen van 1 Januari 1920 de jaarwedde van de hoofden en de onderwijzers van Rijks leerscholen onderscheidenlijk f500 en f300 hooger gesteld dan die der hoof den en onderwijzers der scholen voor gewoon lager onderwijs. Door de totstandkoming van het Be zoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksamb tenaren 1925 en de nadere uitwerking daarvan in het Koninklijk besluit van 27 December 1924 (Stbld. 585) is met ingang van 1 Januari 1925 gelijkheid tot stand gebracht tusschen de bezol diging van het personeel der Rijks leerscholen en dat der eenige leersch. verbonden aan een gemeentelijke of bijzondere kweekschool. Het oogenblik is nu, naar de mee- nng der regeering, daar, om die ge- ge wicht was. Zij woonde ver van het middelpunt der beschaving, in den Reisgids aangeduid als Zwaankreek, maar in 't gewone spraakgebruik La- toUrs toko geheeten, ver weg tus schen de heuvelen rondom het Dui- velsmeer. Haar vader had daar een hoeve en uitgestrekte bezittingen wier grens zij nooit overschreed. Sommi gen van de mannen hadden echter wel eens een kijkje van haar gehad en beoordeelden haar, naar hetgeen zij gezien hadden. „Hoe ziet zij er uit?" vraagde ik Bill op zekeren dag, in de hoop dat ik er hem toe zou krijgen mij een be schrijving van haar te geven. „Hoe ze er uitziet? Ja laat eens kijken 't Is me er eentje „Hoe ziet zij er uit, bedoel ik. Be schrijf mij haar gezicht en haar heele uiterlijk eens." „Haar beschrijven?".... Hij dacht een oogenblik na, keek eens naar de lucht, alsof hij daar het antwoord hoopte te vinden, en zei toen: ,,'kWeet het niet." „Weet je het niet? Wat bedoel je? Héb je haar dan nooit gezien?" „Jawel; maar ik weet niets, waar zij op lijkt." Daar bleef het bil. Aan het Zoeklicht. Leiden, 15 April 1925. De ontwapenaars die zichzelf en an deren trachten te suggereeren, dat het verlangen naar vrede wel zoo sterk ft onder de volken en de afkeer van den oorlog zoo groot dat we zonder eenig bezwaar onze weermacht kunnen ver nietigen, zijn wel heel sterk gedesil- lusionnerd den laatsten tijd. Want overal kookt het en smeult het en broeit het. .Maar er zijn ook lichtpunten. De vechtgedachte verliest toch terrein. Daarvan vertelt „Democratie" het orgaan onder redactie van niemand minder dan Prof. Heeres. 'I Gebeurde in een school. Een juf frouw, aangeduid als een „rechtgeaard pacifiste" maakte enkele opmerkingen over een fort en 't spelen met sol daten. En toen was daar een jongetje dat zei: 0 juffrouw, een Ford loopt zoo hard. Hij had de klank opgevangen, maar het beeld dat zich daarbij aan zijn knderlijk brein voordeed, was een ander dan waarover 't ging. Zoo kreeg die juf even een kijkje in de psyche van een kleinen jongen. En zoo komt men tot de conclusie dat de vechtgedachte terrein verliest Een conclusie waaruit ik op mijn beurt de conclusie trok, dat niet al leen een kinderhand gauw gevuld is. OBSERVATOR. lijkheid ook te scheppen voor het tijd vak waarover zij ontbrak, n.l. van 1 Januari 1920 tot en met 31 December 1924. Tengevolge van de omstandig heid, dat de eerste dienstjaren van dat tijdvak inmiddels afgesloten zijn, kan dit herstel niet geschieden door verhooging der jaarwedde, maar is de vorm gekozen van het verleenen van toelagen. Uiteraard gebiedt de billijkheid om de belanghebbenden zooveel eenigs zins mogelijk gelijke voordeelen te doen genieten ais zij zouden hebben gehad indien te rekenen van 1 Janu ari 1920 hun jaarwedde op gelijke wijze 'als die der hoofden, onderwij zers en onderwijzeressen van Rijks leerscholen met f 500 of f 300 was ver hoogd. Vandaar dat in art. 1 wordt voorge steld, jaarlijksche toelagen tot die be dragen ten laste van het Rijk te bren gen voor wat betreft de verplichte onderwijzers. In art. 2 wordt voorge steld, de uitbetaling te doen plaats hebben in de eerstkomende vijf jaren. Het aantal gemeentelijke en bijzon dere leerscholen die in genoemd vijf jarig tijdvak als eenige leerschool verbonden waren aan een gemeente lijke of bijzondere kweekschool, be draagt 45. Het totaal der volgens art. 1 ten laste vair 's Rijks kas komende toelagen is in rond cijfer te ramen op f490.000;' dus gemiddeld f90.000 voor elk der jaren 1925 tot en met 1929. Voor de onverplichte onderwijzers dier leerscholen kan de minister van Onderwijs, K. en W. blijkens de Me morie van Toelichting-, niet verder gaan dan aan gemeenteraden en sch.- besluren de bevoegdheid toe te ken nen tot het verleenen van toelagen op gelijken voet als het Rijk do^t ten aanzien van hen, wier jaarwedde voor Rijksvergoeding in aanmerking is gekomen. Die toekenning van be voegdheid is omschreven in de artt. 3, 4 en 5, terwijl art. 6 strekt om ten aanzien van de uitbetaling .bevoordee ling van de onverplichte bov en de ver plichte onderwijzers te voorkomen. Art. 9 strekt om de toelage- mede te begrijpen onder die inkomsten, welke voor 90 of 80 ten honderd ingevolge art. 27 eerste lid eerste vohrin van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1925 worden fcïegaran deerd voor het jaar 1925. Ik gooide het nog eens over eem an deren boeg. „Nu goed dan, wat voor soort van haar heeft zij? Zij heeft toch haar op het hoofd, zou ik denken?" „Haar? Dat zal waar zijn, en een boel ook!" antwoordde Bill, veront waardigd over zulk een onnoozele vraag. „Ellenlang! Rood!" „Laat naar je kijken!" viel Hi uit. „Rood? 't Is- net zoo min rood als het mijne." Bill beschouwde Hi s haar met een opmerkzam'en blik. „Welke kleur zeg je dat jouw ragebol heeft?" vraagde hij voorzichtig. „Dat doet er niet toe. 't Is niet rood in elk geval." „Rood? Neen, dat zou ik ook zoo denken"; en Bill lachte lang en har telijk. „Rood, sapristi! Neen, Hi", ver volgde hij, op eenmaal weer bedaard, en met een ernstig gezicht den haar dos van zijn vriend - bekijkende, „je haar is niet rood, laat je dat nooit wijs maken." Ik probeerde hem weer terug te brengen naar ons uitgangspunt en voort te gaan met de pas begonnen beschrijving van Gwens uiterlijk, maar het gelukte mij niet. Hi vatte echter met pleizier den draad op. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5