NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN WOENSDAG 15 APRIL 1925
TWEEDE BLAD.
Wat de bladen zeggen.
De Olympiade.
Naar aanleiding van de Memorie
an Antwoord op het Voorl. Verslag
dr-r Tweede Kamer inzake de Rijks
bijdrage voor de Olympische spelen,
schrijft de Standaard:
Naar men weet, hebben wij ons
tegen het voorstel verklaard, omdat
wij bezwaar hadden tegen de Olym
piade, voornamelijk om het misbruik
van den Zondag, dat te vreezen viel.
Daarnaast stonden andere bezwaren,
maar hier lag ons hoofdbezwaar.
Nu de Minister van Onderwijs ge
komen is met zijn Memorie van Ant
woord, valt, dit moet aanstonds wor-'
den toegegeven, ander en beter licht
op de zaak.
De Minister zet de internationale
beteekenis der Olympiade uiteen en
ons belang bij de ontvangst in 1928.
Hij maakt duidelijk,-waarom een cre-
diet moet worden gevraagd. 'De Re
geering weigerde toch, de gelegen
heid te geven voor een verloting, die
het vereischte geld zou moeten op
brengen, maar stelde toen daarteg:n-
over, «n 1920, de toezegging van me
dewerking harerzijds bij de aanvraag
om een subsidie; wat de reden is,
dat de Volksvertegenwoordiging in
het geval gemengd wordt.
Een zeer nauwkeurige regeling in
zake de financieele gestie werd ont
worpen. En last not least als vaste
voorwaarde wordt thans gesteld dat
de Zondag er buiten blijft.
Vooral dit laatste is van groote
beteekenis.
Wij gelooven, dat de Regeering er
recht op heeft, dat men met allen
ernst hare uiteenzetting nauwkeurig
overweegt. En niet oordeelt, vóór men
alle gronden, door haar aangevoerd,
nauwlettenc^ heeft gewogen.
Wij wenschen dit te doen om onze
houding nader te bepalen.
Maar wilden niet nalaten de aan-
4 dacht te vestigen op deze uitspraak
in- de Memorie van Antwoord: „ten
aanzien van de vrees voor ontheiliging
van den Zondag is de Regeering van
meet af waakzaam geweest. Zij
wenscht dat tegenover eventucelen re-
geeringssteun, deze voorwaarde zal'
staan, dat in geen geval gedurende
den Zondag zal worden gespeeld."
Een stellige uitspraak, waarvoor wij
dankbaar zijn.
De Nederl. schrijft over hetzelf
de onderwerp:
Zelfs de meest-voorzichtige Neder
lander en de scherpste criticus,
van het subsidievoorstel voor de
Olympische spelen van 1928, zullen
moeten erkennen, dat het Regeerings-
antwoord op het Voorl. Verslag van
de Tweede Kamer, dit plan wel in
een geheel ander licht heeft gesteld.
- In de eerste plaats wijizen wij op
een argument vóór de aanvaarding
van het gastheerschap door Neder
land, dat in de MernoHe van Toe
lichting niet was genoemd en dat
niet zal nalaten op Nederlandsche
harten zijne werking te doen. In 1928
worden voor het eerst na den oorlog,
alle Centrale Mogendheden, dus ook
Duitschland en Oostenrijk, uitgenoo-
digd hare vertegenwoordigers te zen
den. De ontmoeting te Amsterdam
zal dus, gezien van internationaal
standpunt, bijzondere beteekenis heb
ben. De IXde Olympiade zal mede
een vredes-werk zijn, waarvan de
kracht tot internationale vriendschap
en samenwerking zal kunnen uitgaan,
die vérder reikt dan hetgeen door
den toeschouwer der spelen gezien
wordt.
Van de bezwaren tegen het voor
stel der Regeering is een drietal,
door het Antwoord weggenomen.
Het Staats-subsidie wordt niet een
voudig geschonken integendeel, de
financieele steun der Rijks zal zich
bepalen tot deelneming in het te vor-
FEUILLETON.
De Loods van Zwaankreek.
Een verhaal uit het verre Westen.
18)
Ik maakte den brief open, wilde be
ginnen „Mijn lieve beste Davd,"
maar mijn tong weigerde haar dienst,
ik kon geen woord uitbrengen. Moore
stak zijn hand uit en nam den brief
van mij over. De Prins stond uit be
scheidenheid op en wenkte mij, dat ik
hem zou volgen, maar Bruce hield
hem tegen.
Dus ging hij weer zitten, het hoofd
diep voorover gebogen, terwijl Moore
den brief voorlas. Zijn stem bleef hel
der en vast, totdat hij aan de laatste
regels kwam. „En o, David, beste jon
gen, als uw hart ooit naar huis terug
verlangt* denk er dan om, dat de deur
altijd open staat, en dat wij ons allen
van harte zullen verheugen over uw
terugkomst."
Bruce lag onbeweeglijk, en uit de
gesloten oogen rolden dikke tranen.
Dat was zijn afscheidsgroet aan haar,
wier liefde zijn slingerend levens-
scheepje tot een anker was geweest
en het behoed had voor een volkomen
men waarborgfonds. Tot bevordering
van zorgvuldig beheer en tot beper
king der Rijksbijdrage, zal de geheelc
financieele gestie van de Olympiade
nauwlettend worden nagegaan door
een Regeerings-commissaris, bijge
staan door accountants.
Het meest belangrijke voor velen
in Nederland is zeker de mededee-
ling van den Minister van Onderwijs,
dat de wedstrijden op Zondag geheel
zullen stilstaan. Niet met stilstand ge
durende een deel' van den Zondag
heeft de Regeering zich tevreden ge
steld, neen; op Zondagen zal niet
worden gespeeld.
Deze bepaling 'is voor ons niet al
leen van beteekenis, omdat zoodoende
Zondags-ontheiliging en verstormg
van de Zondagsrust voorkomen wor
den maar ook, omdat het stellen
dezer voorwaarde, ook tegenover het
Buitenland, waar men het lichter
neemt met den Zondag, manifesteert
het Christelijk-protestantsch karakter
van het Nederlandsche volk.
Ongetwijfeld blijft nog bestaan het
zeer groot bezwaar, dat deze uitgaaf
van 250.000 gulden, gedurende vier
jaren, juist komt in een tijd, dat van
Rijkswege talrijke zeer pijnlijke be
zuinigingen worden toegepast. De
waarschijnlijkheid, dat deze uitgave
voor een groot deel zal worden terug
gevonden in ruimer belastingop
brengst, kan dit bezwaar slechts voor
een ,deel ondervangen.
Maar toch is er goede grond voor
de stelling, dat van tegenstand tegen
het Regeeringsplan in veel mindere
mate zou zijn gebleken, indien de
vier genoemde hoofdpunten uit het
Regeerings-antwoord reeds waren ver
meld geweest in de Memorie van
Toelichting.
Zou het diplomatiek beleid van hei
Kabinet geweest kunnen zijn, zijne
beste wapenen eerst op te stellen in
de tweede verdedigingslinie
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Lemelerveld (O.), P.
Visser te Lemelerveld (O.) Te Ee (toez.),
H. P. Brandt te Molkvverum.
Bedankt: Voor Loosduinen (Hulp-
pred.), L. Holtrigter, te Gent.
GEREF. KERK.
Beroepen: Te Raard, T. Sap te Gou
da. Te Onderdendam, T. Dijkstra, cand. te
Warns. Te Moerdijk, C. Kapteijn, cand. te
Oegstgeest. Te Pijnacker-Nootdorp, A.
Dercksen, cand. te Gouda. Te Oud-Vosse-
meer, W. H. Bouwman te Lopik.
Aan ge nomen: Naar Buitenpost, C.
J. Goslinga te Oosthem:
CHR. GEREF. KERK.
Tweetal: Te Baarn, D. Driessen te
's Gravenzande en C. S. van der Vén te
Lisse. Te Werkendam: J. de Bruin te
Maassluis en J. L. de Vries te Rijnsburg.
EVANG. GEM.
Aangenomen: Naar Amsterdam
(Weteringkerk), P. van Vliet, te Wemel-
dinge.
REM. BROEDERSCHAP.
Beroepen: Te Nieuwkoop, J. H. Smit
Sibinga, cand. te 's Gravenhage.
BAPTISTENGEMEENTEN.
Beroepen: Te Emmerèrf scheiden-
veen, J. Hekhuis, te Muntendam.
Aangenomen: Naar Haarlem, J. v.
d. Schors, te Emmererfscheidenveen.
De aanslag betaald.
Naar het „N. v. h. N."* verneemt, heb
ben. de kerkvoogden der Ned. Herv. gem.
te Groningen hun verzet laten varen en
den achterstalligen aanslag van 4 jaren
ten bedrage van f 38.000 aan de Synode
betaald, zcodat thans kan worden over
gegaan in de vacature van Ds. Dippel te
voorzien.
Geref. kerk te Gouda.
Door den Kerkeraad van de Geref.
Kerk' te Gouda is de volgende motie ge
publiceerd
„De Kerkeraad der Geref. Kerk van
Gouda, met droefheid vernemende, dat
men voortgaat den goeden naam en eere
van onzen dienaar des Woords, Ds. T.
Sap aan te randen, protesteert met ver
ontwaardiging tegen dien vuigen laster,
en verklaart onomwonden, dat hij ge-
ondergang.
Hij nam den brief uit Moore's hand,
bracht hem met moete aan zijn lippen,
wees op het Nieuw Testamentje en
zeide zwaar ademhalend: „Net
als in de gelijkenis. Ik.... behoef
waarlijk.... niet bang te zijn., wel?"
„Neen, neen", zei Moore hartelijk en
bemoedigend, hoewel de tranen hem
langs de wangen liepen. Wie met waar
berouw tot Hem komt zal niet afge
wezen worden.
Bruce's blik viel op mij. Ik boog mij,
over hem heen. „Zeg haar..en", meer
kwam er niet.
„Wat moet ik haar zeggen?" vraag
de ik en probeerde hem nog tot spre
ken te krijgen. De boodschap werd
echter nooit gegeven. Hij tastte met
zijn hand naar den Prins, totdat zij
dienshaar aanraakte. De Prins hief
zijn hoofd op en keek hem aan. Toen
deed hij iets, terwille waarvan ik hem
veel vergaf. Hij boog zich over den
stervende en drukte een kus op het
bleeke voorhoofd. Het licht kwam
terug in de doffe oogen; hij glimlachte
nog eenmaal, en met dien glimlach
ging hij over in het andere leven. Door
het geopende raam kwam een geur
van pas ontloken rozen naar binnen,
gedragen door den koelen morgenwind
durende bijkans 23 jaar zich als een ijve
rig en getrouw Dienaar des Woords ge-
dragen heeft, wiens herderlijke arbeid door
zeer velen werd en wordt op prijs gesteld
en dat hij al die jaren, tot opbouw van
onze gemeente en met vrucht en zegen
is werkzaam geweest."
De kerk in het Oosten.
Interessante mededeelingeri van wat in
den. Orient 2ich ontwikkelt of tracht te
ontwikkelen vindt men in een artikel, dat
de predikant van Kronstadt in Zevenbur
gen (Roemenië), Dr. V. Glondys, in de
Duitsche „Wartburg" schrijft.
In dat artikel vertelt Dr. Glondys, dat
er in de Oriëntaalsch-orthodoxe kerk van
Groot-Roemenië eigenlijk iets gehe:l an
ders leeft dan de in West-Europa on
derstelde aansluitingsneiging bij Rome.
Wat toch is het geval De bedoelde
kerk in Groot-Rcemenië is door de ver-
grcotingen die ze na den wereldoorlog
kreeg in machtsbewustzijn sterk gegroeid
en mikt er nu op, zelf de leidende rol in
de Oostersch-orthodóxe kerk-wereLd over
te nemen. In deze richting b.v. ligt de
opdracht aan den koning van Roemenië
geschonken, „beschermer van het heilige
graf te Jeruzalem" te zijn. De koning van
Groot-Roemenië is daartoe de aangewe
zen persoon.
Verder is te Boekarest nu een patriar
chaat opgericht woor Groot-Roemenië. En
waar de Russische Kerk nauwelijks
meer meetelt, en het .patriarchaat te Kon-
stantinopel tot een schaduw is geworden
van wat het vroeger was, hoopt en gelooft
men in Roemenië, dat nu het patriarchaat
van Boekarest de toekomst heeft in het
Oosten en dit de leidende rol in de naaste
toekomst aan zich zal trekken.
Aansluiting aan Rome, hetgeen betee-
kenenzou „sub-ordinatie" onder een
macht, die cok gaarne den Orient be-
heerschen wil, ware met deze bedoelingen
geheel tegenstrijdig en ligt absoluut niet
in het Roemeensche voornemen. De pa
triarch van Boekarest moet naar Roe-
meensch inzicht naast den „patriarch"
van Rome staan, niet onder hem'
Wel echter is er in Roemenië groote
neiging tot vriendschap met de AngliCaan-
sche kerk in Engeland. Reeds eenigen
tijd geleden nam Engeland het initiatief.
De Anglicaansche kerk vroeg toen aan
de Roemeensche, dat deze de priesterwij
ding der eerste erkennen zou naar het be
ginsel der reciprociteit.
In principe hebben zoowel de patriar
chen van Constahtinopel en van Jeruzalem
alsmede de autocephale kerk van Cyprus
zich hiertoe bereid verklaard.
Roemenië heeft een synode aan de zaak
gewijd en daar de voorwaarde uitgestip
peld, waaraan het Oosten die wederzijd
sche erkenning bindt en binden moet. Op
deze synode stelde Dr. Balan, de Oos-
tersch-orthodoxe aartsbisschop en metro
poliet te Kronstadt in' Zevenburgen voor,
om te verklaren, dat het Oosten bereid
is de priesterwijding der Anglicaansche
kerk te erkennen en dit ook zeer gaarne
zal doen, indien de Anglicaansche kerk
het bezwaar wegneemt, dat de priesterwij
ding in Engeland niet een beslist sacra
menteel karakter draagt. Eerst na dezen
uitbouw van de dogmatiek zou het Oos
ten de gevraagde erkenning kunnen doen
plaats vinden. Met dit standpunt vereenig-
de de synode zich.
Teveel studenten?
Naar wij vernemen, heeft de Minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen onlangs een schrijven van den vol
genden inhoud doen uitgaan aan de cu
ratoren-colleges van de Rijks-Universitei
ten.
„Zcoals uw college bekend is, noopt
de toestand van 's lands financiën bij
voortduring tot het in acht nemen van
de uiterste zuinigheid, ook op het gebied
van het hcoger onderwijs.
Dientengevolge was de regeering, hoe
zeer ook tot haar leedwezen, genoodzaakt
waar dit zonder ernstige schade aan het
onderwijs toe te brengen mogelijk bleek,
vacatures onvervuld te laten, geen uitbrei
ding van personeel toe te staan en de
bedragen van de subsidies te verminderen
Het is voorshands niet te verwachten, dat
daarin wijziging-gebracht zal kunnen wor
den. Aan den anderen kant ontgaat het
mij niet, dat voor de meeste sttudievak-
ken rekening moet worden gehouden met
een steeds toenemend aantal studenten.
Het gevolg daarvan is, dat de college-za
len overvuld raken, de studenten in
zonderheid bij de empirische wetenschap
pen geen voldoenden steun bij hun
onderwijs ondervinden, en de hulpmidde
len niet altijd voldoende geacht kunnen
worden.
De consekwentie van een en ander leidt
die zachtkens streek langs Let bleeke
gelaat op het kussen. Dat trof mij. Hij
kwam uit het Morgenland.
Weder deed de Prins iets bewonde
renswaardigs. Over het bed heen reik
te hij den Loods de hand. „Mijnheer
Moore", zeide hij hoffelijk, „gij zijt 'n
moedig man een een goed - man. Ik
vraag u vergeving voor veel onbeta
melijks."
Moore nam de uitgestoken hand in
de zijne, drukte die hartelijk, en zei
met trillende stem: „Zeg maar niets
meer, ik kan het niet goed hebben."
„De club van de Edele Zeven zal
geen vergadering meer houden", zei de
Prins met een treurig lachje.
Toch is er spoedig weder een bijeen
komst geweest, maar bij die gelegen
heid was de Loods voorzitter, en er
werd geen kaart gespeeld.
„De Loods had vat op hen gekre
gen", zooals Bill zei.
HOOFDSTUK IX.
G w e n.
Toen ik pas in Laag Heuvelland
was, had ik al heel gauw over Gwen'
hooren praten. Er waren allerlei ver
halen over haar in omloop. Niet zoo
zeer bijzonderheden, maar men kon
best merken dat zij een persoontje yan
RECLAME.
Afgeluisterd gesprek.
A.: Heb je gezien, hoe andere firma's
zich tegen C. A.'s voordeelige
Heeronkleeding te weer stellen?
B.: Ja, het is vermakelijk. Het zal
hun echter toch niet baten. Bewe
ringen helpen niet. Het publiek
ziet drontlnels goed, dat C. A.
gelijkwaardige kwaliteiten veel
goedkooper verkoopt. Als het niet
zoo was, behoefden de andere zich
immers niet zoo druk te maken.
Huns ondanks bewijzen zij zelfs,
dat C. A. toch voordeeli^r is,
juist voor Heerenkleeding.
A.: Ja, en heb je gezien, hoe druk het
daar is?
B.: Voor zulke lage prijzen is dat na
tuurlijk geen wonder.
(Dit zegt genoeg).
jnij tot de vraag, of niet maatregelen die
nen te worden overwogen om te komen
tot een beperking van de gelegenheid tot
opeidingl.
De met dit vraagstuk verband houdende
denkbeelden moet men ook bezien in ver
band met de kwestie, of het wel juist
is zonder beperking den toevloed van ge
studeerden buiten verhouding tot de
vraag naar gestudeerden in de maatschap
pij door te laten gaan.
Over het bovenstaande zou ik zeer gaar
ne het oordeel van uw college en van
den Senaat willen vernemen".
Vreemde taal op de lagere school.
Op een vraag van mej. Westerman, lid
van de Tweede Kamer, betreffende wij
ziging van de Lager Onderwijswet 1920
in verband met de toegezegde invoering
van het onderwijs in een der moderne ta
len in de 5de en 6de klasse der lagere
school heeft de Minister van onderwijs,
kunsten en wetenschappen geantwoord:
Omtrent de vraag, welke weg zou moe
ten worden gevolgd om het onderwijs in
een der moderne talen in het vijfde en
het zesde leerjaar voor scholen voor ge
woon lager onderwijs weder mogelijk te
maken, heeft op verzoek van den onder-
geteekende de afdeeljng voor het alge
meen vormend lager onderwijs en het
bewaarschoolonderwijs van den onderwijs
raad advies uitgebracht.
Hij wacht thans nog het advies van
de hoofdinspecteurs van het lager onder
wijs. Alvorens dit advies is ingekomen
kan de ondergeteekende uiteraard de in
diening van een ontwerp van wet tot
wijziging van de Lager Onderwijswet 1920
met de in de vraag bedoelde strekking,
niet bevorderen. -
PERSONEEL AAN LEERSCHOLEN.
Verleening van een toelage.
Ingediend is een wetsontwerp tot
liet verleenen van toelagen aan hoof
den, onderwijzers en onderwijzeressen
die in het tijdvak van 1 Januari 1920
tot en met 31 December 1924 werk
zaam zijn geweest aan een openbare
of bijzondere leerschool, die als eenige
leerschool was verbonden aan een ge
meentelijke of bijzondere kweekschool
voor onderwijzers en (of) onderwijze
ressen en toekenning van bevoegdheid
aan gemeenteraden en besturen van
bijzondere leerscholen tot het verlee
nen van zoodanige toelagen.
Bij Koninklijk besluit van 23 Mei
1921 (Stbld. 734) tot wijziging van liet
Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijks
ambtenaren 1920 is te rekenen van 1
Januari 1920 de jaarwedde van de
hoofden en de onderwijzers van Rijks
leerscholen onderscheidenlijk f500 en
f300 hooger gesteld dan die der hoof
den en onderwijzers der scholen voor
gewoon lager onderwijs.
Door de totstandkoming van het Be
zoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksamb
tenaren 1925 en de nadere uitwerking
daarvan in het Koninklijk besluit van
27 December 1924 (Stbld. 585) is met
ingang van 1 Januari 1925 gelijkheid
tot stand gebracht tusschen de bezol
diging van het personeel der Rijks
leerscholen en dat der eenige leersch.
verbonden aan een gemeentelijke of
bijzondere kweekschool.
Het oogenblik is nu, naar de mee-
nng der regeering, daar, om die ge-
ge wicht was. Zij woonde ver van het
middelpunt der beschaving, in den
Reisgids aangeduid als Zwaankreek,
maar in 't gewone spraakgebruik La-
toUrs toko geheeten, ver weg tus
schen de heuvelen rondom het Dui-
velsmeer. Haar vader had daar een
hoeve en uitgestrekte bezittingen wier
grens zij nooit overschreed. Sommi
gen van de mannen hadden echter
wel eens een kijkje van haar gehad
en beoordeelden haar, naar hetgeen
zij gezien hadden.
„Hoe ziet zij er uit?" vraagde ik
Bill op zekeren dag, in de hoop dat
ik er hem toe zou krijgen mij een be
schrijving van haar te geven.
„Hoe ze er uitziet? Ja laat eens
kijken 't Is me er eentje
„Hoe ziet zij er uit, bedoel ik. Be
schrijf mij haar gezicht en haar heele
uiterlijk eens."
„Haar beschrijven?".... Hij dacht
een oogenblik na, keek eens naar de
lucht, alsof hij daar het antwoord
hoopte te vinden, en zei toen: ,,'kWeet
het niet."
„Weet je het niet? Wat bedoel je?
Héb je haar dan nooit gezien?"
„Jawel; maar ik weet niets, waar zij
op lijkt."
Daar bleef het bil.
Aan het Zoeklicht.
Leiden, 15 April 1925.
De ontwapenaars die zichzelf en an
deren trachten te suggereeren, dat het
verlangen naar vrede wel zoo sterk ft
onder de volken en de afkeer van den
oorlog zoo groot dat we zonder eenig
bezwaar onze weermacht kunnen ver
nietigen, zijn wel heel sterk gedesil-
lusionnerd den laatsten tijd.
Want overal kookt het en smeult
het en broeit het.
.Maar er zijn ook lichtpunten. De
vechtgedachte verliest toch terrein.
Daarvan vertelt „Democratie" het
orgaan onder redactie van niemand
minder dan Prof. Heeres.
'I Gebeurde in een school. Een juf
frouw, aangeduid als een „rechtgeaard
pacifiste" maakte enkele opmerkingen
over een fort en 't spelen met sol
daten.
En toen was daar een jongetje dat
zei: 0 juffrouw, een Ford loopt zoo
hard. Hij had de klank opgevangen,
maar het beeld dat zich daarbij aan
zijn knderlijk brein voordeed, was
een ander dan waarover 't ging.
Zoo kreeg die juf even een kijkje in
de psyche van een kleinen jongen. En
zoo komt men tot de conclusie dat de
vechtgedachte terrein verliest
Een conclusie waaruit ik op mijn
beurt de conclusie trok, dat niet al
leen een kinderhand gauw gevuld is.
OBSERVATOR.
lijkheid ook te scheppen voor het tijd
vak waarover zij ontbrak, n.l. van 1
Januari 1920 tot en met 31 December
1924. Tengevolge van de omstandig
heid, dat de eerste dienstjaren van
dat tijdvak inmiddels afgesloten zijn,
kan dit herstel niet geschieden door
verhooging der jaarwedde, maar is de
vorm gekozen van het verleenen van
toelagen.
Uiteraard gebiedt de billijkheid
om de belanghebbenden zooveel eenigs
zins mogelijk gelijke voordeelen te
doen genieten ais zij zouden hebben
gehad indien te rekenen van 1 Janu
ari 1920 hun jaarwedde op gelijke
wijze 'als die der hoofden, onderwij
zers en onderwijzeressen van Rijks
leerscholen met f 500 of f 300 was ver
hoogd.
Vandaar dat in art. 1 wordt voorge
steld, jaarlijksche toelagen tot die be
dragen ten laste van het Rijk te bren
gen voor wat betreft de verplichte
onderwijzers. In art. 2 wordt voorge
steld, de uitbetaling te doen plaats
hebben in de eerstkomende vijf jaren.
Het aantal gemeentelijke en bijzon
dere leerscholen die in genoemd vijf
jarig tijdvak als eenige leerschool
verbonden waren aan een gemeente
lijke of bijzondere kweekschool, be
draagt 45. Het totaal der volgens art.
1 ten laste vair 's Rijks kas komende
toelagen is in rond cijfer te ramen
op f490.000;' dus gemiddeld f90.000
voor elk der jaren 1925 tot en met
1929.
Voor de onverplichte onderwijzers
dier leerscholen kan de minister van
Onderwijs, K. en W. blijkens de Me
morie van Toelichting-, niet verder
gaan dan aan gemeenteraden en sch.-
besluren de bevoegdheid toe te ken
nen tot het verleenen van toelagen op
gelijken voet als het Rijk do^t ten
aanzien van hen, wier jaarwedde
voor Rijksvergoeding in aanmerking
is gekomen. Die toekenning van be
voegdheid is omschreven in de artt.
3, 4 en 5, terwijl art. 6 strekt om ten
aanzien van de uitbetaling .bevoordee
ling van de onverplichte bov en de ver
plichte onderwijzers te voorkomen.
Art. 9 strekt om de toelage- mede te
begrijpen onder die inkomsten, welke
voor 90 of 80 ten honderd ingevolge
art. 27 eerste lid eerste vohrin van
het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke
Rijksambtenaren 1925 worden fcïegaran
deerd voor het jaar 1925.
Ik gooide het nog eens over eem an
deren boeg. „Nu goed dan, wat voor
soort van haar heeft zij? Zij heeft toch
haar op het hoofd, zou ik denken?"
„Haar? Dat zal waar zijn, en een
boel ook!" antwoordde Bill, veront
waardigd over zulk een onnoozele
vraag. „Ellenlang! Rood!"
„Laat naar je kijken!" viel Hi uit.
„Rood? 't Is- net zoo min rood als het
mijne."
Bill beschouwde Hi s haar met een
opmerkzam'en blik. „Welke kleur zeg
je dat jouw ragebol heeft?" vraagde
hij voorzichtig.
„Dat doet er niet toe. 't Is niet rood
in elk geval."
„Rood? Neen, dat zou ik ook zoo
denken"; en Bill lachte lang en har
telijk. „Rood, sapristi! Neen, Hi", ver
volgde hij, op eenmaal weer bedaard,
en met een ernstig gezicht den haar
dos van zijn vriend - bekijkende, „je
haar is niet rood, laat je dat nooit
wijs maken."
Ik probeerde hem weer terug te
brengen naar ons uitgangspunt en
voort te gaan met de pas begonnen
beschrijving van Gwens uiterlijk, maar
het gelukte mij niet. Hi vatte echter
met pleizier den draad op.
(Wordt vervolgd).