NÏEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG 7 APRTL TS25
TWEEDE BLAD.
Wat de bladen zeggen.
De Staatsloterij.
Wij lezen in de „Standaard":
Het Voorloopig Verslag op Het wets-
ntwerp tot afschaffing van de Staatsloterij
:-i meldt, dat vele leden de indiening van
het wetsontwerp niet ernstig konden ne
men.
De verdediging, die'deze leden geven
an de Staatsloterij, wijst inderdaad op
- ebrek aan ernst, maar niet bij de cri-
i-iei» Wij mogen waarlijk wel zeggen, dat
liet mo.-ilijk valt, deze verdediging en de
bestrijding van het wetsvoorstel ernstig
te nemen. Zoo schrijnend is hier het ge
brek aan logica.
Het schijnt, dat men er maar wat op
os praatte. Én wij herhalen, wat wij bij
:1e b- spreking van het wetsvoorstel schre
den: ais men geen andere argumenten
.aartegen heeft, dan de genoemde, dan
moet het een goede kans hebben.
Op de eerste bladzijde van het Voorloo
pig verslag, vonden wij een aaneenrijging
an wonderlijke beweringen.
Wij willen ze noemen.
De eerste bewering is, dat de speel-
hartstocht er nu eenmaal is en door de
Staatsloterij, niet wordt aangewakkerd. Om
dat de staat de gelegenheid geeft aan deze
neiging te voldoen, matigt hij de gevolgen
ervan en beschermt hij tegen oneerlijke
practijken, waarvan de voorbeelden nog in
ieder^geheugen liggen. Wordt de Staats
loterij opgeheven, dan maakt men voor
deze practijken vrij baan.
Welke waarde heeft zulke bewering,
als men in aanmerking neemt, dat al die
oneerlijke en kwade practijken volkomen
vrije baan hadden in~ weerwil van. de
Staatsloterij
De voorbeelden ervan, die nog in ieders
geheugen liggen, zijn immers van zeer
recent en datum.
De tweede bewering komt van een zijde
waar men minder gunstig oordeelt over
het wetsontwerp.
Zij luidt aldus: de Staat heeft niet tot
roeping de natuurlijke neiging van den
mensch tot verrijking, voor zoover die
zich in spel uit, onder alle omstandighe
den tegen te gaan.
Deze bewering heeft met de afschaffing
van de Staatsloterij niets te maken. Het
gaat daarbij niet om de vraag, of de
overheid een neiging tegen zal gaan, maar
of zijzelf gelegenheid zal geven, die nei
ging bot te vieren.
Derde bewering: de opzet der Staats
loterij is, dat zij den hartstocht tot het
spel niet prikkelt.
Om dezen hartstocht dus niet te prik
kelen, geeft men gelegenheid tot het spel.
Wel vreemd.
Vierde bewering: de Staatsloterij voor
komt, dat de speelzucht een sociaal kwaad
wordt.
Een bewering, die door de feiten wordt
weersproken. Heeft zij de Broekhuys-af-
faire misschien gekeerd
Vijfde bewering: de speelzucht is een
gevaar, misschien zelfs een kwaad. De
Overheid leidt die neiging in goede ba
nen.
Om dus een kwaad in goede banen te
leiden, moed de Overheid zelf er de ge
legenheid toe bieden.
Zesde bewering: beter ware het, dat
de overheid de beursspecutaties tegenging.
Willen wij hier de logica vasthouden,
dan zou de Overheid dus zelf de gelegen
heid tot beursspeculaties moeten geven.
Wat men niet wil. De effectenbeurs is
toch geen officiëele instelling
Zevende bewering: als men bezwaar
heeft tegen kansspel, moet ook de loting
bij de militie worden afgeschaft.
Hier is de logica heelemaal zoek. De
loting bij de militie heeft met kansspel
of speelzucht niets te maken. Waarom
hier b.v. ook niet het trekken der afdee-
lingen in ons parlement genoemd
Ziehier de redeneering van degenen, die
de Staatsloterij willen behouden.
Zeggen wij te veel, als wij spreken van
slechte logica?
Uit het grijs verleden.
OUDE MORAAL.
Religie en moraal behooren bijeen.
Zoo is het niet slecht9 in de geopen
baarde religie, doch eveneens in de
godsdiensten der heidenen. En in den
nieuweren tijd zijn alle pogingen een
z.g. onafhankelijke moraal te grond
vesten, op mislukking uitgeloopen. De
moraal moet haar normen aan de re
ligie ontleenen.
FEUILLETON.
De Loods van Zwaankreek.
Een verhaal uit het verre Westen.
13)
HOOFDSTUK VII.
De laatste vergunning-Zondag.
De lente was weer in 'tland. Bruce
scheen niets te doen te hebben, al
thans hij bracht het grootste gedeelte
van den dag aan de Halte door, dronk
er Latours whiskey en liep iedereen
in den weg. Tevergeefs trachtte de
Loods hem te winnen door hem boe
ken te leenen en illustraties, en aller
lei kleine beleefdheden te bewijzen.
Hij zou zich een dag goed houden, om
ion weer ruw uit te vallen tegen den
godsdienst en allen, die voor gods
dienstig doorgingen. Hij miste den
Prins, die zuidwaarts was getrokken
op een van zijn periodieke uitstapjes,
aarvan niemand iets wist, of begeer
de te weten. Het bijzijn Van den Prins
had altijd een bedarenden invloed op
ruce en maakte zijn manieren min
or ruw. De godsdienstoefeningen
erden urn de veertien dagen gehou-
en en 'twas eigenlijk een verlich-
-'^k vCvjr alleru dat hij bij do eerst-
Gij de Grieken en Romeinen en de
Indiërs was, althans in de oudste tij
den de religie huisgodsdienst, zij be
perkte zich tot den engen kring der
familie. Met de moraal was het even
zoo gesteld, ook deze droeg een exclu
sief karakter.
De religie leerde den mensch niet,
in zijn «aaste een broeder te aanscliou
wen, maar een vreemde: een, die an
dere goden dan hij vereerde en met
wien men zich niet kon vereenigen in
een gemeenschappelijk gebed; hij
moest als een vijand worden be
schouwd.
Daarom bad in die oude tijden de
mensch nooit tot de godheid voor an
dere menschën; hij riep haar slechts
aan voor zich en de zijnen.
Er is ons een oud Grieksch spreek
woord bewaard gebleven, dat op dit
isolement des menschen in zijn gebed
een eigenaardig licht werpt en waarin
we nog de herinnering vinden aan die
lang vervlogen dagen. In den tijd van
Plutarchus, die in de eerste eeuw na
Chr. leerde, zeide men tot een egoïst:
„Gij offert aan den haard." Dat betee-
kent: Gi^ maakt u los van uw mede
burgers, gij hebt geen vrienden, uw
gelijken zijn niets voor u, ge dénkt
slechts aan uzelf en de u-^n. Dit
spreekwoord was alzoo afkomstiguit
een tijd, toen alle religie rondom den
haard was geconcentreerd, en moraal
en genegenheid niet uitkwamen boven
den engen kring der familie.
Het spreekt vanzelf, dat de moraal
denzelfden ontwikkelingsgang volgde
als de religie en naarmate de gods
dienst meeromvattend werd, ontwik
kelde zich ook de moraal, totdat zij
ten laatste den plicht om alle men
schen lief te hebben proclameerde. Eer
het zoover was, hebben evenwel heel
wat factoren op haar ontwikkeling In
gewerkt, men denke b.v. aan de philo-
sophie, vooral die der Stoa.
Gaan we met onze gedachten terug
naar de alleroudste periode, toen de
godsdienst der huisgoden nog in onge
broken kracht gehandhaafd werd/
De mensch leefde toen In de onmid
dellijke nabijheid der godheid. Bij al
zijn daden was zij tegenwoordig. Hij
bevond zich voortdurend onder de
oogen van een getuige, die hem nooit
verliet. Daarom voelde hij zich ook
nooit alleen. Altijd, in huis, op den
akker, had hij bij zich beschermers
om hem staande te houden In de moei
rijkheden des levens en rechters om
zijn schuldige daden te straffen.
„De Laren'*, zoo zeggen de Romei
nen, „zijn geduchte godheden, aan wie
opgedragen is, de menschelijke wezens
te straffen en te waken over alles wat
binnen in de huizen voorvalt."
„De Penaten", zoo verklaren zij ver
der, „zijn de goden, 'die ons doen le-
veh; zij voeden ons lichaam en regelen
onze ziel."
Men gaf dan ook gaarne aan dén
haard het epitheton „kuisch" en men
geloofde dat hij -den menschen kuisch-
heid oplegde. Geen enkele in materia
eel of moreel opzicht onzuivere daad
mocht in zijn tegenwoordigheid bedre
ven worden.
Hiermee hangen ook bij die primi
tieve menschen de begrippen van
kwaad, straf en verzoening ten nauw
ste samen.
De mensch, die zich schuldig wist,
kon niet tot zijn eigen haard naderen:
zijn god stootte hem terug.
Hem, die bloed vergoten had, was
geen offer meer toegestaan, geen plen
ging, geen gebeden, geen gewijde maal
tijd. De god was zoo streng, dat hij
zelfs geen onderscheid maakte tus-
schen een onvrijwilligen moord en oen
met voorbedachten rade begaan mis
drijf. De hand die met bloed bevlekt
was, mocht de heilige dingen niet
meer aanraken.
Opdat de mensch dan weer met zijn
god'in gemeenschap kon leven, was
in de eerste plaats noodig dat hij zich-
zelven zuiverde door een verzoenings
plechtigheid.
volgende gelegenheid wegbleef. Moore
voegde er echter dadelijk bij, dat hij
zich schaamde over dat gevoel van
rust.
„Ik kan geen vat op hem krijgen,
hij 19 veel te geleerd", zeide hij na af
loop van den dienst tot mij, „maar",
en zijn stem trilde van mededoogen,
„ik zou er heel wat voor over hebben
om hem te kunnen helpen."
„Als hij zijn gedrag niet verandert"
antwoordde ik, „zal hij weldra niet
meer te' helpen zijn. Hij ziet nooit
meer naar zijn weiland om; de en
kele stuks vee, die hij heeft, loopen
in 't wilde rond; zijn huis is schande
lijk verwaarloosd, en hijzelf is een ge
broken man. Grooter gek dan hij ken
ik niet. Is 'tgeen schande, dat Iemand
zich zoo weggooit voor niets?"
„Gij zijt hard in uw oordeel", zei
Moore, mij strak aanziende.
„Hard? Is het dan niet de waar
heid?" antwoordde ik heftig, „En dat
hij, die zoo'n goede moeder heeft!"
„Ja; maar kan hij liet helpen? Is
het wel alles zijn eigen schuld?" vroeg
hij.
„Zijn eigen schuld? Natuurrijk. Van
wien anders?"
„En de Edele Zeven? Zijn die er
Kende deze religie der huisgoden
geen plicht tot naastenliefde, wel
schreef zij den mensch met bewonde
renswaardige nauwkeurigheid de fa-
milieplichten voor, waaraan hij zich
te houden had.
Zij maakte het huwelijk, tot een ver
plichting. Het ongehuwd blijven was
een misdaad in de oogen eener reli
gie, die van de continuïteit der fami
lie den. eersten en heilig3tcn der plich
ten had gemaakt.
Maar de vereeniging die zij beoogde
kon slechts voltrokken worden in de
tegenwoordigheid der huisgoden, van
daar dat de band des huwelijks heilig
en onverbreekbaar was.
Het was in dien oudsten tijd niet
geoorloofd, de riten ter zijde te laten
en van het huwelijk slechts een op zin
nelijke liefde berustend contract te
maken, zooals in de latere Grieksch
Romeinsche maatschappij. Dat stond
die oude religie niet toe, on wie het
toch doen zou, werd gestraft. Want
de zoon, uit zulk een vereeniging ge
boren, werd als een bastaard be
schouwd, d.w.z. hij had geen plaats
aan den haard, hij ..kon geen enkele
godsdienstige handeling verrichten, bij
kon niet bidden.
Gemeenteraad Leiden.
13e Voorstel inzake het sluiten van kas-
geldleeningen, gedurende het 2e kwartaal
1925- Ö3)
Goedgekeurd.
14e. Voorstel tot het geven van namen
aan een 3-tal straten. (65)
Goedgekeurd.
15e. Verordening,regelende de verdee
ling van de gemeente Leiden in stern-
districten voor dé verkiezing van de le
den van den Gemeenteraad. (72)
Goedgekeurd.
16. Verordening, houdende aanwijzing
van de stemlokalen voor de stemdistricten,
waarin de gemeente Leiden is verdeeld
voor de verkiezing van de leden voor de
Tweede Kamer der Staten Generaal, van
de Provinciale Staten en van den Gemeen
teraad. (72)
Goedgekeurd.
17e. Voorstel inzake dp vaststelling van
het voorschot op/de vergoeding'voor 1925
bedoeld in art. 101/ 'der Lager- Onderwijs
wet 1920, aan de besturen, van 'verschillen
de bijzondere scholen uit te keeren. (87)
De heer Oost dam (U.K.) zegt dat
in andere gemeenten bij de vaststel
ling van deze bedragen, een andere weg
wordt gevolgd. Het gaat hier alles vrij
eenzijdig, alles gaat van het secretarie
uit. Kan ook hier b.v. geen „commis
sie van contact" worden ingesteld Dat
zou veel moeilijkheden en soms zelfs
procedures kunnen voorkomen.
De heer Zuidema vraagt of de
wethouders kennis heeft genomen van
wat onlangs Minister dé Visser in de
Eerste Kamer heeft gezegd omtrent de
vergoedoing van de administratiekos
ten. De Kroon heeft meermalen be
slist dat deze kosten niet mochten wor
den berekend bij het vaststellen van
de vergoeding, maar nu heeft de mi
nister in de Eerste Kamer gezegd dat
de gemeentebesturen die kosten wel
op de begrooting kunnen brengen, en
de bijzondere scholen de kosten dus
vergoed krijgen. Dit schijnt spr. tegen
strijdig, en hij zal gaarne weten hoe
de wethouder hierover denkt. Worden
de administratiekosten berekent, dan
wordt in elk geval meer aan de bedoe
ling van de wet voldaan.
Verder vraagt spr. of de wethouder
kennis heeft genomen van eenige in
gezonden stukken in de N.- L, Crt.
waarin beschuldigingen worden geuit
die als ze ook sleohts gedeeltelijk juist
zijn, een verontrustend karakter dra-
Weth. Meynen zal trachten of er
iets in de richting al9 door den heer
Oostdam verlangd, kan worden gedaan
Wat de vraag van den heer Zuidema
betreft, heeft spr. indertijd de ingezon
den stukken in de N. Crt. gelezen.
De verdachtmakende toon daarvan
heeft spr. tegen de borst gestuit, maar-
gezien de vraag van den heer Zuidema
zal spr. trachten daarop een antwoord
te geven.
geheel buiten?" Zijn stem klonk rus
tig en bedaard, maar er was iets in,
dat tot nadenken dwong.
„Och.", antwoordde ik weifelend,
„mij dunkt, ieder behoort op zichzelf
te passen."
„Zekert en ook als het noodig i9,
op zijn broeder. Wat heeft een van u-
lieden gedaan, om hem te helpen?
De Prins had hem een f jaar geleden
nog weer op streek kunnen brengen,
als hij zichzelf een weinig had wille
verloochenen; en datzelfde geldt van
u allen. Gijlieden doet precies waar
gij lust in hebt, zonder u om iemand
te bekommeren, en zoodoende trekt de
een den ander neer."
Ik wist zoo gauw niet wat te ant
woorden, ofschoon mij later genoeg te
binnen schoot; want hoewel hij be
daard sprak, flikkerden zijn oogen en
gloeide zijn gelaat van inwendig vuur.
Ik begreep wat een misdadiger voelen
moet, wiens schuld bewezen Ss. Dit
was ongetwijfeld een nieuwe leer voor
het Verre Westen, lang niet gemakke
lijk in de praktijk, een groote belem
mering voor onze persoonlijke vrijheid,
maar een noodzakelijk gevolg van Moo
re's manier om de dingen te beschou
wen. Wat een 'eiridelooze verantwoor-
Een voorstel als het onderhavige be
treffende* een voorschot op de vergoeding
van de exploitatiekosten aan de Besturen
van de Bijzondere Scholen bereikt den
Raad elk! jaar en is ook telkens door den
Raad aanvaard. Van het desbetreffend
raadsbesluit van. I923 zijn drie Katholieke
Schoolbesturen en het Bestuur der Geref.
Scholen in beroep gegaan bij Ged. Staten.
Zonder daarvoor positieve bewijzen te kun
nen aanvoeren, achtten zij in gemoede de
bedragen, inzonderheid die voor het U.
L. O., te laag. De besturen wezen o.a.
ook op de hoogere bases, die in andere
gemeenten waren aangenomen, o.a. Rot
terdam en ook op hun eigen ervaring,
welke hen geleerd 'had, dat de Leidsche
basis, destijds f 17 per leerling voor het
L. O. en f21 voor het U. L. O. ontoerei
kend waren. B. en W. Wethouder van
Onderwijs was destijds Mr. v. d. Lip
uitten hun bevreemding over de instelling
van dit beroep, dat, omdat het raadsbe
sluit niet een definitieve verrekening, doch
slechts een niet bindend voorschot gold,
geen wezenlijk effect kon hebben, en de
den uitkomen, dat de gemeente uit den
aard der zaak geen rekening kan houden
met bedragen, welke door andere gemeen
ten werden uitgekeerd en evenmin met
hetgeen de leerlingen der Bijzondere Scho
len aan hun besturen kostten. B. en W.
voegden er aan toe, dat besturen van 'de
acht Hervormde Scholen (te weten zeven
scholen voor gewoon L. O. en één voor
U. L. O.) hun ongevraagd hadden mede
gedeeld, dat zij zich, volkomen overtuigd
van de juistheid der toegekende bedra
gen, geheel met het raadsbesluit konden
vereenigen.
Het beroep der vier Schoolbesturen had
tot resultaat, dat het raadsbesluit door Ged
Staten werd vernietigd, d.w.z., dat de
Raad op drie belangrijke punten in het
gelijk werd gesteld, maar dat Ged. Sta
ten op twee punten het totaal-bedrag van
het voorschot, zijnde f 93.502 verhoogden
met f 395 voor kosten van brandverzeke
ring en met f 3134 voor administratie
kosten. Daardoor zouden de bases respec
tievelijk' rijzen tot f17,35 en f211,67. Het
Gemeentebestuur had de kosten voor
brandverzekering niet meegerekend, om
dat, in* overeenstemming met Ged. Sta
ten van Groningen, èn door de Kroon,
èn door den Raad van State was uitge
maakt, dat deze kosten buiten de bereke
ning moesten blijven. Het gemeentebe
stuur had ook de kosten vo.or admini
stratie niet meegerekend, omdat, even
eens in overeenstemming met Ged. Sta
ten van Groningen, èn door den Raad
van State èn door de Kroon, ofschoon
op .verschillende gronden was uitgemaakt,
dat ook de kosten voor administratie bui
ten berekening moesten blijven. Op 11 Mrt
j.l. hebben ook Ged. Staten van Noord-
Holland zich, naar aanleiding van een
beroep uit Bussum, met deze zienswijze
der Kroon vereenigd. Ondanks deze be
slissingen hebben Ged. Staten van Zuid-
Holland gemeend, dat beiderlei uitgaven,
voor brandverzekering en voor administra
tie, wel berekend moesten worden. Van
dit besluit is ons Gemeentebestuur op
zijn beurt in beroep gegaan bij de Kroon.
Wij wachten nog op de beslissing. Zoo
lang wij daarop wachten, laten wij de kos
ten voor brandverzekering en voor admi
nistratie natuurlijk buiten de berekening.
Daarom staan ze ook niet op de vandaag
aanhangige lijst.
In zijn ingezonden stukken zegt de heer
G.: „Op de geheéle gemeentebegrooting
vindt u geen cent b.v. voor drukwerk".
Deze opmerking snijdt geen hout; ook
al vindt men niet voor elke uitgave voor
de scholen een afzonderlijke post op de
begrooting, toch worden al die uitgaven
uit de onderwijsposten betaald en alle vol
ledig voor vergoeding aan de Bijzondere
Scholen in aanmerking gebracht.
Even later lees ik in het ingezonden
stuk: „Voorts vindt men niets voor kos
ten van toezicht op en pensionnee ring
van het gemeentepersoneel, dat de scho
len onderhoudt, schoonmaakt en ver
warmt".
Hierop antwoordt ik: ie. Het onderhoud
wordt jaarlijks aanbesteed en de kosten
daarvan worden evenals die voor de groo
te schoonmaak, op de onderwijsposten ge
boekt; voorzoover het onderhoud zich be
perkt tot kleine reparaties, worden de
arbeidsloonen op den onderwijspost ge
boekt; ze bedroegen in 1924 f 3168,41
voor het G. L. O. en f 24 „57 voor het
U. L. O.; het personeel, dat de scholen,
schoonmaakt en verwarmt, is niet in pen
sioengerechtigden dienst, maar werkt op
arbeidscontract; de verschuldigde rente
zegels worden op onderwijsposten verant
woord en voor de vergoeding in aanmer
king gebracht.
De vier in beroep gegane schoolbesturen
delijkheid! Ik had geen lust om er mij
verder in te verdiepen.
Veertien dagen later waren wij ge
noodzaakt om er ons ernstig mee be
zig te houden. De Edele Zeven zou
den een groote partij geven op de hoe
ve van de gebroeders Hill. De Prins
was van zijn uitstapje teruggekeerd,
nog wat lusteloozer en cynischer dan
voorheen. De partij zou plaats hebben
op den Vergunning-Zondag. Wij had
den namelijk beurtelings een Vergun
ning-Zondag en een Kerk-Zondag, een
beleefdheid aan den Loods, die voor
namelijk te danken was aan den in
vloed van Hi en zijn voetballers. Er
was reeds iets gewonnen met deze wij
ziging in den toestand. Hi drukte het
nogal eigenaardig uit: .„De duivel en
de Loods heeft nog niet veel gekregen,
maar willen we er eens om wedden
wie van de twee het op den duur zal
winnen? Ik wed op hem, en jij?
Bill was voorzichtig en wou liever
eerst de kat uit den boom zien, waar
toe hij spoedig genoeg in de gelegen
heid kwam.
De partij bij de broeders Hill slaag
de uitnemend wat de gezelligheid aan
gaat. Er waren heel wat Vergunning-
kaarten aangevraagd, zoodat whisky
en ook de heer G/, vinden de biases voor
dc exploitatie-vergoeding, speciaal die voor
U. L. O. laag. M.i. niet ten onrechte. Oolc:
ik vind die voor U. L. O. aan den lagen i
kant. Maar B. en W. kunnen daaraan,
langs wettelijkèn weg en een andere is j
er voor hen niet niets doen. Ieder Col- j
lege, hetzij rechts of links, iedere Wethou-
der, hetzij rechts of links, heeft zich te 1
gedragen volgens de wet en die zegt
in art. 101, al. 2, dat de vergoeding be-
draagt het gemiddelde bedrag der kosten
van de gewone openbare lagere scholen
van de openbare U. L. O. scholen.
Welnu, de zuivere kostenberekening over
1923 voor de beide openbare U. L. O.
scholen bedroeg f 9741,21. Omdat dit be
drag ook mij laag voorkwam, heb ik mij
door persoonlijk onderzoek, post voor póst
van de juistheid vergewist. En het aan-
tal leerlingen, let wel, uitsluitend U. L. O.-
leerlingen de lagere school-leerlingen 1
van de jongensschool Pieterskerk dus niet 1
meegerekend bedroeg 409. Bij deeling 1
geeft dit een bedrag van f 83,82 per leer-
ingl. Dit betrekkelijk lage bedrag vindt
zijn verklaring in verschillende oorzaken:
ie. Deze beide gemeentescholen zijn groo
te scholen, die reeds daardoor zuinig ex-
ploiteeren; 2e. het zijn bovendien reeds
lang bestaande scholen, die daardoor al
behoorlijk voorzien waren van leermidde
len en dus betrekkelijk weinig nieuwe en
dure leermiddelen behoefden aan te schaf- 1
fen; waarbij 3e nog komt, dat op deze
scholen een lofwaardige zuinigheid wordt
betracht, waarbij ze o.a. betrekkelijk lang
met haar stellen boeken doen.
Twee voorbeelden ter illustratie: ie. Ik
heb een rekening van een bijz. school
gezien, waarop 400 rapportboekjes geno
teerd stonden voor f 70; dit jaar zijn voor
de openbare scholen rapportboekjes ge
drukt waarvan 400 exemplaren komen op
f 20. 2e. Op de openbare U. L. O. scholen I
bevindt zich o.a. een stel leermiddelen
voor het onderwijs in plantkunde, datf 180 1
kost. Dit bedrag komt, verdeeld over 400 1
leerlingen, op f 0,45 per leerling. Voor een
school met 90 leerlingen zou het neer
komen op f 2 per leerling, voor een school
met 60 leerlingen op f 3 en voor een
school met 30 leerlingen op f 6 per leer
ling.
De schrijver der ingezonden stukken
acht de inlichting, dat de beide openbare
U. L. O. scholen groote scholen zijn,
onjuist; hij vindt haar aantal leerlingen
juist niet groot. Dit is niet uit te maken:
de een vindt groot, wat de ander klein
vindt; een objectieve maatstaf ontbreekit.
Maar stellig zijn ze met haar 246 en 178
leerlingen toch de grootste van alle Leid-
sche U. L. O. scholen, die in 1924 res-
pectievelijk 33, 59, 72, 83 en 85 leerlin
gen telden en samen hadden de beide
openbare scholen in 1924 meer leerlingen
(424) dan de vijf bijzondere met elkaar
(332).
In het ingezonden stuk wordt verzekerd,
dat met een bedrag van f22,42 per leer
ling niet alleen scholen met een zeer
klein, doch ook scholen met een zeer
groot aantal leerlingen in de knel ko
men. Ik antwoord, dat nochtans de beide
openbare scholen zich met dit bedrag
niet in de knel bevinden.
In het ingezonden stuk lees ik, dat de i
Gemeente over 1922 vergoedingen van
f 25, voor G. L. O. en van f35 voor
U. L. O. in het vooruitzicht stalde, maar
later, toen het op betalen aankwam, uit
een ander vaatje tapte en, wegens veran
derd inzicht, slechts resp. f 16,99 en f22,42
betaalde. En daaraan verbindt het inge
zonden stuk dan in gemoede de vraag:
„Kan een schoolbestuur daartegen wa
ken?" Ik antwoord: Neen, tegen wat toen
gebeurd is, kan geen schoolbestuur, maar
kan ook geen gemeeiitebestuur waken.
Want niet het gemeentebestuur tapte uit j
een ander vaatje en niet bij het gemeente
bestuur was het veranderd inzicht. Het
tappen uit een ander vaatje geschiedde in
Den Haag en het veranderd inzicht kwam
uit Den Haag. Want thsschen de vaststel
ling van het voorschot en de definitieve
verrekening kwam er een Kon. Besluit
volgens hetwelk door de Gemeentebestu
ren over 1922 geen vergoeding voor vak
onderwijzers aan de Schoolbesturen kon
worden gegeven.
Tengevolge van dat Kon. Besluit moest
het gemeentebestuur helaas de aanvan
kelijk bedoelde bijdragen wel verminderen
met de bedragen voor vakonderwijzers.
Een andere gedragslijn door het Gemeen
tebestuur ware ten eerste revolutionair en
ten tweede onmogelijk geweest. Op grond
van datzelfde Kon. Besluit hebben Ged.
Staten van 1 Noord Holland op 11 Maart
1925 het beroep van een schoolbestuur
tegen een raadsbesluit der Gemeente Bus
sum ongegrond verklaard. Een teleur
stelling voor veel Schoolbesturen, maar
en bier rijkelijk vloeiden. Wedrenn2n
den geheelen dag en kaartspel tot diep
in den nacht; allerlei soorten van
brouwsel, zoowel bij dag als bij nacht;
daarenboven luimige invallen, die tot
nieuwe vermakelijkheden leidden, zoo
als bijvoorbeeld het wegschieten der
horens van losloopende jonge stieren
dit waren de buitensporigheden,
waaraan de Club zich overgaf. Maan
dagavond begaf ik mij op weg naar de
hoeve, daartoe aangezocht door Moore,
die bepaald wenschte, dat iemand van
ons naar Bruce zou omzien.
„Ik hoor niet bij hen, gij wel", zei
hij. „U zullen zij het niet kwalijk ne
men, als gij eens komt kijken."
Dat deden zij dan ook niet. Zij za-|
ten aan de thee en verwelkomden mij
luidruchtig genoeg.
„Hola, schoolmeester!" schreeuwde
Bruce, „waar is je vrind de zedepree-
ker?"
„Waar gij ook behoorde* te wezen,
als je tenminste nog in staat bent om
er te komen thuis."
„Als'tjablieft geen gawuiik over den
Loods!" viel Hi uit.
„Poeh, poeh" riep de ander, „maal?
maar zoo'n drukte niet. Schenk liever»
eens in." (Wordt vervoïgdJl