DINSDAG 24 MAART 1925
Nieuwe Leidsche Courant.
TWEEDE BLAD.
Wat de bladen zeggen.
Theorie en practijh.
De Indische Post, de „Indische
specialiteiten" in de Eerste Kamer be
sprekend na het vertrek uit onzen Se
naat van den oud G. G. Idenburg (als
gevolg van zijn benoeming tot Staats
raad; schreef:
„Ongeveer een jaar geleden hebben
wij in ons blad afgedrukt een inter
view, dat onze redactie in Neder
land had met den uit den Indischen
Volksraad welbekenden heer Cramer,
die, naar men weet, thans het lid
maatschap der Eerste Kamer vervult.
De heer Cramer, die een mooi bui
tenverblijf in Heemstede bewoont, ver
klaarde toen jegens onzen medewer
ker, dat hij er „niet aan dacht" in
Holland te blijven. Indië lag hem daar
voor „te na aan 't hart". Binnen kor
ten tijd zou hij terugkeeren.
Er gingen toen wel geruchten, dat
die terugkeer het gevolg was van het
feit, dat den heer Cramer door de
S.D.A.P. op de candidatenlijst voor
de Tweede Kamer een plaats was aan
gewezen als nummer acht, (op een
Drentsche lijst,) waar de kans op een
verkiezing ten eenenmale buitenges'o
ten was.maar die geruchten waren
onjuist. Het was pure liefde voor onze
Koloniën, die den heer Cramer tot
terugkeer drong.
Wij vernemen nu echter, dat de
heer Cramer in Nederland blijft. En
we vernemen tegelijk, dat hij nummer
2 werd geplaatst op een andere can
didatenlijst, waardoor de verkiezing
van den heer Cramer tot lid van ons
'Lagerhuis zeker is.
Wat kunnen er toch malle geruch
ten de ronde doen! En cle heer Cra
mer heeft gedacht: Waar plicht ge
biedt, moeten hart en pure liefde voor
Indië zwijgen.
Het Hoogstraten-relletje.
Het Hoogstraat-relletje, zegt onze
Rottefdammer, behoort nu tot het ver
leden.
Op de pertinente vraag van den
heer Vliegen in de Tweede Kamer
die thans van alle verdachtmakende
strekking bevrijd was, heeft Minister
Colijn pertinent geantwoord, dat de
schatkist door de gedane transactie
niet is geschaad, veel eer gebaat.
Loyaal verzekerde daarop het socia
listische Kamerlid, dat hiermee de
zaak uit is en Minister Colijn géén
blaam treft.
Tot zekere hoogte kan men dank
baar zijn voor dit antwoord.
Niet tot volle hoogte.
Immers de in gfeen enkel opzicht
laakbare handeling van den Minister
heeft verschillende persorganen aan
leiding gegeven tot eene minder waar
dige campagne, die den haat tegen
dezen bewindsman toespitste.
Veel kwaad is door deze lasterlijke
geruchten gesticht, dat slechts ten
deele door deze verklaring wordt weg
genomen.
Het Hoogstraten-relletje blijft in het
'historieboek van verschillende onzer
groote persorganen een zeer zwarte
bladzijde.
Droeve toestanden.
Een inzender in de „Maasbode"
schrijft over droeve sociale toestanden
'in het mandenmakersbedrijf, dat voor
al uitgeoefend wordt in plaatsen als
Vlijmen, Nieuwkuik, Haarsteeg en
•Ammerzoden.
De 48-urige arbeidsweek wordt in
dit bedrijf niet gehandhaafd. Arbeids
dagen van 14 uur komen herhaaldelijk
voor. Evenals Zondagsarbeid.
En hoe zijn de loonen
Men leze:
„Is 't waar, dat een mandenmaker
met zijn gezin per week twaalf gulden
verdient in 90 uren werken, dus bij
een loon van 14 centen per uur? Ja
ik zal u uiteenzetten, wat zóó een
mij vertelde 15 Jan. j.l. Hij maakte
per dag, d.w.z. van 's morgens 7 uur
tot 's avonds 10 uur 14 tomatenmand-
jes, zijn vrouw als ze haar 2 kin
dertjes verzorgt heeft, helpt mede, niet
alleen om de mandjes schoon te ma-
kén en de uitstekende stukjes hout
af te knippen, doch ook maakt zij
meestal de bodems der manden. Zijn
patroon betaalt hem per mandje uit
45 centen; echter van dit getal moet
het gebruikte hout worden afgetrok
ken. Een K.G. hout kost 30 cent en
een K.G. riet waarvan het hengsel
moet gemaakt worden en dat ook
dient voor de stevigheid, een K.G.
riet kost 40 cent. Aan een mandje
zit bijna een K.G. hout, als het hout
niet te droog en te bros is, zoodat
het gedurig afbrokkelt. Verder 4 mand
jes moeten wegen 3 K.G. Laten we
nu zeggen, dat aan biezen (riet) ver
werkt wordt aan iedere mand voor
5 centen riet; aan hout voor 25 cent;
dan ontvangt de man voor loon per
mand 45 min 30 is 15 centen, bor
den de mandjes aan de fabriek afge
leverd, dan worden zij daar eerst ge
keurd en niet zelden komt het voor
dat 3 tot 6 pCt. van het loon minder
wordt gegeven, omdat de mandjes te
los bevonden worden.
We hebben alzoo berekend, dat bo
vengenoemd werkman kan rekenen
per uur op 14 (zegge veertien) cents,
per dag 196 ets. per week op 1176
ets. En dan heeft hij onverpoosd ge
werkt 14 uur per 'dag, in alles be
halve aangename houding, zittend en
voorovergebogen, terwijl zijn vrouw
hem nog hielp.
Is het, vraagt „Patrimonium" niet
diep treurig? f 11.76 in een zeer lange
arbeidsweek en bij ingespannen werk.
Er wordt in deze streken armoede
geleden.
Hier moet worden ingegrepen.
En het schijnt niet onmogelijk, om1
deze toestanden eenigszins te verbe
teren. Immers, gaat het met den ex
port van de manden goed.
Men schenke toch meer aandacht
aan de belangen der soc. achterlijke
groepen.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
B e r o e penTe Oudewater, G. Alers
te Nieuw-Lekk'erkërk.
GEREF. KERK.
Beroepen: Te Ternaard en te Zeg-
waart H. W. H. van Andel, cand. te De
Bilt. Te Sleewijk', A. Dercksen H.Mzn.,
cand. te Gouda. Te Rottevalle, J. Dijk
stra te Warns. Te Elburg, J. Hoekstra te
Dalfsen. Te 's Graveland, I. K. Wessels
te Veere.
Bedankt: Voor Hoogeveen, G. O.
Donner te Emmen. Voor Grijlpskerk', J.
Bosch te Westbroek. Voor Hillegersberg,
J. v. d. Meulen te 's iHertogenbosch.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
Ds. G. J. Wi s sink' heeft Zondag On
der veel belangstelling met een predicatie
over Rom. 8:3537 afscheid genomen
van de Geref. Kerk van Velseroord. Aan
het einde der godsdienstoefening werd
hem staande Ps. 134: 3. toegezongen.
Zondag heeft Ds. S. 'v. Dorp met
een predicatie naar aanleiding van 1 Cor.
15:1 en 2 afscheid genomen van de Ned.
Herv. Gemeent ete Utrecht. De gemeente
die in grooten getale was opgekomen om
van deze plechtigheid getuige te zij'n,
zong Ds. Van Dorp, nadat deze de ge
bruikelijke toespraken had gehouden, Ps.
123:1 toe.
De Geref. Kerk' van Waddinxveen
mocht Zondag Ds. W. Veder, gekomen
van Gouda, als haar herder en leeraar
zien bevestigd worden door Ds. J. J.
Wielenga van Alblasserdam, die tot tekst
had Jer. 1:18.
De Gemeente zong haar nieuwen leer
aar de zegenbede uit Psalm 134 toe.
Des avonds hield Ds. Veder zijn intree-
predicatie, en wel naar aanleiding van
Ezechiël 37:114. Onder de aanwezigen
waren B. en W. van Waddinxveen, en Ds.
Gelderhof als vertegenwoordiger van de
classis Gouda. Op verzoek van Ds. Veder
werden geen toespraken gehouden. De
gemeente zong Ds. Veder Ps. 119:9 (ge
wijzigd) toe.
Te Zierik'zee Is het oude kerkgebouw-
der Chr. Geref. Gemeente, dat te klein
was geworden, door den steeds toene-
menden groei der gemeente vervangen
door een nieuw; hetwelk dezer dagen
in gebruik is genomen en plaats biedt voor
ongeveer 1200 personen. Ook te Ouder
kerk a. d. Amstel, waar onlangs een ge
meente was gesticht, is thans een kerk
gebouw voor deze gemeente verrezen, het
welk ongeveer 200 plaatsen biedt.
Ds. Chr. Bruins.
Ds. Chr. Bruins, Geref. predikant van
Breuk'elen, mocht na eenige weken van
ongesteldheid, Zondag 15 Maart weer
voor 't eerst voor zijn gemeente optreden.
Alg. conferentie Chr. Kerk.
Op de algemeene conferentie der Chr.
Kerk van 1929 Augustus te Stockholm,
zal de Ned. Herv. Kerk vertegenwoordigd
worden door Dr. G. J. Weyland, predikant
te Veere, president der Alg. Synode; Prof.
Dr. J. R. Slotemaker de Bruine, hoogleer-
aar te Utrecht; Prof. Dr. H. M. van Nes,
hoogleeraar te Leiden, beide laatsten te
vens leden van het internationale comité;
Prof. Dr. J. A. Cramer, hoogleeraar te
Utrecht en Prof. Dr. W>. J. Aalders, hoog
leeraar te Groningen.
Georganiseerde guldenscollecte.
Ds. C. W. Coolsma te Groningen, al
gemeen secretaris der Georganiseerde Gul
denscollecte, verzoekt ons plaatsing van
het volgend voorloopig verslag over 1924
Wij ontleenen aan dit stuk:
De groei van den arbeid op verschei
dene plaatsen heeft weer goedgemaakt
wat hier en daar door verslapping van
ijVer of ook door de algemeene malaise
werd verloren. En- zoo mogen wij dan
ook over 1924 met een eindcijfer komen
van f 52.cod. Mag dit misschien een
klein begin, lijken in vergelijking met de
honderdduizenden, die het geheele Neder
landsche Zendingswerk ieder jaar noodig
heeft, men verlieze niet uit het oog, dat
de G. G. C. niet anders bedoelt, dan om
tijdelijk aan te vullen, wat men tekort
komt in deze tijden van grootere moei
lijkheden.
De werkzaamheid van den heer Talens,
die door het geheele land trekt, en die
alom werkers probeert te winnen, en
daarin vaak zeer gelukkig slaagt, is aan
deze resultaten zeer ten goede gekomen
en het werk van den heer Krayer van
Aalst is ook niet zonder succes gebleven.
Thans wordt weer met één persoon voort
gegaan, omdat de heer Krayer weer naar
Indië is teruggegaan, en de heer Ellen
een andere positie kreeg bij1 den Zendings
studieraad. JMen kan den heer Talens
echter heipén, door plaatselijk de orga
nisatie van de G. G. C. ter hand te ne
men en niet te wachten totdat misschien
door dezen of genen om medewerking
wordt gevraagd.
Nog is het ideaal, dat men zich bij de
stichting der G. G. C. heeft gesteld: tel
kens drie honderdduizend guldens te ver
zamelen voor het Zendingswerk, verre va.i
de verwezenlijking, maar in ieder geval
hebben de verschillende corporaties, die
meerendeels met zoo groote financieels
moeilijkheden hebben te kampen, een be
langrijke uitkeering kunnen ontvangen, en
daarom mogen allen, die in dit werld be
zig zijn ,met vertrouwen ook het werk
voortzetten.
Staatsexamen toelating universiteit.
De Minister van O., K. en W. brengt
in de „St.-Crt" in herinnering, dat zij,
die zich in 1925 wenschen te onderwerpen
aan het Staatsexamen ter toelating tot de
universiteit, bedoeld in art. 12 der H. O.-
wet, daarvan voor 1 April moeten doen
blijken aan den inspecteur der gymnasia
te 's Gravenhage (Verhulststraat 60).
NEDERLAND EN BELGIë.
Naar een goed einde.
J.l. Vrijdag, aldus het Handelsblad,
meldde ons een telegram van het Bel
gisch Telegraaf-Agentschap, dat de Ne
derlandsch-Belgische onderhandelin
gen een vlot en gunstig verloop ne
men. Dat bericht is bevestigd door een
feit van meer dan gewone beteekenis.
Voor het eerst sedert het oorlogson
heil over Europa losbrak, heeft konin
gin Wilhelmina de Belgische konink
lijke familie ontmoet. Aan het Brus-
selsche Noorderstation is koning Al-
bert met zijn gemalin en den kroon
prins H. M. en den prins komen be
groeten. De koningin heeft dat moge
lijk gemaakt door voor haar terugreis
uit Zwitserland de route over België
te kiezen.
FEUILLETON.
De Loods van Zwaankreek.
Een verhaal uit het verre Westen.
1)
HOOFDSTUK I.
Tusschen de groote prairiën en het
Hooggebergte liggen de Lage Heuvels.
Over een uitgestrektheid van negen
honderd mijlen vertoonen de prairiën
zich als een effen vlakte. Dan veran
dert het tooneel. De bodem begint te
rijzen, vormt zacht afgeronde heuvel
tjes, verderop hoogere, scherper van
omtrek, totdat zij op puntige klippen
gaan gelijken en ten laatste gestuit
worden door het machtige Hoogge
bergte.
Dit golvend terrein, dat de prairie
met de bergen verbindt, heet Laag
Heuvelland. Het beslaat niet meer dan
honderd mijlen, maar geen andere
honderd mijlen in het Verre Westen
bieden zooveel eigenaardig bekoorlijks.
Deze landstreek toch vereenigt de
schoonheden van prairie en bergland
beide. Er zijn valleien zoo breed, dat
zij den horizon schijnen te raken, en
hoogvlakten zoo uitgestrekt dat zij
aan - de groote prairie doen denkpn.
Naarmate men dichter bij de bergen
komt, worden de dalen enger en enger,
totdat zij niet veel meer zijn dan diepe
ravijnen, waar de blauwgrijze wateren
doorheen schieten, afkomstig van de
gletschers, die verblindend wit liggen
te glinsteren tusschen de ver verwij
derde bergtoppen. Hier vindt men de
hoogweidèn, waar talrijke kudden
hoornvee en paarden grazen. Hier
vindt men ook de woningen der vee
fokkers, wier dikwerf ruw en eenzaam^
bestaan vol is van den ernst en de
scherts, van het aandoenlijke en het
blijgeestige, die gezamenlijk de poëzie
van het leven uitmaken. Onder hen
komt men lieden tegen, die alles aan
durven, vermetele waaghalzen, van
alle volk en natie. Maar ook uitgewor-
penen, gesjeesden, teleurgestelden, heb
ben hun weg gevonden naar de woud
hutten van Laag Heuvelland, 't Is een
streek, welker zonnige hoogten en lom
merrijke dalen hun merk drukken op
het leven der bewoners, want nergens
is de tegenstelling van licht en scha
duw duidelijker waar te nemen dan
binnen de huizen der veeboeren in de
provincie Alberta.
Door al wat ik ondervonden heb ben
ik bevestigd in de overtuiging, dat
God regent over rechtvaardigen en on-
rechtvaardigen, want anders zou ik
nooit kennis gemaakt hebben met deze
streek en het zeldzaam aantrekkelijk
leven der veeboeren, noch in aanra
king zijn gekomen met den belang-
wekkendsten van het troepje belang
wekkende mannen in Laag Heuvel
land, onzen lieven goeden Loods,
zooals wij hem noemden.
Mijn eerste studiejaar eindigde heel
ongelukkig. Mijn voogd was wanho
pig. Als ik er thans over nadenk, be
klaag ik hem. Toen ten tijde vond ik,
dat hij zich noodeloos ongerust maak
te, en eigenlijk een vervelende bemoei
al was. De uitnoodiging van Johan
Dalen, een verren neef, om de zomer
maanden bij hem te komen doorbren
gen op zijn bergweide in Zuid-Alberta.
kwam op 't rechte oogenblik. Ik ver
langde vurig haar aan te nemen. Mijn
voogd aarzelde lang, maar toen zich
geen andere uitweg voordeed, moest
hij eindelijk wél erkennen, dat ik er,
door te gaan, niet erger aan toe kon
worden, dan ik reeds was. Zoo kwam
het, dat ik or .zekeren vroegen voor-
Indien iets geschikt is, om in Neder
land een geruststellenden indruk te
wekken ter zake van de hangende be
sprekingen met België, dan is het deze
ontmoeting van H. M. met de Belgi
sche koninklijke familie.
Het is een succes zoowel voor mi
nister Van Karnebeek als voor den
prins De Ligne, den Belgischen gezant
De laatste had, toen hij na den oorlog
hierheen w;erd gezonden, om te trach
ten de slechte indrukken uit te wis-
schen door zijn voorganger en door
België's politiek bij de onderhandelin
gen over den vrede te Parijs te onzen
opzichte gemaakt, een even delicate
als moeilijke opdracht. Een persoon
lijk beroep van den Belgischen koning
op dezen diplomaat was noodig ge
weest, om hem er toe te bewegen den
post in Den Haag aan te nemen. Van
zijn uitnemende relaties tot vele Ne-
derlandsche families en van zijn diplo
matiek talent hoopte de Brusselsche
regeering een nor mali seering der be
trekkingen, die zoo ruw waren ver
stoord.
Men zegt in Den Haag, dat de prins
De Ligne zich voorgenomen had niet
te zullen rusten, voordat de Belgische
koninklijke familie aan Den Haag een
officieel bezoek zou hebben gebracht,
om aldus te doen blijken van de er
kentelijkheid der Belgische regeering
voor hetgeen in de dagen van België's
diepste ellende een deel van ons volk
en de Nederlandsche regeering hadden
mogen doen om het leed van het Bel
gische volk althans eenigermate te
verzachten.
Wij weten niet, in hoever dit ge
rucht waar is, maar wij hebben aan
leiding te gelooven, dat de eerzucht
van den Belgischen diplomaat inder
daad gericht was op een herstel der
normale betrekkingen.
Die taak is hem niet vergemakke
lijkt. De leiding der buitenlandsche
politiek te Brussel, actie in de pers
door een zijner voorgangers (óók in
een in Nederland verschijnend blad)
gevoerd, de houding van Brussel te
genover de stam- en taalverwanten
van het Nederlandsche volk binnen
België's grenzen hebben het werk van
den Belgischen diplomaat in Den
Haag schromelijk verzwaard.
Wij willen in dit stadium der ont
wikkeling van de Nederlandsch-Belgi-
sche betrekkingen, de feiten maar
niet in de herinnering terugroeppen.
Dat zou goeden groei kunnen belem
meren.
Het zij genoeg te constateeren, dat,
toen de onderhandelingen met België
over een ordening der zaken, die re
geling behoefden (omdat België het
statuut van 1839, dat zijn onzijdigheid
waarborgde, als een te eng keurslijf
had verworpen) werden hervat, in
breede kringen van ons volk het ver
trouwen in jhr. Van Karnebeeks lei
ding eenigermate geschokt werd. Men
vreesde, dat wellicht aan de wensche-
lijkheid van een departementaal suc
ces meer zou worden geofferd, dan
voor het volk een dergelijk succes
waard was.
Het feit, dat de Koningin vrijheid
vond weer door België te reizen, met
de wetenschap, dat de Koninklijke fa
milie haar te Brussel zou komen be
groeten 'is wel zeer geschikt om deze
vrees te beschamen. Wie iets weet van
Harer Majesteits opvattingen op dit
stuk weet ook, dat zij daartoe niet zou
hebben besloten, indien men aan de
overzijde onzer Zuidelijke grens nog
steeds in ambtelijken kring wenschen
koesterde, die door Nederland niet
kunnen worden vervuld. Men mag nu
wel aannemen, dat het officieele an-
nexionisme dood is, dat de Brussel
sche regeering het nu verloochent.
Dit is een groot voorloopig succes
voor de leiding onzer buitenlandsche
staatkunde en stellig ook in zekeren
zin voor prins De Ligne. Het geeft
hoop, dat een aannemelijke regeling
jaarsdag in 1884 afstapte aan een eind
station en mij aansloot bij eenige
vrachtlieden v. de Hudson-Baai-Maat-
schappij, op weg naar de Canadeesche
grens. Onze trein bestond uit zes wa
gens en veertien jok ossen, benevens
dirie hitten onder de hoede van een
Franschen Mesties (kleurling) en zijn
zestienjarigen zoon. Wij vorderden
slechts langzaam, maar die geheele
lange dag, van de grEyiwe nevelachtige
morgenschemering, totdat de onder
gaande zon den hemel met de schoon
ste kleuren tintte, was voor mij een
dag van ongekend genot.
Op den avond van den derden dag
bereikten wij de Halte, waar Johan
Dalen ons zou opwachten. Ik herinner
mij nog goed, hoe ik een en al bewon
dering was over de gemakkelijkheid,
waarmee hij op ons toereed, gekleed
in een loshangend buis, gezeten op een
fraaien pony, terwijl hij voor mij een
hit binnen den kring van wagens leid
de, zonder zich te bekommeren om
touwen, vrachtgoederen en andere din
gen, die hem in den weg lagen. Nog
voordat zijn pony tot staan was geko
men, sprong hij er af en drukte mij
de hand op een manier, die mij deed
Aan het Zoeklicht.
Leiden, 24 Maart 1925.
Een lid van het Engelsche Lager
huis zal een voorstel indienen om naar
Amerikaansch voorbeeld aan de La
gerhuisleden toe te staan hunne re
devoeringen inplaats van ze uit te
spreken, s c h r i f t e 1 ij k in te dienen.
De pers zou dan gelegenheid krij
gen ze te „verslaan" alsof ze waren
uitgesproken.
De heer Brittian zoo heet het be
doelde lid, is n.l. van meening dat
60 pet. der sprekers in het geheel
geen antwoord verwachten op hunne
redevoeringen, maar alleen spreken,
voor de kiezers.
Zoo is het in ons land natuurlijk
niet.
In ons parlement en in onze ge
meenteraden wordt niet gesproken
voor de kiezers.
Toch lijkt me de idee niet geheel
verwerpelijk.
Meer practisch nog zou 't misschien
zijn 'de zaak om te keeren en de ge
legenheid te geven dat de redevoe
ringen wel werden uitgesproken maar
niet gedrukt.
't Zou dunkt me de kortste en een
voudigste weg zijn om aan de praat
ziekte die hier en daar angstwekkende
vormen aanneemt, een einde te ma-
ken.
OBSERVATOR.
tot stand komt. Dan zal er stellig ook
niets meer in den weg staan aan een
officieel bezoek van het Belgische ko
ninklijk paar, dat na al wat er ge
schied is van zelf sprak en dat even
natuurlijk wel achterwege moest
blijven.
DE „DROOGGELEGDE BIJBEL."
Prof. Dr. H. H. Kuyper schrijft in De
Heraut:
„De geheel-afschaffers in Amerika zijn
consequente menschen. Ze hebben eerst
hun land droog gelegd; ze willen thans
ook den Bijbel droogleggen. Want ze be
grijpen zelf wel, dat zoolang in den
Bijbel nog op meer dan een plaats blijkt,
dat onder Israël het wijndrinken n.et
verboden was en het wijngebruik zelfs
met lof wordt vermeld,» de vraag allicht
zou kunnen opkomen, waarom dan in
een christelijk land het algeheel verbod
van alle alcoholische dranken moet in
gevoerd worden.
Men zal daarom voor de Amerikanen
een nieuwen Bijbel uitgeven, die dan 'n
afschaffersbijbel zal worden. Verschil
lende hoogleeraren aan de bekende Yale
universiteit zijn, naar men uit Amerika
meldt, al bezig met deze verbeterde Bij
beluitgave. Natuurlijk zal men al die
plaatsen, waar over de nadeelige gevol
gen van den wijn gesproken wordt zoo
als de dronkenschap van Noach laten
staan. Misschien drukt men ze zelfs met
vette letter. Maar al die teksten, waar 't
wijngebruik onder Israël als een geoor
loofde of goede gewoonte vermeld wordt
zullen worden „verbeterd".
Een proeve, hoe dit geschieden zal,
wordt ons reeds medegedeeld. Als de ge
schiedschrijver in I Kron. 16.3 verhaalt,
dat David bij het opbrengen der ark naar
Jeruzalem aan een iegelijk onder Israël
een bolle broods, 'n schoon stuk vleesch
en een flesch wijn uitdeelde, dan is die
flesch wijn de steen des aanstoots voor
de geheelonthouders. In den „droogge-
legden'Bijbel" verdwijnt die flesch wijn
dan ook, en maakt plaats voor een rozij-
nenkoek.
We zijn nieuwsgierig om te weten, of
toegepast, bijv. ook bij het wonderteeken
deze verbetering consequent zal worden
door Christus te Kana gedaan, en we
daar ook te lezen zullen krijgen, dat
Christus het water in de vaten verander
de in rozijnenkoeken. Of zal men voor
die gelegenheid er maar lievr limonade
geheel vrijen dank?
van maken of een anderen van alcohol
Neen we spotten niet. We willen al
leen laten zien, waartoe het leidt, wan
neer men wijzer wil zijn dan God ons in
Zijn woord heeft geopenbaard".
voelen hoe welkom ik hem was. Jaren
waren voorbijgegaan, sedert hij Ie
mand van de familie had gezien, en
de uitdrukking van innige vreugde in
zijn oogen zeide mij genoeg, dat de
dagen' van ouds niet vergeten waren,
dat zijn gedachten dikwijls bij ons
hadden vertoefd. Na zelf twee jaren
tusschen de heuvelen geleefd te heb
ben, leerde ik nog beter begrijpen, dat
men op sommige dagen balf ziek kan
zijn van verlangen naar, hetgeen on
herroepelijk voorbij is.
Toen wij gegeten hadden, schaarden
wij ons rondom^ een heerlijk vuurtje,
terwijl Johan en de Mesties rookten en
praatten. Ik lag op mijn rug te kijken
naar de fonkelende sterren aan den
donkerblauwen, wolkeloozen hemel en
luisterde in volmaakte tevredenheid
naar het gesprek van mijn neef en den
Mesties. Nu en dan deed ik een vraag,
maar niet te dikwijls. Niet door ver
moeiend vragen, maar door zwijgend
aanliooren krijgt men den bewoner
van het verre Westen aan 't vertellen.
Zooveel had ik al geleerd gedurende
mijn driedaagsche reis.
(Wordt vervolgd).