DINSDAG 24 MAART 1925 Nieuwe Leidsche Courant. TWEEDE BLAD. Wat de bladen zeggen. Theorie en practijh. De Indische Post, de „Indische specialiteiten" in de Eerste Kamer be sprekend na het vertrek uit onzen Se naat van den oud G. G. Idenburg (als gevolg van zijn benoeming tot Staats raad; schreef: „Ongeveer een jaar geleden hebben wij in ons blad afgedrukt een inter view, dat onze redactie in Neder land had met den uit den Indischen Volksraad welbekenden heer Cramer, die, naar men weet, thans het lid maatschap der Eerste Kamer vervult. De heer Cramer, die een mooi bui tenverblijf in Heemstede bewoont, ver klaarde toen jegens onzen medewer ker, dat hij er „niet aan dacht" in Holland te blijven. Indië lag hem daar voor „te na aan 't hart". Binnen kor ten tijd zou hij terugkeeren. Er gingen toen wel geruchten, dat die terugkeer het gevolg was van het feit, dat den heer Cramer door de S.D.A.P. op de candidatenlijst voor de Tweede Kamer een plaats was aan gewezen als nummer acht, (op een Drentsche lijst,) waar de kans op een verkiezing ten eenenmale buitenges'o ten was.maar die geruchten waren onjuist. Het was pure liefde voor onze Koloniën, die den heer Cramer tot terugkeer drong. Wij vernemen nu echter, dat de heer Cramer in Nederland blijft. En we vernemen tegelijk, dat hij nummer 2 werd geplaatst op een andere can didatenlijst, waardoor de verkiezing van den heer Cramer tot lid van ons 'Lagerhuis zeker is. Wat kunnen er toch malle geruch ten de ronde doen! En cle heer Cra mer heeft gedacht: Waar plicht ge biedt, moeten hart en pure liefde voor Indië zwijgen. Het Hoogstraten-relletje. Het Hoogstraat-relletje, zegt onze Rottefdammer, behoort nu tot het ver leden. Op de pertinente vraag van den heer Vliegen in de Tweede Kamer die thans van alle verdachtmakende strekking bevrijd was, heeft Minister Colijn pertinent geantwoord, dat de schatkist door de gedane transactie niet is geschaad, veel eer gebaat. Loyaal verzekerde daarop het socia listische Kamerlid, dat hiermee de zaak uit is en Minister Colijn géén blaam treft. Tot zekere hoogte kan men dank baar zijn voor dit antwoord. Niet tot volle hoogte. Immers de in gfeen enkel opzicht laakbare handeling van den Minister heeft verschillende persorganen aan leiding gegeven tot eene minder waar dige campagne, die den haat tegen dezen bewindsman toespitste. Veel kwaad is door deze lasterlijke geruchten gesticht, dat slechts ten deele door deze verklaring wordt weg genomen. Het Hoogstraten-relletje blijft in het 'historieboek van verschillende onzer groote persorganen een zeer zwarte bladzijde. Droeve toestanden. Een inzender in de „Maasbode" schrijft over droeve sociale toestanden 'in het mandenmakersbedrijf, dat voor al uitgeoefend wordt in plaatsen als Vlijmen, Nieuwkuik, Haarsteeg en •Ammerzoden. De 48-urige arbeidsweek wordt in dit bedrijf niet gehandhaafd. Arbeids dagen van 14 uur komen herhaaldelijk voor. Evenals Zondagsarbeid. En hoe zijn de loonen Men leze: „Is 't waar, dat een mandenmaker met zijn gezin per week twaalf gulden verdient in 90 uren werken, dus bij een loon van 14 centen per uur? Ja ik zal u uiteenzetten, wat zóó een mij vertelde 15 Jan. j.l. Hij maakte per dag, d.w.z. van 's morgens 7 uur tot 's avonds 10 uur 14 tomatenmand- jes, zijn vrouw als ze haar 2 kin dertjes verzorgt heeft, helpt mede, niet alleen om de mandjes schoon te ma- kén en de uitstekende stukjes hout af te knippen, doch ook maakt zij meestal de bodems der manden. Zijn patroon betaalt hem per mandje uit 45 centen; echter van dit getal moet het gebruikte hout worden afgetrok ken. Een K.G. hout kost 30 cent en een K.G. riet waarvan het hengsel moet gemaakt worden en dat ook dient voor de stevigheid, een K.G. riet kost 40 cent. Aan een mandje zit bijna een K.G. hout, als het hout niet te droog en te bros is, zoodat het gedurig afbrokkelt. Verder 4 mand jes moeten wegen 3 K.G. Laten we nu zeggen, dat aan biezen (riet) ver werkt wordt aan iedere mand voor 5 centen riet; aan hout voor 25 cent; dan ontvangt de man voor loon per mand 45 min 30 is 15 centen, bor den de mandjes aan de fabriek afge leverd, dan worden zij daar eerst ge keurd en niet zelden komt het voor dat 3 tot 6 pCt. van het loon minder wordt gegeven, omdat de mandjes te los bevonden worden. We hebben alzoo berekend, dat bo vengenoemd werkman kan rekenen per uur op 14 (zegge veertien) cents, per dag 196 ets. per week op 1176 ets. En dan heeft hij onverpoosd ge werkt 14 uur per 'dag, in alles be halve aangename houding, zittend en voorovergebogen, terwijl zijn vrouw hem nog hielp. Is het, vraagt „Patrimonium" niet diep treurig? f 11.76 in een zeer lange arbeidsweek en bij ingespannen werk. Er wordt in deze streken armoede geleden. Hier moet worden ingegrepen. En het schijnt niet onmogelijk, om1 deze toestanden eenigszins te verbe teren. Immers, gaat het met den ex port van de manden goed. Men schenke toch meer aandacht aan de belangen der soc. achterlijke groepen. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. B e r o e penTe Oudewater, G. Alers te Nieuw-Lekk'erkërk. GEREF. KERK. Beroepen: Te Ternaard en te Zeg- waart H. W. H. van Andel, cand. te De Bilt. Te Sleewijk', A. Dercksen H.Mzn., cand. te Gouda. Te Rottevalle, J. Dijk stra te Warns. Te Elburg, J. Hoekstra te Dalfsen. Te 's Graveland, I. K. Wessels te Veere. Bedankt: Voor Hoogeveen, G. O. Donner te Emmen. Voor Grijlpskerk', J. Bosch te Westbroek. Voor Hillegersberg, J. v. d. Meulen te 's iHertogenbosch. Bevestiging, Intrede, Afscheid. Ds. G. J. Wi s sink' heeft Zondag On der veel belangstelling met een predicatie over Rom. 8:3537 afscheid genomen van de Geref. Kerk van Velseroord. Aan het einde der godsdienstoefening werd hem staande Ps. 134: 3. toegezongen. Zondag heeft Ds. S. 'v. Dorp met een predicatie naar aanleiding van 1 Cor. 15:1 en 2 afscheid genomen van de Ned. Herv. Gemeent ete Utrecht. De gemeente die in grooten getale was opgekomen om van deze plechtigheid getuige te zij'n, zong Ds. Van Dorp, nadat deze de ge bruikelijke toespraken had gehouden, Ps. 123:1 toe. De Geref. Kerk' van Waddinxveen mocht Zondag Ds. W. Veder, gekomen van Gouda, als haar herder en leeraar zien bevestigd worden door Ds. J. J. Wielenga van Alblasserdam, die tot tekst had Jer. 1:18. De Gemeente zong haar nieuwen leer aar de zegenbede uit Psalm 134 toe. Des avonds hield Ds. Veder zijn intree- predicatie, en wel naar aanleiding van Ezechiël 37:114. Onder de aanwezigen waren B. en W. van Waddinxveen, en Ds. Gelderhof als vertegenwoordiger van de classis Gouda. Op verzoek van Ds. Veder werden geen toespraken gehouden. De gemeente zong Ds. Veder Ps. 119:9 (ge wijzigd) toe. Te Zierik'zee Is het oude kerkgebouw- der Chr. Geref. Gemeente, dat te klein was geworden, door den steeds toene- menden groei der gemeente vervangen door een nieuw; hetwelk dezer dagen in gebruik is genomen en plaats biedt voor ongeveer 1200 personen. Ook te Ouder kerk a. d. Amstel, waar onlangs een ge meente was gesticht, is thans een kerk gebouw voor deze gemeente verrezen, het welk ongeveer 200 plaatsen biedt. Ds. Chr. Bruins. Ds. Chr. Bruins, Geref. predikant van Breuk'elen, mocht na eenige weken van ongesteldheid, Zondag 15 Maart weer voor 't eerst voor zijn gemeente optreden. Alg. conferentie Chr. Kerk. Op de algemeene conferentie der Chr. Kerk van 1929 Augustus te Stockholm, zal de Ned. Herv. Kerk vertegenwoordigd worden door Dr. G. J. Weyland, predikant te Veere, president der Alg. Synode; Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine, hoogleer- aar te Utrecht; Prof. Dr. H. M. van Nes, hoogleeraar te Leiden, beide laatsten te vens leden van het internationale comité; Prof. Dr. J. A. Cramer, hoogleeraar te Utrecht en Prof. Dr. W>. J. Aalders, hoog leeraar te Groningen. Georganiseerde guldenscollecte. Ds. C. W. Coolsma te Groningen, al gemeen secretaris der Georganiseerde Gul denscollecte, verzoekt ons plaatsing van het volgend voorloopig verslag over 1924 Wij ontleenen aan dit stuk: De groei van den arbeid op verschei dene plaatsen heeft weer goedgemaakt wat hier en daar door verslapping van ijVer of ook door de algemeene malaise werd verloren. En- zoo mogen wij dan ook over 1924 met een eindcijfer komen van f 52.cod. Mag dit misschien een klein begin, lijken in vergelijking met de honderdduizenden, die het geheele Neder landsche Zendingswerk ieder jaar noodig heeft, men verlieze niet uit het oog, dat de G. G. C. niet anders bedoelt, dan om tijdelijk aan te vullen, wat men tekort komt in deze tijden van grootere moei lijkheden. De werkzaamheid van den heer Talens, die door het geheele land trekt, en die alom werkers probeert te winnen, en daarin vaak zeer gelukkig slaagt, is aan deze resultaten zeer ten goede gekomen en het werk van den heer Krayer van Aalst is ook niet zonder succes gebleven. Thans wordt weer met één persoon voort gegaan, omdat de heer Krayer weer naar Indië is teruggegaan, en de heer Ellen een andere positie kreeg bij1 den Zendings studieraad. JMen kan den heer Talens echter heipén, door plaatselijk de orga nisatie van de G. G. C. ter hand te ne men en niet te wachten totdat misschien door dezen of genen om medewerking wordt gevraagd. Nog is het ideaal, dat men zich bij de stichting der G. G. C. heeft gesteld: tel kens drie honderdduizend guldens te ver zamelen voor het Zendingswerk, verre va.i de verwezenlijking, maar in ieder geval hebben de verschillende corporaties, die meerendeels met zoo groote financieels moeilijkheden hebben te kampen, een be langrijke uitkeering kunnen ontvangen, en daarom mogen allen, die in dit werld be zig zijn ,met vertrouwen ook het werk voortzetten. Staatsexamen toelating universiteit. De Minister van O., K. en W. brengt in de „St.-Crt" in herinnering, dat zij, die zich in 1925 wenschen te onderwerpen aan het Staatsexamen ter toelating tot de universiteit, bedoeld in art. 12 der H. O.- wet, daarvan voor 1 April moeten doen blijken aan den inspecteur der gymnasia te 's Gravenhage (Verhulststraat 60). NEDERLAND EN BELGIë. Naar een goed einde. J.l. Vrijdag, aldus het Handelsblad, meldde ons een telegram van het Bel gisch Telegraaf-Agentschap, dat de Ne derlandsch-Belgische onderhandelin gen een vlot en gunstig verloop ne men. Dat bericht is bevestigd door een feit van meer dan gewone beteekenis. Voor het eerst sedert het oorlogson heil over Europa losbrak, heeft konin gin Wilhelmina de Belgische konink lijke familie ontmoet. Aan het Brus- selsche Noorderstation is koning Al- bert met zijn gemalin en den kroon prins H. M. en den prins komen be groeten. De koningin heeft dat moge lijk gemaakt door voor haar terugreis uit Zwitserland de route over België te kiezen. FEUILLETON. De Loods van Zwaankreek. Een verhaal uit het verre Westen. 1) HOOFDSTUK I. Tusschen de groote prairiën en het Hooggebergte liggen de Lage Heuvels. Over een uitgestrektheid van negen honderd mijlen vertoonen de prairiën zich als een effen vlakte. Dan veran dert het tooneel. De bodem begint te rijzen, vormt zacht afgeronde heuvel tjes, verderop hoogere, scherper van omtrek, totdat zij op puntige klippen gaan gelijken en ten laatste gestuit worden door het machtige Hoogge bergte. Dit golvend terrein, dat de prairie met de bergen verbindt, heet Laag Heuvelland. Het beslaat niet meer dan honderd mijlen, maar geen andere honderd mijlen in het Verre Westen bieden zooveel eigenaardig bekoorlijks. Deze landstreek toch vereenigt de schoonheden van prairie en bergland beide. Er zijn valleien zoo breed, dat zij den horizon schijnen te raken, en hoogvlakten zoo uitgestrekt dat zij aan - de groote prairie doen denkpn. Naarmate men dichter bij de bergen komt, worden de dalen enger en enger, totdat zij niet veel meer zijn dan diepe ravijnen, waar de blauwgrijze wateren doorheen schieten, afkomstig van de gletschers, die verblindend wit liggen te glinsteren tusschen de ver verwij derde bergtoppen. Hier vindt men de hoogweidèn, waar talrijke kudden hoornvee en paarden grazen. Hier vindt men ook de woningen der vee fokkers, wier dikwerf ruw en eenzaam^ bestaan vol is van den ernst en de scherts, van het aandoenlijke en het blijgeestige, die gezamenlijk de poëzie van het leven uitmaken. Onder hen komt men lieden tegen, die alles aan durven, vermetele waaghalzen, van alle volk en natie. Maar ook uitgewor- penen, gesjeesden, teleurgestelden, heb ben hun weg gevonden naar de woud hutten van Laag Heuvelland, 't Is een streek, welker zonnige hoogten en lom merrijke dalen hun merk drukken op het leven der bewoners, want nergens is de tegenstelling van licht en scha duw duidelijker waar te nemen dan binnen de huizen der veeboeren in de provincie Alberta. Door al wat ik ondervonden heb ben ik bevestigd in de overtuiging, dat God regent over rechtvaardigen en on- rechtvaardigen, want anders zou ik nooit kennis gemaakt hebben met deze streek en het zeldzaam aantrekkelijk leven der veeboeren, noch in aanra king zijn gekomen met den belang- wekkendsten van het troepje belang wekkende mannen in Laag Heuvel land, onzen lieven goeden Loods, zooals wij hem noemden. Mijn eerste studiejaar eindigde heel ongelukkig. Mijn voogd was wanho pig. Als ik er thans over nadenk, be klaag ik hem. Toen ten tijde vond ik, dat hij zich noodeloos ongerust maak te, en eigenlijk een vervelende bemoei al was. De uitnoodiging van Johan Dalen, een verren neef, om de zomer maanden bij hem te komen doorbren gen op zijn bergweide in Zuid-Alberta. kwam op 't rechte oogenblik. Ik ver langde vurig haar aan te nemen. Mijn voogd aarzelde lang, maar toen zich geen andere uitweg voordeed, moest hij eindelijk wél erkennen, dat ik er, door te gaan, niet erger aan toe kon worden, dan ik reeds was. Zoo kwam het, dat ik or .zekeren vroegen voor- Indien iets geschikt is, om in Neder land een geruststellenden indruk te wekken ter zake van de hangende be sprekingen met België, dan is het deze ontmoeting van H. M. met de Belgi sche koninklijke familie. Het is een succes zoowel voor mi nister Van Karnebeek als voor den prins De Ligne, den Belgischen gezant De laatste had, toen hij na den oorlog hierheen w;erd gezonden, om te trach ten de slechte indrukken uit te wis- schen door zijn voorganger en door België's politiek bij de onderhandelin gen over den vrede te Parijs te onzen opzichte gemaakt, een even delicate als moeilijke opdracht. Een persoon lijk beroep van den Belgischen koning op dezen diplomaat was noodig ge weest, om hem er toe te bewegen den post in Den Haag aan te nemen. Van zijn uitnemende relaties tot vele Ne- derlandsche families en van zijn diplo matiek talent hoopte de Brusselsche regeering een nor mali seering der be trekkingen, die zoo ruw waren ver stoord. Men zegt in Den Haag, dat de prins De Ligne zich voorgenomen had niet te zullen rusten, voordat de Belgische koninklijke familie aan Den Haag een officieel bezoek zou hebben gebracht, om aldus te doen blijken van de er kentelijkheid der Belgische regeering voor hetgeen in de dagen van België's diepste ellende een deel van ons volk en de Nederlandsche regeering hadden mogen doen om het leed van het Bel gische volk althans eenigermate te verzachten. Wij weten niet, in hoever dit ge rucht waar is, maar wij hebben aan leiding te gelooven, dat de eerzucht van den Belgischen diplomaat inder daad gericht was op een herstel der normale betrekkingen. Die taak is hem niet vergemakke lijkt. De leiding der buitenlandsche politiek te Brussel, actie in de pers door een zijner voorgangers (óók in een in Nederland verschijnend blad) gevoerd, de houding van Brussel te genover de stam- en taalverwanten van het Nederlandsche volk binnen België's grenzen hebben het werk van den Belgischen diplomaat in Den Haag schromelijk verzwaard. Wij willen in dit stadium der ont wikkeling van de Nederlandsch-Belgi- sche betrekkingen, de feiten maar niet in de herinnering terugroeppen. Dat zou goeden groei kunnen belem meren. Het zij genoeg te constateeren, dat, toen de onderhandelingen met België over een ordening der zaken, die re geling behoefden (omdat België het statuut van 1839, dat zijn onzijdigheid waarborgde, als een te eng keurslijf had verworpen) werden hervat, in breede kringen van ons volk het ver trouwen in jhr. Van Karnebeeks lei ding eenigermate geschokt werd. Men vreesde, dat wellicht aan de wensche- lijkheid van een departementaal suc ces meer zou worden geofferd, dan voor het volk een dergelijk succes waard was. Het feit, dat de Koningin vrijheid vond weer door België te reizen, met de wetenschap, dat de Koninklijke fa milie haar te Brussel zou komen be groeten 'is wel zeer geschikt om deze vrees te beschamen. Wie iets weet van Harer Majesteits opvattingen op dit stuk weet ook, dat zij daartoe niet zou hebben besloten, indien men aan de overzijde onzer Zuidelijke grens nog steeds in ambtelijken kring wenschen koesterde, die door Nederland niet kunnen worden vervuld. Men mag nu wel aannemen, dat het officieele an- nexionisme dood is, dat de Brussel sche regeering het nu verloochent. Dit is een groot voorloopig succes voor de leiding onzer buitenlandsche staatkunde en stellig ook in zekeren zin voor prins De Ligne. Het geeft hoop, dat een aannemelijke regeling jaarsdag in 1884 afstapte aan een eind station en mij aansloot bij eenige vrachtlieden v. de Hudson-Baai-Maat- schappij, op weg naar de Canadeesche grens. Onze trein bestond uit zes wa gens en veertien jok ossen, benevens dirie hitten onder de hoede van een Franschen Mesties (kleurling) en zijn zestienjarigen zoon. Wij vorderden slechts langzaam, maar die geheele lange dag, van de grEyiwe nevelachtige morgenschemering, totdat de onder gaande zon den hemel met de schoon ste kleuren tintte, was voor mij een dag van ongekend genot. Op den avond van den derden dag bereikten wij de Halte, waar Johan Dalen ons zou opwachten. Ik herinner mij nog goed, hoe ik een en al bewon dering was over de gemakkelijkheid, waarmee hij op ons toereed, gekleed in een loshangend buis, gezeten op een fraaien pony, terwijl hij voor mij een hit binnen den kring van wagens leid de, zonder zich te bekommeren om touwen, vrachtgoederen en andere din gen, die hem in den weg lagen. Nog voordat zijn pony tot staan was geko men, sprong hij er af en drukte mij de hand op een manier, die mij deed Aan het Zoeklicht. Leiden, 24 Maart 1925. Een lid van het Engelsche Lager huis zal een voorstel indienen om naar Amerikaansch voorbeeld aan de La gerhuisleden toe te staan hunne re devoeringen inplaats van ze uit te spreken, s c h r i f t e 1 ij k in te dienen. De pers zou dan gelegenheid krij gen ze te „verslaan" alsof ze waren uitgesproken. De heer Brittian zoo heet het be doelde lid, is n.l. van meening dat 60 pet. der sprekers in het geheel geen antwoord verwachten op hunne redevoeringen, maar alleen spreken, voor de kiezers. Zoo is het in ons land natuurlijk niet. In ons parlement en in onze ge meenteraden wordt niet gesproken voor de kiezers. Toch lijkt me de idee niet geheel verwerpelijk. Meer practisch nog zou 't misschien zijn 'de zaak om te keeren en de ge legenheid te geven dat de redevoe ringen wel werden uitgesproken maar niet gedrukt. 't Zou dunkt me de kortste en een voudigste weg zijn om aan de praat ziekte die hier en daar angstwekkende vormen aanneemt, een einde te ma- ken. OBSERVATOR. tot stand komt. Dan zal er stellig ook niets meer in den weg staan aan een officieel bezoek van het Belgische ko ninklijk paar, dat na al wat er ge schied is van zelf sprak en dat even natuurlijk wel achterwege moest blijven. DE „DROOGGELEGDE BIJBEL." Prof. Dr. H. H. Kuyper schrijft in De Heraut: „De geheel-afschaffers in Amerika zijn consequente menschen. Ze hebben eerst hun land droog gelegd; ze willen thans ook den Bijbel droogleggen. Want ze be grijpen zelf wel, dat zoolang in den Bijbel nog op meer dan een plaats blijkt, dat onder Israël het wijndrinken n.et verboden was en het wijngebruik zelfs met lof wordt vermeld,» de vraag allicht zou kunnen opkomen, waarom dan in een christelijk land het algeheel verbod van alle alcoholische dranken moet in gevoerd worden. Men zal daarom voor de Amerikanen een nieuwen Bijbel uitgeven, die dan 'n afschaffersbijbel zal worden. Verschil lende hoogleeraren aan de bekende Yale universiteit zijn, naar men uit Amerika meldt, al bezig met deze verbeterde Bij beluitgave. Natuurlijk zal men al die plaatsen, waar over de nadeelige gevol gen van den wijn gesproken wordt zoo als de dronkenschap van Noach laten staan. Misschien drukt men ze zelfs met vette letter. Maar al die teksten, waar 't wijngebruik onder Israël als een geoor loofde of goede gewoonte vermeld wordt zullen worden „verbeterd". Een proeve, hoe dit geschieden zal, wordt ons reeds medegedeeld. Als de ge schiedschrijver in I Kron. 16.3 verhaalt, dat David bij het opbrengen der ark naar Jeruzalem aan een iegelijk onder Israël een bolle broods, 'n schoon stuk vleesch en een flesch wijn uitdeelde, dan is die flesch wijn de steen des aanstoots voor de geheelonthouders. In den „droogge- legden'Bijbel" verdwijnt die flesch wijn dan ook, en maakt plaats voor een rozij- nenkoek. We zijn nieuwsgierig om te weten, of toegepast, bijv. ook bij het wonderteeken deze verbetering consequent zal worden door Christus te Kana gedaan, en we daar ook te lezen zullen krijgen, dat Christus het water in de vaten verander de in rozijnenkoeken. Of zal men voor die gelegenheid er maar lievr limonade geheel vrijen dank? van maken of een anderen van alcohol Neen we spotten niet. We willen al leen laten zien, waartoe het leidt, wan neer men wijzer wil zijn dan God ons in Zijn woord heeft geopenbaard". voelen hoe welkom ik hem was. Jaren waren voorbijgegaan, sedert hij Ie mand van de familie had gezien, en de uitdrukking van innige vreugde in zijn oogen zeide mij genoeg, dat de dagen' van ouds niet vergeten waren, dat zijn gedachten dikwijls bij ons hadden vertoefd. Na zelf twee jaren tusschen de heuvelen geleefd te heb ben, leerde ik nog beter begrijpen, dat men op sommige dagen balf ziek kan zijn van verlangen naar, hetgeen on herroepelijk voorbij is. Toen wij gegeten hadden, schaarden wij ons rondom^ een heerlijk vuurtje, terwijl Johan en de Mesties rookten en praatten. Ik lag op mijn rug te kijken naar de fonkelende sterren aan den donkerblauwen, wolkeloozen hemel en luisterde in volmaakte tevredenheid naar het gesprek van mijn neef en den Mesties. Nu en dan deed ik een vraag, maar niet te dikwijls. Niet door ver moeiend vragen, maar door zwijgend aanliooren krijgt men den bewoner van het verre Westen aan 't vertellen. Zooveel had ik al geleerd gedurende mijn driedaagsche reis. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5