ZATERDAG 7 MAART 1925
Jawel, jawel, ge hebt gelijk1: „als Jezus
het niet gezegd had". Maar Jezus zegt
het. Hij zegt wat in uw oog een dwaas
heid is, omdat ge niet luistert hoe Hij
het zegt. Ge leest alleen maar het ver
haal in uw Bijbel, maar ge zijt zelf niet
in Bethesda. Ge zijt nog nooit in uw
eigen geestelijk Bethesda geweest: blind,
omdat ge uw God niet vinden kunt, en
kreupel, omdat uw ziel altijd'maar voort-
hinkt op die twee gedachten van God
en de wereld; en verdord, omdat uw
ziel al haar levenskracht, al haar liefde
verspild heeft aan de wereld, die haar
tol dank vertrapt en lam geschopt heeft.
Maar die stumper daar in Bethesda,
hij hoort, dat Jezus hem troost.
Troost ja, want met die ééne vraag:
„Wilt gij gezond worden?" breekt Jezus
de harde bolster van al zijn ellende stuk.
Niemand heeft heen ooit in Bethesda
gevraagdNiemand, omdat zij allen
lagen onder denzelfden banvloek, van het
wachten. Elk voor zichzelf. Elk was zich
zelf het naast. Wat zou men zich dan
nog bekommeren om zijn naaste?
„Ik eerst", dat, d&t is het „wacht
woord" van Bethesda. En ziet, dat is
nu de beteekenis van Jezus' komst aan
het kr ankenbas sin, dat Hij die leus eens
voor altijd verbreekt.
„Wilt gij gezond worden?" o, dat
was voor dien lijder de eCnige vraag, die
hem tot den bodem der ziel roeren kon.
Nu gaat hij voor.
En' zóó heeft Jezus' liefde zijn ziel ge
roerd, dat hij doet, wat iedere „lijder"
doen wil: zijn nood eens uit klagen,
zijn leed, zijn lijden
Dat heeft hij al die 38 jaar niet kunnen
doen. Hij heeft maar moeten wachten en
moeten zwijgen. En nu, nu klaagt hij
dan ook Jezus al zijn verzwegen leed
en zijn verholen verdriet en zijn opge
kropte ellende: „ik heb geen mensch om
mij te werpen in het badwater, wanneer
het water beroerd wordt, en t e r w ij 1 ik
komzoo daalt een ander voor mij
neder".
Maar als de engel der liefde clan tocfr,
en er altijd maar anderen zijn, die voor
gaan, en er niemand is, die begrijpt, en
die helpt*o dan komt in het leven
de vloek van Bethesda, devloek van
het wachten: „wachten op de beroering
des waters". »-S
Maar dit wachten kan een wanhoop
worden, als ge wel weet. dat het water
uwer ziel niet schoon, niet zuiver meer
is. Als ge goed weten gaat, dat diep
onder het klare, blauwspiegelende opper
vlak, het glibberig vuil der zonde wast
op den bodem. O dan nog te hopen
op Gods engel, die in uw Bethesda' neer
dalen wilWat kan dan het wachten
op de beroering des waters op zichzelf
een rampzaligheid worden.
Neen, zoek het maar niet in de stem
mingen van vroomheid in de kerk, en in
kunstemoties op tentoonstellingen, en in
lezingen of in lectuur dat alles krin
gelt weer weg. 't Brengt alles zélfs
die vroomheid even uw ziel uit haar
evenwicht en het is niet de beroering
van den engel.
Ja, trek u dan maar vrij terug aan den
wand van een der vijf zalenwant de
vloek van het wachten rust ook op u,
in ongeduld. En weer uitzien. Wïéer
verbeiden! Aanvaard uw smart.
Want ziet eens komt het uur, dat
Jezus binnenkomt Daar gaat Hij, de witte,
teere gestalte, rustig door de vijf zalen
van uw zielsellenden. O, ge bespeurt Hem
allicht niet. Maar Hij is er toch. En
hoor nu de krachtige bewogenheid van
Zijn stem, en zie de brandende lampen
Zijner oogen„W i 11 gij' gezond wor
den?" Ja klaag nu maar vrij; .uit
allesl .,,*1 j 1
„En terstond werd de menscH gezond"
lezen we verder. En ook nog iets meer:
„En het was sabbath op dien dag'.
Vange ook zoo. uw ceuv/ige Sab
bath tfaan. j j_ I
HIJ WEET WAT GIJ BEHOEFT.
Daar is een strijd te strijden,
Daar is een kruis, dat drukt,
Daar is zooveel te lijden,
Men gaat zoo vaak gebukt.
Men ziet den vrêe zich roovenf
Gevoelt zich zoo bevracht.
En dan nog te gelooven,
'tGaat boven onze kracht!
Maar tveet het wel, o! strijder
In 's levens worsteling,
Geen Christus- Godsbelijder,
Die daarbij onderging!
De Heer zond u die smarte,
Hij weet, wat gij behoeft,
Hij heeft nog nooit van harte
Zijn kinderen bedroefd.
Hij d'eeuwige Gebieder,
Beschikt voor elk zijn deel.
Voor u, voor mij, voor ieder
Te weinig, noch te veel.
Een weinig zoet dan 't zure,
Een weinig zuur dan 'tzoet,
Laat God het maar besturen,
Hij weet wel, wat Hij doet!
KERK EN SCHOOL.
GEREF. KERK.
Tweetal: Te Reitsum c.a., D. G. A.
Brouwer te Paessens en H. R. Pel te
Stadskanaal.
Beroepen: Te Capeile a. d. IJssel, J.
Meer te Fijnaart. Te Wierden, J. Ozinga
te Bennelcom.
Bedankt: Voor Aalsmeer en Sua-
woude, D. K. Wielenga, te Baambrugge.
Ambtsjubileum.
Ds. M. Jongebreur, pred. der Ned.
Herv. Gemeente te Veen end aal, hoopt 25
Maart a.s. zijn 25-jarige ambtsvervulling te
herdenken.
over geheel Nederland, en daarin een
gave Gods, die in den dieai* van Zijn
Koninkrijk niet ongebruikt mag worden
gelaten. Men bedenke slechts het .aantal
der personen, die geregeld draadloos nac-
deluisteren, in Nederland reeds ae 50.000
heeft overschreden".
Daarom wordt verzocht in dc Kerke
lijke samenkomst ccn collecte te honden
in het belang van de evangelisatie door
middel van de radio, waarbij opgemerkt
wordt, dat de vereeniging de evangelie
prediking zelf, geheel in handen stelt van
Kerken en Comité's die hiervoor werk
zaam zijn. Tenslotte worden de Kerken
opgewekt om als lid toe te treden.
Naar gemeld wordt, is de Kerkëraaa
der Geref. Kerk van Varsseveld als lid
toegetreden. „De Bazuin" zegt hiervan:
Vermoedelijk zullen wel meer Kerkera
den dien weg inslaan, en er is dus voor
liefhebbers van het Kerkrecht weer een
niieuwe kwestie te bespreken, indien zij
lust gevoelen. Er fitten achter de zaak
ongetsyijfeld kerkrechtelijke vragen",
School en ouders.
Een Engelsch blad geeft de volgende
levensregels voor ouders:
1. Als ik moeder van schoolkinderen
was, dan zou ik vertrouwen hebben in
de school en in haar pogingen, mij en
mijn kind te dienen en daardoor de maat
schappij.
2. Ik zou mijn vertrouwen bewijzen door
het goede, dat in de school is, beter te
helpen maken.
3. Ik zou mijn eritiek opbouwend en
niet afbrekend maken.
4. Ik zou voor oogen houden, dat mijn
kind slechts één zijde van een school
kwestie ziet en dat ik ook de andere zijde
moet kennen, alvorens te oordeelen.
5. Handhaaf ik thuis de schooldiscipline
en steun ik de maatregelen, welke de
school ten aanzien van mijn kind neemt?
6. Ik zou nooit willen, dat de school
bijzondere consideredatie met mijn kind
gebruikte.
7. Ik zou mijn kind zijn eigen fouten
en gebreken leeren kennen en niet de
onderwijzers hard vallen over de mis
grepen van mijn kind.
8. Ik zou vaak naar de school gaan in-
formeeren en ik zou het hoofd der school
en de klasse-onderwijzers willen kénnen.
9. Ik zou bereid zijn de school op elke
wijze te helpen in het volbrengen van
haar taak.
10. Ik zou mijn kind op het hart druk
ken, dat de school in zijn leerjaren zijn
levenstaak is en die allereerst de belang
stelling moet hebben.
11. Ik zou zorgen, dat mijn kind op
tijd naar bed ging.
12.» Ik zou zorgen, dat het 's morgens
vroeg op was, om een goed ontbijt te
nemen.
13. Ik zou zorgen, dat mijn kind op
tijd naar school ging, zonder te laat te
komen.
14. Ik zou thuis voor tijd en voor een
geschikte gelegenheid voor het maken van
huiswerk zorgen.
15. Ik zou mijn kind aan het verstand
brengen, dat leeren vóór spelen gaat.
Nieuwe Leidsche Courant.
TWEEDE BLAD.
De vloek van Beihesda.
„wachtende op de
roering des waters.". (Joh.
5 vs. 3 (slot).
Het wacliten ja, dat is het
stille lijden der ziekenzalen en de onzeg
bare tragiek der lighallen en de ver
smoorde weedom der sanatoria. Het
wachten! Neen, niet de kwaal, die
kankert in het uitgestrekte lichaam,
niet de ellende, die teisterend rondspookt
in ontredderde zenuwgestellen is nog het
ergste. Maar het wachten; het doffe
wachten, of er nog ooit eens beterschap
komen zal.
Want er is een verschillend wachten
in de wereld: het wachten op wat zeker
ikomen zal, het beiden van wat aanstaan
de is, (vreugde of smart), èn het wachten
pp.... ja, waarop eigenlijk? Want dit
is het wachten op het onzekere, het wach-
;ten van vrees en hoop.
Het eerste wachten is dat van berusting
cn van gelatenheid. Het tweede draagt
de zaden van stomme wanhoop en van
vertwijfeling. Het is het wachten waarin
vrees en hoop niet meer te onderscheiden
zijn; waarin alleen heerscht die peillooze
ellende van een ziel, die waarlijk schreeuwt
om haar God.
Ziet, dal is de sfeer, welke de mensch
die immers zoo „zeker is van zichzelf",
niet verdragen kan. Die geheime levens
spanning is duldeloos voor hem, die nooit
geweten heeft, wat geduld is. Deze fol
terende onzekerheid, die eiken dag einde
loos aaneenrijgt aan den komenden, is
fnuikend voor de gulle levensblijheid van
den argelooze, die de ziekenkamer op-
vroolijken zal, alleen maar met zijn la
chend gezicht, alleen maar met zijn
bloemen.
En dit laatste wachten nu, was ook
de vloek van Bethesda. O zeker, Be
thesda had ook haar onmetelijken zegen,
haar glorie dat was de onzichtbare he-
melgezant, die op zekeren tijd daalde in
het badwater, en daar het water beroer-
de.
Maar o als ge van Bethesda leest,
denk dan óók een:, aan haar vloek.
Sta niet te wachten eindeloos aan den
rand van het bassin, op het interessante
schouwspel, wanneer ineens die wondere
golving zichtbaar wordt, die geheimzin
nige rimpeling over het toch al myste-
rieuse watervlak. En span uw emoties
I toch niet, door altijd maar te luisteren
naar dit plotselinge rumoer, dat plots
siddert door de vijf open zalen, omdat
dc engel er is, da: wil zeggen: de ge
nezing. Ce rijt immers nie: de enthou-
siaste toeschouwer op een wedstrijd Het
is immers geen sport: wie er hc: eerste
met ccn p.ons in het water gedompeld
zal werden Daarvoor is de mismoediging
van die velen, die teleurgesteld moeten
werden, telkens weer, toch 'te grievend
i voor uw beter ik, uw warm kloppend
'hart, dat allen immers zoo gaarne de
genezing gunt?
Neen laat dit tragische schouwspel
van eiken dag niet de eenige interesse
zijn, die Bethesda voor u heeft. Stel u
niet 00 bij het straatpubliek, dat tezamen
kluwt, ais de brancard stil houdt voor
een deur, en. dat daar staat louter voor
de emotie, voor het „heerlijk-angstige"
.maar dat geen enkele gedachte over heeft
voor de smart achter die stijf-geslolen
deur.
O even één wandeling door de vijf
zalen van Bethesda, en gij zult verstaan:
haar voel:! De vloek van het wachten.
De vloek der teleurgestelden.
Daar liggen ze uitgestrekt aan de wan
den, dag in' dag uit. En ze wachten, zij
de hoptloozen, die toch nog hopen dur
ven. O, denk u toch eens in: het zijn
blinden; en ze kunnen niet eens zien,
,dat het water in beroering komt. Ze moe
ten het maar hooren aan de paniek van
eiken dag; die paniek, waardoor ineens
alle harten hopen en opveren één oogen-
blik, maar dan.... het is weer een an-
d e r, die voorgaat. En voor hen is wéér
de teleurstelling.
En dan hoe zullen zij den weg vin
den in die wilde massa, die op het bassin
toeijlt? O ze liggen hier, en ze wachten.
Ja, en alleen het feit, dat ze eiken dag
nog van een genezing hooren mogen,
dkt moet hier bitter schrale troost we
zen.
En nog anderen ontdekt ge: de kreu
pelen, die maar nooit uit de voeten kun
nen; die altijd afhankelijk1 zijn van hun
dragersen dande verdorden, wier
kracht geknakt is, die machteloos zijn,
verlamd, geparalyseerd ja, en als er
geen sterke liefde is, die hen op wil
beuren, naar den vijver toe, o dan
zou mep schuwen ze aan te raken;
ook gij, met het tintelende levensvuur
in uw bloed, met de stalen kracht in de
pezen van uw hand.
O, ziet ge nu den vloek' van h'et
wachten? Neen, loop niet ijlings heen
als de genezing geschied is, als de en
gel is opgevaren. Neen, ga daar in die
lighallen. En staar dan maar eens
op die stomme, blinde gezichten, en zoek'
dan maar eens in uw ziel naar het troos
tend woord voor dien verlamde, die met
een doffe wanhoop in zijn versuften blik
als een slaapwandelaar voor zich uit staart,
en beur dien kreupele, die daar weer
naar zijn plaats toestrompelt, geleund op
2ijn armzaligen staf, maar eens op.
Ge kunt het niet. -
iti-jiiftiiÉft 1
Alleen Jezus kan het!
„Maar", vraagt ge ietwat meesmuilend:
„is dét dan troost geweest, in die toch
(met eerbied gesproken) al te onnoozele
vraag van den Heiland aan dien armen
stakker, die al 38 jaar krank gelegen
heeft: „of hij gezond wil worden?"
Als Jezus het niet gezegd had, het zou
om te spotlachen zijn. Waarvoor komt
die man anders in Bethesda Toch om
genezen te worden? Ge hoeft het hem
waarlijk nog niet eens te vragen. En weer
herhaalt ge: „Als Jezus het niet gezegd
had, dan zou er zelfs iets onkiesch in
die vraag kunnen schuilen"
Voelt ge nu, dat Jezus' vraag nog zoo
gek niet is geweest?.
Eri als ge het aarzele.id gaat toestem
men weet dan, dat Hij ook diezelfde
vraag op 't oogenblik stelt aan U!
„Maar ik ben niet ziek", weert ge af.
Jawel maar waar wacht ge dan
toch altijd zoo op? Doen wij in ons zie-
leleven wel ooit iets anders, dan altijd
maar wachten op de beroering des
waters Op het indalen van den engel
Op het inkomen van Gods reine liefde?
O, dat kan een vreugdig wachten
wezen, zooals van het jonge meisje, dat
ïpet doorgloeide wangen en met licht in
de oogen en met goed op de haarwrong
wacht op het geluk.
Radiovereenigiag en Evangelisatie.
De Ned. Chr. Radio-vereeniging heeft
een circulaire aan alle Kerken verzonden,
waarin zij de beteekenis en de waarde
der Radio-Telefonie en het doel der ver
eeniging uiteenzet.
Om dit" doel te bereiken, worden voor
de wekelijksche uitzending over geheel
Nederland, twee Radio-fondsen gevormd,
Een fonds tot bestrijding van de alge-
meene uitzendingen en een fonds, uit
sluitend vcpr uitzendingen van Evange
lieprediking. Voor laatstgenoemd fonds
wordt op de Kerken een krachtig be
roep gedaan.
„De Radio-Telefonie is een zeer be-
teekenend middel voor de evangelisatie
ONZE BIJBELVERTALING.
Door velen, zegt de Waarheids
vriend, .wordt vergeten, dat wat wij
hebben in onze Staten-Vertaling
van 1637 een vertaling is van het
oorspronkelijke.
En natuurlijk sprak men driehon
derd jaar geleden hnders dan nu.
Maar als men dan nu „vrouw" leest
in plaats van „wijf", of „en" in plaats
van „ende", is dat allerminst een „ver
anderen van het Woord"; met een af-
of toedoen aan het Woord heeft dat
niets te maken.
Dat men over het algemeen wat
conservatief is op dit terrein onder ons
gereformeerde volk is te verstaan; en
wij' prijzen het veelszins. Men is door
nieuwerwetsche dingen al zoo dikwijls
bij den neus genomen. Waan wijsheid
heeft al zoo dikwijls hoog van den
toren geblazen, om later in een ver
geten hoek te worden geworpen; en
gelukkig die er niet lichtgeloovig in-
geloopen is.
Doch dat neemt niet weg, dat men
aan den anderen k'anr niet wijs moes»
zijn boven hetgeen men behoort wijs
te zijn.
Want men moest Bedenken, dat
men nu anders spreekt niet alleen dan
driehonderd jaar geleden, zoodat oude
Aj|n hei Zoeklicht.
Leiden, 7 Maart 1925,
Een der leuzen door het partijbe-.
stuur van de S.D.A.P. voor de 1 Mei-^
viering vastgesteld luidt: „Voor de
democratic- in het bedrijf"
De bedoeling is dat de arbeiders nitJ
dezeggecschap in bet bedrijf zuilen
krijgen.
Als ik" goed ben ingelicht, dan zullen
ter verduidelijking van deze leuze
overal tableaux worden vertoont.
Men zal dan uitbeelden oen looper.
van „Het Volk" die ziek vermeet op
een trambalcon op een oneerbiedige»
toon te spreken over een der Socialln-'
tische wethouders te Amsterdam en?
die deswege onder applaus van het
congres op straat wordt gezet.
Tot zulk een vorm van democratie
en medezeggenschap heeft men het in
de „kapitalistische" bedrijven nog niet
weten te brengen en daarom: op voor.
de medezeggenschap-"
OBSERVATOR.
woorden als wijf, ende enz. enz. zijn
vervallen en niet meer kunnen ge
bruikt worden; terwijl toch ook ononv
stootelijk vast staat, dat men van het
Hebreeuwsch bijv. nu niet zelden méér,
weet dan vroeger; hoewel we er aan
stonds bij' moeten voegen, dat in de
16e eeuw de studie van 't He
breeuwsch geen kleine vorderingen
had gemaakt.
Heel gemakkelijk kan het dus voor
komen, dat eenwoord, 't welk nu in
onzen Bijbel voorkomt door een ander
en beter woord moet vervangen wor
den, waardoor de H. Schrift juister
en Begrijpelijker tot ons komt.
Verandering van een woord behoeft
dus volstrekt geen veranderen van de
H. Schrift, of veranderen van de
Waarheid te zijn want het lean
heel goed gebéuren, dat we met een
ander woord, in de 20ste eeuw ge
bruikelijk en verstaanbaar, veel "beter
kunnen weergeven wat de 'Schrift be
doelt, dan wanneer we een verouderd
of verkeerd woord blijven gebruiken
omdat het in onze bijbelvertaling staat.
Het is daarom ook een verblijdend
verschijnsel, dat men alom bezig is
vooral nu ook' in ons Vaderland, om
den Bijbel weer opnieuw uit den grond
tekst te vertalen en het oorspronkelijke
over te zetten in de taal van onzen
tijd.
Natuurlijk behoeven we het oude
en goede dat wij" hebben, nu maar niet
aanstonds in te ruilen voor het nieuwe,
dat nog niet altijd bewezen is beter
dan het oude te zijn. Ook in deze past
wijze bezadigdheid en wijze voorzich
tigheid. Hoe dikwijls is het oude veel,
veel beter dan liet nieuwe!
Maar dat neemt niet weg, dat het
nieuwe ook' dikwijls beter is dan het
oude: en dan mogen we het goede,
dat God ons schenkt om Zijn Woord
des te beter te doen verstaan, geens
zins gering achten of halsstarrig ne-
geeren.
Neen, die nieuwe vertalingen moe
ten maar niet van alle kanten rauwe
lings in het midden van de Gemeente
geworpen worden. Waar moet ons
volk, Gat geen Hebreeuwsch kent,
dan blijven? Ook hier moeten offi-
ciëele wegen worden bewandeld en
er moet geen onrust maar rust in deze
gevonden worden. Geen liefhebberen
in'deze, ieder op zijn eigen wijze in
het midden der gemeente optredend
met „nieuwe" vertalingen. We moe
ten onze oude Staten-vertaling ons zoo
maar niet uit de handen laten fusse-
len. Daar is ze veel te deftig, te oud
en te goed voor!
Intusschen moet het ons echter ver
blijden, dat er door velen pogingen,
ernstige en edele pogingen worden
aangewend om de H. Schrift in een
nieuwe en betere vertaling te krijgen.
De waarheid kan en zal er door win
nen.
FEUILLETON.
Bra's levens branding
(Uit het Engelsch)).
56)
Douglas wist en hij schaamde zich
er bijna over, als hij er aan dacht
dat de eenige manier om invloed uit
te oefenen op zijn moeder, was om
haar te vleien. Evenals de meeste men
schen met een vast karakter, had zij
haar ztjakke zijde. Geen werken op
haar ijudheid bleef onbeloond. De pa
rasieten, die leefden van haar goed,
lieten dan c.ok geen dag voorbij gaan,
zonder lir.r.f te zeggen, dat zij een
knappe vrcuw, en een organiseerend
talent v/c? en zij geloofde hen.
Douglas i cn haar niet vleien. Hij
kende haar zwakke zijde. Hij zag haar
gevaar. Mr ~r hij wist ook dat hij nooit
iets zcu - eiken, door een poging
cm lia: r v- i'.warsboomen. Hoewel het
hem i .vt zoozeer ter haft-te ging als
den maje ging hem toch, niettemin,
ds wijze, nop zij haar fortuin weg
wierp, (er e. In zijn oogon was het
een vc: m verkwisting, die niet
minder ai tv keuren was, omdat 21J
werd gepleegd onder den naam van
godsdienst.
Douglas gaf weinig om geld of goed.
Hij bezag het niet in hetzelfde licht
als zijn oom. Toch kende hij de waar
de van het geld, en het was geen aan
gename gedachte, dat hetgeen vol
gens een natuurlijken loop der dingen
aan hem zou moeten komen, aan on-
waardigen werd weggeworpen. Want
dat de menschen, aan wie zijn moeder
haar geld wegschonk, dit niet waard
waren, hiervan was hij heilig over
tuigd.
Zou hij dus naar zijn moeder toe
gaan, en een onderhoud met haar zoe
ken, en trachten haar de zaken ver
standig en gezond te doen inzien? Hij
had zich de vraag minstens honderd
maal gesteld, maar hij was fhans nog
even weinig in staat haar te beant
woorden als bij de eerste maal. Inmid
dels had de majoor weder aan zijn
zuster geschreven. Hij was vastbeslo
ten, dat zoo mogelijk, zij en haar zoon
elkander ontmoeten zouden. Hij tracht
te op haar gevoel te werker, hij ver
telde haar, hoe ziek Douglac as ge
weest, en dat hij door alle: at hij
had ondervonden veel err. was
geworden; hij doelde er in d te op.
dat het niet goed kon zijn, dat eeD
moeder en een zoon gescheiden leef
den, en hoe de kleine verschillen tus-
schen hen, met geduld en takt, geen
aanleiding tot onaangenaamheid be
hoefden te geven.
Katherine Wyburn was volkomen
overtuigd, dat zij wel beter wist. Maar.
daar -zij niet wilde, dat iemand van
haar zou kunnen zeggen, dat zij in
haar 'plicht tekort wa9 geschoten over
won zij voor een oogenblik haar trots
en nam den eersten trein naar Londen
HOOFDSTUK XXII.
Moeder en Zoon.
De majoor verliet, met opzet, het
huis. Hij was besloten dat zoover
hij er iets aan doen kon zijA zuster
en haar zoon een ongestoord onder
houd zouden hebben. Hij had een groot
vertrouwen in het moederlijk gevoel,
en hij was niet zonder goede hoop, dat
wanneer zijn zuster Douglas rag, en
de sporen ontdekte, die het vele lijden
der jongstverloopen maanden ov zijn
gelaat hadden achtergelaten har. art
zóó luide zou spreken, dat zij ge
loei verschil en onaangenaar on
ve: Tonde, met vreugde de go .-n-
1 cn' To; een verzoening zou aanga ópen
Katherine Wyburn kon haar
broer lezen in een boek. Zij doorzag
zijn plannetje in een oogenblik, en zij
had daarom het vaste plan opgevat,
dat zij zich door geen van beiden om
den tuin zou laten leiden.
Terwijl Douglas dus werd 'overval
len, was zij volkomen voor het onder
houd voorbereid.
Douglas stond van zijn 9toel op, toen
zij de kamer binnenkwam en kon zijn
oogen bijna niet gelooven.
„Moeder!" zeide hij, en hij wilde haar
een kus geven; doch zij hield hem op
armslengte van haar. Zij had haar
strijd te strijden, en moest geen teeken
toonen van zwakheid.
„Uw oom heeft mij verteld, dat gij
ziek zijt geweest?" zelde zij, met een
eenigszins bevende stem.
,Ik ben nu bijna weer geheel her
steld" antwoordde hij opgewekt. ,Maar
u, moeder voelt u u wel volkomen
gezond?"
„Ik ben zoo gezond, als ik verwach
ten kan to zijn" antwoordde zij. „Maar
ik denk niet aan mijzelf, ik heb ander
werk te doen."
,.Mar.r u moet aan uzelf denken",
zeide hij. „ik ben overtuigd, dat u tc
hard werkt, cn daar bestaat niet de
minste noodzakelijkheid voor."
„Dat is de manier, waarop alie on-
bekeerden spreken", antwoordde, zij,
zoudt gij willen dat ik mijn leven in
luiheid en genot verspilde of nog er
ger, in zondige vermaken en het toe
geven aan eigen lusten? Hoe zal ik
het durven wagen mijn Maker op den
Oordeelsdag onder de oogen te komen,
indien ik geen goede rekenschap kan
afleggen van hetgeen ik met mijn tijd
en krachten en middelen heb gedaan?"
„Maar wij kunnen soms meer doen,
door minder te doen", antwoordde hij.
„Ieder uur waarin wij tc veei v. onze
krachten vergen, verkort misschien
ons leven met een jaar of een maand."
„Mijn leven behoort aan God, Dou
glas. En als mijn taak is afgeloopen,
zal Hij mij tot zich nemen."
„Maar u moest er voor zorgen, dat
u niet gaat, eer u geroepen wordt",
zeide hij.
Zij vatte dadelijk vuur. „O, nog al
tijd brutaal en oneerbiedig", zeide zij.
,Ik had gehoopt, naar wat ik van uw
oom hoorde, dat gij in oen betere stem
ming waart gekomen."
Hij kleurde, maar antwoordde nfet
cn gedurende eenige oogenblikkerr
licerschte er een benauwend stihcwij-
gen.
(Wordt vervolgd).