ZATERDAG 7 MAART 1925 Jawel, jawel, ge hebt gelijk1: „als Jezus het niet gezegd had". Maar Jezus zegt het. Hij zegt wat in uw oog een dwaas heid is, omdat ge niet luistert hoe Hij het zegt. Ge leest alleen maar het ver haal in uw Bijbel, maar ge zijt zelf niet in Bethesda. Ge zijt nog nooit in uw eigen geestelijk Bethesda geweest: blind, omdat ge uw God niet vinden kunt, en kreupel, omdat uw ziel altijd'maar voort- hinkt op die twee gedachten van God en de wereld; en verdord, omdat uw ziel al haar levenskracht, al haar liefde verspild heeft aan de wereld, die haar tol dank vertrapt en lam geschopt heeft. Maar die stumper daar in Bethesda, hij hoort, dat Jezus hem troost. Troost ja, want met die ééne vraag: „Wilt gij gezond worden?" breekt Jezus de harde bolster van al zijn ellende stuk. Niemand heeft heen ooit in Bethesda gevraagdNiemand, omdat zij allen lagen onder denzelfden banvloek, van het wachten. Elk voor zichzelf. Elk was zich zelf het naast. Wat zou men zich dan nog bekommeren om zijn naaste? „Ik eerst", dat, d&t is het „wacht woord" van Bethesda. En ziet, dat is nu de beteekenis van Jezus' komst aan het kr ankenbas sin, dat Hij die leus eens voor altijd verbreekt. „Wilt gij gezond worden?" o, dat was voor dien lijder de eCnige vraag, die hem tot den bodem der ziel roeren kon. Nu gaat hij voor. En' zóó heeft Jezus' liefde zijn ziel ge roerd, dat hij doet, wat iedere „lijder" doen wil: zijn nood eens uit klagen, zijn leed, zijn lijden Dat heeft hij al die 38 jaar niet kunnen doen. Hij heeft maar moeten wachten en moeten zwijgen. En nu, nu klaagt hij dan ook Jezus al zijn verzwegen leed en zijn verholen verdriet en zijn opge kropte ellende: „ik heb geen mensch om mij te werpen in het badwater, wanneer het water beroerd wordt, en t e r w ij 1 ik komzoo daalt een ander voor mij neder". Maar als de engel der liefde clan tocfr, en er altijd maar anderen zijn, die voor gaan, en er niemand is, die begrijpt, en die helpt*o dan komt in het leven de vloek van Bethesda, devloek van het wachten: „wachten op de beroering des waters". »-S Maar dit wachten kan een wanhoop worden, als ge wel weet. dat het water uwer ziel niet schoon, niet zuiver meer is. Als ge goed weten gaat, dat diep onder het klare, blauwspiegelende opper vlak, het glibberig vuil der zonde wast op den bodem. O dan nog te hopen op Gods engel, die in uw Bethesda' neer dalen wilWat kan dan het wachten op de beroering des waters op zichzelf een rampzaligheid worden. Neen, zoek het maar niet in de stem mingen van vroomheid in de kerk, en in kunstemoties op tentoonstellingen, en in lezingen of in lectuur dat alles krin gelt weer weg. 't Brengt alles zélfs die vroomheid even uw ziel uit haar evenwicht en het is niet de beroering van den engel. Ja, trek u dan maar vrij terug aan den wand van een der vijf zalenwant de vloek van het wachten rust ook op u, in ongeduld. En weer uitzien. Wïéer verbeiden! Aanvaard uw smart. Want ziet eens komt het uur, dat Jezus binnenkomt Daar gaat Hij, de witte, teere gestalte, rustig door de vijf zalen van uw zielsellenden. O, ge bespeurt Hem allicht niet. Maar Hij is er toch. En hoor nu de krachtige bewogenheid van Zijn stem, en zie de brandende lampen Zijner oogen„W i 11 gij' gezond wor den?" Ja klaag nu maar vrij; .uit allesl .,,*1 j 1 „En terstond werd de menscH gezond" lezen we verder. En ook nog iets meer: „En het was sabbath op dien dag'. Vange ook zoo. uw ceuv/ige Sab bath tfaan. j j_ I HIJ WEET WAT GIJ BEHOEFT. Daar is een strijd te strijden, Daar is een kruis, dat drukt, Daar is zooveel te lijden, Men gaat zoo vaak gebukt. Men ziet den vrêe zich roovenf Gevoelt zich zoo bevracht. En dan nog te gelooven, 'tGaat boven onze kracht! Maar tveet het wel, o! strijder In 's levens worsteling, Geen Christus- Godsbelijder, Die daarbij onderging! De Heer zond u die smarte, Hij weet, wat gij behoeft, Hij heeft nog nooit van harte Zijn kinderen bedroefd. Hij d'eeuwige Gebieder, Beschikt voor elk zijn deel. Voor u, voor mij, voor ieder Te weinig, noch te veel. Een weinig zoet dan 't zure, Een weinig zuur dan 'tzoet, Laat God het maar besturen, Hij weet wel, wat Hij doet! KERK EN SCHOOL. GEREF. KERK. Tweetal: Te Reitsum c.a., D. G. A. Brouwer te Paessens en H. R. Pel te Stadskanaal. Beroepen: Te Capeile a. d. IJssel, J. Meer te Fijnaart. Te Wierden, J. Ozinga te Bennelcom. Bedankt: Voor Aalsmeer en Sua- woude, D. K. Wielenga, te Baambrugge. Ambtsjubileum. Ds. M. Jongebreur, pred. der Ned. Herv. Gemeente te Veen end aal, hoopt 25 Maart a.s. zijn 25-jarige ambtsvervulling te herdenken. over geheel Nederland, en daarin een gave Gods, die in den dieai* van Zijn Koninkrijk niet ongebruikt mag worden gelaten. Men bedenke slechts het .aantal der personen, die geregeld draadloos nac- deluisteren, in Nederland reeds ae 50.000 heeft overschreden". Daarom wordt verzocht in dc Kerke lijke samenkomst ccn collecte te honden in het belang van de evangelisatie door middel van de radio, waarbij opgemerkt wordt, dat de vereeniging de evangelie prediking zelf, geheel in handen stelt van Kerken en Comité's die hiervoor werk zaam zijn. Tenslotte worden de Kerken opgewekt om als lid toe te treden. Naar gemeld wordt, is de Kerkëraaa der Geref. Kerk van Varsseveld als lid toegetreden. „De Bazuin" zegt hiervan: Vermoedelijk zullen wel meer Kerkera den dien weg inslaan, en er is dus voor liefhebbers van het Kerkrecht weer een niieuwe kwestie te bespreken, indien zij lust gevoelen. Er fitten achter de zaak ongetsyijfeld kerkrechtelijke vragen", School en ouders. Een Engelsch blad geeft de volgende levensregels voor ouders: 1. Als ik moeder van schoolkinderen was, dan zou ik vertrouwen hebben in de school en in haar pogingen, mij en mijn kind te dienen en daardoor de maat schappij. 2. Ik zou mijn vertrouwen bewijzen door het goede, dat in de school is, beter te helpen maken. 3. Ik zou mijn eritiek opbouwend en niet afbrekend maken. 4. Ik zou voor oogen houden, dat mijn kind slechts één zijde van een school kwestie ziet en dat ik ook de andere zijde moet kennen, alvorens te oordeelen. 5. Handhaaf ik thuis de schooldiscipline en steun ik de maatregelen, welke de school ten aanzien van mijn kind neemt? 6. Ik zou nooit willen, dat de school bijzondere consideredatie met mijn kind gebruikte. 7. Ik zou mijn kind zijn eigen fouten en gebreken leeren kennen en niet de onderwijzers hard vallen over de mis grepen van mijn kind. 8. Ik zou vaak naar de school gaan in- formeeren en ik zou het hoofd der school en de klasse-onderwijzers willen kénnen. 9. Ik zou bereid zijn de school op elke wijze te helpen in het volbrengen van haar taak. 10. Ik zou mijn kind op het hart druk ken, dat de school in zijn leerjaren zijn levenstaak is en die allereerst de belang stelling moet hebben. 11. Ik zou zorgen, dat mijn kind op tijd naar bed ging. 12.» Ik zou zorgen, dat het 's morgens vroeg op was, om een goed ontbijt te nemen. 13. Ik zou zorgen, dat mijn kind op tijd naar school ging, zonder te laat te komen. 14. Ik zou thuis voor tijd en voor een geschikte gelegenheid voor het maken van huiswerk zorgen. 15. Ik zou mijn kind aan het verstand brengen, dat leeren vóór spelen gaat. Nieuwe Leidsche Courant. TWEEDE BLAD. De vloek van Beihesda. „wachtende op de roering des waters.". (Joh. 5 vs. 3 (slot). Het wacliten ja, dat is het stille lijden der ziekenzalen en de onzeg bare tragiek der lighallen en de ver smoorde weedom der sanatoria. Het wachten! Neen, niet de kwaal, die kankert in het uitgestrekte lichaam, niet de ellende, die teisterend rondspookt in ontredderde zenuwgestellen is nog het ergste. Maar het wachten; het doffe wachten, of er nog ooit eens beterschap komen zal. Want er is een verschillend wachten in de wereld: het wachten op wat zeker ikomen zal, het beiden van wat aanstaan de is, (vreugde of smart), èn het wachten pp.... ja, waarop eigenlijk? Want dit is het wachten op het onzekere, het wach- ;ten van vrees en hoop. Het eerste wachten is dat van berusting cn van gelatenheid. Het tweede draagt de zaden van stomme wanhoop en van vertwijfeling. Het is het wachten waarin vrees en hoop niet meer te onderscheiden zijn; waarin alleen heerscht die peillooze ellende van een ziel, die waarlijk schreeuwt om haar God. Ziet, dal is de sfeer, welke de mensch die immers zoo „zeker is van zichzelf", niet verdragen kan. Die geheime levens spanning is duldeloos voor hem, die nooit geweten heeft, wat geduld is. Deze fol terende onzekerheid, die eiken dag einde loos aaneenrijgt aan den komenden, is fnuikend voor de gulle levensblijheid van den argelooze, die de ziekenkamer op- vroolijken zal, alleen maar met zijn la chend gezicht, alleen maar met zijn bloemen. En dit laatste wachten nu, was ook de vloek van Bethesda. O zeker, Be thesda had ook haar onmetelijken zegen, haar glorie dat was de onzichtbare he- melgezant, die op zekeren tijd daalde in het badwater, en daar het water beroer- de. Maar o als ge van Bethesda leest, denk dan óók een:, aan haar vloek. Sta niet te wachten eindeloos aan den rand van het bassin, op het interessante schouwspel, wanneer ineens die wondere golving zichtbaar wordt, die geheimzin nige rimpeling over het toch al myste- rieuse watervlak. En span uw emoties I toch niet, door altijd maar te luisteren naar dit plotselinge rumoer, dat plots siddert door de vijf open zalen, omdat dc engel er is, da: wil zeggen: de ge nezing. Ce rijt immers nie: de enthou- siaste toeschouwer op een wedstrijd Het is immers geen sport: wie er hc: eerste met ccn p.ons in het water gedompeld zal werden Daarvoor is de mismoediging van die velen, die teleurgesteld moeten werden, telkens weer, toch 'te grievend i voor uw beter ik, uw warm kloppend 'hart, dat allen immers zoo gaarne de genezing gunt? Neen laat dit tragische schouwspel van eiken dag niet de eenige interesse zijn, die Bethesda voor u heeft. Stel u niet 00 bij het straatpubliek, dat tezamen kluwt, ais de brancard stil houdt voor een deur, en. dat daar staat louter voor de emotie, voor het „heerlijk-angstige" .maar dat geen enkele gedachte over heeft voor de smart achter die stijf-geslolen deur. O even één wandeling door de vijf zalen van Bethesda, en gij zult verstaan: haar voel:! De vloek van het wachten. De vloek der teleurgestelden. Daar liggen ze uitgestrekt aan de wan den, dag in' dag uit. En ze wachten, zij de hoptloozen, die toch nog hopen dur ven. O, denk u toch eens in: het zijn blinden; en ze kunnen niet eens zien, ,dat het water in beroering komt. Ze moe ten het maar hooren aan de paniek van eiken dag; die paniek, waardoor ineens alle harten hopen en opveren één oogen- blik, maar dan.... het is weer een an- d e r, die voorgaat. En voor hen is wéér de teleurstelling. En dan hoe zullen zij den weg vin den in die wilde massa, die op het bassin toeijlt? O ze liggen hier, en ze wachten. Ja, en alleen het feit, dat ze eiken dag nog van een genezing hooren mogen, dkt moet hier bitter schrale troost we zen. En nog anderen ontdekt ge: de kreu pelen, die maar nooit uit de voeten kun nen; die altijd afhankelijk1 zijn van hun dragersen dande verdorden, wier kracht geknakt is, die machteloos zijn, verlamd, geparalyseerd ja, en als er geen sterke liefde is, die hen op wil beuren, naar den vijver toe, o dan zou mep schuwen ze aan te raken; ook gij, met het tintelende levensvuur in uw bloed, met de stalen kracht in de pezen van uw hand. O, ziet ge nu den vloek' van h'et wachten? Neen, loop niet ijlings heen als de genezing geschied is, als de en gel is opgevaren. Neen, ga daar in die lighallen. En staar dan maar eens op die stomme, blinde gezichten, en zoek' dan maar eens in uw ziel naar het troos tend woord voor dien verlamde, die met een doffe wanhoop in zijn versuften blik als een slaapwandelaar voor zich uit staart, en beur dien kreupele, die daar weer naar zijn plaats toestrompelt, geleund op 2ijn armzaligen staf, maar eens op. Ge kunt het niet. - iti-jiiftiiÉft 1 Alleen Jezus kan het! „Maar", vraagt ge ietwat meesmuilend: „is dét dan troost geweest, in die toch (met eerbied gesproken) al te onnoozele vraag van den Heiland aan dien armen stakker, die al 38 jaar krank gelegen heeft: „of hij gezond wil worden?" Als Jezus het niet gezegd had, het zou om te spotlachen zijn. Waarvoor komt die man anders in Bethesda Toch om genezen te worden? Ge hoeft het hem waarlijk nog niet eens te vragen. En weer herhaalt ge: „Als Jezus het niet gezegd had, dan zou er zelfs iets onkiesch in die vraag kunnen schuilen" Voelt ge nu, dat Jezus' vraag nog zoo gek niet is geweest?. Eri als ge het aarzele.id gaat toestem men weet dan, dat Hij ook diezelfde vraag op 't oogenblik stelt aan U! „Maar ik ben niet ziek", weert ge af. Jawel maar waar wacht ge dan toch altijd zoo op? Doen wij in ons zie- leleven wel ooit iets anders, dan altijd maar wachten op de beroering des waters Op het indalen van den engel Op het inkomen van Gods reine liefde? O, dat kan een vreugdig wachten wezen, zooals van het jonge meisje, dat ïpet doorgloeide wangen en met licht in de oogen en met goed op de haarwrong wacht op het geluk. Radiovereenigiag en Evangelisatie. De Ned. Chr. Radio-vereeniging heeft een circulaire aan alle Kerken verzonden, waarin zij de beteekenis en de waarde der Radio-Telefonie en het doel der ver eeniging uiteenzet. Om dit" doel te bereiken, worden voor de wekelijksche uitzending over geheel Nederland, twee Radio-fondsen gevormd, Een fonds tot bestrijding van de alge- meene uitzendingen en een fonds, uit sluitend vcpr uitzendingen van Evange lieprediking. Voor laatstgenoemd fonds wordt op de Kerken een krachtig be roep gedaan. „De Radio-Telefonie is een zeer be- teekenend middel voor de evangelisatie ONZE BIJBELVERTALING. Door velen, zegt de Waarheids vriend, .wordt vergeten, dat wat wij hebben in onze Staten-Vertaling van 1637 een vertaling is van het oorspronkelijke. En natuurlijk sprak men driehon derd jaar geleden hnders dan nu. Maar als men dan nu „vrouw" leest in plaats van „wijf", of „en" in plaats van „ende", is dat allerminst een „ver anderen van het Woord"; met een af- of toedoen aan het Woord heeft dat niets te maken. Dat men over het algemeen wat conservatief is op dit terrein onder ons gereformeerde volk is te verstaan; en wij' prijzen het veelszins. Men is door nieuwerwetsche dingen al zoo dikwijls bij den neus genomen. Waan wijsheid heeft al zoo dikwijls hoog van den toren geblazen, om later in een ver geten hoek te worden geworpen; en gelukkig die er niet lichtgeloovig in- geloopen is. Doch dat neemt niet weg, dat men aan den anderen k'anr niet wijs moes» zijn boven hetgeen men behoort wijs te zijn. Want men moest Bedenken, dat men nu anders spreekt niet alleen dan driehonderd jaar geleden, zoodat oude Aj|n hei Zoeklicht. Leiden, 7 Maart 1925, Een der leuzen door het partijbe-. stuur van de S.D.A.P. voor de 1 Mei-^ viering vastgesteld luidt: „Voor de democratic- in het bedrijf" De bedoeling is dat de arbeiders nitJ dezeggecschap in bet bedrijf zuilen krijgen. Als ik" goed ben ingelicht, dan zullen ter verduidelijking van deze leuze overal tableaux worden vertoont. Men zal dan uitbeelden oen looper. van „Het Volk" die ziek vermeet op een trambalcon op een oneerbiedige» toon te spreken over een der Socialln-' tische wethouders te Amsterdam en? die deswege onder applaus van het congres op straat wordt gezet. Tot zulk een vorm van democratie en medezeggenschap heeft men het in de „kapitalistische" bedrijven nog niet weten te brengen en daarom: op voor. de medezeggenschap-" OBSERVATOR. woorden als wijf, ende enz. enz. zijn vervallen en niet meer kunnen ge bruikt worden; terwijl toch ook ononv stootelijk vast staat, dat men van het Hebreeuwsch bijv. nu niet zelden méér, weet dan vroeger; hoewel we er aan stonds bij' moeten voegen, dat in de 16e eeuw de studie van 't He breeuwsch geen kleine vorderingen had gemaakt. Heel gemakkelijk kan het dus voor komen, dat eenwoord, 't welk nu in onzen Bijbel voorkomt door een ander en beter woord moet vervangen wor den, waardoor de H. Schrift juister en Begrijpelijker tot ons komt. Verandering van een woord behoeft dus volstrekt geen veranderen van de H. Schrift, of veranderen van de Waarheid te zijn want het lean heel goed gebéuren, dat we met een ander woord, in de 20ste eeuw ge bruikelijk en verstaanbaar, veel "beter kunnen weergeven wat de 'Schrift be doelt, dan wanneer we een verouderd of verkeerd woord blijven gebruiken omdat het in onze bijbelvertaling staat. Het is daarom ook een verblijdend verschijnsel, dat men alom bezig is vooral nu ook' in ons Vaderland, om den Bijbel weer opnieuw uit den grond tekst te vertalen en het oorspronkelijke over te zetten in de taal van onzen tijd. Natuurlijk behoeven we het oude en goede dat wij" hebben, nu maar niet aanstonds in te ruilen voor het nieuwe, dat nog niet altijd bewezen is beter dan het oude te zijn. Ook in deze past wijze bezadigdheid en wijze voorzich tigheid. Hoe dikwijls is het oude veel, veel beter dan liet nieuwe! Maar dat neemt niet weg, dat het nieuwe ook' dikwijls beter is dan het oude: en dan mogen we het goede, dat God ons schenkt om Zijn Woord des te beter te doen verstaan, geens zins gering achten of halsstarrig ne- geeren. Neen, die nieuwe vertalingen moe ten maar niet van alle kanten rauwe lings in het midden van de Gemeente geworpen worden. Waar moet ons volk, Gat geen Hebreeuwsch kent, dan blijven? Ook hier moeten offi- ciëele wegen worden bewandeld en er moet geen onrust maar rust in deze gevonden worden. Geen liefhebberen in'deze, ieder op zijn eigen wijze in het midden der gemeente optredend met „nieuwe" vertalingen. We moe ten onze oude Staten-vertaling ons zoo maar niet uit de handen laten fusse- len. Daar is ze veel te deftig, te oud en te goed voor! Intusschen moet het ons echter ver blijden, dat er door velen pogingen, ernstige en edele pogingen worden aangewend om de H. Schrift in een nieuwe en betere vertaling te krijgen. De waarheid kan en zal er door win nen. FEUILLETON. Bra's levens branding (Uit het Engelsch)). 56) Douglas wist en hij schaamde zich er bijna over, als hij er aan dacht dat de eenige manier om invloed uit te oefenen op zijn moeder, was om haar te vleien. Evenals de meeste men schen met een vast karakter, had zij haar ztjakke zijde. Geen werken op haar ijudheid bleef onbeloond. De pa rasieten, die leefden van haar goed, lieten dan c.ok geen dag voorbij gaan, zonder lir.r.f te zeggen, dat zij een knappe vrcuw, en een organiseerend talent v/c? en zij geloofde hen. Douglas i cn haar niet vleien. Hij kende haar zwakke zijde. Hij zag haar gevaar. Mr ~r hij wist ook dat hij nooit iets zcu - eiken, door een poging cm lia: r v- i'.warsboomen. Hoewel het hem i .vt zoozeer ter haft-te ging als den maje ging hem toch, niettemin, ds wijze, nop zij haar fortuin weg wierp, (er e. In zijn oogon was het een vc: m verkwisting, die niet minder ai tv keuren was, omdat 21J werd gepleegd onder den naam van godsdienst. Douglas gaf weinig om geld of goed. Hij bezag het niet in hetzelfde licht als zijn oom. Toch kende hij de waar de van het geld, en het was geen aan gename gedachte, dat hetgeen vol gens een natuurlijken loop der dingen aan hem zou moeten komen, aan on- waardigen werd weggeworpen. Want dat de menschen, aan wie zijn moeder haar geld wegschonk, dit niet waard waren, hiervan was hij heilig over tuigd. Zou hij dus naar zijn moeder toe gaan, en een onderhoud met haar zoe ken, en trachten haar de zaken ver standig en gezond te doen inzien? Hij had zich de vraag minstens honderd maal gesteld, maar hij was fhans nog even weinig in staat haar te beant woorden als bij de eerste maal. Inmid dels had de majoor weder aan zijn zuster geschreven. Hij was vastbeslo ten, dat zoo mogelijk, zij en haar zoon elkander ontmoeten zouden. Hij tracht te op haar gevoel te werker, hij ver telde haar, hoe ziek Douglac as ge weest, en dat hij door alle: at hij had ondervonden veel err. was geworden; hij doelde er in d te op. dat het niet goed kon zijn, dat eeD moeder en een zoon gescheiden leef den, en hoe de kleine verschillen tus- schen hen, met geduld en takt, geen aanleiding tot onaangenaamheid be hoefden te geven. Katherine Wyburn was volkomen overtuigd, dat zij wel beter wist. Maar. daar -zij niet wilde, dat iemand van haar zou kunnen zeggen, dat zij in haar 'plicht tekort wa9 geschoten over won zij voor een oogenblik haar trots en nam den eersten trein naar Londen HOOFDSTUK XXII. Moeder en Zoon. De majoor verliet, met opzet, het huis. Hij was besloten dat zoover hij er iets aan doen kon zijA zuster en haar zoon een ongestoord onder houd zouden hebben. Hij had een groot vertrouwen in het moederlijk gevoel, en hij was niet zonder goede hoop, dat wanneer zijn zuster Douglas rag, en de sporen ontdekte, die het vele lijden der jongstverloopen maanden ov zijn gelaat hadden achtergelaten har. art zóó luide zou spreken, dat zij ge loei verschil en onaangenaar on ve: Tonde, met vreugde de go .-n- 1 cn' To; een verzoening zou aanga ópen Katherine Wyburn kon haar broer lezen in een boek. Zij doorzag zijn plannetje in een oogenblik, en zij had daarom het vaste plan opgevat, dat zij zich door geen van beiden om den tuin zou laten leiden. Terwijl Douglas dus werd 'overval len, was zij volkomen voor het onder houd voorbereid. Douglas stond van zijn 9toel op, toen zij de kamer binnenkwam en kon zijn oogen bijna niet gelooven. „Moeder!" zeide hij, en hij wilde haar een kus geven; doch zij hield hem op armslengte van haar. Zij had haar strijd te strijden, en moest geen teeken toonen van zwakheid. „Uw oom heeft mij verteld, dat gij ziek zijt geweest?" zelde zij, met een eenigszins bevende stem. ,Ik ben nu bijna weer geheel her steld" antwoordde hij opgewekt. ,Maar u, moeder voelt u u wel volkomen gezond?" „Ik ben zoo gezond, als ik verwach ten kan to zijn" antwoordde zij. „Maar ik denk niet aan mijzelf, ik heb ander werk te doen." ,.Mar.r u moet aan uzelf denken", zeide hij. „ik ben overtuigd, dat u tc hard werkt, cn daar bestaat niet de minste noodzakelijkheid voor." „Dat is de manier, waarop alie on- bekeerden spreken", antwoordde, zij, zoudt gij willen dat ik mijn leven in luiheid en genot verspilde of nog er ger, in zondige vermaken en het toe geven aan eigen lusten? Hoe zal ik het durven wagen mijn Maker op den Oordeelsdag onder de oogen te komen, indien ik geen goede rekenschap kan afleggen van hetgeen ik met mijn tijd en krachten en middelen heb gedaan?" „Maar wij kunnen soms meer doen, door minder te doen", antwoordde hij. „Ieder uur waarin wij tc veei v. onze krachten vergen, verkort misschien ons leven met een jaar of een maand." „Mijn leven behoort aan God, Dou glas. En als mijn taak is afgeloopen, zal Hij mij tot zich nemen." „Maar u moest er voor zorgen, dat u niet gaat, eer u geroepen wordt", zeide hij. Zij vatte dadelijk vuur. „O, nog al tijd brutaal en oneerbiedig", zeide zij. ,Ik had gehoopt, naar wat ik van uw oom hoorde, dat gij in oen betere stem ming waart gekomen." Hij kleurde, maar antwoordde nfet cn gedurende eenige oogenblikkerr licerschte er een benauwend stihcwij- gen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5