ZATERDAG 28 FEBRUARI 1925 Nieuwe Leidsche Courant. TWEEDE BLAD. Uit de Schriften. j| BE ZONDE BEDEKKEN. Mijne zonde maakte ik U be kend en mijne ongerechtigheid bedekte ik' niet. Ik zeide: ik zal belijdenis doen voor den Heere; en Gij vergaaft de ongerechtig heid mijner zonde. Psalm. 325'. Er ïs wel niet moeilijkere voor den mensch dan om zijne zonden te belijden. Hoe verleidelijk en aanlokkend de zcnde ook moge schijnen, voordat ze begaan wordt, zoodra ze begaan is, verdwijnt de glans van begeerlijk heid, waarmede Satan haar omgaf, en toont ze zich aan het nu weer hel derziende oog der consciëntie in hare ware gestalte als iets onreins, iets wat ons besmet en bezoedelt, iets walge lijks, waarvoor we ons wel diep heb ben te schamen. En dat schaamtegevoel drijft er ons dan van zelf toe om de zonde te wil len bedekken. Haar ongedaan maken kunt ge niet, maar ge wilt haar verbergen zoowel voor de oogen der menschen als voor de oogen van uw God. Dat bedekken der zonde kan dan op allerlei wijze geschieden. Ge kunt de zonde zoo in 't geheim J verrichten, dat geen mensch er ach ter komt, en het kwaad, dat ge deedt, voor de oogen der wereld verborgen 'bleef. Of wel, wanneer de zonde toch open baar werd en allerlei boos gerucht van u rondgaat, de zonde driestweg ont kennen, door liegen uw onschuld staande houden om zoo de straf van uw zonde te ontgaan. Of ook, indien de bewijzen te sterk worden en de booze daad niet langer ontkend kan worden, de schuld van u af te werpen en,op een ander la den. Zooals Adam deed, toen Hij door God tot verantwoording geroepen, de schuld lafhartig op Eva wierp en zeide: de vrouw, die Gij mij gegeven hebt, die heeft mij verleid. Nu ligt er in dat willen bedekken van de zonde nog altoos een getuige nis uwer consciëntie, dat 'de zonde in uw oog een kwaad is. Het is een uiting van het zedelijk 'schaamtegevoel. En al willen we daarmee allerminst vergoelijken, wanneer iemand door zijn wettige rechters ondervraagd, door liegen en ontkennen aan de straf tracht te ontkomen, wat alléén een bewijs van zedelijke zwakheid is, toch mag aan de andere zijde nooit verge ten worden, dat de onbeschaamdheid en driestheid, waarmede zoo menig kind ter wereld openlijk voor zijn zonden uitkomt, er zelfs roem op draagt en er een behagen in vindt, dóór den Apostel Paulus als een der ergste-teekenen van de menschelijke verdorvenheid wordt genoemd. Een maatschappij, waarin de kan- j kerwonden der zonde niet bedekt, maar openlijk tentoongesteld en zelfs verheerlijkt worden, heeft alle schaam tegevoel uitgeschud en is voor het oordeel rijp. Alleen, hoe natuurlijk die drang ook moge wezen om uw zonde voor de menschen te bedekken, voor uw God kunt en moogt ge het niet doen. Het baat u niet, want voor het al ziend oog van uw God, is niets ver borgen, ook niét de geheimste ge- dachtenzonde van uw ziel. Al zoudt ge zeggen: „de duisternis zal mij immers bedekken", dan zou de nacht een licht worden als de dag. (Ps. i39 11, 12) en met een Mozes zoudt ge moeten uitroepen: „Gij", Heere, stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht Uws1 aanschijns". (Ps. 90 Si1;. En niet alleen dat het u niet baat, maar als ge toch' uw zonde verbergen wilt voor uw God, als gij1 ze wilt be dekken door zwijgen, dan wordt die toegedekte zonde daarbinnen een vuur dat u verschroeit en verbrandt. Zoo had David het ondervonden na zijn diepen val in zonde met Bathseba. Hij zweeg en zijne beenderen werden verouderd in zijn brullen den gan- schen dag; zijn sap werd veranderd in zomerdroogten. (Ps. 32 3, 4). Dat duurde dagen, .weken, maan den lang. Totdat eindelijk Nathan, de pro feet, kwam, David zijne zonde aan zei en hem tot belijdenis van schuld bewoog. Toen bedekte David' zijne zonde niet langer; hij maakte ze Goide be kend en zeide: Ik zal belijdenis doen van mijne overtredingen voor den Heere. (vs. 5). Met onweerstaanbare kracht, als een stroom die lang was opgesloten, maar waarvan eindelijk de sluizen werden opengezet, 'drong en perste het uit David's ziel en over zijn lippen, toen hij voor zijn God knielde om zijn zonde te belijden. Toen werd niets verborgen of be dekt; alle bedekselen der schande werden afgerukt, alle wonden van zijn hart naakt aan God getoond, geen ander werd aangeklaagd of beschul digd als verleider, David zelf was de schuldige alleen. En in de bitterste zelfaanklacht kreet hij het voor de ooren van zijn God: Tegen U, U alleen heb ik ge zondigd, en gedaan dat kwaad is in Uwe oogen". (Ps. 15 6). En toen heeft David het ook on dervonden, hoe zalig het is de zonde voor God niet te bedekken, maar te belijden. ,Want wat David niet kon en wat geen mensch kan: de zonde bedek ken, dat kan uw God wel. Als gij uw zonde maar ontdekt voor Hem, dan komt Hij met de hand zijner genaderen bedekt ze, zoo dat ze voor altoos verborgen is voor zijn oog en u niet meer beschuldigen kan. Daarom jubelt David in het begin van dezen Psalm: „Welgelukzalig is 'hij', wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. Welgelukzalig is de mensch, dien de Heere de onge rechtigheid ak-t toerekent". Of wilt ge het in de taal van het Nieuwe Testament uitgedrukt: „Indien wij onze zonden belijden, Hij is ge trouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonde vergeve en ons réinige van alle ongerechtigheid". LIEDJES ZONDER WOORDEN. Daar trilt een liedjen in de blèren, Wanneer de koeltjes labbrend varen, Door 't geurig loof der groene tent; Maar, of ons oor aandachtig luistert, Toch, wat het blad aan 't blaadje fluistert, Wien is 't bekend? Daar trilt een liedje in 't schomm'lend koozen Van 't bloempje, dat bij 't zachte blozen, Zich naar het wuivend bloempje wendt; Maar of ons oor aandachtig luistert, Toch wat de knop aan 't knopje fluis tert, Wien is 't bekend? Daar trilt een liedjen in 't geklater, Van 'tvroolijk huppelende water, Dat glipt door weide en loovertent; Maar of ons oor aandachtig luistert, Toch wat de golf aan 't golfje fluistert, \yien is 't bekend? Zie water- blad- bloemaccoorden, 'tZijn allen liedjes zonder woorden Die de aarde naar den hemel zendt; En, of ons oor vergeefs ook luistert. Wat golfje, blaadje en knopje fluistert God is 't bekend. G. JONCKBLOET. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. B eroepen: Te Herveld, G. J. G. de Bel te Sliedrecht. Te Wirdum, H. H. Schipper te Willemsoord. Aangenomen: Naar Balk', D. M. Vermet te Klaaswaal. GEREF. KERK. Beroepen: Te Meeden en te Laar (Graafschap Bentheim, Duitschland), cand. K. Spoelstra te Sappemeer. Ds. D. Ringaalda, Naar „De Rotterd" verneemt, bevindt Ds. D. Ringnalda, wien door den Ker- keraad der Geref. Kerk Den HaagOost een ziekteverlof van drie maanden werd toegestaan, zich sinds de vorige week te Bennekorn tot verder herstel van gezond heid. J. H. Feringaf Een mijner Amerikaansch'e correspon denten, zegt Dr. de Moor, zond me het volgende bericht: „Te Flushing N. Y. is in den ouderdom van 68 jaar overleden J. H. Feringa. Vóór zijn komen naar hier was' hij, indien ik mij niet vergis, predikant bij de Gerei. Kerken te Klundert en Zaandam'. Féringa heeft tevergeefs getracht lid te worden van de Geref. Kerk (Dutch Reformed) en heeft zich toen aangesloten bij de Ame- rikaansche Episcopaalsche Kerk. Binnen de grenzen van die kerk heeft hij eenige kleine gemeenten als „rector" gediend. Invloed is er hier niet van hem uitgegaan. Meer dan een „monument in de levens zee" is hij niet geweest Een waarschu wend monument, dat vermaant tot wa ken en bidden. Een van zijn dochters maakt zich verdienstelijkdoor zoo nu en dan een goed boek uit het Hollandsch te vertalen in het Engelschze heeft b.v. Ulfers' „Oostloorn" vertaald". Ik denk; dat de?e mfededeeling bij de ouderen onder ons gemengde herinnerin gen zal opwekken. Eenmaal was de overledene een groot man in ons midden. Zijn reformatorische arbeid in het Zui den zal nog bij velen in de gedachtenis leven. Hij wees zelfs een beroep van Am sterdam, dat hem lief had en waar hij ook zoo gaarne was, af, omdat hij meende, dit werk niet te mogen afbreken. En als hij in die dagen te Amsterdam preekte wat een ontzaggelijke toeloop! Men moest minstens een uur tevoren aan de kerk zijn om kans te hebben, binnen te komen. Een hoogst populaire prediking was dan te beluisteren, en menigeen ontving een zegen onder zijn dienst. Later dunde zijn gehoor, ook in de hoofdstad. En nog later kwam de droeve debacle. Het slot leest men boven, met weemoed. We herinneren nog aan zijn reis naar het Oosten met Ds. van der Linden, aan zijn bundel Catechismuspree- ken en vooral aan zijn boek „Gods kin deren van Ur". Dit leven plaatste ons voor een raadsel, waarvan het sterven de oplossing gegeven zal hebben, die- ons echter onbekend blijft". Emeritaat en pensioen. De classis Middelburg derGeref. Ker ken heeft inzake het advies der Part. Synode, om bij de emeriteering nog een half jaar het volle tractement uit te keeren, de volgende'conclusies aangenomen: a. dit advies niet op te. volgen; b. hiervan mededeeling te doen aan de Synode van 1925 met opgaaf van redenen. c. de Kerken te adviseeren bij emerïtetr- ring ernstig te overwegen of'haar taak niet uitgaat boven het uitkeeren van pen sioen; d. de Kerken te adviseeren bij over lijden het pensioen aan te vullen tot het volle tractement en de pastorie beschik baar te laten beide gedurende minstens drie maanden, Geref. Predikantenvereeniging. Woensdag 15 en Donderdag 16 Apri\ zullen de jaarlijksche samenkomsten wor den gehouden van de Geref. Predilcanten- Vereeniging, in het Jaarbeursgebouw te Utrecht. De sprekers voor dit jaar zijn: Ds. H. S. Bouma van Leeuwarden, Ds. N. Buffinga, van Rotterdam; Prof. Di. V. Hepp, van Amsterdam en de heer C. Smeenk, lid van de Tweede Kamer te Arnhem. Predikanten-gebrek. Binnen veertien dagen vertrekken we der twee predikanten uit de Ned. Herv. classis Bommel, zoodat nu in Bomme- lerwaard juist de helft vacant is. Vo\- art. 24 Reglement op de Vacaturen is nu door het classicaal bestuur bepaald dat de naburige ring Tuil te hulp zal komen bij het vervullen var nreekbeurten. J en herderlijk werk. Bij vijftal ga- meenten is weigering te voldoen aan den aanslag van Beheer de oorzaak' van de zen toestand. Fransch op de lagers school. Het Comité tot bevordering yan den wettelijken teïiigkeer van het Fransch op de scholen voor gewoon lager onderwijs ingesteld door afgevaardigden uit acht tien verschillende steden in. ons land, heeft 2ich met het volgende verzoek tot de hoofden van scholen gericht „Plet Comité is - voornemens een on derzoek' in te stellen naar den omvang dien het onderricht in het Fransch, on danks de officieele afschaffing daarvan heeft aangenomen in het bijzonder op scholen, die gewoonlijk leerlingen afle* veren aan gymnasia, lycea, hoogere bur gerscholen, handelsscholen, en andere scholen voor.'voortgezet onderwijs £n hier van te bevoegder plaatse mededeeling te doen. Vernomen hebbende, dat ook uwe school tot deze categorie dient gerekend te worden, verzoeken ondergeteekenden u beleefd, de hierbij gevoegde lijst te willen invullen' en toe te zenden aan de laatste ondergetéekende. Het comité zou het dan tev-ens-zeer op prijs stellen, sym pathiebetuigingen -met zijn streven 'te ont vangen". Het Daltonstelsel. Het „Schoolblad" vat aldus zijn oor deel over Dalton samen: „Een kind--moet in de"-leeskunst goed ervaren zijn en moet iets op schrift kun nen brengen, dat'er niet al te mal uitziet. We snijden dus de vier laagste leerjaren af. .-r' Vervolgens. Er is ons^ gebleken, dat voor een groep, kinderen 't daltonnen niet alleen ongevaarlijk, maar van groot voor deel was. Voor een andere groep daaren tegen werkte 't zoo verkeerd, dat frien. noodgedrongen de kinderen weer aan de" lijn moest nemen.. Ligt de conclusie niet voor 't grijpen. We achten, onder zekere voorwaarden, een gematigde- toepassing van 't Dalton-denkbeeld van groote waar de in enkele klassen van de tweede afdee- ling van een differentieerend schoolstel sel 1 We zien dé versterking van de indivi- eele activiteitin de daarvoor geschikte klassen a.ls één der .faktoren, welke in samenwerking met allerlei- faktoren do. maatschappelijke- ppvoecling inderdaad zullen maken tot'waf haar naam uitdrukt:, opvoeding voor Y maatschappelijk leven. Tot die faktoren behooren onder andere een grondige herziening van de leerstof onder het licht van een nieuwe doelstelling het wegnemen van, de abstrakte grenzen tusscben de zaakvakken en het wegsnijden van alle overléefsels, welke in de tegen woordige behoeften geen rechtvaardiging van hun voortbestaan kunnen vinden. En dus zal ons heerlijke rekenonderwijs aan een gedwongen gedaanteverwisseling, een allergrondigste gedaanteverwisseling, naar we hopen, niet ontsnappen en kan het een leervak worden, om het hart van ieder Daltoniaante dóen .opspringen van vreug de. Wat 't nii Mr Lynch is onze getuige niet is. We zijn zoo vrij,..dit- als één der bewijzen, te beschouwen, dat Dalton niet in het 'oude kader thuis behoort, maar de gereorgani seerde school'evenzéer behoeft als de gereorganiseerde 'school Dalton. Dalton, wel' te verstaan, zuiver gezien als versterking .der -individueele activiteit en zonder eenige verbintenis met betrek king tot het overnemen van het technische apparaat en de ideeën, 'waaraan c ie 't aan zijn dankt". HANDEL IN BLANKE SLAVINNEN. Kcrtèn tijd geleden werd meldiryr gemaakt van een tréffend staaltje van brutalen vrouwenroof iiï het Rijnland; een meisje dat op den openbaren "weg met geweld door automobilisten werd geroofd. Welke afmetingen dit schandelijkste van alle oedrijvën, de z.g. handel in blanke slavinnen, den laatsten tijd in Duitschland heeft aangenomen, olijkt uit een alarmkreet van Emma Mül- lenhoff in de „Frankf. Z.", waarbij wordt medegedeeld, hoe in donkerst Hamburg een Madchenbörse" word; gehouden, van waaruit duzenden Duit sche vrouwen en meisjes naar den Balkan, Frankrijk en Z.-Amerika wor^ den gezonden om. daar hun leven ver der te slijten in huizen van ontucht. Nog onlangs heeft de regeering van Slees wijk verklahrd, dat binnen' een I Aan het Zoeklicht. Leiden, 28 Februari 1925. Te Hillegom heeft -zich onlangs eeni geval van pokken voorgedaan. Dit geeft aan Dr. X. aanleiding óm1 in het „Vaderland" nogeens óp* -ge- 1 dwongen vaccinatie, revaccinatie en du.vaccinatie aan. te dringen. Het ideaal van dezen dokter is, ttèar hij verklaart gedwongen vaccinatie in liet eerste levensjaar, revaccinatie als het kind naar school gaat en daar.na desnoods let op dat desnoods! met langere tusschenpoozen. En deze dwang wordt gemotiveerd met een beroep op het- algemeen be lang, want: als in een woning pokken uitbreken, loopt bet gezin van den buurman gevaar, tenzij hij zich door vaccinatie afdoende heeft beschermd. Duidelijk is deze redeneering niet. Als toch vaccihatie en revaccinatie een afdöende bescherming geeft, waar om zou men dan bevreesd zijn voor hen flie zich niet laten vaccineeren? Dan dreigt den buurman immers geen gevaar! En welke grond is. er dan i nog voor dwang? De zaak is naluurlijk.dat deze Dr. X. I evenal9 de meeste voorstanders van den vaccinedwang in de vaccinatie j toch bitter weinig vertrouwen stelt. Maar toch wordt de dwang, de tót drie en meermalen herhaalde dwang bepleit, OBSERVATOR. half jaar meer dan 3700 Duitsche meisjes ontvoerd zijn. Na verschillende voorbeelden te heb ben aangehaald, van de brutale me thoden, «door de handelaars gevolgd om zich van hun „waar" meester te maken, deelt de schrijfster mede, dat bijv. in Keulen en Dusseldorf gemid deld eiken dag een Duitsch meisje spoorloos verdwijnt, van wie nooit meer iets gehoord wordt. De gees- j telijke v. Dörrien uit Sleeswijk Hol- i stein is thans een waren kruistocht begonnen om de opeiibare meening in het geweer te brengen. Met klem wordt tenslotte aangedrongen op eén scherper wetgeving öp dit gebied en wordt een beroep gedaan op den nieuwen Rijksdag om te helpen, de eer en de waardigheid van de -Duitj 1 sche vrouwen en meisjes te bescher men en te redden. WEKSTEM VOOR HET GE V/ETEN. Een predikant moest eens naar Lon den, om er een moeilijketaak te vol brengen, daar hij moest collecteeren voor zijn gemeente, die een groote som schuldig was. Voor hij zijn gemeente verliet, ver zamelde hij nog eens alle leden, die tot de meest gegoeden behoorden, en zeide hun: „Men zal mij vragen of wij volgens ons geweten alles gedaan heb ben wat in ons vermogen was, om onze schuld te betalen. Wat moet ik hierop antwoorden? Gij broeder, wat denkt gij er van?" „O, mijnheer", was het antwöord, „indien gij mij op het geweter yf, vraagt, moet ik bekennen, dat ik niet gedaan heb, wat ik doen kon en doen moest!" Dezelfde vraag werd nu aan eén tweede en derde gedaan, en zoo,ver volgens. Allen legden hetzelfde getuigenis af. De bijeengebrachte som werd gete'.J. en tot groote blijdschap van den lee- raar bemerkte hij, dat zijn reis niet 'meer noodig was, daar alle schuld nu afbetaald kon worden. De verkiezingen naderen. Als we straks geen geld voor de propaganda hebben zouden we ons allen op den man af eens moeten afvragen, of we er financieel voor hebben gedaan, wat we konden. Er staan zulke groote be langen op het spel. Men zorge zijn ge weten in dezen vrij te houden. (Houten Pomp.) FEUILLETON. Bn 's levens branding (Uit het Engelsch)). 50) „Ik stem toe, dat het onwaarschijn lijk klinkt, maar wij moeten de feiten aannemen, zooals zij zijn. Sinds Maan dagavond is er niets van hem gehoord of gezien. Hij heeft zijn overjas aan getrokken en zijn hoed opgezet en is uitgegaan, met het plan terug te ko men; en dat is alles wat wij weten. Hij is niet teruggekomen, en waar hij is, weet niemand." „U vreest dus, dat er een misdaad in 't spel is?" „Ik weet zelf bijna niet, waar ik bang voor ben. Hij heeft geen enkelen vijand in de stad, zoover ik weet. Hij was wel op 't laatst van November het middel, dat een paar inbrekers in den val liepen, doch die zitten nu achter slot en grendel. Ik heb mij wel eens afgevraagd, of de een of ander hunner medeplichtigen misschien wraak op hem genomen heeft. Dat is echter zeer onwaarschijnlijk. Als hem eenvoudig een ongeluk was overkomen, dan zou dit nu reeds lang ontdekt zijn." „En u zegt, dat hij zich goed heeft gedragen, sedert hij hier in de stad woont; ik bedoel, dat hij altijd kalm geleefd heeft? U weet, jongelui zijn jongelui." Ik kan u verzekeren mijnheer, dat er op zijn leven niet het minst is aan te merken. Persoonlijk heb ik hem nog niet lang gekend, dat is waar, maar zijn huisjuffrouw'geeft de gunstigs+e getuigenissen omtrent zijn levenswan del. Volgens haar, heeft hij geen enkele ondeugd." „Zoo. Ik was anders bang dat nu dat hij eerder een anderen weg zou zijn opgegaan. U weet zeker, dat hij geheel gebroken heeft met zijn vroe gere omgeving?" „Ik weet weinig of niets van zijn vroeger leven," antwoordde John. „Wij ontdekten, natuurlijk, dat hij een man van opvoeding en beschaving was, en besloten dat hij betere dagen gekend had." „Zijn moeder beweert, dat hij in geen enkel opzicht deugt",» zeide de majoor, die mededeelzaam werd. Maar ik moet zeggen, dat ik de partij kies van denv jongen. Natuurlijk hecht ik aan gods dienst, en dat alles; en ik hoop altijd te blijven, wat ik ben: een beslist voor stander van de kerk; maar mijn zus ter gaat mij te ver. Zij is veel te gods dienstig. Ja, dat ii zei Zij heeft haar huis gevuld met allerlei vreemd volk geestverwanten, noemt zij ze en ik vrees, dat zij bijna al haar geld heeft verspild aan allerlei godsdien stige stokpaardjes. Ik zeg dit tot u, want u zijt een vriend van den jon gen." „Ik heb hem ooit over zijn moeder hooren spreken", antwoordde John. „Hij vermeed zelfs zorgvuldig over zijn vroeger leven te, spreken." „Dat was mooi van hem. Ja, daar heb ik hem des te liever om. Ziet u, hij was voor predikant bestemd, maar toen hij bijna met zijn studies klaar was. gaf hij het op.hij zeide, dat hij 't niet eens was met een paar van de artikelen, of iéts van dien aard." Hierin sympathiseer ik niet met hem. Godsdienst is iets, dat wij geen van allen begrijpen. Wij moeten maar met den dichter zeggen: „met hegrij pen zal 't niet gaan, neem het onbe grepen aan, ten minste, dat vind ik. maar, naar hetgeen zijn moeder mij vertelde, heeft hij alle geloof overbcord geworpen. Het was vreeselijk hard voor haar, zooals u denken kunt. Zij voelde zich verplicht afstand te doen van hem; en dat is het hardste van alles. Maar ik keur dat in haar af. Bloed is dikker dan water of moest het tenminste zijn. En zij is maar steeds bezig andere menschen te be- keeren, en laat haar eigen zoon1 naar den duivel loopen of-waarheen hij wil. Dat kan ik niet volgens-den-bijbel- handelen noemen. Maar ik ben een mi litair én beweer niét verstand van dio dingen te hebben, wat dunkt u ervan? „Ik denk er precies 'zoo over als u", was het antwoord. „Ik kan geen vrou wen uitstaan, die er op uitgaan om de wereld te bekeerén, en hun eigen familie vérwaarloozen." „Maar mijn zuster is geen alledaag- sche vrouw", zeide de majoor snel. „Ook heeft ze geen kosten gespaard voor de opvoeding van den jongen." „Maar wat zegt zijn vader van dit alles?" vroeg John. Ja, ziet u, hij had een betrekking in Indië, en zag zijn vrouw en zijn zoon weinig. Hij was een goed man in zijn soort. Zijn ziel ruste in vrede." „Is hij dood?" „Hij is anderhalf jaar geleden ge storven dat heeft mijn zuster een gevoeligen stoot gegeven. Zij is niet meer wie zij was. En ik ben overtuigd, dat zij in haar hart naar den jongen verlangt. Dat is 'de reden, dat ik hier naar hem ben komen zoeken." „Hij is een jonge man, waar zijn moeder trotsch op moest zijn," ant woordde John met warmte. „Ik geef toe, dat liij niet veel sympathie schijnt te voelen voor den godsdienst en zijn uiterlijke vormen. Maar, in de beste beteelcenis van het woord, houd ik hem voor een echt godsdienstig man." „Ging hij geregeld naar de kerk." „Ik geloof het niet. Ik weet eigen lijk zeker, dat hij alle kerken vermeed. „Dan begrijp ik nret, hóe u hem met mogelijkheid godsdienstig kunt noe-" m&n" antwoordde de majoor lachende. „Als een man cenigen godsdienst heeft bezoekt hij de kerk even geregeld als een soldaat de exercitie. Ik geef mij zelf niet voor Fijzondér godsdienstig uit, maar ik ga naar de kerk dat is te zeggen, als ik er in de gelegen heid toe ben." John Sudden lachte hartelijk, maar antwoordde niet. „Ik zie, dat u het niet met mij eens zijt", zjeide de majoor. „Maar u zult -mij niet kwalijk nemen, dat ik rond uit zeg, hoe ik erover denk Mijn zus ter nu is een streng godsdienstige vrouw. Dat is zé, zonder twijfel. Het*, is haar stokpaard. Zij heeft er al haar j tijd cn aandacht aan gegeven orf haar geld op den koop toe." ,Ja?" vroeg John op drogen toon. (Wordt vervolgd):

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5