WOENSDAG 18 FEBRUARI 1925
Amerikaansche Brieven.
XIII.
Amerika is het 'land van de „syste
men-" en de „organisatie". Men werkt
Ihier graag in het groot. Dat bleek reeds
eenigszins uit mijn vorige briefje, waar
in ik het een en ander vertelde, over de
wijze, waarop hier wordt geëvangeli
seerd.
Een hetzelfde geldt natuurlijk voor
een Jongelingsvereeniging, voor het een
of ander philantropische doel, of wel de
een of andere politieke actie op touw
zet, het is alles hetzelfde.
Men tracht een „systeem" uit te den
ken, de te voeren actie zoo goed moge
lijk te organiseeren, en aan alle eischen
van „efficiency" te voldoen.
Ongetwijfeld valt er op dit gebied
voor den buitenlander in de Vereenigde
Staten nog wel wat te leeren, heel veel
te leeren zelfs. Ik hoop hier in een later
briefje nog wel eens op terug te. komen.
Voor ditmaal wilde ik er echter op
wijzen, dat men de dingen ook wel eens
kan overdrijven. Het is tenminste maar
gelukkig, dat er ook in dit groote land
nog nuchtere pien§.chen zijn, die oog
"hebben voor dit gevaar. En die tevens
trachten ook hun medemenschen zoo nu
en dan eens wat van die Amerikaansche
overdrijving te laten zien.
Zoo las ik deze week ben kostelijk ar
tikeltje in de „World", een van de voor
naamste Amerikaansche bladen, waarin
de manier waarop hier soms wordt ge
werkt, zoo humoristisch wordt getee-
kend, dat. ik dit voor onze lezers even
wil vertalen.
Zooals men waarschijnlijk ook wel in
de Hollandsche bladen heeft gelezen,
heeft het plaatsje Meudon in Frankrijk
ruzie met de Fransche Regeering, en wel
naar aanleiding van het feit, dat de
Fransche regeering besloten had de
vuilverbranding voor Parijs in dit
stadje in te richten.
Als protest hiertegen was de geheele.
gemeenteraad van Meudon en bloc af
getreden, en nu er een gemeenteraads
verkiezing was uitgeschreven om het
stadje een nieuwe vroedschap te geven,
staakten de kiezers. Ze bleven allemaal,
3899 in getal, lekker thuis om ook op
deze wijze tegen het door de Regeering
genomen besluit te protesteeren.
Naar aanleiding nu van dit bericht
schrijft de „World" het volgende;
Och, och, wat zijn die Franschen toch
kinderlijk en onhandig! Hoe simpel zou
den hun moeilijkheden voor ons wezen.
Het is- toch zoo klaar als de dag. dat ze
ze moesten beginnen met een „lobbyist"
èn een campaign manager" aan te
stellen. (Ter verduidelijking voor onze
lezers wil ik even opmerken, dat een
„lobbyist" iemand is, die zijn tijd door
brengt in het parlementsgebouw. Hij
tracht hier connecties aan te knoopen
met verschillende kamerleden, en hen
voor de zaak die hij voorstaat te win
nen. De „campaign manager" is de man
die van de geheele te ontwikkelen actie
de leidïng krijgt.)
Vervolgens behooren ze een week vast
te stellen, die ze „Geen-Vuil verbran
dingsoven-week" noemen. Gedurende
deze week ontwikkelen ze hun actie.
Deze moet inhouden, de algemeene
steun van de Meudonsche Kamer van
Koophandel, de Meudonsche Jonge
Mannenvereeniging, de Middenstanders,
de grondeigenaren en de vereeniging
„Beter wonen". Het Meudonsche Fan
farekorps moet gratis zijn medewerking
verleenen. t
Als climag van de geheele actie moet
een groote optocht worden georgani
seerd, met praalwagens, de Meudonsche
Brandweer, en de schoolkinderen. Die
schoolkinderen moeten vaandels dragen
met opschriften, als „Geef ons lucht!"
„Verbrand uw vuilnis ergens anders"!
„Waarom moeten wij het slachtoffer
worden?" enz.
Dan moet een reuzen verzoekschrift
door de straten van Parijs worden ge
voerd op een versierde vrachtauto, en
aan de Tweede Kamer worden over
handigd, door de winnares van den ver
leden jaar te Meudon gehouden schoon
heidswedstrijd. Tenslotte moeten de be
lastingbetalers van Meudon de Regee
ring onmiddellijk in rechten aanspre
ken ter oorzaake van het feit,^aat het
plaatsen van een vuilverbrandingsoven
te Meudon alle eigendommen daar 25
pCt. in waarde zou doen dalen.
Dit plan zou ongetwijfeld .resultaat
hebben en wij begrooten de totale kosten
inclusief insignes en vlaggen voor hen
die aan de optoicht deelnemen, zaal-
huur, reis- en bureaukosten, kosten voor
de te engageeren advocaten en het hono
rarium voor den „lobbyist" op 9.702 dol
lar. 'En dit is nu slechts 1 dollar per
hoofd voor iederen man, vrouw en kind
van Meudon (volgens de volkstelling
van 1911). Is dit niet buitengewoon bil
lijk?
Zooals de zaak nu staat hebben de
kiezers de stad extra uitgaaf bezorgd
van een nieuwe gemeenteraadsverkie
zing en ze zullen het waarschijnlijk in
het eind toch verliezen.
Het schijnt nu eenmaal zoo te moeten
zijn dat sommige landen in alles ten
achter komen.
Tot zoover de „World"; is het niet
vermakelijk?
Het moet den buitenlander hier ook
•teeds weer opvallen hoe onnoozel de
Amerikanen in sommige opzichten gijn.
Het is buitengewoon opmerkelijk, hoe
'n schijntje men dikwijls van allerlei j
dingen afweet, zelfs.bv. van verschillen
de maatregelen die door de Amerikaan
sche Regeering zelf zijn genomen.
Zoo zal het den meesten' van onzen
lezers wel bekend zijn, dat de Ameri
kaansche regeering sinds eenige jaren
«den invoer van allerlei tuinbouwproduc
ten bemoeilijkt en zelfs geheel verbiedt.
Deze maatregelen worden genomen
onder het voorwendsel dat men Amerika
wil beveiligen tegen den invoer van al
lerlei gevaarlijke plantenziekten en in
secten. In werkelijkheid is het niets
anders dan een zeer zelfzuchtige be
scherming van eigen belangen. Eos-
koop werd door deze maatregelen bijna
in zijn bestaan bedreigd, en ze vormen
een buitengewoon donkere wolk aan
den horizon voor de Bloembollenstreek.
Ook andere landen als Engeland, Bel
gië, Frankrijk worden er door getroffen
en voor de toekomst bedreigd, en het
spreekt dan ook geheel jan zelf, dat de
Regeeringen van deze landen steeds zin
nen op middelen om het gevaar af te
wnden.
Nu is de aardappelenoogst in Amerika
in het afgeloopen jaar zeer overvloedig
geweest. Zoo overvloedig, dat Amerika
zijn eigen aardappelen niet" allen kan
verwerken, en naar exportgelegenheid
moest worden gezocht.
Er waren reeds enkele zendingen naar
Engeland verscheept, en nu komt me
die onbillijke Engelsche Regeering met
een "besluit, waarbij de invoer van aard
appelen uit de Vereenigde Staten wordt
verboden. En wel op grond van het feit,
dat de Amerikaansche aardappelen zijn
aangetast door een ziekte, die men voor
de Britsche aardappelteelt zeer gevaar
lijk acht.
En nu moet men hier de Amerikanen
eens over te keer hooren gaan. Zoo'n
maatregel acht men wel het toppunt van
alle onbillijkheid, men noemt het een
smoesfê dat het Amerikaansche product
door een gevaarlijke-ziekte zou zijn aan
getast enz.
Ik had juist het genoegen een paar
weken door te brengen in een staat,
waar heel veel aardappelen worden ge-
teelt. En het is buitengewoon vermake
lijk om.zoo eens stilletjes alle gesprek
ken, die over dit onderwerp worden ge
voerd, aan te hooren.
Men hoort er over spreken in de ho
tel®' in den trein, ja overal.
Een iedereen spreekt er over, en aar
zelt niet, op scherpe wijze van zijn af
keuring blijk te geven.
De kranten wijden groove artikelen
aan cle kwestie en. spreken cb ver vsch-
ting uit dat de Amerikaansche Regee
ring de Engelsche autoriteiten wel spoe
dig tot rede zal weten te brengen.
Vergaderingen worden belegd, tele
grammen worden gezonden aan ver
schillende parlementsleden, en de gou
verneur van den staat Mainè,\ maakte
verleden week een speciale reis naar
Washington om met de regeering over
deze hoogt belangrijke aangelegenheid
te confereeren.
En als je je dan eens op een" enkele
keer de moeite getroost, om er met deze
of gene over te spreken, en er de men-
schen op te wijzen, dat de Engelsche
Regeering in deze zaak slechts het voor
beeld vólgt dat reeds gedurende onge
veer vijf jaar door de Amerikaansche
regeering wordt gegeven, dan wordt je
ongeloovig aangekeken, en het blijkt dat
men van de geheele zaak geen syllabe
afweet.
Het is intusschen een verblijdend feit,
dat deze maatregel van de Engelsche
Regeering zoo zeer de aandacht trekt.
Het ware te wenschen, dat zooveel mo
gelijk andere Europeesche landen Enge-,
land's voorbeeld zoo spoedig mogelijk
volgden.
Amerika exporteert ongetwijfeld nog
wel andere producten, waaraan met
eenigen goeden wil wel het een of ander
insect, of de kiemen van eenige ziekte
zijn te ontdekken.
Het komt mij voor, dat men alleen op
deze manier op de Amerikaansche Re
geering eenigen indruk zal kunnen
maken. En misschien dat zoo de meest
dreigende gevaren voor de nijvere Hol
landsche bloembollenstreek nog zouden
kunnen worden afgewend.
Leestafel.
PALLAS LEIDENSIS MCMXXV,
Leiden, bij S. C.v. Doesfeurgh,
In denzelfden, deftige n eenvoud, maar
tj>ch in even schitterenden luister als de
gedachtenisfeesten ter viering van het
300-jarig bestaan der Leidsche Acade
mie hebben paats gehad, in denzelfden
eenvoud wordt tijdgenoot en nazaat dit,
belangrijke werk aangeboden, dat alleen
den naam „Pallas Leidensis" en het met
Romeinsche cijfers gedrukte jaartal
draagt.
Waarlijk een werk den naam van ge
denkboek waard aantrekkelijk niet al
leen door den uitwendigen vorm, waar
in de firma S. C. v. Doesburgh deze uit
gave verzorgde, maar vooral ook door
den inhoud, die bij het lezen werkelijk
tdt herdenken zal nopen.
Men zoeke er clan ook geen gelijkenis
in met werken, wel met gelijk doel ge
schreven, maar zoo geheel andersoortig
van aart!, als van Siegenbeck, Kist, Dr„
Schotel, e.a. Dit mooiè werk is iets ge
heel andere, ietè buitengewoons, waar
voor ook 't nageslacht zeker hel Loidsch
Universiteitsfonds clank zal weten, even
als ook wij cl ie zooveel en zodvelen vaak
in een paar trekjes weer voor onzen
geest zagen voorbijgaan.
't Is onmogelijk van den rijken, in
houd hier eene beschrijving te geven.
Indien we clat wilden,' we zouden in de
verzoeking komen geheele stukken over
te schrijven.
Welk rechtgeaard Leidenaar geniet
reeds niet van Mr. Zimmermans inlei
ding, als hij Leiden roemt als „een
pronk van het Nederlandsch steden
schoon". Wié onder onze eenvoudige
lezers zelfs zou niet eens willen lezen
van wat geschreven is in dit boek over
de faculteit bij' uitnemendheid in den
„kweekhof der Kerke Christi", de theo
logie! En dan zou bij inzien van dit
werk zeker nog veel meer de aandacht
boeien, zelfs al mag men den eerenaam
van Leidsch Academieburger nooit ge
dragen hebben.
Ook de liefhebber van onze stads-
liistorie in betrekking tot onze Academie
zal in de onderscheidene stukken veel
van zijn gading vinden.
Als wezenlijk gedenkboek toont het
ons ook hoe onze eerste Universiteit
groeide, ook in de laatste vijftig jaren,
en als- gevolg daarvan, wat ze is in deze
rrprleDkwaardige- dagen. Men zie b.v. al
leen maar den staat welke den tegen-
woordigen omvang van de' geneeskun
dige faculteit weergeeft en o.m. ook het
artikel ödor H. T. Colenbrander over de
herkomst dej studenten met bijgevoegde
staten, om al eenig idee®te krijgen van
den roem onzer Leidsche Hoogeschool.
Blijkens deze staten is het getal in
schrijvingen van studqpten gedurende
de 350 jaar geklommen tot 79431, waar
van alleen uit het buitenland 24977.
Toen we ons zetten iets te schrijven
over dit boek hebben we in 't minst
niet gedacht aan eene beoordeeling.
Daartoe zijn we niet in staat. We wilden
slechts weergeven den indruk, welken
dit werk en de lezing ervan op ons
maakte.
Daarom ook iets over hetgeen we wel
anders gedacht hadden en over wat we
noocle misten.
Bij de oprichting van de Universiteit
stond de H. Godgeleerdheid immers op
den voorgrond.Wat was nu natuurlijker
geweest, dan dat zulks ook hier was uit
gekomen, wat ook zou natuurlijker zijn
geweest, ook beroemde namen uit die
faculteit van de laatste 50 jaren te noe
men als van een Kuyper en Bavinck
naast die andere welgenoemde, ipaar
van minder of nog niet gelijkwaardige
beteekenis voor het godsdienstig leven
in ons vaderland. Kan men zich dan in
vrijzinnigen kring nimmer zoo hoog op
heffen! Dit spijt ons in dit werk.
't Boek blijft er echter even waardevol
als aantrekkelijk om. Met genoegen zal
menig lezer, die zijn geleerde medebur
gers kende hier en daar ze meer of min
der nog eens geteekend zien. Een FruinT
een Tiele, een Gunning, een Chantepie,
een Buys, een Bolland, en zoovele ander
ren.
Ook nog eens lezen en met zijne her
inneringen vergelijken het "artikel over
het studentenleven- of het artikel van
den altijd interessanten Prof. Knappert,
over de herdenkingsfeesten.
Voor dit werk verdient het Leidsche
Universrteitsfonds grooten dank. Geïllus
treerd v. crd het werk niet. Alleen wordt
het gesierd tegenover den titel met een
fraai portret van Prins Willem I, naar
een tot nu toe onbekende teekening, te
danken aan de welwillendheid van
Mevr. H. Bosnian van Oud-Karspel te
Wiesbaden en aan Dr. 'J. J. de Gelder',
conservator van het Universiteits-Pren-
tenkabinet.
DE ZUIVERHEID DER TAAL.
In „Neerlandia" schreef Dr. I. K.S.;
Ik kan het niet langer verdragen,
dat onze schoone Nederlandsche taal
voortdurend op zoo gruwelijke wijze
verknoeid en verminkt wordt.
Een zeer bijzonderen afkeer heb ik'
van de steeds talrijker en driester op
dringende Germanismenwoorden,
uitdrukkingen, zinswendingen aan het
Duitsch ontleend.
Wat men o.a. in de taal der zaken
wereld voortdurend te lezen krijgt, is
eenvoudig verschrikkelijk! Van uit
drukkingen als „ingevoerde reiziger"
jjgoederen op lager hebben", „effek-
ten bestens verkoopen", en tal van
andere meer, schijnen Velen in de ver
ste verte niet te vermoeden, dat het
even zoovele taalkundige monsters
zijn. Evenmin dat het voortdurend
weglaten van het woordje „dat", voor
iederen werkelijk ontwikkelde ge
weldig hinderlijk is. En dat men zièh
aan een verfoeilijk Germanisme schul
dig maakt, wanneer men schrijft of
zegt: „Ik was gister bij mijn oom
in Breda in plaats van „ik ben ge
weest". En een zin als deze: „De
vergadering ging niet door wegens
onvoldoende opkomst, en konden dus
ook geen nadere inlichtingen worden
gegeven", gaat in breedere kringen
voor uitstekend Hobandsch door"
Ieder Nederlander echter, wien nog
eenig taalkundig besef is bijgebleven
zou hier mft den geest van Hamlet's
vader driemaal willen uitroepen: „Af
schuwelijk, afschuwelijk, afschuwelijk.
Ik heb dan besloten het mijne te
doen, om indien mogelijk, het kwaad
neg te helpen keeren» En zoo-zal ik,
telkensg, Is ik weer op een Germa
nisme stoot, het onderstreept schuld
bewijs aan den zich vergrijpenden
schrijver toezenden. Laat iedereen het
zelfde deen! Misschien, dat een dus
danig', flink doorgezet verweer onze
goede moedertaal nog redden kan van
cle steeds voortschrijdende verwording
BINNENLAND.
Verkiezingsprcgram S.D.A.P.
Door het congres van de S.D.A.P.
werd het volgende verkiezingsprogram
vastgesteld:
1. Ontwapening, nationaal en inter
nationaal. Ondersteuning en democra
tiseering van den volkenbond.
2. Werkloozenzorg. Wettelijke rege
ling der werkloozenverzekering. Werk
verruiming.
3. Medezeggenschap en bedrijfsorga
nisatie .Reorganisatie van het georga
niseerd overleg.
4. Volledige uitvoering der Arbeids
wet, Moederschapszorg. Volledige uit
bouw der sociale verzekering, Staats-
pensionneering.
5. Krachtige bevordering van den
bouw van arbeiderswoningen. Afschrij
ving, waar noodig,van crisis-subsi
dies.
i. Pachtwetten ter bescherming van
den huurboer. Uitbreiding van cultuur
gronden.
7. Opheffing der onderwijs-verslech
tering, in de eerste plaats weder-invoe-
ring van het verplichte zevende leer
jaar. Zorg voor de niet leerplichtige
jeugd. Bevordering van kunst- en
volksontwikkeling.
Onverkorte handhaving van het
recht van vereeniging en vergadering.
Onpartijdige wetstoepassing betreffen
de' de gemeentelijke autonomie.
9. Bezuiniging door reorganisatie
van den Staatsdienst, met vaststelling
van een behoorlijk bestaan voor het
overheidspersoneel. Belasting naar
draagkracht; verlichting yan druk
voor kleine inkomens.
10. Verbetering van de huwelijkswet
geving in het belang van de vrouw.
11 Bestrijding van het Alcoholisme.
12. Bevordering van het zelfbestuur
der overzeesche gewesten.
De bakkersnachtarbeid.
De Nederl. vereeniging van werkge
vers ih het bakkersbedrijf heeft aan
de Tweede Kamer een adres gezonden,
naar aanleiding van het ontwerp van
wet tot wijziging van de bepalingen
der Arbeidswet 1919 betreffende den
arbeid in broodbakkerijen.
Zij resumeert de gevolgen van de
afschaffing^ van den bakkersnachtar
beid aldus:'
le. Vermindering van het broodver-
bruik; 2e. meer werkloosheid onder de
bakkerijarbeiders; 3e. verhooging der
productie- en distributiekosten; 4e. ver
mindering van de kwaliteit van het
brood; 5e. verhooging der broodprijzen.
Zij oppert bezwaren tegen de gelei
delijke wederinvoering van den nacht
arbeid, zooals deze door de regeering
is voorgesteld.en besluit:
Wanneer:
le. het aanvangsuur van den arbeid
wordt gesteld voor deegmakers en ove-
nisten op acht uur des avonds;
2e. met het verder afwerken der dee-
gen, door de groote ploeg der arbeiders
om elf uur 's avonds wordt begonnen;
3e. wordt bepaald, dat niet iedere ar
beider geregeld nachtarbeid zal hebben
te verrichten, in dier voege dat twee
ploegen des nachts en een ploeg over
dag zijne werkzaamheden verricht;
4e. de werkelijke arbeidsduur voor
nachtarbeid wordt gesteld op ten hoog
ste zeven uur per etmaal.
5e. een bakkerspatroon, omdat hij in
zijn eigen bedrijf des nachts heeft ge
werkt, 'als belooning daarvoor niet lan
ger wordt bedreigd met gevangenis
straf;
6e. de barrière van het verkoopver
bod van versch brood vóór tien uur
des morgens, onafscheidelijk en nood
zakelijk, wanneer de z.g. afschaffing
van den nachtarbeid gehandhaafd
blijft, wordt weggenomen,
dan zal:
èn voor den werkgever, èn voor den
werknemer èn voor het broodetend pu
bliek een redelijke toestand ontstaan,
bestaande in: a. verbetering van de
hoedanigheid van het brood; b. lagere
broodprijzen; c. minder werkloosheid
onder de volslagen bakkerijarbeiders;
omdat:
I. des morgens niet meer met over
dadige gisitng en onder gejaagd wer
ken het brood behoeft te worden be
reid; II. fabrieksruimte, ovens en ma
chines niet langer ongeveer zestien uur
per etmaal improductief staan; III.de
productie- en distributiekosten van het
brood beduidend lager ziillen worden,
en daardoor van zelf de broodprijzen.
De salarissen van het Overheids
personeel.
In de M. v. A. op het V.V. der Eerste
Kamer nopens de Staatsbegrooting '25
(Algemeene Beschouwingen) wordt
o.m. opgemerkt::
Omtrent de van verschillende zijd-
ge vraagde overwegingen van het dente
beeld, om bij verbetering van de Rij'; -
financiën allereerst eenige vèrbèterrn -
in de salarissen en loonen te brengen
kan de Minister tot zijn leedwezen geo;-,
enkele toezegging doen. Voorshancte te
verlaging van bepaalde belastingen
een volksbelang van grootere beteeke
nis. Ook is het z.i. meer dan twijfel
achtig of er op de begrooting voor 191:0
wel van eenig overschot spral zal
kunnen zijn.
Intusschen is de Minister uit den
aard der zaak wel bereid, indien bij de
toepassing- der nieuwe salarisregeling
bepaalde onjuistheden mochten aan
het licht komen tot het opheffen van
dergelijke onjuistheden zooveel moge
lijk mede te werken.
De bescherming van de landarbeiders.
In een brief aan de Tweede Kamer
doet de minister van Arbeid, Handel -
en Nijverheid mededeeling van de in
trekking van het Wetsontwerp, hou
dende bepalingen tot bescherming vai
de Landarbeiders, daar het in verbant
met de gewijzigde inzichten, omtrent
de grondslagen van een wettelijke re
geling dezer aangelegenheid, eerst ge
heel moet worden omgewerkt.
De Schelde-quaestie.
Een lid van de Bfelgische regeering
heeft aan een redacteur van De Brus-
selsche Standaard meegedeeld, dat de
thans aan den gang zijnde Neder-
landsch-Belgische besprekingen betref
fende de herziening van het Schelde-
regime vlot van stapel loopen. „Ook
is" aldus de zegsman van het blad
„de hoop gewettigd dat, binnen en
kele dagen, een oplossing wordt getrof
fen, welke aan de Belgische eischen
voldoening schenkt." Deze. oplossing
zal het standpunt nabij komen dat,
in 1920, te Parijs, door de Belgische
afgevaardigden werd ingenomen. De
belangrijkste eischen van België zul
len in ieder geval worden bevredigd.
De quaestie van de Wielingen wordt
onaangeroerd gelaten."
Staatscommissie vervoervraagstu£.
Op de vraag van den heer Van Rap-
pard betreffende uitbreiding van de
staatscommissie voor 't vervoervraag-
stuk, antwoordde de'Minister van Bin-
nenl. Zaken en Landbouw:
De Minister van Waterstaat, op
wiens voordracht de Staatscommissie
voor het vervoer vraagstuk is ingesteld
heeft het noodig geacht de in Mei 1923
benoemde commissie te doen bestaan
uit een zoo klein mogelijk aantal le
den, opdat een vlotte wijze van wer
ken zooveel doenlijk zou worden ver
zekerd.
Werd thans nog het ledental uitge
breid ter wille van afzonderlijke ver
tegenwoordiging van de belangen van
den landbouw, dan zou ten behoeve
van andere takken van volkswelvaart
hetzelfde met niet minder recht be
geerd kunnen worden, te meer daar
van achterstelling van den landbouw
bij andere takken van volkswelvaart
naar het gevoelen der Regeering voor
alsnog niet wezenlijk is gebleken en
een uitzondering ten gunste van den
landbouw dus ook uit dit oogpunt niet
gerechtvaardigd zou zijn.
Daar op deze wijze, vooral in dit
stadium, de goede gang der verdere
werkzaamheden in de waagschaal zou
worden gesteld, moet handhaving van
het aanvankelijk ledental verkieselijk
worden geacht. x
Rijwielplaatjes.
In December zijn voor 1,866,888 gul
den rijwielplaatjes verkocht, dus voor
622,296 rijwielen; en in Januari voor
2,417,670 gulden, voor 805,890 rijwielen,
in totaal zijn dus 1,428,186 fietsen be
last voor een bedrag van 4,284,558 gld.
De minister van financiën heeft bij
de invoering van deze nieuwe belas
ting de opbrengst ervan geraamd op
3 millioen gulden. In Augustus 1924
begon de verkoop van de rijwielbelas-
tingplaatjes voor 1924. Tot i October
is toen verkocht voor een bedrag van
5£33,008 gulden, zoodat het aantal fiet.
sfh 1,744,336 bedroeg.
Men vraagt zich af, hoe het komt,
dat thans voor 316,150 fietsen minder
plaatjes zijn gekocht dan verleden
jaar. Een veronderstelling, die het
meest voor de hand ligt is, dat vele
eigenaren van fietsen wachten met het
koopen van een plaatje tot hét voor
jaar.
Wettelijke bescherming van landarbei
ders.
De heer Loerakker, lid van de Twee-1
de Kamer, heeft aan den minister van
arbeid, handel en nijverheid de vol
gende vragen gesteld:
I. Ligt het in de bedoeling van den
minister, om, nadat het wetsontwerp'
houdende bepalingen tot bescherming
van de landarbeiders in verband met
de gewijzigde inzichten omtrent de!
grondslagen van een wettlijke regeling'
betreffende de bescherming van land
arbeiders zal zijn omgewerkt, de indie
ning van een nieuw wetsontwerp te
bevorderen?
II. Zoo ja, kan de minisetr dan mede-
deelen, of deze indiening spoedig kar
worden verwacht?