WOENSDAG 18 FEBRUARI 1925 Nieuwe Leidsche Courant. TWEEDE BLAD. Wat de bladen zeggen. Bes tegenstanders lesje. Men moet, zegt de Standaard, van zijn tegenstanders willen leeren. En daarom wijzen wij op het feit, dat door de S.D.A.P. jaarlijks aan contri butie wordt' opgebracht de som van 236.000 gulden, van welk bedrag de partijkas een ton gouds ontvangt. Op ,deze wijze kan de partij een flinke ac tie voeren, een tiental bezoldigde pro pagandisten bekostigen enz. Boven deze contributie wordt nog een extra gift gevraagd ten behoeve van de strijdkas voor den stembus strijd. Het zijn getallen, zegt de „Vrijheid", die' schier ieder kunnen doen water tanden, behalve wellicht „de met hun millioen pralende Anti-Revolutionai ren." Wij merken op, dat de Anti-Revolu tionairen niet pralen met hun milli oen. Het zou ook erg dom zijn, omdat dit millioen niet bestemd was om de kosten van den verkiezingsstrijd of van de anti-revolutiónaire partij-organisa tie te bekostigen. In stede van te pralen met het eigen kunnen,willen wij veeleer de aan dacht vestigen op de prestatie van de tegenpartij en opwekken om, kon het, ook in dit opzicht haar te overtreffen door een groote offervaardigheid voor den gewichtigen politieken strijd. Vergeet de feiten niet! Beginselstudie, aldus „de Rott." is den onzen lief. Graag wordt verwijld in de grazige weiden der principieels politiek en met zekere voorliefde wordt aan de groote lijnen bij principieele vraagstuk ken aandacht gewijd. Het goede in dien trek kan worden geprezen zonder dat voor een gevaar het oog wordt gesloten. Naast het onderzoek van de meer theoretische beginselen moet ook aan feitelijke gegevens, aan data en facta, opmerkzaamheid worden gewijd. Vooral bij den verkiezingsstrijd, die ons ditmaal te wachten staat. Nu het gaat om het economisch her stel, van Nederland, om de verdediging van harde bezuinigingsmaatregelen, kan het pleidooi alleen slagen, indien concrete feiten worden bijgedragen. Valsche voorstellingen moeten aan stonds worden achterhaald door de feiten recht te zetten. Aan die rechte voorstelling der fei ten toch bij onze tegenstanders ont breekt veel. De ongehoorde vergissing, waaraan de heer Schaper zich in de Tweede Kamer schuldig maakte, toen hij op de uitgaven van leger en vloot een schepje van 50 millioen legde, is een aanwijzing van de lichtzinnigheid, waarmee tegen den zoogenaamden mi litairen slokop wordt opgetrokken. De onzen behooren te weten en het rond te vertellen dat op de militaire departementen wordt bezuinigd met energieke kracht. De onzen behooren te weten en rond te vertellen, dat niet de stijging bij deze departementen, maar bij Artjeid en Onderwijs het meeste zorg levert. De onzen behooren te weten en rond te vertellen, dat Minister Colijn zijn sluitende begrooting niet kreeg door hoofdzakelijk de lasten te vermeerde ren. De onzen behooren te weten en rond te vertellen, dat onwaar is de voorstel ling alsof de verlaging van de tracte- menten der ambtenaren de voornaam ste bezuinigingspost zoude zijn. FEUILLETON. In 's levens branding (Uit het Engelsch)). 41) Hij kon niet cynisch zijn, terwijl zij las, en de gedachte ging hem door het hoofd, dat als alle vrouwen waren, zo® als zij, hij misschien nooit zijn geloof zou hebben verloren. Vreemd genoeg, hij had haar nooit haar handelwijze kwalijk kunnen ne men. Hij had er zijn best toe gedaan en,het was hem niet gelukt. Zijn liefde vond duizend verontschuldigigen voor haar. Het was haar schuld niet, dat zij slecht over hem dacht. Toen het hoofdstuk ten einde was, verwachtte hij, dat zij weder zou be ginnen te zingen, maar in plaats daar van begon zij te praten. Als het muzi kale geklater van een stroom, daalde en verhief zich haar stem, terwijl zij sprak over de goddelijke bedoeling, die valt op te merken in alle smart en lij den en verlies. Of hij geloofde of niet, hij voelde, dat zij geloofde. Oprechtheid klonk helder en duidelijk uit ieder woord, dat zij sprak. En, d>f hij het besefte of niet, hij kwam dien avond dichter bij gelooven, dan in langen tijd het geval was geweest. Hij luisterde ademloos gedurende de Over beginselen spreken, uitne mend! Vergeet evenwel de feiten niet! De zomertijd. De Resid entieb ode noemt de door de regeering voorgestelde afschaf fing van den Zomertijd een niet ge lukkige oplossing: De regeering kiest een uiterste en lokt daardoor een nieuwen', heftigen strijd tusschen stad en platteland uit, en in de Tweede Kamer zal die strijd nu moeten worden uitgevochten vlak vóór de verkiezingscampagne. Daar krijgen we nu weer den strijd tusschen het platteland en de stad, en aangezien in de Tweede Kamer het platteland zeer sterk vertegenwoordigd is, staat te voren vast, dat de regeering haar zin zal krijgen. Zoo saboteert de regeering haar eigen poging, die ze deed bij de instelling van een staatscommissie, om dit vraag stuk in een rustige en bezadigde at mosfeer, waar argumenten gewogen en gewaardeerd worden op te lossen. Maar op deze wijze wordt dit vraag stuk niet opgelost. De strijd om den zomertijd zal blijven gevoerd worden en stedeling en plattelander zullen vij andig tegenover elkaar blijven staan. Dit is het eenige wat de regeering met haar oplossing zal bereiken. Daarom is deze houding van de re geering even onbegrijpelijk als betreu renswaardig. Aan een artikel van „Het Volk' (s.d.) over het wetsontwerp tot afschaf fing van, den zomertijd is het volgende ontleend: „Het erge ervan is, dat op niet te kwalificeeren wijze de blijde mogelijk heid tot een verzoening tusschen de beide deelen der bevolking op het stuk van den zomertijd moedwillig op het spel gezet wordt. Immers, wij maken ons thans, nu de regeering met den moed der wanhoop de zijde der radi- kale anti-zomertijders gekozen heeft, geen oogenblik meer de illusie, dat de vrede tusschen stad en platteland, die door het meerderheidsrapport verze kerd leek, bewaard zal blijven. Het i9 zeer te begrijpen dat de plattelandsbe volking, nu de regeering haar het volle pond lokkend voorhoudt, weinig geneigd zal zijn met minder genoegen te nemen. De goede uitwerking, die het verzoenende meerderheidsrapport op de wederzijdsche opwinding der geesten had uitgeoefend, is nu weer in rook vervluchtigd en als te voren zullen platteland en stad weer scherp tegenover elkaar staan. Het is de twijfelachtige verdienste der regeering, dat zij deze scherpe te genstelling tusschen twee groote be volkingsgroepen, die uit de wereld leek toen het meerderheidsplan verscheen, weer in volle felheid in het leven heeft geroepen. Een regeering, die de verdeeldheid des volks bevordert. En dat geheel noodeloos. En dat alleen uit de banaalste stem bus-overwegingen Het is een droevig schouwspel." KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Bedanldt: Voor Rotterdam, G. iWj Oberman, te Leeuwarden. Voor Ouddorp, N. C, Bakker te Benschop. GEREF. KERK. Tweetal: Te Heemstede, J. C. Aalders te Batavia en J. Hoek te Soest Te Niezijl, H. Haspers, te Koudekerk aan den Rijn en J. E. Schaafsma, te Gasselter- rüjeveen. Beroepen: Te Suawoude, D. R. Wie- lenga te Baambrugge. DOOPSGEZINDE GEMEENTE. Drietal: Te Purmerend, J. A. P. Bijl weinige minuten, waarin zij sprak op haar eenvoudige, kunstelooze wijze. Hij zag haar in een nieuw lióht en in een nieuw karakter. Hij haatte vrou wen, die in het publiek optraden, die zich met de ellebogen een weg baan den door schreeuwende menigten, en zich moeite gaven hervormingen tot stand te brengen op politiek gebied. Maar Floss' kleine toespraak bekoorde hem. Haar lieftalligheid werd er in zijn oogen grooter door, het verleende haar een nieuwe en onverwachte be koring. Hij had haar reeds lief, maar nu werd er eerbied aan zijn liefde toe gevoegd. Zij nam niet, zooals de meeste vrouwen uit de hoogste kringen, er genoegen mede in gemak en weelde te leven, terwijl zij nooit haar gedach ten laten gaan over iets anders dan over haar huis en haar klderen. Zij was geen oppervlakkig meisje, slechts levende voor genot om bewonderd te worden. Zij behoorde tot een hoog er en edeler type. Toen Floss weder begon te zingen, was het hem onmogelijk langer buiten de kamer te blijven. Het was niet ge noeg naar haar te luisteren, hij moest haar ook zien. Naderhand zou zijn smart des te dieper, zijn gevoel van eenzaamheid des te grootor zijn, maar hij kon er niets aan' doen. Zijn ziel smachtte naar een blik op haar ge laat. Misschien zou hij achterin kun- te den Ham. W. Hilverda te Holwerd en J. D. Dozy te West-Terschelling. Bevestiging, Intrede, Afscheid. Na des morgens bevestigd te zijn door Ds. P. J. Steenbeek' van Bergambacht, met een predikatie over Jesaja 626, deed Ds. B. G. C. Steenbeek Zondagnamiddag intrede bij ide Ned. Herv. Gem. te .Wierden met een leerrede over joh'. 1:29, waarna de gebruikelijke toespraken volgden. Na des morgens bevestigd te zijn door Ds. J. P. Buiskool, van IJsselmonde met een p^edicatie over Jac. 1:21b, deed Ds. J. Jellema, zijn intrede bij de Ned. Herv. Gemeente te St Pancras met een .lecrroöe over Ex. 3: 10b. Toespraken volg den. Ds. J. H. Landwehr. Dopr de classis Rotterdam van de Gere£ i. Kerken is met ingang van 1 Mei eervol emeritaat verleend aan Ds. J. H. Land- w.ehr van Rotterdam. Ds. M. Rooseboom. De 'classis Rotterdam van de Geref Kerken verleende eervol emeritaat aan Da M. Rooseboom, te Hillegersberg. Sadrach f Op bdogen leeftijd, jpo deelt het „Zen dingsblad der Geref. Kerken" mede, is den i5den Nov. 1.1. de bekende Sadrach gestorven. Sadrach is een merkwaardig man geweest van groote beteekenis in de geschiedenis der Gereformeerde Zending op Midden-Java. Eerst diende hij onze zending en scheen het, dat door zijn verbazenden invloed de Javanen bij duizendtallen tot bekeering kwamen. Later kwam het tot een breuk' tusschen hem en de Geref. Zending. Bijna al de Gemeenten kozen de zijde van Sadrach. En de Zending onzer kerken op Java - moest schier weer opnieuw beginnen. Toen de kloof tusschen Sadrach en on-, ze Zending bleek! niet sieer te kunnen worden gedempt, heeft hij zich aange sloten bij de Apostolischen, en is hij be- mcemd tot „Apostel van Java". Bij de begrafenis, die geleid werd door een „Apostel" ui| Semarang, waren ook uitgenoodigd Ds. K. Dijk, van Keboe- men en Ds. Netelenbos van Poerworedjo Ds. van Dijk verzocht te spreken, maar dit ,w:erd hem geweigerd. F. W. A. Korff f Zondagmorgen is te Amsterdam' over leden de heer F. W. A. Korff, zendeling onder de Jpden, in dienst van de Ned Vereeniging voor Israël. De heer Korff heeft meer dan veertig jaar dezen moeilijken arbeid onder de joden verricht. In vele plaatsen van ons land heeft hij liefde tot dezen arbeid weten te weken. In het orgaan der ver eeniging „De Hope Israels", verschenen meermalen artikelen van zijn hand. Hij kon den Joden een Jood zijn en heeft vele kinderen Abrahams gewezen op, en gebracht tot Hem, Die gekomen is om wet en profeten te vervullen. Ned. Bijbelgenootschap. Het Ned. Bijbelgenootschap heeft, be halve de in de laatste jaren opgerichte provinciale cpmmissies, o.a. in Gelderland Groningen en Friesland ter uitbreiding van zijn arbeid, ook onlangs te Goes een prov. Commissie voor Zeeland heeft gevormd, waarin zitting hebben: Ds. A. S. Talma^ Herv. pred. te Vlissingen; Ds. v. Empel, id. te MiddelburgDs. Wurth, Geref. pred. te Souburg; Ds. de Puy, Herv. pred. te Cadzand; Ds. v. Dis, id. te Zaamslag; Ds. Homburg, id. te GoesDs. v. d. Vic, Vrij Ev. pred. aldaar; Ds. Schesu-e, Gere1, pred. te Kapelle; Ds. Waardenburg, Herv. Pred. te Zierikzee en Ds. J. H. C. Kam steeg, Herv. pred. te 's Heer Hendriks kinderen. Voorloopig wordt het secretariaat waar genomen door laatstgenoemde. Ook in Brabant wordt binnenkort zulk een commissie verwacht. Op 23 Februari a.s. wordt te Breda een voorbereidende vergadering gehouden, waartoe verschei dene voorgangers van verschillende ge zindten hun tegenwoordigheid hebben toe gezegd. Het aantal Protestanten. De „Prot. Rundschau" berekent naar de nieuwste statistische gegevens, dat er in de werel 193 millioend Protestanten zijn, waarvan in Duitschland 40.2 millioen, in Zweden 5.7, in Nederland 3.5, in Hon garije 3.6, in Finland 3.2 en ia overig Eu ropa (het vasteland) 12..1, Het Britsche nen sluipen, zonder dat bij werd opge merkt, of als zij hem zag wat deed het er toe? Zij wist, natuurlijk, dat hij. in het ziekenhuis was, en zou dus niet verbaasd zijn. Zij zou hem natuurlijk niet „herkennen", in de beteekenis die gewoonlijk aan dit woord wordt ge geven. Ook zou hij haar niet herken nen, maar niettemin zou hij n smach tend hart aan haar schoonheid laven. Zij keek op haar muziek en zag niet, dat de deur open ging. Hij trad binnen zonder eenig leven te maken en nam plaats achter een man met breedon rug, en bleef onopgemerkt tot het einde. Floss zong: „Kom tot uw Heiland, toef langer niet", toen hij de zaal bin nentrad. Daarna zong zij „Houdt gij mijn handen beide, met kracht omvat. Toen het gezang: „De Heer is mijn herder", en zij eindigde met: „Er ruischt langs de wolken." „Dat is alles voor vandaag", zeide zij, terwijl zij van de piano opstond en glimlachte. Toen viel haar ocg op Dou glas, die zich niet langer kon verber gen, en zij kleurde diep. Wat moest zij doen? Hij had gedaan alsof hij haar niet zag, en haastte zich nu de kamer zoo spoedig mogelijk te verla ten. Nog één minuut en haar kans zou voorbij zijn. O, dat zij iemand mocht hebben, om haar te vertellen, wat sij doen moest! rijk heeft 46.4 en Amerika 73.3 millioen 'Protestanten. De Oude Waarheid. HOOFDSTUK XVI. Van aangezicht tot aangezicht. Floss' aarzeling duurde slechts een paar seconden. Gehoor gevende aan de stem van haar hart, zooals zij ge woonlijk deed, hield zij Douglas tegen, eer hij de deur had bereikt, en hem recht in de oogen ziende, zeide zij: „Mag ik u een oogenblik spreken, mijnheer Wyburn'" „Ik ben tot uw dienst, juffrouw Gresham," zeide hij stijf, want haar handelwijze verraste hem zoozeer, dat hij zichzelf niet volkomen meester was. „Niet met al die menschen om ons heen", zeide zij gejaagd. „Wilt u wach ten, tot zij vertrokken zijn?" ,Met genoegen", en hij trad achter uit en leunde met zijn schouder tegerf den muur. De kamer liep langzaam leeg, want sommigen der patiënten hinkten moei lijk op krukken, en allen wilden gaar ne nog een laatste woordje wisselen met Flcss, wier komst onder hen was als een zomer-zonnestraal. De deur sloot zich eindelijk achter den laatsten patient, en Floss en Dou glas stenden nog eens weder van aan gezicht tot aangezicht tegenover el kaar. „Wilt u niet gaan zitten, mijnheer Wyburn?" zeide Floss „U ziet er nog bleek en zwak uit." „Dank u; ik blijf liever staan." Aan het Zoeklicht. LEIDEN, 18 Februari 1925. Zij bloosde, want zijn stem was ijs koud, bijna afstootend, maar zij was nu besloten het gesprek door te zet ten. Of zij wijs of dwaas handelde, wist zij niet voor het oogenblik was het haar onverschillig. zult het misschien vreemd vin den, datvik met u wensch te spreken" begon zij. „Ja-, zeer vreemd", antwoordde hij. Zij beet op haar lip en keek bedroefd. ',U heeft natuurlijk het recht mij cy- nisch te antwoorden", ging zij voort! „Integendeel, zeide hij, ',ik heb daar toe het recht niet. Ik moet mij inte gendeel zeer vereerd voelen dal uzich verwaardigt mij aan te spreken na na" „Ik weet, wat u zeggen wilt", ant woordde zij snel; „en daarover is het juist, dat ik met u wensch te spreken." „Waarom zoudt u liet doen?" ant woordde hij. „Wat mijzelf betreft, zou ik het graag vergeten." „Ik was bijna gedwongen te hande len, zooais ik deed", zeide zij. „Op dat cogenblik geloofde ik al de dingen, die tegen u werden ingebracht, en" „En u gelooft ze nog?" viel hij haar in de rede. „Laat ik het u als het u belieft mo gen uitleggen.", zeide zij smeekend „Ziet u niet i'n,v dat ik mijzelf vernc der, door dit alles te zeggen" (Wordt vervolgd). Een broeder vroeg mij, zoo lezen we in de „Wachter", wat hij ervan denken moest Hij had al meermalen die uitdrukking ge hoord, en nu onlangs had hij ze weer aangetroffen, dat hier in Nederland een cude beproefde waarheid is, die nog maar 'door een kleine schare wordt gezocht en gekend. Die uitdrukking is inderdaad niet vreemd. Zij is geliefd in zekere kringen. Ze wordt opgeëischt door Christenen die meenen, dat de gewone Gereformeerd heid die men aantreft, er eene is van den koudén grond; dat de preeken, die men tegenwoordig hoort, er naast zijn; dat zij, en z ij alléén, behouden hebben de liefde tot de „oude" waarheid, die in hun gezelschap, in hun kërlc, in hun preeken- bundel, in hun krant, in hun scheurkalen der, nog altijd bewaard wordt. Maar wat verstaat men onder die oude waarheid? Is dat een onderdeel van de waarheid? Is dat de beste waarheid? Of is hét alleen de waarheid, terwijl de nieu we waarheid geen waarheid meer geacht wordt Maar dewijl waarheid een een voudig begrip is, en men niet spreken kan van waar, -waarder en waarst, is er een waarheid of ze is er niet. En zeker kan ze oud zijn, maar niet als tegenstelling van een waarheid die nieuw; is. Het is een beleediging voor de waarheid te stellen, dat zij twee aange zichten heeft. Maar die oude godgeleerden dan, en die oude schrijvers, hebben ze dan nie^ iets, wat men tegenwoordig zoo niet hoort Ja, dat hebben ze ^getwijfeld. Ze het> ben eAi andere manier van zeggen, an deren vorm om de waarheid in te klee- den, een andere taal, een anderp me thode soms om toepasselijk! te prediken. Maar is dat de oude waarheid? Neen, dat bedoelt men er niet mee. Het is voorkeur voor oude vormen, die men met de waarheid zelve vereenzel vigt. En wat men tegenwoordig hoort; wordt in den ban gedaan. En déze terminologie is daarom on oprecht. Want het is wel een dierbare term, en ze geeft den onschuldigen schijn dat men voorkeur heeft voor oude taal en waarheids inkleeding, en dat de te genwoordige leer ook wel waarheid is, maar in den grond bedoelt zij te zeggen: het oude is de waarheid en het tegen woordige moet ^gebrandmerkt. En even onoprecht deze terminologie is, zijn de genen, die haar in den mond bestorven hebben, gemeenlijk Ook in hun kerkelijk leven. Nijverheidsonderwijs. De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen brengt ter kennis van be langhebbenden, dat in den loop van het jaar 1925 gelegenheid zal worden gege ven tot het' afleggen van de examens ter verkrijging van de akten van bekwaamheid tot het geven van Nijverheidsonderwijs gemerkt N VII, N VIII, N XVII, N XVlll, N XIX, Na, Nq, Nr, Ns en van het ge tuigschrift, genoemd in art. 38, eerste lid der Nijverheidsonderwijs wet. Zij, dje aan deze examens wenschen deel te nemen, moeten zich voor xi Maart 1925 aanmel den bij de Inspectrice van het Nijverheids onderwijs, mevr. M. E. Leliman-Bosch te Baam, Waldeck Pyrmontlaan 20 bij schrijven op ongezegeld papier, met nauw keurige opgave van naam, voornamen (vol uit) woonplaats en adres, alsmed evan d* begeerde akte (n) en met overlegging van A geboortebe.wijs, B. vooor zoover dit in het programma geëischt wordt, gewaar merkte bewijsstukken omtrent den aard en den duur van werkzaamheid in de practijk. Op aangiften, waarbij het bovenstaande niet stipt in acht is genomen, zal geen acht worden geslagen. Examens Boekhouden. Het verslag der commissie, in 1924 be last met het examineeren voor de akte boekhouden M. O., handelskennis L. O., en de aanteekening voor nijverheidsonder wijs op de akte boehouden M. O. (b.v. Ned. Stcrt 11 Febr. No. 10) vermeldt, dat zich voor de akte boekhouden M.O, aar; meldden niet minder dan 1037 candidaten. 58 van hen kwamen niet op of trokken zich tijdens het schriftelijk examen terug Na het schr. en vóór het mondeling exa men trokken zich 336 candidaten terug Tenslotte slaagden 140 candidaten. Voor de akte Handelskennis- L. O. meld- De ambtenaren in Frankrijk zijn dan maar heel wat beter af, dan hunne collega's in ons land. Zoo s c h ij n t het althans. Want terwijl h i e r de salarissen ver minderd worden, werd door de Fran-\ sche Kamer besloten de salarissen der ambtenaren te verhoogen! Dat maakt een groot verschil. Althans in s c li ij n. Want de werkelijkheid is een beetje anders. Het aantal francs dat men in han den krijgt is ri.l. wel grooter, maar de waarde van den franc daalt en dc koopkracht vermindert. Werkelijke beteekenis hebben de ver hoogingen dus niet. In ons land is dat gelukkig anders. De gulden is gaaf gebleven. We hebben hier geen behoefte aan schijnverhoogingen die in werkelijk heid achteruitgang beteekenen. We hebben hier, dank zij den scher pen blik en de vaste hand van Colijn. vasten grond onder de voeten, zoodat er heusch geen reden is om met een afgunstig oog naar Frankrijk te zien. OBSERVATOR. den zich' 339 cand. aan, waarvan er 117, slaagden. Het onderwijs zal bij vele docenten ge vaar loopen te ontaarden in het africh ten dep leerlingen op vertalingen, opstel len. brieven, en handelscorrespondentie. Zij verzoeken de eischen van dit examen programma zoo spoedig mogelijk binnen redelijke perken terug te brengen. Landbouw. De heer Ebels, lid van de Tweede Ka mer, heeft aan den minister van Binnen- lendsche zaken en Landbouw de volgende vragen gesteld: 1. Is het den minister bekend, dat .de toelagen aan onderwijzers voor het bezit van de akte van bekwaamheid in de land en tuinbouwkunde, tot nog toe verstrekt qp grond van bepalingen van de La ger-onderwijswet, krachtens Koninklijk be sluit van 27 December 192^ niet meer zul len worden verleend? 2. Zoo ja, is de minister van oordeel, dat de intrekking dezer toelagen, vooral in verband met de reeds.op andere wijze j plaats gevonden ingrijpende verlagingen in de salarissen der land- en tuinbouw onderwijzers, zonder schade voor een be hoorlijke instandhouding en ontwikkeling van het onderwijs kan plaats hebben? 3. Indien het antwoord op vraag 2 in ontkennenden zin mocht luiden, is de minister dan bereid indien en voor zoover noodig, in overleg met zijn ambt genoot voor onderwijs te bevorderen, dat de ten gevolge van het Kon. Besluit van 27. December 1924 ontstane verlaging in de bezoldiging der hierbij betrokken onderwijzers wordt opgeheven Do oxameneischen H.B.S. Aan den Minister van Onderwijs is een adres gezonden, inzake liet programma van het eindexamen der H.B.S. met vier en vijfjarigen cursus, die, wat het leer plan betreft, voldoen aan de eischen, wel zijn gesteld voor de scholen onderschei denlijk bedoeld onder c en e in he: artikel I van het Koninklijk Besluit van or Dec. 1923, No. 16. Adressanten meenen, dat het program ma voor het eindexamen in de Fransche, Jb.ngelsche en Hoogduitsche taal en let terkunde door zijn overlading onuitvoer baar is. Ze achten het onredelijk vaneen ge middelden leerling van zeventien of acht tien jaar te verlangen, dat hij zich zoowel in zijn moedertaal als in drie vreemde talen „vaardig" zal kunnen uitdrukken, en zeggen: „Het is de overtuiging van ondergeteekenden, dat, nu hel eindexa men-programma onuitvoerbare eischen stelt aan het technisch gedeelte van het onderwijs in de moderne talen, zeer weinig terecht zal komen van het litteratuur-on derwijs, hetwelk toch het voornaamste rqiddel is om de belangstelling van den leerling voor de taal te wekken, en den besten waarborg geeft, dat hij ze blij vend zal beoefenen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5