WOENSDAG 18 FEBRUARI 1925
Nieuwe Leidsche Courant.
TWEEDE BLAD.
Wat de bladen zeggen.
Bes tegenstanders lesje.
Men moet, zegt de Standaard,
van zijn tegenstanders willen leeren.
En daarom wijzen wij op het feit, dat
door de S.D.A.P. jaarlijks aan contri
butie wordt' opgebracht de som van
236.000 gulden, van welk bedrag de
partijkas een ton gouds ontvangt. Op
,deze wijze kan de partij een flinke ac
tie voeren, een tiental bezoldigde pro
pagandisten bekostigen enz.
Boven deze contributie wordt nog
een extra gift gevraagd ten behoeve
van de strijdkas voor den stembus
strijd.
Het zijn getallen, zegt de „Vrijheid",
die' schier ieder kunnen doen water
tanden, behalve wellicht „de met hun
millioen pralende Anti-Revolutionai
ren."
Wij merken op, dat de Anti-Revolu
tionairen niet pralen met hun milli
oen. Het zou ook erg dom zijn, omdat
dit millioen niet bestemd was om de
kosten van den verkiezingsstrijd of van
de anti-revolutiónaire partij-organisa
tie te bekostigen.
In stede van te pralen met het eigen
kunnen,willen wij veeleer de aan
dacht vestigen op de prestatie van de
tegenpartij en opwekken om, kon het,
ook in dit opzicht haar te overtreffen
door een groote offervaardigheid voor
den gewichtigen politieken strijd.
Vergeet de feiten niet!
Beginselstudie, aldus „de Rott." is
den onzen lief.
Graag wordt verwijld in de grazige
weiden der principieels politiek en
met zekere voorliefde wordt aan de
groote lijnen bij principieele vraagstuk
ken aandacht gewijd.
Het goede in dien trek kan worden
geprezen zonder dat voor een gevaar
het oog wordt gesloten.
Naast het onderzoek van de meer
theoretische beginselen moet ook aan
feitelijke gegevens, aan data en facta,
opmerkzaamheid worden gewijd.
Vooral bij den verkiezingsstrijd, die
ons ditmaal te wachten staat.
Nu het gaat om het economisch her
stel, van Nederland, om de verdediging
van harde bezuinigingsmaatregelen,
kan het pleidooi alleen slagen, indien
concrete feiten worden bijgedragen.
Valsche voorstellingen moeten aan
stonds worden achterhaald door de
feiten recht te zetten.
Aan die rechte voorstelling der fei
ten toch bij onze tegenstanders ont
breekt veel.
De ongehoorde vergissing, waaraan
de heer Schaper zich in de Tweede
Kamer schuldig maakte, toen hij op
de uitgaven van leger en vloot een
schepje van 50 millioen legde, is een
aanwijzing van de lichtzinnigheid,
waarmee tegen den zoogenaamden mi
litairen slokop wordt opgetrokken.
De onzen behooren te weten en het
rond te vertellen dat op de militaire
departementen wordt bezuinigd met
energieke kracht.
De onzen behooren te weten en rond
te vertellen, dat niet de stijging bij
deze departementen, maar bij Artjeid
en Onderwijs het meeste zorg levert.
De onzen behooren te weten en rond
te vertellen, dat Minister Colijn zijn
sluitende begrooting niet kreeg door
hoofdzakelijk de lasten te vermeerde
ren.
De onzen behooren te weten en rond
te vertellen, dat onwaar is de voorstel
ling alsof de verlaging van de tracte-
menten der ambtenaren de voornaam
ste bezuinigingspost zoude zijn.
FEUILLETON.
In 's levens branding
(Uit het Engelsch)).
41)
Hij kon niet cynisch zijn, terwijl zij
las, en de gedachte ging hem door het
hoofd, dat als alle vrouwen waren, zo®
als zij, hij misschien nooit zijn geloof
zou hebben verloren.
Vreemd genoeg, hij had haar nooit
haar handelwijze kwalijk kunnen ne
men. Hij had er zijn best toe gedaan
en,het was hem niet gelukt. Zijn liefde
vond duizend verontschuldigigen voor
haar. Het was haar schuld niet, dat zij
slecht over hem dacht.
Toen het hoofdstuk ten einde was,
verwachtte hij, dat zij weder zou be
ginnen te zingen, maar in plaats daar
van begon zij te praten. Als het muzi
kale geklater van een stroom, daalde
en verhief zich haar stem, terwijl zij
sprak over de goddelijke bedoeling, die
valt op te merken in alle smart en lij
den en verlies.
Of hij geloofde of niet, hij voelde,
dat zij geloofde. Oprechtheid klonk
helder en duidelijk uit ieder woord,
dat zij sprak. En, d>f hij het besefte of
niet, hij kwam dien avond dichter bij
gelooven, dan in langen tijd het geval
was geweest.
Hij luisterde ademloos gedurende de
Over beginselen spreken, uitne
mend!
Vergeet evenwel de feiten niet!
De zomertijd.
De Resid entieb ode noemt de
door de regeering voorgestelde afschaf
fing van den Zomertijd een niet ge
lukkige oplossing:
De regeering kiest een uiterste en
lokt daardoor een nieuwen', heftigen
strijd tusschen stad en platteland uit,
en in de Tweede Kamer zal die strijd
nu moeten worden uitgevochten vlak
vóór de verkiezingscampagne.
Daar krijgen we nu weer den strijd
tusschen het platteland en de stad, en
aangezien in de Tweede Kamer het
platteland zeer sterk vertegenwoordigd
is, staat te voren vast, dat de regeering
haar zin zal krijgen.
Zoo saboteert de regeering haar eigen
poging, die ze deed bij de instelling
van een staatscommissie, om dit vraag
stuk in een rustige en bezadigde at
mosfeer, waar argumenten gewogen
en gewaardeerd worden op te lossen.
Maar op deze wijze wordt dit vraag
stuk niet opgelost. De strijd om den
zomertijd zal blijven gevoerd worden
en stedeling en plattelander zullen vij
andig tegenover elkaar blijven staan.
Dit is het eenige wat de regeering
met haar oplossing zal bereiken.
Daarom is deze houding van de re
geering even onbegrijpelijk als betreu
renswaardig.
Aan een artikel van „Het Volk'
(s.d.) over het wetsontwerp tot afschaf
fing van, den zomertijd is het volgende
ontleend:
„Het erge ervan is, dat op niet te
kwalificeeren wijze de blijde mogelijk
heid tot een verzoening tusschen de
beide deelen der bevolking op het stuk
van den zomertijd moedwillig op het
spel gezet wordt. Immers, wij maken
ons thans, nu de regeering met den
moed der wanhoop de zijde der radi-
kale anti-zomertijders gekozen heeft,
geen oogenblik meer de illusie, dat de
vrede tusschen stad en platteland, die
door het meerderheidsrapport verze
kerd leek, bewaard zal blijven. Het i9
zeer te begrijpen dat de plattelandsbe
volking, nu de regeering haar het
volle pond lokkend voorhoudt, weinig
geneigd zal zijn met minder genoegen
te nemen. De goede uitwerking, die
het verzoenende meerderheidsrapport
op de wederzijdsche opwinding der
geesten had uitgeoefend, is nu weer
in rook vervluchtigd en als te voren
zullen platteland en stad weer scherp
tegenover elkaar staan.
Het is de twijfelachtige verdienste
der regeering, dat zij deze scherpe te
genstelling tusschen twee groote be
volkingsgroepen, die uit de wereld leek
toen het meerderheidsplan verscheen,
weer in volle felheid in het leven heeft
geroepen.
Een regeering, die de verdeeldheid
des volks bevordert.
En dat geheel noodeloos.
En dat alleen uit de banaalste stem
bus-overwegingen
Het is een droevig schouwspel."
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Bedanldt: Voor Rotterdam, G. iWj
Oberman, te Leeuwarden. Voor Ouddorp,
N. C, Bakker te Benschop.
GEREF. KERK.
Tweetal: Te Heemstede, J. C. Aalders
te Batavia en J. Hoek te Soest
Te Niezijl, H. Haspers, te Koudekerk aan
den Rijn en J. E. Schaafsma, te Gasselter-
rüjeveen.
Beroepen: Te Suawoude, D. R. Wie-
lenga te Baambrugge.
DOOPSGEZINDE GEMEENTE.
Drietal: Te Purmerend, J. A. P. Bijl
weinige minuten, waarin zij sprak op
haar eenvoudige, kunstelooze wijze.
Hij zag haar in een nieuw lióht en in
een nieuw karakter. Hij haatte vrou
wen, die in het publiek optraden, die
zich met de ellebogen een weg baan
den door schreeuwende menigten, en
zich moeite gaven hervormingen tot
stand te brengen op politiek gebied.
Maar Floss' kleine toespraak bekoorde
hem. Haar lieftalligheid werd er in
zijn oogen grooter door, het verleende
haar een nieuwe en onverwachte be
koring. Hij had haar reeds lief, maar
nu werd er eerbied aan zijn liefde toe
gevoegd. Zij nam niet, zooals de meeste
vrouwen uit de hoogste kringen, er
genoegen mede in gemak en weelde
te leven, terwijl zij nooit haar gedach
ten laten gaan over iets anders dan
over haar huis en haar klderen. Zij
was geen oppervlakkig meisje, slechts
levende voor genot om bewonderd te
worden. Zij behoorde tot een hoog er en
edeler type.
Toen Floss weder begon te zingen,
was het hem onmogelijk langer buiten
de kamer te blijven. Het was niet ge
noeg naar haar te luisteren, hij moest
haar ook zien. Naderhand zou zijn
smart des te dieper, zijn gevoel van
eenzaamheid des te grootor zijn, maar
hij kon er niets aan' doen. Zijn ziel
smachtte naar een blik op haar ge
laat. Misschien zou hij achterin kun-
te den Ham. W. Hilverda te Holwerd en
J. D. Dozy te West-Terschelling.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
Na des morgens bevestigd te zijn door
Ds. P. J. Steenbeek' van Bergambacht, met
een predikatie over Jesaja 626, deed Ds.
B. G. C. Steenbeek Zondagnamiddag
intrede bij ide Ned. Herv. Gem. te .Wierden
met een leerrede over joh'. 1:29, waarna
de gebruikelijke toespraken volgden.
Na des morgens bevestigd te zijn
door Ds. J. P. Buiskool, van IJsselmonde
met een p^edicatie over Jac. 1:21b, deed
Ds. J. Jellema, zijn intrede bij de Ned.
Herv. Gemeente te St Pancras met een
.lecrroöe over Ex. 3: 10b. Toespraken volg
den.
Ds. J. H. Landwehr.
Dopr de classis Rotterdam van de Gere£
i. Kerken is met ingang van 1 Mei eervol
emeritaat verleend aan Ds. J. H. Land-
w.ehr van Rotterdam.
Ds. M. Rooseboom.
De 'classis Rotterdam van de Geref
Kerken verleende eervol emeritaat aan Da
M. Rooseboom, te Hillegersberg.
Sadrach f
Op bdogen leeftijd, jpo deelt het „Zen
dingsblad der Geref. Kerken" mede, is
den i5den Nov. 1.1. de bekende Sadrach
gestorven. Sadrach is een merkwaardig
man geweest van groote beteekenis in de
geschiedenis der Gereformeerde Zending
op Midden-Java.
Eerst diende hij onze zending en scheen
het, dat door zijn verbazenden invloed de
Javanen bij duizendtallen tot bekeering
kwamen.
Later kwam het tot een breuk' tusschen
hem en de Geref. Zending. Bijna al de
Gemeenten kozen de zijde van Sadrach.
En de Zending onzer kerken op Java
- moest schier weer opnieuw beginnen.
Toen de kloof tusschen Sadrach en on-,
ze Zending bleek! niet sieer te kunnen
worden gedempt, heeft hij zich aange
sloten bij de Apostolischen, en is hij be-
mcemd tot „Apostel van Java".
Bij de begrafenis, die geleid werd door
een „Apostel" ui| Semarang, waren ook
uitgenoodigd Ds. K. Dijk, van Keboe-
men en Ds. Netelenbos van Poerworedjo
Ds. van Dijk verzocht te spreken, maar
dit ,w:erd hem geweigerd.
F. W. A. Korff f
Zondagmorgen is te Amsterdam' over
leden de heer F. W. A. Korff, zendeling
onder de Jpden, in dienst van de Ned
Vereeniging voor Israël.
De heer Korff heeft meer dan veertig
jaar dezen moeilijken arbeid onder de
joden verricht. In vele plaatsen van ons
land heeft hij liefde tot dezen arbeid
weten te weken. In het orgaan der ver
eeniging „De Hope Israels", verschenen
meermalen artikelen van zijn hand. Hij
kon den Joden een Jood zijn en heeft
vele kinderen Abrahams gewezen op, en
gebracht tot Hem, Die gekomen is om
wet en profeten te vervullen.
Ned. Bijbelgenootschap.
Het Ned. Bijbelgenootschap heeft, be
halve de in de laatste jaren opgerichte
provinciale cpmmissies, o.a. in Gelderland
Groningen en Friesland ter uitbreiding van
zijn arbeid, ook onlangs te Goes een prov.
Commissie voor Zeeland heeft gevormd,
waarin zitting hebben: Ds. A. S. Talma^
Herv. pred. te Vlissingen; Ds. v. Empel,
id. te MiddelburgDs. Wurth, Geref. pred.
te Souburg; Ds. de Puy, Herv. pred. te
Cadzand; Ds. v. Dis, id. te Zaamslag;
Ds. Homburg, id. te GoesDs. v. d. Vic,
Vrij Ev. pred. aldaar; Ds. Schesu-e, Gere1,
pred. te Kapelle; Ds. Waardenburg, Herv.
Pred. te Zierikzee en Ds. J. H. C. Kam
steeg, Herv. pred. te 's Heer Hendriks
kinderen.
Voorloopig wordt het secretariaat waar
genomen door laatstgenoemde.
Ook in Brabant wordt binnenkort zulk
een commissie verwacht. Op 23 Februari
a.s. wordt te Breda een voorbereidende
vergadering gehouden, waartoe verschei
dene voorgangers van verschillende ge
zindten hun tegenwoordigheid hebben toe
gezegd.
Het aantal Protestanten.
De „Prot. Rundschau" berekent naar
de nieuwste statistische gegevens, dat er
in de werel 193 millioend Protestanten
zijn, waarvan in Duitschland 40.2 millioen,
in Zweden 5.7, in Nederland 3.5, in Hon
garije 3.6, in Finland 3.2 en ia overig Eu
ropa (het vasteland) 12..1, Het Britsche
nen sluipen, zonder dat bij werd opge
merkt, of als zij hem zag wat deed
het er toe? Zij wist, natuurlijk, dat hij.
in het ziekenhuis was, en zou dus niet
verbaasd zijn. Zij zou hem natuurlijk
niet „herkennen", in de beteekenis die
gewoonlijk aan dit woord wordt ge
geven. Ook zou hij haar niet herken
nen, maar niettemin zou hij n smach
tend hart aan haar schoonheid laven.
Zij keek op haar muziek en zag niet,
dat de deur open ging. Hij trad binnen
zonder eenig leven te maken en nam
plaats achter een man met breedon
rug, en bleef onopgemerkt tot het
einde.
Floss zong: „Kom tot uw Heiland,
toef langer niet", toen hij de zaal bin
nentrad. Daarna zong zij „Houdt gij
mijn handen beide, met kracht omvat.
Toen het gezang: „De Heer is mijn
herder", en zij eindigde met: „Er
ruischt langs de wolken."
„Dat is alles voor vandaag", zeide
zij, terwijl zij van de piano opstond en
glimlachte. Toen viel haar ocg op Dou
glas, die zich niet langer kon verber
gen, en zij kleurde diep. Wat moest
zij doen? Hij had gedaan alsof hij
haar niet zag, en haastte zich nu de
kamer zoo spoedig mogelijk te verla
ten. Nog één minuut en haar kans zou
voorbij zijn. O, dat zij iemand mocht
hebben, om haar te vertellen, wat sij
doen moest!
rijk heeft 46.4 en Amerika 73.3 millioen
'Protestanten.
De Oude Waarheid.
HOOFDSTUK XVI.
Van aangezicht tot aangezicht.
Floss' aarzeling duurde slechts een
paar seconden. Gehoor gevende aan
de stem van haar hart, zooals zij ge
woonlijk deed, hield zij Douglas tegen,
eer hij de deur had bereikt, en hem
recht in de oogen ziende, zeide zij:
„Mag ik u een oogenblik spreken,
mijnheer Wyburn'"
„Ik ben tot uw dienst, juffrouw
Gresham," zeide hij stijf, want haar
handelwijze verraste hem zoozeer, dat
hij zichzelf niet volkomen meester was.
„Niet met al die menschen om ons
heen", zeide zij gejaagd. „Wilt u wach
ten, tot zij vertrokken zijn?"
,Met genoegen", en hij trad achter
uit en leunde met zijn schouder tegerf
den muur.
De kamer liep langzaam leeg, want
sommigen der patiënten hinkten moei
lijk op krukken, en allen wilden gaar
ne nog een laatste woordje wisselen
met Flcss, wier komst onder hen was
als een zomer-zonnestraal.
De deur sloot zich eindelijk achter
den laatsten patient, en Floss en Dou
glas stenden nog eens weder van aan
gezicht tot aangezicht tegenover el
kaar.
„Wilt u niet gaan zitten, mijnheer
Wyburn?" zeide Floss „U ziet er nog
bleek en zwak uit."
„Dank u; ik blijf liever staan."
Aan het Zoeklicht.
LEIDEN, 18 Februari 1925.
Zij bloosde, want zijn stem was ijs
koud, bijna afstootend, maar zij was
nu besloten het gesprek door te zet
ten. Of zij wijs of dwaas handelde, wist
zij niet voor het oogenblik was het
haar onverschillig.
zult het misschien vreemd vin
den, datvik met u wensch te spreken"
begon zij.
„Ja-, zeer vreemd", antwoordde hij.
Zij beet op haar lip en keek bedroefd.
',U heeft natuurlijk het recht mij cy-
nisch te antwoorden", ging zij voort!
„Integendeel, zeide hij, ',ik heb daar
toe het recht niet. Ik moet mij inte
gendeel zeer vereerd voelen dal uzich
verwaardigt mij aan te spreken na
na"
„Ik weet, wat u zeggen wilt", ant
woordde zij snel; „en daarover is het
juist, dat ik met u wensch te spreken."
„Waarom zoudt u liet doen?" ant
woordde hij. „Wat mijzelf betreft, zou
ik het graag vergeten."
„Ik was bijna gedwongen te hande
len, zooais ik deed", zeide zij. „Op dat
cogenblik geloofde ik al de dingen, die
tegen u werden ingebracht, en"
„En u gelooft ze nog?" viel hij haar
in de rede.
„Laat ik het u als het u belieft mo
gen uitleggen.", zeide zij smeekend
„Ziet u niet i'n,v dat ik mijzelf vernc
der, door dit alles te zeggen"
(Wordt vervolgd).
Een broeder vroeg mij, zoo lezen we in
de „Wachter", wat hij ervan denken moest
Hij had al meermalen die uitdrukking ge
hoord, en nu onlangs had hij ze weer
aangetroffen, dat hier in Nederland een
cude beproefde waarheid is, die nog maar
'door een kleine schare wordt gezocht en
gekend.
Die uitdrukking is inderdaad niet
vreemd. Zij is geliefd in zekere kringen.
Ze wordt opgeëischt door Christenen die
meenen, dat de gewone Gereformeerd
heid die men aantreft, er eene is van den
koudén grond; dat de preeken, die men
tegenwoordig hoort, er naast zijn; dat
zij, en z ij alléén, behouden hebben de
liefde tot de „oude" waarheid, die in hun
gezelschap, in hun kërlc, in hun preeken-
bundel, in hun krant, in hun scheurkalen
der, nog altijd bewaard wordt.
Maar wat verstaat men onder die oude
waarheid? Is dat een onderdeel van de
waarheid? Is dat de beste waarheid? Of
is hét alleen de waarheid, terwijl de nieu
we waarheid geen waarheid meer geacht
wordt Maar dewijl waarheid een een
voudig begrip is, en men niet spreken
kan van waar, -waarder en waarst, is er
een waarheid of ze is er niet.
En zeker kan ze oud zijn, maar niet
als tegenstelling van een waarheid die
nieuw; is. Het is een beleediging voor de
waarheid te stellen, dat zij twee aange
zichten heeft.
Maar die oude godgeleerden dan, en
die oude schrijvers, hebben ze dan nie^
iets, wat men tegenwoordig zoo niet hoort
Ja, dat hebben ze ^getwijfeld. Ze het>
ben eAi andere manier van zeggen, an
deren vorm om de waarheid in te klee-
den, een andere taal, een anderp me
thode soms om toepasselijk! te prediken.
Maar is dat de oude waarheid?
Neen, dat bedoelt men er niet mee.
Het is voorkeur voor oude vormen, die
men met de waarheid zelve vereenzel
vigt. En wat men tegenwoordig hoort;
wordt in den ban gedaan.
En déze terminologie is daarom on
oprecht. Want het is wel een dierbare
term, en ze geeft den onschuldigen schijn
dat men voorkeur heeft voor oude taal
en waarheids inkleeding, en dat de te
genwoordige leer ook wel waarheid is,
maar in den grond bedoelt zij te zeggen:
het oude is de waarheid en het tegen
woordige moet ^gebrandmerkt. En even
onoprecht deze terminologie is, zijn de
genen, die haar in den mond bestorven
hebben, gemeenlijk Ook in hun kerkelijk
leven.
Nijverheidsonderwijs.
De Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen brengt ter kennis van be
langhebbenden, dat in den loop van het
jaar 1925 gelegenheid zal worden gege
ven tot het' afleggen van de examens ter
verkrijging van de akten van bekwaamheid
tot het geven van Nijverheidsonderwijs
gemerkt N VII, N VIII, N XVII, N XVlll,
N XIX, Na, Nq, Nr, Ns en van het ge
tuigschrift, genoemd in art. 38, eerste lid
der Nijverheidsonderwijs wet. Zij, dje aan
deze examens wenschen deel te nemen,
moeten zich voor xi Maart 1925 aanmel
den bij de Inspectrice van het Nijverheids
onderwijs, mevr. M. E. Leliman-Bosch
te Baam, Waldeck Pyrmontlaan 20 bij
schrijven op ongezegeld papier, met nauw
keurige opgave van naam, voornamen (vol
uit) woonplaats en adres, alsmed evan d*
begeerde akte (n) en met overlegging van
A geboortebe.wijs, B. vooor zoover dit
in het programma geëischt wordt, gewaar
merkte bewijsstukken omtrent den aard
en den duur van werkzaamheid in de
practijk.
Op aangiften, waarbij het bovenstaande
niet stipt in acht is genomen, zal geen
acht worden geslagen.
Examens Boekhouden.
Het verslag der commissie, in 1924 be
last met het examineeren voor de akte
boekhouden M. O., handelskennis L. O.,
en de aanteekening voor nijverheidsonder
wijs op de akte boehouden M. O. (b.v.
Ned. Stcrt 11 Febr. No. 10) vermeldt, dat
zich voor de akte boekhouden M.O, aar;
meldden niet minder dan 1037 candidaten.
58 van hen kwamen niet op of trokken
zich tijdens het schriftelijk examen terug
Na het schr. en vóór het mondeling exa
men trokken zich 336 candidaten terug
Tenslotte slaagden 140 candidaten.
Voor de akte Handelskennis- L. O. meld-
De ambtenaren in Frankrijk zijn dan
maar heel wat beter af, dan hunne
collega's in ons land.
Zoo s c h ij n t het althans.
Want terwijl h i e r de salarissen ver
minderd worden, werd door de Fran-\
sche Kamer besloten de salarissen der
ambtenaren te verhoogen!
Dat maakt een groot verschil.
Althans in s c li ij n.
Want de werkelijkheid is een beetje
anders.
Het aantal francs dat men in han
den krijgt is ri.l. wel grooter, maar de
waarde van den franc daalt en dc
koopkracht vermindert.
Werkelijke beteekenis hebben de ver
hoogingen dus niet.
In ons land is dat gelukkig anders.
De gulden is gaaf gebleven.
We hebben hier geen behoefte aan
schijnverhoogingen die in werkelijk
heid achteruitgang beteekenen.
We hebben hier, dank zij den scher
pen blik en de vaste hand van Colijn.
vasten grond onder de voeten, zoodat
er heusch geen reden is om met een
afgunstig oog naar Frankrijk te zien.
OBSERVATOR.
den zich' 339 cand. aan, waarvan er 117,
slaagden.
Het onderwijs zal bij vele docenten ge
vaar loopen te ontaarden in het africh
ten dep leerlingen op vertalingen, opstel
len. brieven, en handelscorrespondentie.
Zij verzoeken de eischen van dit examen
programma zoo spoedig mogelijk binnen
redelijke perken terug te brengen.
Landbouw.
De heer Ebels, lid van de Tweede Ka
mer, heeft aan den minister van Binnen-
lendsche zaken en Landbouw de volgende
vragen gesteld:
1. Is het den minister bekend, dat .de
toelagen aan onderwijzers voor het bezit
van de akte van bekwaamheid in de land
en tuinbouwkunde, tot nog toe verstrekt
qp grond van bepalingen van de La
ger-onderwijswet, krachtens Koninklijk be
sluit van 27 December 192^ niet meer zul
len worden verleend?
2. Zoo ja, is de minister van oordeel,
dat de intrekking dezer toelagen, vooral
in verband met de reeds.op andere wijze j
plaats gevonden ingrijpende verlagingen
in de salarissen der land- en tuinbouw
onderwijzers, zonder schade voor een be
hoorlijke instandhouding en ontwikkeling
van het onderwijs kan plaats hebben?
3. Indien het antwoord op vraag 2 in
ontkennenden zin mocht luiden, is de
minister dan bereid indien en voor
zoover noodig, in overleg met zijn ambt
genoot voor onderwijs te bevorderen,
dat de ten gevolge van het Kon. Besluit
van 27. December 1924 ontstane verlaging
in de bezoldiging der hierbij betrokken
onderwijzers wordt opgeheven
Do oxameneischen H.B.S.
Aan den Minister van Onderwijs is een
adres gezonden, inzake liet programma
van het eindexamen der H.B.S. met vier
en vijfjarigen cursus, die, wat het leer
plan betreft, voldoen aan de eischen, wel
zijn gesteld voor de scholen onderschei
denlijk bedoeld onder c en e in he: artikel
I van het Koninklijk Besluit van or Dec.
1923, No. 16.
Adressanten meenen, dat het program
ma voor het eindexamen in de Fransche,
Jb.ngelsche en Hoogduitsche taal en let
terkunde door zijn overlading onuitvoer
baar is.
Ze achten het onredelijk vaneen ge
middelden leerling van zeventien of acht
tien jaar te verlangen, dat hij zich zoowel
in zijn moedertaal als in drie vreemde
talen „vaardig" zal kunnen uitdrukken,
en zeggen: „Het is de overtuiging van
ondergeteekenden, dat, nu hel eindexa
men-programma onuitvoerbare eischen
stelt aan het technisch gedeelte van het
onderwijs in de moderne talen, zeer weinig
terecht zal komen van het litteratuur-on
derwijs, hetwelk toch het voornaamste
rqiddel is om de belangstelling van den
leerling voor de taal te wekken, en den
besten waarborg geeft, dat hij ze blij
vend zal beoefenen.