WOENSDAG 4 FEBRÜAR1 f925 i Wat de bladen zeggen. Onze onderwijzers. Hier en daar uit den lande, zegt tonze Rotterd., komen omtrent onze .christelijke onderwijzers vreemde be richten. Y haald wordt van groote verbitte- ring over de salarisvermindering, die hen heeft getroffen. Eene verbittering, die zich zou uiten in een geprikkelde stemming tegen over het ministerie en eene weige- ring om ditmaal 1:-:antirevolutio- r naire vaandel te v:: !- Gewezen wordi. ijzers, die in de kiesvereenigiug - functies vervulden en hun taai. j?n om de teleurstelling, die hun bet-.id werd. Toegezegde inleidingen V/orden te- ruggenomen omdat bij art. 40 de re- jgeering ook niet haar gelofte ge stand deed. Werkers, die anders vooraan op de bres stonden, zullen ditmaal lijdelijk toezien. Wij kunnen niet aannemen, dat der gelijke stemming bij ietwat beteeke- nende groep onzer christelijke onder wijzers zou heerschen. Wij kunnen verstaan, dat spijtig ge voel over den economischen druk in de ambtenarenwereld en bij de on derwijzers gevonden wordt. Wij kunnen verstaan, dat sommigen zich onrechtmatig benadeeld gevoelen. Wij kunnen verstaan, dat op herstel van gemotiveerde grieven wordt aan gedrongen. Maar wat wij niet kunnen verstaan is, dat om vermeend of werkelijk ge schonden belang van persoon of groep christelijke onderwijzers, ,die tot de (antirevolutionaire partij behooren, het antirevolutionaire vaandel ontrouw {zouden worden. Chr.stelijk onderwijzer zijn, dat be- teekende voorheen: desnoods met op offering van eigen belang de zaak van ;Gcds Koninkrijk dienen. Zou liet nu beduidenmet eenzijdige Verheffing van eigen belang den 'geestelijken p'olitieken strijd vertroe belen Wij kunnen het niet gelooven! Belgisch® tarieiwetgeving. De verhooging van 5 tot 8 pCt. werd als eene onvriendelijke bejege ning voor het buitenland door Neder- landsche vrijhandelaren gewraakt. In weerwil van het feit, dat vreemde landen van onze producten een veel voud van dit recht eischen. Hoe België met den Nederland- schen invoer omspringt, leert dit stuk je uit Het H u i s g e z i n „De Nederlandsche industrie zal thans wellicht gaan ondervinden, dat de nieuwe Belgische wetten op de invoerrechten vrijwel met een invoer verbod, cok voor ons, Nederlanders, overeenkomen. De zeer gecompliceerde wetten ko men hierop neer, dat het in de practijk den Belgischen kooper bij import vrij wel onmogelijk wordt gemaakt, zijne goederen te declareeren, zoodat hij er in het vervolg liever van afziet iets uit het buitenland te betrekken. Een zending machinerieën, dezer dagen naar België verzonden, en te Antwerpen liggend, waarbij werden pvergelegd een certificaat van oor sprong, eene gelegaliseerde factuur, colli- en gewichtsspecificatie tot in de kleinste onderdeelefi uitgewerkt, met netto- en brutogewichten, terwijl op de specificatie alles, tot zelfs elke 'bout en moer omschreven is, blijkt niet te declareeren te zijn, omdat de Belgische douane van eiken afsluiter, elk boutje enz. afzonderlijk op gaaf eischt, hoeveel smeebaar gietijzer hieraan verwerkt is, hoeveel geslagen ijzer, hoeveel verf, hoe een en ander bewerkt is, of en wat er aan gepolijst of gelakt is en hoe; of iets vernikkeld is en hoe enz. Het is gewoon een onmogelijkheid ï>m dit alles op te geven en zoo zegt de douane verder: „Zoo u niet op alle vragen juist antwoorden kunt, kun nen wij niet vertollen", derhalve is het niet mogelijk deze goederen in België in te voeren. Als het standpunt der Belgische douane juist is, dan komt dit hierop neer, dat bijv. bij een zending draad nagels zou moeten worden opgegeven de gewichten van de koppen en van de punten en nu voelt iedereen toch wel, dat dit niet mogelijk is, en gelijk staat met een invoerverbod. De vrijhandelaren hebben nu we derom een voorbeeld, hoe andere lan den hun eigen industrie beschermen en den invoer van het Nederlandsche produkt onmogelijk maken. En het moet de Nederlandsche regeering toch. wel duidelijk zijn, dat, willen wij i>lCl ten onder gaan, haaT de macht gegeven moet wordên^retoïsiemaatre- gelea^'-'-- "emen. Oppervlakkige critiek. Herhaaldelijk hoorl men de meening verkondigen, zegt S.(meenk) in de „N. Meerbode", dat qjinister Colijn te snel het financitel even\teeht heeft hersteld, dat hij het tekort langzamer weg had moeten werken. Er warerf' dan minder ugrijpende maatregelen noodig geweest. Deze gedachte schijnt ons onjuist, i i \feoreerst zou^men dan nog Steeds forten op-üen gewonen dienst RECLAME. hebben moeien leenen. De rentelast zou daardoor zijn verzwaard. Reeds daar door zouden wij feitelijk dieper in liet moeras zijn gekomen. - Maar dat niet alleen. ife- -: Hadden we nog eenige" jaren met te korten geworsteld, dan zou iet ver trou wen in den staat en in de waardevast heid van ons geld niet zijn hersteld. Velen zouden dan aan dollar-leeningen de voorkeur hebben gegeven. Er zou een „vlucht voor den gulden" zijn ge- komeh. Het inflatiegevaar zou dan wel niet zijn afgewend. De redeneering vs£n sociaal- en vrij zinnig democraten is onhoudbaar. In 1923 waren wij op een critiek punt ge komen. Alleen door het veHrouwen dat met krachtige hand zou worden inge grepen, is de gulden niet gedeprecieerd. Ongetwijfeld, er 'zijn harde maatrege len genomen. Maar komt er weer opleving, dan is het immers mogelijk, om verzachting aan te brengen. Zoolang wij met tekorten werkten, kon er van eenigen hervorm ingsarbeid geen sprake zijn. Een sluitend budget is daarvoor de onmisbare factor. - Sociaal- en, Vrijzinnig-democraten misten ^Venwel deil moed, om de noo dige maatregelen te nemen. Zij hebben aan schier alle voorstellen hun steun ontrokken. Had de regeering naar hen geluisterd, dan zaten wij nog heel diep iit 't moeras. Hoogst waarschijnlijk was dan de in flatie reeds een feit geweest. En welke gevolgen daaruit voortvloei en, ook voor de ambtenaren, kan men in België zien. Om van de omstandighe den, waaronder zij in andere landen, financieel, nog meer ontredderde landen leven, maar te zwijgen. Op 't Schip van Staat. in. In ons vorig artikel bleek al. aat het nog niet zoo heel eenvoudig was, te om schrijven, wat nu wel onder ons grond gebied was te verslaan. We zullen, voor al bij de beschrijving van ons Indisch bestuur daaraan nog meer dan eens wat hebben toe te voegen; Nu moeten we-'t eerst eens hebben over de- onderdanen van den staat der Nederlanden, d.i. zoowel over de bewo ners van 't Europeesch grondgebied als van dat buiten Europa gelegen. We zeg gen dit erbij omdat ook de Grondwet onderscheid maakt tusschen Staat en Rijk. Met het laatste wpord .bedoelt ze alleen het Europeesche gebied; met Staat het gehefcle regeeringsgebied onzer ko ningin. Wje nu meent, dat zo,o dan ook mak kelijk is te zeggen, wie Nederlanders mogen heeten, vergist zich. Daar zit wat meeraan vast, afgezien zelfs van hen, van wie al dadelijk valt vast te stel len, dat ze tot een andere nationaliteit behooren. Bovendien zullen we 't over onze koloniale bevolking ook afzonder lijk moeten hebben. Onderdanen kunnen ook met-Neder landers zijn. Ze zijn dat, d.w.z. zij zijn ook onderworpen aan onze Nederland sche wetgeving', zoolang ze zich op ons grondgebied bevinden. Denkt aan de vele buitenlanders, die in den oorlogs tijd zicti hier vestigden en ook in onze bekistingen moesten bijdragen. Een geheel stel wetten werd noodig om aan te geven, wat onder het Neder landerschap te verstaan valt en onmid dellijk gevolg daarvan een vreemdelin genwetgeving, welke laatste tijdens de oorlogsjaren weer moest worden aange vuld. Art. 6 der Grondwet luidt: De wei verklaart wie Nederlanders en wie inge zetenen zijn. Naturalisatie geschiedt door af krachtens de wet. De wet regelt de gevolgen der naturalisatie ten aan zien van de echtgenoot en minderjarige kinderen van den genaturaliseerde, en dat eischt een aantal organieke wetten, d.w.z. zulke wetten, die een nadere uit werking van de betreffende Grondwet- artikelen zijn en met de. Grondwet niet in strijd mogen zijn. Zoo kwam de wet van 1850 ,die het Nederlanderschap regelde tot stand. Maar nu is daarvoor de wet van 12 Dec. 1892 in de plaats gekomen, die ook reeds weer gewijzigd is in 1910. Die wet bepaalt, dat men Neder lander is door geboorte, uit ouders, waar van de vader den staat van Nederlander bezit of indien het een natuurlijk kind betreft, dat de moeder dien staat bezit. Ook de kinderen van ingezetenen des Rijks, terwijl vondelingen en verlaten kinderen, tenzij blijkt, dat ze tot een andere nationaliteit behooren, ook wor den geacht Nederlanders te zijn. Zelfs bij deze omschrijving kunnen zich nog eigenaardige gevallen ten aanzien van het burgerrecht voordoen. Maar daar over hebben we het, als we ook die bur gerrechten nader bezien. Hierboven spraken we van de kinde ren van ingezetenen. Een term aan de wet ontleend, die ons ook zegt, wat dan onder ingezetene verstaan moet worqlen. Wie op de vergaderingen onzer kiesver eenigingen de candidaatstelling voor Kamer, Staten of Raad wel meemaakte, heeft bijv. als eisch voor de canclidatuur voor den gemeenteraad.wel hooren noe men, dat de candidaat een bepaalden tijd in de gemeente moest wonen, d.w.z. van die gemeente ingezetene zijn moest. Voldoet hij of zij aan dien eisch niet, dan mag hij niet op de lijst voorkomen. Evenzoo zegt nu de wet, dat iemand ingezetene des Rijks is als hij 18 maan den binnen het Rijk heeft gewoond. Eerst dan is er dus sprake van uitoefe ning van burgerschapsrechten. Eigenlijk kon hier gesproken worden van inge zetenen van den staat, omdat ook het wonen in de kolonie als zoodanig mee rekent. Nu rest ons nog een bijzonder geval van Nederlanderschap- te bezien. In Hand. 22:28 lezen we, dat Paulus tot den hoofdman kan zeggen 'n Romeinsch burger geboren te zijn, waarop de hoofd man vertelt dit burgerrecht voor een groote som gelds verkregen te hebben. Van dit laatste kan ook ten opzichte van het Nederlanderschap gesproken, al kost dit geen groote som. Na 31 Dec. 1920 be draagt die som f 200 tot 1000, naar draagkracht, vast te stellen naar den stenbelasting. aanslag in rijks- of de koloniale ïnkom- Op verzoek kan men worden genatu raliseerd. De laatste jaren zag men in de Kamerverslagen vaak een groot aantal van die aanvragen behandeld. Er moet n.l. voor elk geval een speciale wet aan genomen worden. Meest kunnen al die aanvragen ineens bij gelijkluidend wetsvoorstel behan deld, soms nopen afwijkingen tot afzon derlijke behandeling. Een zeer bijzonder geval van naturali satie was.dat van Prins Hendrik. Het geschiedde, zooals de wet zegt, om rede nen van staatsbelang. Naturalisatie van het hoofd des gezins geldt ook voor echtgenoote en kinderen. We zouden 't nu nog kunnen hebben over het verlies van het Nederlander schap. Dat kan echter beter terloops ter sprake kómen. Ons doel is immers eerst ons schip en opvarenden te kennen en dan hét léven aan boord gade te slaan. Wie ons schip willens of onwillens ver laat, gaat ook in onze artikelen over boord. 'tTreft misschien goed, dat we een volgenden keer over Indië iets moeten schrijven, als wellicht juist Indië in ons parlement der sprake zal komen. Uit het Sociale Leven. De Chr. Vakbeweging. Naar aanleiding van het uittreden uit het G.N-.V. van dén Bond van Chr. Postambtenaren, schrijft het „Gra fisch Orgaan", het blad van den Chr. Typografenbond: De Chr. postambtenaren, om het maar kort te zeggen, hebben gemeend het lidmaatschap van het C'N.V. te moeten verbreken. Half December zon den zij bericht in bij het Vakverbond, dat zij per 1 Januari. 1925 bedankten als lid. Het is nog een dag of 14 eerder dan de Chr. onderwijzers voor een paar jaar- kennis gaven van hun verbreking der banden. Als wij het ons goed her- innere'n kwam-Liet bericht van hen op oudejaarsavond binnen Inderdaad laat het reglement van het CN.V. toe, dat men/ om op 1 Ja nuari van eenig jaar vrij te zijn, op 31 December zijn bedanken instuurt. Dat een vakbond het doet met zoo korten opzegtermijn dient gelaakt en het reglement van het Vakverbond ge wijzigd. Het optreden der Postambtenaren wekt verwondering. Het is een heele durf om de banden met heel de Chr. sociale beweging te verbreken, juist nu, in dezen tijd! Want dat moet het gevolg zijn van de losmaking: geheel op eigen beenen 9taan. Ook nu weer worden „financieele bezwaren" als oor zaak aangewezen. Het schijnt in som mige ambtenaarsbonden toch sukkelen te stojn met den wil der leden om zelfs maar' een gering offer voor den Chr. vakbond te brengen. De Unie van Chr. Onderwijzers mankt zich ook los van het C.N.V. uit „financieele overwegin gen." Ter laatste algemeene vergade ring van de Unie moesten de heeren beraadslagen over de mogelijkheid om een half procent van hun salaris als contributie te „offeren". En het leden tal liep flink achteruit. Wij juichen daarom niet. Maar zulk een voorbeeld moest de postambtenaren toch' af schrikken. Wanneer men "de leden leert, dat het om contributie te sparen goed is om zich van het centraal-ver- band los te maken, waarom zullen de leden de les dan niet toepassen en zeg gen: om contributie te sparen mag je wel den vakbond in den steek laten, want. ze doen het zélf? Opvoeding doet óók wat, heeren. POLITIEK EN SOCIAAL LEVEN. De Katholieke pers neemt uit „Sanct'a Maria" het volgende bisschop «pelijk schrijven over: „Nu de verkiezingen op handen zijn, lachten wij het dienstig, nogmaals on der de aandacht onzer geloovigen te brengen de circulaire van den sen Februari I9I8 van het Doorluchtig (Episcopaat vdn Nederland over het «houden der politiek buiten de katho lieke sociale vereenigïngeïi. De circu laire volgt hier in haar geheel: 1 „De Aartsbisschop en de Bisschop pen van Nederland brengen bij: dezen ter kennis van alle katholieke sociale organisaties, dat het overeenkom stig het meertnalen uitgedrukt ver- (lajngen der Pausen hun ernstige !en uitdrukkelijke wensch is', dat de Sociale organisaties in het al'geméenl !de zuiver politieke actie zullen houden buiten hare sociale werkzaamheid. In het bijzonder zullen zij zorg dragen^ Idat in en door de sociale organisaties himmer over te stellen candidaten (voor de vertegenwoordigende licha men worde beraadslaagd, noch' in welk verwijderd verband ook op candidaat stellingen of op het verkie zen van bepaalde candidaten eenige) Invloed worde geoefend; dat in de (katholieke kiesvereenigingen de leden der sociale organisaties, maar als ka tholieke staatsburgers, met allen me dewerken tot bereiking vah het doel dat de kiesvereenigingen zich hebben gesteld; dat dé leden der sociale or ganisaties aldaar niet er naar stre ven 1 op welke wijze en met welke middelen dan ook zelf zoogenaam de standscandidaten te stellen, noch iullen eischen, dat door anderen bij) het stellen van candidaten met het ledental der sociale organisaties wor de rekening gehouden, maar, onder leiding der politieke besturen zullen .medewerken, die personen te bren gen in de vertegenwoordigende licha men, welke ongeacht tot welken (stand zij' behooren den meesten waarborg bieden, de door de katho lieken aldaar te vervullen taak te zul len volbrengen." De katholieken zullen wel ten volle overtuigd zijn, dat hunne Bisschoppen niets anders beoogen dan het alge meen welzijn, de katholieke zaak, liefde en eenheid te bevorderen. D« katholieke organisaties, die altijd be reidwillig de leiding der Bisschoppen hebben gevolgd, zullen eveneens be reid worden gevonden om boven staand ernstig maar welgemeend ver maan van hun Kerkelijke Overheid 'te volgen én zorgvuldig alle politiek! buiten haar werkzaamheid houden. !Dat vragen we nogmaals met den meesten aandrang. Land- en Tuinbouw. De Bloemententoonstelling te Heem stede. De Garden Club of America, de groote organisatie van'de bloemenliefhebsters in de Vereenigde. Staten, waartoe-de groote meerderheid dér vooraanstaande vrouwen' uit de hoogste standen behoóren, heeft tot. „ambassador" op de tentoonstelling aan gewezen Mrs. Francis King. Mrs, Francis King is oolc buiten Amerika bekend om hare werken op tuinbouwkundig gebied Zij is o.a. de schrijfster van „The well considered garden", waarin zij voorbeel den voor goede toepassing van planten- materiaal in den tuin ontleent aan de in 1910 te Haarlem gehouden tentoonstelling. De Horticural Society of New York heeft als gedelegeerde ter tentoonstelling aangewezen den heer Jóhn Scheepers, die ook de Society of American Florists zal vertegenwoordigen. Het voornaamste tuinbouwKandelsblad „The Florists' Exchange", zendt zijn di recteur-Hoofdredacteur, den heer. A. de la Mare. Bemesting van onze vrnchtboomen. Bij elke boerenwoning vindt men een aantal vruchtboomen, die tezamen het zoogenaamde „hof" vormen. Dikwijls i# de grond onder de boomen met gras begroeid. Zijn de boomen nog jong, dan wordt de grond meestal voor cultuur van groenten of vroege aardappelen bestem^ Zoodra echter de boomen grooter wor den en daarmee veel schaduw werpen, ge lukt die teelt niet meer. De groenten en aardappels groeien dan te spichtig op en de uitkomsten stellen teleur. De tijd is dan gekomen om den grond groen te laten liggen. Doorgaans zaait men dan wat gras- en klaverzaden in en laat daar mede de zaak aan haar lot over. Men laat er eerst een paaf lammetjes of een "kalfje grazen, moeder de vrouw legt er haar linnengoed te bleek of het wordt een speelplaats voor de kinderen, die een groot deel van hun vrije uren er door brengen. Zoolang de grond „zwart" gehouden werd en voor tuinproducten bestemd werd dacht men ook aan geregelde bemesting. Meestal werd de tuin ruim van stalmest en beer voorzien. De groenten hadden die bemesting noodig en de boomen prc« fiteerden er meteen van. Ze groeiden goed en maakten van jaar tot jaar flinke scheu ten, weldra met vruchthout bekroond. Niet lang daarna kónden de eerste vruch ten geplukt worden. Onder deze gun stige omstandigheden en bij de enkele zorgen, die aan de boomen besteed wer dén, viel de kwaliteit der vruchten waar lijk niet -tegen. Ze waren goed uitge groeid, flink van kleur en in het bezit van het noodige aroma. Dit alles verandert, als Het gras 'den grond bedekt. Dit gaat met de boomen concurreeren in het ophalen van voedr sel. De eerste' jaren gaat hét nog. In den grond zit nog iets van den ouden voorraad, toen er overvloedig bemest werd Maar nu houdt de bemesting op en wel dra ondervinden de boomen daarvan de nadeelige gevolgen. Ze toonen dit door het vormen van minder krachtige scheu ten, terwijl de vruchtzetting benadeeld wordt en de kwaliteit der vruchten terug loopt. Ook wordt aan de boomen niet meer de noodige zorg besteed, men laat roosjes zorgen. Alleen in 't voorjaar, als de boomen bloeien in den herfst, wan neer de oogsttijd aangebroken is^ dee-_ len de vruchtboomen in de belangstelling van de oude leden van het huisgezin, De jongeren hébben reeds van het b?gii der vruchtzetting blijken van belangstel ling 'gegeven. Lang voor het rijpen heb ben ze het afgevallen fruit beprobeerd of vén 'de hangende vruchten gesnoept. 't Is wel jammer, dat de vruchtboomen langs dezen weg .ïoo'n stiefmoe&erbj .'g behandeling ontvangen en ongerechtvaar digd is de klacht, dat de boomen ioo slecht geven. Hoe zullen ze dat,, als ze óp hun tijd ook niet ontvangen, als ze niet bemest worden? Er is meer aan de boomen te doen dan enkel te bemes ten; maar toch mag deze in de eerste plaats niet vergeten worden. Welke stoffen men ïan most aanwen den? Stalmest komt vooral in aanmer king. Deze toch' wordt 'nog op alle boer- derijen verkregen. Eén koe is meestal nog aanwezig. Maar daarnaast hebben- we ook de paarden en varkens; terv.rl er steeds een flinke toom kippen op d: werf rondwandelt. Deze prqduceeren ii hun nachtverblijf ook een flinke hoeveel heid-mest, die in het „hof" een geschikte plaats kan vinden. Meststoffen ia over vloed. Al deze meststoffen geven het voet- deel, dat ze naast plantenvoedsel, aan leiding geven tot humusvorming en ook deze mogen we niet over het hoofd- zizn. De humus houdt den bodem luchtig en vochtig, van beteekenis voor de - wortel- vorming en de watervoorziening. We moe-* ten niet Vergeten, dat de groote boomsn met hun Vele bladeren overvloedig ver dampen, hierin krachtig gesteund door het gras, dat onder de boomen groeit. En lucht is ook voor onze boomwortels nóó- dig. Nu komt de bemesting niet heele- maal de boomen ten goede. Het. gras profiteert er ook niet weinig van. Maar dat gaat nu eenmaal niet anders. Wie de boomen van voedsel voorziet, moet'begrij pen, dat het gras mede bij de welvoor ziene tafel aanschikt. Sommigen willen door bemesting èn van de boomen èn van het j^ras volledige oogstén trekken. Dit loopt echter niet los. Het gras wordt benadeeld door de boomen, ook door de schaduw, en de boomen lijden schade van het gras. Niemand kan uit één varken twee volle ruggen snijden, 't blijven-steeds twee halve. Zoo ook hier. Maar bij goede bemesting gaat het toch uit den boom gaard twee dikke helften te halen: een flinke hoeveelheid gras en tevens een ruim bevredigenden oogst van goede vruchten. Bovendien kan men een deel der be mesting 200 aanbrengen, dat déze spe ciaal de boomen ten goede komt en wel op do volgende manier. De fijnere wortels met de daarop aan- werige wortelharen vindt men aan de bui tenzijde van den boom op de hoógfé van de verst verwijderde takken. Wel te be grijpen ongeveer loodrecht daaronder. Op die plaats nu graaft men een greppel rondom den boom, vult deze met stal mest, trapt deze iets aan en dekt de plaats weer toe met aarde- terwijl de. overblijven de grond regelmatig wordt uitgestrooid. Bij het graven van den greppel "zal men wel een deel van de fijnere wortels afste ken; maar geen zorg, er blijven ge neeg over en de afgestoken deelen zullen op nieuw worteltjes vormen in de vruchtbare greppel, waar ze ruimschoots van het aan wezige voedsel profiteeren. Dat is ér reeds één manier. Maar we Kebb'en nóg een andere me thode. In plaats van een greppel, kunnen we op dezelfde hoogte ook een aantal ga ten makfn, van zoo'n 3 a4 ctecimeter diepte en deze van mest voorzien. We steken hierbij minder wortels dóór. Inplaats van stalmest kunnen we ook andere stoffen nemen. Bij vele burgerhui zen ontbreekt een'hofje niet. .Deze be schikken niet over stalmestmaar wel over afvalstoffen, die met de beer tot een geschikte composthoop verwerkt kan worden. Stalmest bevat alle voedingsstof fen, die een boom noodig heeft, al is 'het nu juist niet de meest gewenschte verhou ding. Kompost beantwoordt dikwijls beter aan de eischen, die de boomen stellen. Boomen vragen veel kali en kalk, daar naast fosforzuur en stikstof. In de haard- asch', vooral als deze van hout of turf afkomstig is, zit veel kali en kalk'; terwijl de beer rijk aan fosforzuur en stikstof is. We mogen compost dus een geschikte mestspecie voor de vruchtboomen achten. Waar men enkel -beer gebruikt, die arm aan kali is, zal men bijzonder op kali- arme gronden goed doen, deze met patent-kali aan te vullen. Ruwe kalizouten zooals kainiet en kalibemestingzout zullen we niet aanbevelen, daar het chloor voor de boomen niét gewenscht 'is. De natuurlijke meststoffen kunnen ni-t alleen met kunstmest aangevuld worden maar de laatste kunnen de eerste ook geheel vervangen. Voor het geven van fosforzuur lean men gebruik maken van Thomasslakkenmeel, dat tevens kalk bevat, of ook beendermeel Strooit men superfosfaat uit, dan kan men deze door een kallcbemesting in den voor- gaanden herfst laten voorafgaan. Zoo mo gelijk vermengt men deze meststoffen iets met den grond. Dit gaat natx'iirlijk heel moeilijk, als er gras onder dé boomen groeit. Voor stikstof kan men van Chili- salpeter of Norge gebruik maken. De laatste meststof bevat tevens kalk, waar van onze boomen zooveel houden. De juiste hoeveelheden laten zich moei lijk aangeven. Per boom van eenigen om vang kan men geven 2 a 3 K.G. super fosfaat of slakkenmeel, een even groote hoeveelheid patentkali, beide in den herfst of zeer vroeg in het voorjaar aan te wen den, gevolgd door 1 K.G. Chili of Norge in de Maand'April. De kalkbemesting om de 4 tot 6 jaar en dan 8 a 10 K.G. Manx men beschouwe deze hoeveelheid nu niet als recept. Nog iets over de bijzondere werking van de meststoffen. Fosforzuur is bevorderlijk voor de vorming van bloem cn vrucht, geeft vast vleesch, dat duurzaam is met veel aroma. Kali geeft krachtig hout, kleur en smaak aan de vrucht, Kalk verhoogt het suikergehalte, geeft vast hout, dat- goed uitrijpt. Ook brengt het den bodem in foeden structuurtoestand. Stikstof'geeft groote, donkergr»en.e

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 6