WOENSDAG 4 FEBRÜAR1 f925 i
Wat de bladen zeggen.
Onze onderwijzers.
Hier en daar uit den lande, zegt
tonze Rotterd., komen omtrent onze
.christelijke onderwijzers vreemde be
richten.
Y haald wordt van groote verbitte-
ring over de salarisvermindering, die
hen heeft getroffen.
Eene verbittering, die zich zou uiten
in een geprikkelde stemming tegen
over het ministerie en eene weige-
ring om ditmaal 1:-:antirevolutio-
r naire vaandel te v:: !-
Gewezen wordi. ijzers, die
in de kiesvereenigiug - functies
vervulden en hun taai. j?n om
de teleurstelling, die hun bet-.id werd.
Toegezegde inleidingen V/orden te-
ruggenomen omdat bij art. 40 de re-
jgeering ook niet haar gelofte ge
stand deed.
Werkers, die anders vooraan op de
bres stonden, zullen ditmaal lijdelijk
toezien.
Wij kunnen niet aannemen, dat der
gelijke stemming bij ietwat beteeke-
nende groep onzer christelijke onder
wijzers zou heerschen.
Wij kunnen verstaan, dat spijtig ge
voel over den economischen druk in
de ambtenarenwereld en bij de on
derwijzers gevonden wordt.
Wij kunnen verstaan, dat sommigen
zich onrechtmatig benadeeld gevoelen.
Wij kunnen verstaan, dat op herstel
van gemotiveerde grieven wordt aan
gedrongen.
Maar wat wij niet kunnen verstaan
is, dat om vermeend of werkelijk ge
schonden belang van persoon of groep
christelijke onderwijzers, ,die tot de
(antirevolutionaire partij behooren, het
antirevolutionaire vaandel ontrouw
{zouden worden.
Chr.stelijk onderwijzer zijn, dat be-
teekende voorheen: desnoods met op
offering van eigen belang de zaak van
;Gcds Koninkrijk dienen.
Zou liet nu beduidenmet eenzijdige
Verheffing van eigen belang den
'geestelijken p'olitieken strijd vertroe
belen
Wij kunnen het niet gelooven!
Belgisch® tarieiwetgeving.
De verhooging van 5 tot 8 pCt.
werd als eene onvriendelijke bejege
ning voor het buitenland door Neder-
landsche vrijhandelaren gewraakt.
In weerwil van het feit, dat vreemde
landen van onze producten een veel
voud van dit recht eischen.
Hoe België met den Nederland-
schen invoer omspringt, leert dit stuk
je uit Het H u i s g e z i n
„De Nederlandsche industrie zal
thans wellicht gaan ondervinden, dat
de nieuwe Belgische wetten op de
invoerrechten vrijwel met een invoer
verbod, cok voor ons, Nederlanders,
overeenkomen.
De zeer gecompliceerde wetten ko
men hierop neer, dat het in de practijk
den Belgischen kooper bij import vrij
wel onmogelijk wordt gemaakt, zijne
goederen te declareeren, zoodat hij
er in het vervolg liever van afziet iets
uit het buitenland te betrekken.
Een zending machinerieën, dezer
dagen naar België verzonden, en te
Antwerpen liggend, waarbij werden
pvergelegd een certificaat van oor
sprong, eene gelegaliseerde factuur,
colli- en gewichtsspecificatie tot in de
kleinste onderdeelefi uitgewerkt, met
netto- en brutogewichten, terwijl op
de specificatie alles, tot zelfs elke
'bout en moer omschreven is, blijkt
niet te declareeren te zijn, omdat de
Belgische douane van eiken afsluiter,
elk boutje enz. afzonderlijk op
gaaf eischt, hoeveel smeebaar gietijzer
hieraan verwerkt is, hoeveel geslagen
ijzer, hoeveel verf, hoe een en ander
bewerkt is, of en wat er aan gepolijst
of gelakt is en hoe; of iets vernikkeld
is en hoe enz.
Het is gewoon een onmogelijkheid
ï>m dit alles op te geven en zoo zegt
de douane verder: „Zoo u niet op alle
vragen juist antwoorden kunt, kun
nen wij niet vertollen", derhalve is
het niet mogelijk deze goederen in
België in te voeren.
Als het standpunt der Belgische
douane juist is, dan komt dit hierop
neer, dat bijv. bij een zending draad
nagels zou moeten worden opgegeven
de gewichten van de koppen en van
de punten en nu voelt iedereen toch
wel, dat dit niet mogelijk is, en gelijk
staat met een invoerverbod.
De vrijhandelaren hebben nu we
derom een voorbeeld, hoe andere lan
den hun eigen industrie beschermen
en den invoer van het Nederlandsche
produkt onmogelijk maken. En het
moet de Nederlandsche regeering
toch. wel duidelijk zijn, dat, willen wij
i>lCl ten onder gaan, haaT de macht
gegeven moet wordên^retoïsiemaatre-
gelea^'-'-- "emen.
Oppervlakkige critiek.
Herhaaldelijk hoorl men de meening
verkondigen, zegt S.(meenk) in de „N.
Meerbode", dat qjinister Colijn te snel
het financitel even\teeht heeft hersteld,
dat hij het tekort langzamer weg had
moeten werken. Er warerf' dan minder
ugrijpende maatregelen noodig geweest.
Deze gedachte schijnt ons onjuist,
i i \feoreerst zou^men dan nog Steeds
forten op-üen gewonen dienst
RECLAME.
hebben moeien leenen. De rentelast zou
daardoor zijn verzwaard. Reeds daar
door zouden wij feitelijk dieper in liet
moeras zijn gekomen. -
Maar dat niet alleen. ife- -:
Hadden we nog eenige" jaren met te
korten geworsteld, dan zou iet ver trou
wen in den staat en in de waardevast
heid van ons geld niet zijn hersteld.
Velen zouden dan aan dollar-leeningen
de voorkeur hebben gegeven. Er zou
een „vlucht voor den gulden" zijn ge-
komeh. Het inflatiegevaar zou dan wel
niet zijn afgewend.
De redeneering vs£n sociaal- en vrij
zinnig democraten is onhoudbaar. In
1923 waren wij op een critiek punt ge
komen. Alleen door het veHrouwen dat
met krachtige hand zou worden inge
grepen, is de gulden niet gedeprecieerd.
Ongetwijfeld, er 'zijn harde maatrege
len genomen.
Maar komt er weer opleving, dan is
het immers mogelijk, om verzachting
aan te brengen.
Zoolang wij met tekorten werkten,
kon er van eenigen hervorm ingsarbeid
geen sprake zijn.
Een sluitend budget is daarvoor de
onmisbare factor. -
Sociaal- en, Vrijzinnig-democraten
misten ^Venwel deil moed, om de noo
dige maatregelen te nemen. Zij hebben
aan schier alle voorstellen hun steun
ontrokken.
Had de regeering naar hen geluisterd,
dan zaten wij nog heel diep iit 't moeras.
Hoogst waarschijnlijk was dan de in
flatie reeds een feit geweest.
En welke gevolgen daaruit voortvloei
en, ook voor de ambtenaren, kan men
in België zien. Om van de omstandighe
den, waaronder zij in andere landen,
financieel, nog meer ontredderde landen
leven, maar te zwijgen.
Op 't Schip van Staat.
in.
In ons vorig artikel bleek al. aat het
nog niet zoo heel eenvoudig was, te om
schrijven, wat nu wel onder ons grond
gebied was te verslaan. We zullen, voor
al bij de beschrijving van ons Indisch
bestuur daaraan nog meer dan eens wat
hebben toe te voegen;
Nu moeten we-'t eerst eens hebben
over de- onderdanen van den staat der
Nederlanden, d.i. zoowel over de bewo
ners van 't Europeesch grondgebied als
van dat buiten Europa gelegen. We zeg
gen dit erbij omdat ook de Grondwet
onderscheid maakt tusschen Staat en
Rijk. Met het laatste wpord .bedoelt ze
alleen het Europeesche gebied; met Staat
het gehefcle regeeringsgebied onzer ko
ningin.
Wje nu meent, dat zo,o dan ook mak
kelijk is te zeggen, wie Nederlanders
mogen heeten, vergist zich. Daar zit
wat meeraan vast, afgezien zelfs van
hen, van wie al dadelijk valt vast te stel
len, dat ze tot een andere nationaliteit
behooren. Bovendien zullen we 't over
onze koloniale bevolking ook afzonder
lijk moeten hebben.
Onderdanen kunnen ook met-Neder
landers zijn. Ze zijn dat, d.w.z. zij zijn
ook onderworpen aan onze Nederland
sche wetgeving', zoolang ze zich op ons
grondgebied bevinden. Denkt aan de
vele buitenlanders, die in den oorlogs
tijd zicti hier vestigden en ook in onze
bekistingen moesten bijdragen.
Een geheel stel wetten werd noodig
om aan te geven, wat onder het Neder
landerschap te verstaan valt en onmid
dellijk gevolg daarvan een vreemdelin
genwetgeving, welke laatste tijdens de
oorlogsjaren weer moest worden aange
vuld. Art. 6 der Grondwet luidt: De wei
verklaart wie Nederlanders en wie inge
zetenen zijn. Naturalisatie geschiedt
door af krachtens de wet. De wet regelt
de gevolgen der naturalisatie ten aan
zien van de echtgenoot en minderjarige
kinderen van den genaturaliseerde, en
dat eischt een aantal organieke wetten,
d.w.z. zulke wetten, die een nadere uit
werking van de betreffende Grondwet-
artikelen zijn en met de. Grondwet niet
in strijd mogen zijn.
Zoo kwam de wet van 1850 ,die het
Nederlanderschap regelde tot stand.
Maar nu is daarvoor de wet van 12 Dec.
1892 in de plaats gekomen, die ook reeds
weer gewijzigd is in 1910.
Die wet bepaalt, dat men Neder
lander is door geboorte, uit ouders, waar
van de vader den staat van Nederlander
bezit of indien het een natuurlijk kind
betreft, dat de moeder dien staat bezit.
Ook de kinderen van ingezetenen des
Rijks, terwijl vondelingen en verlaten
kinderen, tenzij blijkt, dat ze tot een
andere nationaliteit behooren, ook wor
den geacht Nederlanders te zijn. Zelfs bij
deze omschrijving kunnen zich nog
eigenaardige gevallen ten aanzien van
het burgerrecht voordoen. Maar daar
over hebben we het, als we ook die bur
gerrechten nader bezien.
Hierboven spraken we van de kinde
ren van ingezetenen. Een term aan de
wet ontleend, die ons ook zegt, wat dan
onder ingezetene verstaan moet worqlen.
Wie op de vergaderingen onzer kiesver
eenigingen de candidaatstelling voor
Kamer, Staten of Raad wel meemaakte,
heeft bijv. als eisch voor de canclidatuur
voor den gemeenteraad.wel hooren noe
men, dat de candidaat een bepaalden
tijd in de gemeente moest wonen, d.w.z.
van die gemeente ingezetene zijn moest.
Voldoet hij of zij aan dien eisch niet, dan
mag hij niet op de lijst voorkomen.
Evenzoo zegt nu de wet, dat iemand
ingezetene des Rijks is als hij 18 maan
den binnen het Rijk heeft gewoond.
Eerst dan is er dus sprake van uitoefe
ning van burgerschapsrechten. Eigenlijk
kon hier gesproken worden van inge
zetenen van den staat, omdat ook het
wonen in de kolonie als zoodanig mee
rekent.
Nu rest ons nog een bijzonder geval
van Nederlanderschap- te bezien. In
Hand. 22:28 lezen we, dat Paulus tot
den hoofdman kan zeggen 'n Romeinsch
burger geboren te zijn, waarop de hoofd
man vertelt dit burgerrecht voor een
groote som gelds verkregen te hebben.
Van dit laatste kan ook ten opzichte van
het Nederlanderschap gesproken, al kost
dit geen groote som. Na 31 Dec. 1920 be
draagt die som f 200 tot 1000, naar
draagkracht, vast te stellen naar den
stenbelasting.
aanslag in rijks- of de koloniale ïnkom-
Op verzoek kan men worden genatu
raliseerd. De laatste jaren zag men in de
Kamerverslagen vaak een groot aantal
van die aanvragen behandeld. Er moet
n.l. voor elk geval een speciale wet aan
genomen worden.
Meest kunnen al die aanvragen ineens
bij gelijkluidend wetsvoorstel behan
deld, soms nopen afwijkingen tot afzon
derlijke behandeling.
Een zeer bijzonder geval van naturali
satie was.dat van Prins Hendrik. Het
geschiedde, zooals de wet zegt, om rede
nen van staatsbelang.
Naturalisatie van het hoofd des gezins
geldt ook voor echtgenoote en kinderen.
We zouden 't nu nog kunnen hebben
over het verlies van het Nederlander
schap. Dat kan echter beter terloops ter
sprake kómen. Ons doel is immers eerst
ons schip en opvarenden te kennen en
dan hét léven aan boord gade te slaan.
Wie ons schip willens of onwillens ver
laat, gaat ook in onze artikelen over
boord.
'tTreft misschien goed, dat we een
volgenden keer over Indië iets moeten
schrijven, als wellicht juist Indië in ons
parlement der sprake zal komen.
Uit het Sociale Leven.
De Chr. Vakbeweging.
Naar aanleiding van het uittreden
uit het G.N-.V. van dén Bond van Chr.
Postambtenaren, schrijft het „Gra
fisch Orgaan", het blad van den Chr.
Typografenbond:
De Chr. postambtenaren, om het
maar kort te zeggen, hebben gemeend
het lidmaatschap van het C'N.V. te
moeten verbreken. Half December zon
den zij bericht in bij het Vakverbond,
dat zij per 1 Januari. 1925 bedankten
als lid. Het is nog een dag of 14 eerder
dan de Chr. onderwijzers voor een paar
jaar- kennis gaven van hun verbreking
der banden. Als wij het ons goed her-
innere'n kwam-Liet bericht van hen op
oudejaarsavond binnen
Inderdaad laat het reglement van
het CN.V. toe, dat men/ om op 1 Ja
nuari van eenig jaar vrij te zijn, op
31 December zijn bedanken instuurt.
Dat een vakbond het doet met zoo
korten opzegtermijn dient gelaakt en
het reglement van het Vakverbond ge
wijzigd.
Het optreden der Postambtenaren
wekt verwondering. Het is een heele
durf om de banden met heel de Chr.
sociale beweging te verbreken, juist
nu, in dezen tijd! Want dat moet het
gevolg zijn van de losmaking: geheel
op eigen beenen 9taan. Ook nu weer
worden „financieele bezwaren" als oor
zaak aangewezen. Het schijnt in som
mige ambtenaarsbonden toch sukkelen
te stojn met den wil der leden om zelfs
maar' een gering offer voor den Chr.
vakbond te brengen. De Unie van Chr.
Onderwijzers mankt zich ook los van
het C.N.V. uit „financieele overwegin
gen." Ter laatste algemeene vergade
ring van de Unie moesten de heeren
beraadslagen over de mogelijkheid om
een half procent van hun salaris als
contributie te „offeren". En het leden
tal liep flink achteruit. Wij juichen
daarom niet. Maar zulk een voorbeeld
moest de postambtenaren toch' af
schrikken. Wanneer men "de leden
leert, dat het om contributie te sparen
goed is om zich van het centraal-ver-
band los te maken, waarom zullen de
leden de les dan niet toepassen en zeg
gen: om contributie te sparen mag je
wel den vakbond in den steek laten,
want. ze doen het zélf?
Opvoeding doet óók wat, heeren.
POLITIEK EN SOCIAAL LEVEN.
De Katholieke pers neemt uit
„Sanct'a Maria" het volgende bisschop
«pelijk schrijven over:
„Nu de verkiezingen op handen zijn,
lachten wij het dienstig, nogmaals on
der de aandacht onzer geloovigen te
brengen de circulaire van den sen
Februari I9I8 van het Doorluchtig
(Episcopaat vdn Nederland over het
«houden der politiek buiten de katho
lieke sociale vereenigïngeïi. De circu
laire volgt hier in haar geheel: 1
„De Aartsbisschop en de Bisschop
pen van Nederland brengen bij: dezen
ter kennis van alle katholieke sociale
organisaties, dat het overeenkom
stig het meertnalen uitgedrukt ver-
(lajngen der Pausen hun ernstige
!en uitdrukkelijke wensch is', dat de
Sociale organisaties in het al'geméenl
!de zuiver politieke actie zullen houden
buiten hare sociale werkzaamheid. In
het bijzonder zullen zij zorg dragen^
Idat in en door de sociale organisaties
himmer over te stellen candidaten
(voor de vertegenwoordigende licha
men worde beraadslaagd, noch' in
welk verwijderd verband ook op
candidaat stellingen of op het verkie
zen van bepaalde candidaten eenige)
Invloed worde geoefend; dat in de
(katholieke kiesvereenigingen de leden
der sociale organisaties, maar als ka
tholieke staatsburgers, met allen me
dewerken tot bereiking vah het doel
dat de kiesvereenigingen zich hebben
gesteld; dat dé leden der sociale or
ganisaties aldaar niet er naar stre
ven 1 op welke wijze en met welke
middelen dan ook zelf zoogenaam
de standscandidaten te stellen, noch
iullen eischen, dat door anderen bij)
het stellen van candidaten met het
ledental der sociale organisaties wor
de rekening gehouden, maar, onder
leiding der politieke besturen zullen
.medewerken, die personen te bren
gen in de vertegenwoordigende licha
men, welke ongeacht tot welken
(stand zij' behooren den meesten
waarborg bieden, de door de katho
lieken aldaar te vervullen taak te zul
len volbrengen."
De katholieken zullen wel ten volle
overtuigd zijn, dat hunne Bisschoppen
niets anders beoogen dan het alge
meen welzijn, de katholieke zaak,
liefde en eenheid te bevorderen. D«
katholieke organisaties, die altijd be
reidwillig de leiding der Bisschoppen
hebben gevolgd, zullen eveneens be
reid worden gevonden om boven
staand ernstig maar welgemeend ver
maan van hun Kerkelijke Overheid
'te volgen én zorgvuldig alle politiek!
buiten haar werkzaamheid houden.
!Dat vragen we nogmaals met den
meesten aandrang.
Land- en Tuinbouw.
De Bloemententoonstelling te Heem
stede.
De Garden Club of America, de groote
organisatie van'de bloemenliefhebsters in
de Vereenigde. Staten, waartoe-de groote
meerderheid dér vooraanstaande vrouwen'
uit de hoogste standen behoóren, heeft tot.
„ambassador" op de tentoonstelling aan
gewezen Mrs. Francis King. Mrs, Francis
King is oolc buiten Amerika bekend om
hare werken op tuinbouwkundig gebied
Zij is o.a. de schrijfster van „The well
considered garden", waarin zij voorbeel
den voor goede toepassing van planten-
materiaal in den tuin ontleent aan de in
1910 te Haarlem gehouden tentoonstelling.
De Horticural Society of New York
heeft als gedelegeerde ter tentoonstelling
aangewezen den heer Jóhn Scheepers, die
ook de Society of American Florists zal
vertegenwoordigen.
Het voornaamste tuinbouwKandelsblad
„The Florists' Exchange", zendt zijn di
recteur-Hoofdredacteur, den heer. A. de
la Mare.
Bemesting van onze vrnchtboomen.
Bij elke boerenwoning vindt men een
aantal vruchtboomen, die tezamen het
zoogenaamde „hof" vormen. Dikwijls i#
de grond onder de boomen met gras
begroeid. Zijn de boomen nog jong, dan
wordt de grond meestal voor cultuur van
groenten of vroege aardappelen bestem^
Zoodra echter de boomen grooter wor
den en daarmee veel schaduw werpen, ge
lukt die teelt niet meer. De groenten en
aardappels groeien dan te spichtig op
en de uitkomsten stellen teleur. De tijd
is dan gekomen om den grond groen te
laten liggen. Doorgaans zaait men dan
wat gras- en klaverzaden in en laat daar
mede de zaak aan haar lot over. Men laat
er eerst een paaf lammetjes of een "kalfje
grazen, moeder de vrouw legt er haar
linnengoed te bleek of het wordt een
speelplaats voor de kinderen, die een
groot deel van hun vrije uren er door
brengen.
Zoolang de grond „zwart" gehouden
werd en voor tuinproducten bestemd werd
dacht men ook aan geregelde bemesting.
Meestal werd de tuin ruim van stalmest
en beer voorzien. De groenten hadden
die bemesting noodig en de boomen prc«
fiteerden er meteen van. Ze groeiden goed
en maakten van jaar tot jaar flinke scheu
ten, weldra met vruchthout bekroond.
Niet lang daarna kónden de eerste vruch
ten geplukt worden. Onder deze gun
stige omstandigheden en bij de enkele
zorgen, die aan de boomen besteed wer
dén, viel de kwaliteit der vruchten waar
lijk niet -tegen. Ze waren goed uitge
groeid, flink van kleur en in het bezit
van het noodige aroma.
Dit alles verandert, als Het gras 'den
grond bedekt. Dit gaat met de boomen
concurreeren in het ophalen van voedr
sel. De eerste' jaren gaat hét nog. In
den grond zit nog iets van den ouden
voorraad, toen er overvloedig bemest werd
Maar nu houdt de bemesting op en wel
dra ondervinden de boomen daarvan de
nadeelige gevolgen. Ze toonen dit door
het vormen van minder krachtige scheu
ten, terwijl de vruchtzetting benadeeld
wordt en de kwaliteit der vruchten terug
loopt. Ook wordt aan de boomen niet
meer de noodige zorg besteed, men laat
roosjes zorgen. Alleen in 't voorjaar, als
de boomen bloeien in den herfst, wan
neer de oogsttijd aangebroken is^ dee-_
len de vruchtboomen in de belangstelling
van de oude leden van het huisgezin,
De jongeren hébben reeds van het b?gii
der vruchtzetting blijken van belangstel
ling 'gegeven. Lang voor het rijpen heb
ben ze het afgevallen fruit beprobeerd
of vén 'de hangende vruchten gesnoept.
't Is wel jammer, dat de vruchtboomen
langs dezen weg .ïoo'n stiefmoe&erbj .'g
behandeling ontvangen en ongerechtvaar
digd is de klacht, dat de boomen ioo
slecht geven. Hoe zullen ze dat,, als ze
óp hun tijd ook niet ontvangen, als ze
niet bemest worden? Er is meer aan
de boomen te doen dan enkel te bemes
ten; maar toch mag deze in de eerste
plaats niet vergeten worden.
Welke stoffen men ïan most aanwen
den? Stalmest komt vooral in aanmer
king. Deze toch' wordt 'nog op alle boer-
derijen verkregen. Eén koe is meestal
nog aanwezig. Maar daarnaast hebben-
we ook de paarden en varkens; terv.rl
er steeds een flinke toom kippen op d:
werf rondwandelt. Deze prqduceeren ii
hun nachtverblijf ook een flinke hoeveel
heid-mest, die in het „hof" een geschikte
plaats kan vinden. Meststoffen ia over
vloed. Al deze meststoffen geven het voet-
deel, dat ze naast plantenvoedsel, aan
leiding geven tot humusvorming en ook
deze mogen we niet over het hoofd- zizn.
De humus houdt den bodem luchtig en
vochtig, van beteekenis voor de - wortel-
vorming en de watervoorziening. We moe-*
ten niet Vergeten, dat de groote boomsn
met hun Vele bladeren overvloedig ver
dampen, hierin krachtig gesteund door het
gras, dat onder de boomen groeit. En
lucht is ook voor onze boomwortels nóó-
dig. Nu komt de bemesting niet heele-
maal de boomen ten goede. Het. gras
profiteert er ook niet weinig van. Maar
dat gaat nu eenmaal niet anders. Wie de
boomen van voedsel voorziet, moet'begrij
pen, dat het gras mede bij de welvoor
ziene tafel aanschikt. Sommigen willen
door bemesting èn van de boomen èn
van het j^ras volledige oogstén trekken.
Dit loopt echter niet los. Het gras wordt
benadeeld door de boomen, ook door de
schaduw, en de boomen lijden schade van
het gras. Niemand kan uit één varken
twee volle ruggen snijden, 't blijven-steeds
twee halve. Zoo ook hier. Maar bij goede
bemesting gaat het toch uit den boom
gaard twee dikke helften te halen: een
flinke hoeveelheid gras en tevens een
ruim bevredigenden oogst van goede
vruchten.
Bovendien kan men een deel der be
mesting 200 aanbrengen, dat déze spe
ciaal de boomen ten goede komt en wel
op do volgende manier.
De fijnere wortels met de daarop aan-
werige wortelharen vindt men aan de bui
tenzijde van den boom op de hoógfé van
de verst verwijderde takken. Wel te be
grijpen ongeveer loodrecht daaronder. Op
die plaats nu graaft men een greppel
rondom den boom, vult deze met stal
mest, trapt deze iets aan en dekt de plaats
weer toe met aarde- terwijl de. overblijven
de grond regelmatig wordt uitgestrooid.
Bij het graven van den greppel "zal men
wel een deel van de fijnere wortels afste
ken; maar geen zorg, er blijven ge neeg
over en de afgestoken deelen zullen op
nieuw worteltjes vormen in de vruchtbare
greppel, waar ze ruimschoots van het aan
wezige voedsel profiteeren. Dat is ér reeds
één manier.
Maar we Kebb'en nóg een andere me
thode. In plaats van een greppel, kunnen
we op dezelfde hoogte ook een aantal ga
ten makfn, van zoo'n 3 a4 ctecimeter
diepte en deze van mest voorzien. We
steken hierbij minder wortels dóór.
Inplaats van stalmest kunnen we ook
andere stoffen nemen. Bij vele burgerhui
zen ontbreekt een'hofje niet. .Deze be
schikken niet over stalmestmaar wel
over afvalstoffen, die met de beer tot
een geschikte composthoop verwerkt kan
worden. Stalmest bevat alle voedingsstof
fen, die een boom noodig heeft, al is 'het
nu juist niet de meest gewenschte verhou
ding. Kompost beantwoordt dikwijls beter
aan de eischen, die de boomen stellen.
Boomen vragen veel kali en kalk, daar
naast fosforzuur en stikstof. In de haard-
asch', vooral als deze van hout of turf
afkomstig is, zit veel kali en kalk'; terwijl
de beer rijk aan fosforzuur en stikstof is.
We mogen compost dus een geschikte
mestspecie voor de vruchtboomen achten.
Waar men enkel -beer gebruikt, die arm
aan kali is, zal men bijzonder op kali-
arme gronden goed doen, deze met
patent-kali aan te vullen. Ruwe kalizouten
zooals kainiet en kalibemestingzout
zullen we niet aanbevelen, daar het chloor
voor de boomen niét gewenscht 'is.
De natuurlijke meststoffen kunnen ni-t
alleen met kunstmest aangevuld worden
maar de laatste kunnen de eerste ook
geheel vervangen.
Voor het geven van fosforzuur lean men
gebruik maken van Thomasslakkenmeel,
dat tevens kalk bevat, of ook beendermeel
Strooit men superfosfaat uit, dan kan men
deze door een kallcbemesting in den voor-
gaanden herfst laten voorafgaan. Zoo mo
gelijk vermengt men deze meststoffen iets
met den grond. Dit gaat natx'iirlijk heel
moeilijk, als er gras onder dé boomen
groeit. Voor stikstof kan men van Chili-
salpeter of Norge gebruik maken. De
laatste meststof bevat tevens kalk, waar
van onze boomen zooveel houden.
De juiste hoeveelheden laten zich moei
lijk aangeven. Per boom van eenigen om
vang kan men geven 2 a 3 K.G. super
fosfaat of slakkenmeel, een even groote
hoeveelheid patentkali, beide in den herfst
of zeer vroeg in het voorjaar aan te wen
den, gevolgd door 1 K.G. Chili of Norge
in de Maand'April. De kalkbemesting om
de 4 tot 6 jaar en dan 8 a 10 K.G. Manx
men beschouwe deze hoeveelheid nu niet
als recept.
Nog iets over de bijzondere werking van
de meststoffen. Fosforzuur is bevorderlijk
voor de vorming van bloem cn vrucht,
geeft vast vleesch, dat duurzaam is met
veel aroma. Kali geeft krachtig hout, kleur
en smaak aan de vrucht, Kalk verhoogt
het suikergehalte, geeft vast hout, dat-
goed uitrijpt. Ook brengt het den bodem
in foeden structuurtoestand. Stikstof'geeft
groote, donkergr»en.e