ZATERDAG 24 JANUARI 1925 Nieuwe Leidsche Courant. TV EEDE BLAD. ff Uit de Schriften. Wetende, dat gij niet door ver gankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uwe ijdele wan deling, die u van de vaderen overgeleverd k. Maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een on- bestraffelijk en onbevlekt Lam. I Petr. i18, 19. De heilige apostel dringt er op aan dat er bij geloovigen een goede weten schap zij van de groote weldaad der verlossing. Weet het dat gij verlost zijtl En dat woord van verlossing is zoo heerlijk voor allen die door geva ren zich bedreigd zien, en door ellende zich omringd weten. Verlossing, het is een woord van ver troosting voor allen die zuchten uit de diepte, die door bittere vijanden ver volgd worden. Het is zoo blijde bood schap dan te hooren: gij zijt verlost! Geldt dit reeds ten opzichte van be nauwdheid en ellende in dit aardsche leven, hoe veel te meer wanneer er, zooals hier in dit Schriftwoord, sprake is van geestelijke benauwenis en hel- sche machten. Aardsche vijanden kunnen het ons zoo bang maken, dat wij smachtend naar een redder en verlosser uitzien, maar geestelijke machten kunnen ons benauwen dat wij bidden en smeeken om hulpe en uitkomst. Als daar een ziele is die zucht onder den vloek der wet, die wegkwijnt on der den toorn Gods, die siddert bij den aanblik der helsche macht, dan is de prediking der verlossing, die daar is in Christus Jezus' onzen Heere en Hei land, zoo blij evangelie en zoo zalige boodschap. Dat evangelie brengt dan de hemelsche vertroosting. Zoo spreekt de apostel hier van het verlost zijn „uit de ijdele omwande ling die van de vaderen is overgele verd." Van de vaderen was overgele verd een „ijdele wandeling" van gebod op gebod, een ijdel wandelen naar ge boden die slechts menscheninstellin- gen waren. Maar van de vaderen was óók over geleverd de ijdele wandeling in zonde en ongerechtigheid. Daar is een in zon de ontvangen en geboren worden. Daar is een voortleven in de zonde der ou ders. Daar is bij de kinderen een doen van de zonde der vaderen. En van die ijdele wandeling heeft Gods genade verlost Zijn volk, dat Hij verkoor. Van die ijdele wandeling zijt gij ver lost niet door vergankelijke dingen, niet door zilver of goud, maar door het dierbare bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam. In vergankelijke dingen, in zilver en goud, heeft nooit eenige kracht gele gen om te redden uit de macht van Satan, om te verlossen van den toorn Gods. Bij al die vergankelijke dingen 'roept de Heiland u toe: wat baat het een mensch, al gewint hij de geheele i wereld, maar lijdt de schade zijner ziele! Wat zal een mensch geven tot los sing zijner ziel? Zij is kostelijk, en zij zal in eeuwigheid niet ophouden. Niet in den gouden tempel van den machti gen Mammon, maar alleen bij het kruis van Golgotha is redding en ver lossing te zoeken en te vinden. Bij dat kruis vloeide het dierbare bloed van den Borg en Goël. En door dat dierbare bloed is be taald, volkomen betaald, tot den laat- sten penning, de algeheele losprijs. Daar is uitgeroepen: het is volbracht en mag gejuicht worden: de schuld uws volks is uit het boek gedaan, en gij ziet geen van hunne zonden aan. Daar is een eeuwige verlossing teweeg gebracht. Daarom is dat bloed van den Hei land dierbaar. Dierbaar voor allen die de verlossende kracht er van onder vonden he^^n. Dat bloed Is het hoog ste en kosteJj^ste. Wat al- het goud en zilver v/ereld niet vermag, wat zelfs bij aï de schatten der wereld ten eenenmale onmogelijk is, het is mogelijk en het geschiedt door het bloed van Christus Jezus, dat reinigt alle zonden. Waarlijk, de apostel mag wel schrij ven: gij zijt duur gekocht. Want ter verlossing van doemschuldige zonda ren is de allerhoogste prijs betaald. En als wij klagen over „duur" dan mag voor alle dingen wel bedacht worden hoe duur wij zeiven geweest zijn toen voor ons de losprijs betaald werd om ons vrij te koopen van de ijdele wandeling die ons van de vade ren is overgeleverd. Christus Jezus, die zijn dierbaar bloed gaf om een eeuwige verlossing teweeg te brengen, is het Lam dat de zonde der wereld wegneemt omdat Hij is het onbestraffelijke en onbevlekte Lam. Hij heeft nooit zonde gekend of ge daan. Hij is de Volmaakte, de vlek keloos Heilige. En daarom wordt hier van Hem gesproken als van het on bestraffelijk en onbevlekt Lam. Hoe kostelijk, hoe dierbaar is dan niet Zijn bloed dat vloeide up het outer van Gods gerechtigheid. Hoe dierbaar mag dat bloed voor onze ziele zijn. Nooit genoeg kunnen Wij het ons in denken dat wij duur zijn gekocht Maar als uw oog daarvoor open is, als gij het weet en verstaat dat zoo durq prijs voor uwe lossing is betaald geworden, en als gij die heerlijke waarheid u zeiven moogt toeClgenen, en vertrouwen dat het dierbare bloed niet alleen voor anderen, maar ook voor u gevloeid heeft, dan mag één ding niet worden vergeten. Dit. dat wij gedurende den tijd on zer inwoning in vreeze hebben te wan delen. Reeds een aardsche schat die kostbaar is, wordt zorgvuldig bewaard. Daar wijden wij onze aandacht aan. en hebben we bemoeienis mede. Maar als gij het weet' dat gij tot zoo duren prijs, tot den prijs van het dierbare bloed gekocht zijt, dan* hebt gij u zei ven zorgvuldig te bewardh in het mid den van deze wereld. Zoo wandelt in vreeze den tijd uwer inwoning, is de vermaning die tege lijkertijd met de blijde boodschap des heils van het dierbare bloed gebracht wordt. Den tijd uwer inwoning in het aardsche lichaam op deze v/ereld. In vreeze, niet in angst en bange vreeze. maar in de vreeze des Heeren, voor Zijn heilig aangezicht,. Wetende dat gij verlost zijt door het dierbare bloed van het onbevlekt en onbestraffelijk Lam wordt gij geroepen te wandelen in den weg die goed is voor het oog des Heeren, en te doen wat uw God welbehagelijk is. DE ROEP DER ZENDING. Of men schouwt in 't oost of westen, Zich naar 't zuid of 't noorden wendt, Ziet men duistre vvereldvlekken. Waar men Jezus' Naam niet kent. Smeekend strekt men daar de handen Naar den geest, die niet bestaat; Naar een hout, dat stom blijft staren;, Zonder hulp verk'omm'ren laat. Elke stond ziet menschen zinken In het eindelooze graf, Wien de heem'len zijn gesloten, Wien de dood beidt als een straf. Ja ef vallen, die zich 'keerden Van het hun gewezen pad, I Maar hoevelen hoorden nimmer .Van dén Tijken hemelsch^t. j Gaat dan Eenen, leert de v.olk'en; Zegt hun, dat de Heiland leeft, Die van eeuw'gen dood zal redden, Wie zich ^kinderlijk Hem geeft, 't Woord is tot Zijn Kerk gesproken; Volgen is Zijn streng gebod, Zoo Gods kind'ren het verzaken, Dreigt het oordeel van hun God. Geeft uw leven, kloeke mannen, Kloeke vrouwen aan den HeerI Geeft uw schatten, geeft uw krachten Tot verbeiding van Zijn eer. Alles wat gij1 mocht genieten Daalt van uwen Vader neer; Laat Zijn, zegen u' verkwikken, Stralen opwaarts altijd weerl Elke Christen zij apostel, Prediker in stad en land; Godsgezant in de gezinnen, Zegen voor het heidenland. Sterkt de mannen, die God dienen, Waar de nacht drukt op deez' aard, Met uw beden en uw zegen: God is al uw rijkdom waard. J. P. VERGOUWEN. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Be roepen te Ouddorp (Z.-H.), N. C. Bakker te Benschop (Utr.). Aangenomen: Naar Kethel (bij Schiedam), cand. J. P. E. C. Eerhard te Den Haag. Naar Vollenhove (vac. H. W. te Winkel), C. Zeeman te Hasker- horne (Fr.). Bedankt: voor Wassenaar, P. C. de Bruijn te Aalsmeer. GEREI* KERK. Bedankt: Voor Meeden (Gr.), Rot te valle (Fr.), Laar (Graafschap Bentheim, Duitschland), Westzaan (N.-H.), West maas (Z.-PI.) en Raard (Fr.), cand. P. Bolt te Nunspeet. GEREF. GEMEENTEN. Beroepen: Te Moercapelle (Z.-H.), G. H. Kersten te Ierseke. Weer beroepbaar. Ds. J. L. van Grasstek, preclikanft- Ev-angelist te Edam, stelt zich weer be-® roepbaar in de Ned. Herv. Kerk. Ds. van Grasstek werd in 1907 voor ganger der Herv. Evangelisatie te Scha- gen en 9 Mei 1909 predikant te Ooster end op Texel. Wegens zijn benoeming tot predikant-Evangelist te Edam, op 1 April 1922 verkreeg hij emeritaat. Ds. R. J. Horstman f Naar „De Locomotief" medt, is in den ouderdom van 68 jaren overleden de heer R. J. Horstman, in leven predikant te Ds. Horstman heeft vroeger in betrek king gestaan tot de Geref. Kerken, doch later is dit verband verbroken. Prof. Lindeboom. Ds. H. H. Schoenmakers, een der cu ratoren aan de Theol. school, ontving dezer dagen in vefband met den Sosten verjaardag van Prof. Lindeboom het vol gende vers: Een Lindeboom van tachtig jaren Die bloesem gaf en geur en blaren, Heeft breeden stam en vollen kruin, En is een sieraad in Gods tuin. Ds. Jansen in Indië. Ds. H. Janssen, die als legerpredikant een reis. maakt'naar Indië, schrijft in „De Wekker" over zijn aankomst te Ba tavia o'.m. het volgende: De aankomst viel mee. Want ik' had mij ook van die aankomst geen voorstelling gemaakt. Hoogstens had ik verwacht, dat iemand namens de In dische Regeering ons zou verwelkomen wat ook geschied is, maar andere ver wachtingen had ik niet. Wie zou er verder in Batavia' notiti! van mij nemen. Ik behoorde niet tot de Ned. Hervormde en niet tot de Geref. Kerk en onze Kerk is in Indië op geen enkele wijze vertegenwoordigd, dus wie zou mij afhalen. En nu vond ik daar een afvaardiging van Pro Rege, een christelijke militairen- vereeniging, en een deputatie van den Kerkeraad der Geref. Kerk te Weltevre den, die bij monde van Ds. Rullman mij een hartelijk welkom toeriep en mij Gods zegen op mijn arbeid in Indië toewensch- te. Ik moet u zeggen, dat het mij een oogenblik overweldigde, en dat ik niet dadelijk de woorden had om te danken. Hier was de gemeenschap der heiliger, in haar vertroostende kracht en bezielen den invloed. Ik voelde mij niet meer alleen, maar er waren in dit groote land toch ook broe ders en zusters, die met mij datzelfde dierbare geloof deelachtig waren, en dat vervulde mij van stonde aan met moed en hope, dat er ook in dit land gebeden zou worden voor dezen arbeid. Ja, hier wordt gebeden, omdat men met groote dankbaarheid vervuld is, dat er toch eindelijk ook in deze richting eens iets gedaan worden zal, en het was mij dien eersten Zondagmorgen in de Kwi- tingkerk goed, toen Ds. Merkeljjn van Magelang den Heere dankte, dat Hij mij veilig geleid en getrouw bewaard had, zpodat ik behouden in Indië was aan gekomen. Het deed mij goed, toen hij den Heere ook voor mij vuriglijk bad, dat mijn zijn en arbeid hier een zegen voor Indië en vocJi onze Indische militairen mocht wezen. Godslasterlijk. Een lid vjin de Hem - Geref. Staatspar tij schreef aan de redactie van de Waar heidsvriend, het orgaan van den Gerei Bond, een schrijven, waarin o.m. het volgende voorkwam „Met den Gereformeerden Zendings- bond stond het ook niet zuiver. Ik weet niet, of u Gods geschiedenis kent, en verwaardigd wordt, daar telkens bij be» paald te worden. Maar de dood van dien eersten Zendeling, door uwen Bond uitgezonden, daar heeft de Heere zich mee verzoend, om uw schuld te beta len. De Gereformeerde Zendingsbond had schuld voor God, toen hij een nieuwen Zendingsbond -oprichtteen dat offer, die carste Zendeling, eischte de Heere om de schuld te betalen. Ik kan u nog veel meer dergelijke voorbeelden uit Gods ge schiedenis aantoonen. Nu heeft de Hee re Zich misschien met uwen Zendings bond verzoend; zoo doet de Heere, wees voortaan voorzichtig met uw partij en conciëntiezaakjeshet heeft met waai geloofswerk niets te maken". Menschen ,die zoo denken en schrijven merkt de „Waarheidsvriend" hierbij op, en sprqken, verraden, wie ze in den grend der zaak zijn. En onze Gereformeerde menschen zullen goed doen het te ont houden. Jaarboekje Gerei. Kerken. Bij de firma Oosterbaan en Le Cointre te Goes, verscheen dezer dagen het Jaar boek van de Geref. Kerken in Nederland" voor 1925, onder redactie van Ds. G. Doekes en Ds. J. C. Rullmann. Uit de met vjel zorg bewerkte statis tiek blijkt, dat het aantal Geref. Kerken met 4 vermeerderde en door ineensmei ting van Bolsward A. en B. en Maastricht A. en B. met 2 verminderde. Het aantal kerken bedraagt thans 728, waarvan 239 vacant zijn. Het aantal predikanten is gestegen van 552 tot 559, onder welke ook begrepen zijn de 23 rpissionaire predikanten in en buiten ons land. Het vermeerderde met 33, waarvan 12, die hun opleiding geno ten aan de Theol. School, 19 aan de Vrije Universiteit en 2 die op art. 8 werden toegelaten. Aan het Zoeklicht. Leiden, 24 Januari '25, Oolijke grappenmakers kan men soms toch aantreffen. Het bestuur van het N.V.V. heeft het initiatief genomen voor een huldi ging van Mr. Troelstra. Dat is begrij pelijk. 9 Maar 't maakt een ietwat eigenaar- digen indruk als daarbij gevoegd wordt, dat het huldeblijk van blijven de waarde moet zijn voor.. Troelstra, pardon, voor dearbeidersbeweging, j Dat is toch wel het toppunt. Men geeft den grooten leider dien men z.g. eeren wil niet eens de gele genheid zelf een bestemming te ge ven aan de bijeen te brengen gelden, maar beslist reeds bij voorbaat dat de heeren daarvan zelf moeten profitee red De bedoeling is toch te komen tot de stichting van een „Troelstra- oord" een rust- en vacantieoord voor de a r b e i d e r s 1 e id e rs. Goed beschouwd hebben we hier een poging om nogeens den naam van Mr. Troelstra te gebruiken om de kas van de „beweging" te vullen eo eigen be lang te dienen. Mooi bedacht, dat moet gezegd. En fijn gevoeld. Welk een hooge gedachte moet men wel hebben van zijn leider als men hem op een dergelijke manier durft be handelen. Ik zie wel kans van de socialisti sche beweging wat goeds te zeggen. Maar de opvoedende kracht is tot nu toe niet groot gebeleken. OBSERVATOR. Het aantfi predikanten verminderd^ met 25 (7 wegens overlijden, 2 die wcp den afgezet, 1 die op verzoek werd ont- slagen, terwijl 15 predikanten emeritaat 1 verkregen). Bovendien overleden nog 5 1 emeriti-predikanten. 32 predikanten wer- 1 den in den dienst bevestigd, terwijl nog j 1 van emeritus dienstdoend werd. Het aantal leden der Gereformeerde Kerken bedraagt volgens het jaarboek 536.280, dat is 17.271 meer dan aan het einde van het vorige jaar. In het „Kerkelijk overzicht" over '24 bewerkt door Ds. Rullmann, worden ver meld eenige verschijnselen in het ker kelijk' leven, welke bijzonder de aandacht hebben getrokken. Ten slotte volgen nog de „In Meraori- ams" van de in 1924 overleden predikan ten; hunne portretten zijn op een afzonder lijk blad ingevoegd. Keus genoeg. In de „Geref. Kerkbode voor Noord- Brabant en Limburg" deelt Ös. G. J. Pon tier van Heerlen het volgende mede: „Blijkens een pas gegeven opgave be«« vonden zich onder de 36.135 inwoners van Heerlen op 31 Dec. 1923, de volgend- godsdienstige groepen en groepjes. R. K. kerkgenootschap 2S.30S, Ned. Herv. Kerkgenootschap 4.622, Geref. Ker ken (ten deele van Heerlen en ten deele van Treebeek) 663. Evang. Luth. Kerk genootschap 137. Ned. Israël. Kerkge nootschap 58, Oud-Roomsche K. 1, Waal- sche Herv. Kerk 14, Doopsgezinde Ge meente 45, Remonstr. Broederschap 21, Gem. der Anglic. Episcopale Kerk 2, A- postol. Gemeente 17, Gem. der Hersteld. Apostol. Zendingskerk 137, Russisch-Kc tholieke K. 1, Duitsch Evang. Gemeente 14, C-em. van Geref. Christenen 1, Pink stergemeente 4, Ned. Ver. van Zevende- dags-Adventisten 6, Vrije Geref. Gemeen te 4, Chr. Evang. Gem. 1, Vrije Evang. Gem. li, Evang. Gem. 470, Chr. Gere! Kerk 37, Zendingsgem. in de eenheid der Apostelen 2, Oud Geref. Gemeente 3, Le ger des Heils 7, Dissident 5, niet behoo- rend tot eenig kerkgenootschap 479. Dus zelfs nog 5 sccrten Gereformeer den. 360c0 menschen in 27. groepen vei- deeld." FEUILLETON. In 's levens branding (Uit het Engelsch)). 20) Duitschen meester. Hoe dacht zij hier- den misschien beter vertolkt door een duitschen meester. Hoe dacht zij hier over? Hij had echter tot zijn spijt-bij na alles vergeten, wat hij geleerd had. Het was vreeselijk jammer, dat jon gens zoo dikwijls jaren verknoeiden met moeilijke studies, die in hun later leven niet de minste waarde voor hen (hadden. Maar, men kon ook vooruit ni.et weten, wat de toekomst van een jongen zijn zou, of hoe omstandighe den hem dikwijls in een geheel onver- 1 wacht spoor konden brengen. Zoo sprak hij voort met een innemen de vrijheid en openhartigheid, en ten laatste voelde Floss, dat hij haar wei nig qf niets had verteld van hetgeen Êij het liefst wilde weten. De namiddag thee werd binnengebracht en nogsteeds was de dokter niet thuisgekomen. O. het was verrukkelijk tegenover dit bruin-oogig meisje te zitten en h. t spel harer gelaatstrekken gade te slaan, en te luisteren naar haar melodieuse stem on het licht *te zien spelen in haar rijkdom van glanzend haar. Zij scheen >em oneindig schooner, dan toen hij aar de eerste maal zag. Er was een '.ralender licht in haar oogen, een war er gloed op haar wangen, een liefe- ker glimlach op haar lippen. Hij treu- id met zijn theeê zooals een gierig aard zqu doen met het tellen van zijn geld. Hij wist, dat zulk een oogenblik misschien niet, en, naar alle waar schijnlijkheid, nooit zou terugkee- ren. Het mocht volkomen waar zijn, dat hij de dwaze mug was, die zijn vleugels aan de kaars zengde, maar hij kon er niets aan doen. Hij was in die stemming, waarin smart zaligheid is, en waarin, helaas, ook, al zijn za ligheid smart was. Dit mooie meisje, met haar lieve bruine oogen, was niet voor hem. Dit feit drong zich aan hem op met een gevoel van nameloos lijden. Hij kon haar slechts op een afstand aanbid- dep ,haar in stilte liefhebben, en toe zien hoe zij luchthartig het lot tege moet trad, dat erger was dan de dood. Hij zette deze gedachten van zich af, zoo manhaftig en zoo dikwijls als hij slechts kon. Waarom den zomer bederven door aan den winter te den ken? Waarom den honing in de bloem kelk te weigeren, omdat hij wist, dat een worm knaagde aan den wortel? Zij pijnigde haar mooi hoofdje, hoe zij het best een verderen aanval op üouw zou zetten. Haar vrouwelijke nieuwsgierigheid was nog niet bevre digd. Hoe kwam het, dat deze knappe, goed opgevoede man, klerk was in een drukke, vuile, fabrieksstad als Deeping? School er achter dit alles, zooals de dokter zoo dikwijls geop perd had iets, dat het daglicht niet kon verdragen? Neen, zij kon het niet gelooven. Hij mocht dan geen heilige zijn hij gaf zich daar ook niet voor uit maar, dat hij iets gedaan zou hebben, zóó slecht, dat er niet over gesproken kon worden, dat kon en wilde zij niet van hem gelooven. „Wat bracht u naar Deeping, mijn heer Wyburn?" Zij schonk hem nog een kopje thee in, en keek niet op. Het was zulk een onschuldig klein vraagje, zooals alleen mooie vrouwen vragen kunnen. Hij zag een oogenblik naar haar, toen hief zij haar gelaat op en hun oogen ontmoetten elkander. Hij kon niet nalaten tegen haar te glimlachen, en zij glimlachte terug. Hij nam de vraag niet kwalijk, ook deed hij zijn best niet haar te ontwijken, hij ant woordde dus, terwijl hij haar nog steeds glimlachend aanzag. „De hoop, daar mijn eigen brood te kunnen verdienen, juffrouw Gres ham." „Maar u zoudt toch met uw opvoe ding...," toen aarzelde zij en bloosde. Hij kwam haar onmiddellijk te hulp. „Ongelukkiglijk", zeide hij' ernstig, „heeft in den moeilijken strijd om het bestaan enkel opvoeding, zooala men het noemt, al heel weinig waarde." „Dat meent u toch niet?" „Ik zeide enkel opvoeding. Ik be doel daarmede die opvoeding, die niet de opleiding tot een bepaald beroep of vak of handwerk ten doel had. Tot mijn spijt ken ik geen enkel handwerk en ik heb geen opleiding genoten voor eenig beroep." „Maar uw kennis van muziek?" „Muziek is maar een stokpaardje". zeide hij, met een lach. „Ten minste dit placht het te zijn. Mijn stokpaardje is nu, nieuwtjes en kleine berichten voor couranten te verzamelen." „Waarlijk?" „Ja ziet u, men verdient er een klei nigheid mede. Daarenboven, oefen ik mij dan meteen in het stellen ,en mis schien komt mij dat later nog wel eens te pas. Men moet altijd een oogje op de toekomst houden, nietwaar." „Ja, natuurlijk. Maar ik zou gemeend hebben, dat indien uw ouders, zooveel geld aan uw opvoeding besteed heb ben, zij eenig bepaald doel aan uw stu die hadden moeten geven ik bedoel, dat zij u voor de een of andere be trekking hadden moeten doen oplei den." Zij voej.de, dat het een gewaagd iets was om te zeggen, maar zij had zich schrap gezet voor haar taak en was besloten haar ten uitvoer te brengen. Hij zou haar zoo gemakkelijk om den tuin hebben kunnen leiden, als hij dit gewild had; maar hij was niet in een stemming om haar iets te wei geren. Hij was van natuur nooit ge neigd over zich zelf te spreken, maar daar zij het wenschte te weten, zou hii het haar vertellen; alles wat haar ge noegen zou kunnen geven, zou hem tot vreugde zijn. „Het was de wensch' mijner ouders, dat ik predikant zou worden", zeide hij, „en te dien einde ging ik naar Cambridge. Het was een groote ver gissing van hun kant. Zij handelden zonder twijfel voor mijn bestwil, maar ik kon onmogelijk1 worden, wat zij wenschten." „En waarom niet, mijnheer Wy burn? Het is toch de mooiste van alle betrekkingen." „En juist om die reden kon ik haar niet aanvaarden." „Kon u niet?" „Neen ,ik voelde geen roeping. Daar enboven, ik was er niet goed genoeg voor." Zij zag hem zwijgend aan, met haar handen om haar knie gevouwen. Zij begreep hem niet en bijna voor de eerste maal, begon zij eenigen ach terdocht jegens hem te koesteren. „Uit een wereldsch oogpunt be schouwd zou het een goed ding zijn geweest, als ik door had kunnen stu- deeren"' vervolgde hij, „want er was een mooie predikantsplaats in Bucks, die voor mij werd opengehouden. Wat dat echter betreft, er staat nu geloof ik een bovenste beste predikant. En ik ben waar ik verdien te zijn, ver moed ik." Zij merkte dadelijk de verandering in zijn stem op, toen hij het laatste dozijn woorden uitsprak, maar zij kon niet begrijpen, wat er de reden van was. Zij had haar antwoord ontvangen, maar zij was er volstrekt niet mee te vreden. Hij was heel openhartig jegens haar geweest, en toch scheen het haar toe, alsof alles van belang ongezegd was gebleven. Het was nog een ge heim, en die geheimzinnigheid maakte haar achterdochtig. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5