ZATERDAG 24 JANUARI 1925
Nieuwe Leidsche Courant.
TV EEDE BLAD.
ff Uit de Schriften.
Wetende, dat gij niet door ver
gankelijke dingen, zilver of goud,
verlost zijt uit uwe ijdele wan
deling, die u van de vaderen
overgeleverd k.
Maar door het dierbaar bloed
van Christus, als van een on-
bestraffelijk en onbevlekt Lam.
I Petr. i18, 19.
De heilige apostel dringt er op aan
dat er bij geloovigen een goede weten
schap zij van de groote weldaad der
verlossing. Weet het dat gij verlost
zijtl En dat woord van verlossing is
zoo heerlijk voor allen die door geva
ren zich bedreigd zien, en door ellende
zich omringd weten.
Verlossing, het is een woord van ver
troosting voor allen die zuchten uit de
diepte, die door bittere vijanden ver
volgd worden. Het is zoo blijde bood
schap dan te hooren: gij zijt verlost!
Geldt dit reeds ten opzichte van be
nauwdheid en ellende in dit aardsche
leven, hoe veel te meer wanneer er,
zooals hier in dit Schriftwoord, sprake
is van geestelijke benauwenis en hel-
sche machten.
Aardsche vijanden kunnen het ons
zoo bang maken, dat wij smachtend
naar een redder en verlosser uitzien,
maar geestelijke machten kunnen ons
benauwen dat wij bidden en smeeken
om hulpe en uitkomst.
Als daar een ziele is die zucht onder
den vloek der wet, die wegkwijnt on
der den toorn Gods, die siddert bij den
aanblik der helsche macht, dan is de
prediking der verlossing, die daar is
in Christus Jezus' onzen Heere en Hei
land, zoo blij evangelie en zoo zalige
boodschap. Dat evangelie brengt dan
de hemelsche vertroosting.
Zoo spreekt de apostel hier van het
verlost zijn „uit de ijdele omwande
ling die van de vaderen is overgele
verd." Van de vaderen was overgele
verd een „ijdele wandeling" van gebod
op gebod, een ijdel wandelen naar ge
boden die slechts menscheninstellin-
gen waren.
Maar van de vaderen was óók over
geleverd de ijdele wandeling in zonde
en ongerechtigheid. Daar is een in zon
de ontvangen en geboren worden. Daar
is een voortleven in de zonde der ou
ders. Daar is bij de kinderen een doen
van de zonde der vaderen.
En van die ijdele wandeling heeft
Gods genade verlost Zijn volk, dat Hij
verkoor.
Van die ijdele wandeling zijt gij ver
lost niet door vergankelijke dingen,
niet door zilver of goud, maar door
het dierbare bloed van Christus, als
van een onbestraffelijk en onbevlekt
Lam.
In vergankelijke dingen, in zilver en
goud, heeft nooit eenige kracht gele
gen om te redden uit de macht van
Satan, om te verlossen van den toorn
Gods. Bij al die vergankelijke dingen
'roept de Heiland u toe: wat baat het
een mensch, al gewint hij de geheele
i wereld, maar lijdt de schade zijner
ziele!
Wat zal een mensch geven tot los
sing zijner ziel? Zij is kostelijk, en zij
zal in eeuwigheid niet ophouden. Niet
in den gouden tempel van den machti
gen Mammon, maar alleen bij het
kruis van Golgotha is redding en ver
lossing te zoeken en te vinden. Bij dat
kruis vloeide het dierbare bloed van
den Borg en Goël.
En door dat dierbare bloed is be
taald, volkomen betaald, tot den laat-
sten penning, de algeheele losprijs.
Daar is uitgeroepen: het is volbracht
en mag gejuicht worden: de schuld
uws volks is uit het boek gedaan, en
gij ziet geen van hunne zonden aan.
Daar is een eeuwige verlossing teweeg
gebracht.
Daarom is dat bloed van den Hei
land dierbaar. Dierbaar voor allen die
de verlossende kracht er van onder
vonden he^^n. Dat bloed Is het hoog
ste en kosteJj^ste. Wat al- het goud
en zilver v/ereld niet vermag, wat
zelfs bij aï de schatten der wereld
ten eenenmale onmogelijk is, het is
mogelijk en het geschiedt door het
bloed van Christus Jezus, dat reinigt
alle zonden.
Waarlijk, de apostel mag wel schrij
ven: gij zijt duur gekocht. Want ter
verlossing van doemschuldige zonda
ren is de allerhoogste prijs betaald.
En als wij klagen over „duur" dan
mag voor alle dingen wel bedacht
worden hoe duur wij zeiven geweest
zijn toen voor ons de losprijs betaald
werd om ons vrij te koopen van de
ijdele wandeling die ons van de vade
ren is overgeleverd.
Christus Jezus, die zijn dierbaar
bloed gaf om een eeuwige verlossing
teweeg te brengen, is het Lam dat de
zonde der wereld wegneemt omdat Hij
is het onbestraffelijke en onbevlekte
Lam.
Hij heeft nooit zonde gekend of ge
daan. Hij is de Volmaakte, de vlek
keloos Heilige. En daarom wordt hier
van Hem gesproken als van het on
bestraffelijk en onbevlekt Lam.
Hoe kostelijk, hoe dierbaar is dan
niet Zijn bloed dat vloeide up het outer
van Gods gerechtigheid. Hoe dierbaar
mag dat bloed voor onze ziele zijn.
Nooit genoeg kunnen Wij het ons in
denken dat wij duur zijn gekocht
Maar als uw oog daarvoor open is,
als gij het weet en verstaat dat zoo
durq prijs voor uwe lossing is betaald
geworden, en als gij die heerlijke
waarheid u zeiven moogt toeClgenen,
en vertrouwen dat het dierbare bloed
niet alleen voor anderen, maar ook
voor u gevloeid heeft, dan mag één
ding niet worden vergeten.
Dit. dat wij gedurende den tijd on
zer inwoning in vreeze hebben te wan
delen. Reeds een aardsche schat die
kostbaar is, wordt zorgvuldig bewaard.
Daar wijden wij onze aandacht aan.
en hebben we bemoeienis mede. Maar
als gij het weet' dat gij tot zoo duren
prijs, tot den prijs van het dierbare
bloed gekocht zijt, dan* hebt gij u zei
ven zorgvuldig te bewardh in het mid
den van deze wereld.
Zoo wandelt in vreeze den tijd uwer
inwoning, is de vermaning die tege
lijkertijd met de blijde boodschap des
heils van het dierbare bloed gebracht
wordt. Den tijd uwer inwoning in het
aardsche lichaam op deze v/ereld. In
vreeze, niet in angst en bange vreeze.
maar in de vreeze des Heeren, voor
Zijn heilig aangezicht,.
Wetende dat gij verlost zijt door het
dierbare bloed van het onbevlekt en
onbestraffelijk Lam wordt gij geroepen
te wandelen in den weg die goed is
voor het oog des Heeren, en te doen
wat uw God welbehagelijk is.
DE ROEP DER ZENDING.
Of men schouwt in 't oost of westen,
Zich naar 't zuid of 't noorden wendt,
Ziet men duistre vvereldvlekken.
Waar men Jezus' Naam niet kent.
Smeekend strekt men daar de handen
Naar den geest, die niet bestaat;
Naar een hout, dat stom blijft staren;,
Zonder hulp verk'omm'ren laat.
Elke stond ziet menschen zinken
In het eindelooze graf,
Wien de heem'len zijn gesloten,
Wien de dood beidt als een straf.
Ja ef vallen, die zich 'keerden
Van het hun gewezen pad, I
Maar hoevelen hoorden nimmer
.Van dén Tijken hemelsch^t. j
Gaat dan Eenen, leert de v.olk'en;
Zegt hun, dat de Heiland leeft,
Die van eeuw'gen dood zal redden,
Wie zich ^kinderlijk Hem geeft,
't Woord is tot Zijn Kerk gesproken;
Volgen is Zijn streng gebod,
Zoo Gods kind'ren het verzaken,
Dreigt het oordeel van hun God.
Geeft uw leven, kloeke mannen,
Kloeke vrouwen aan den HeerI
Geeft uw schatten, geeft uw krachten
Tot verbeiding van Zijn eer.
Alles wat gij1 mocht genieten
Daalt van uwen Vader neer;
Laat Zijn, zegen u' verkwikken,
Stralen opwaarts altijd weerl
Elke Christen zij apostel,
Prediker in stad en land;
Godsgezant in de gezinnen,
Zegen voor het heidenland.
Sterkt de mannen, die God dienen,
Waar de nacht drukt op deez' aard,
Met uw beden en uw zegen:
God is al uw rijkdom waard.
J. P. VERGOUWEN.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Be roepen te Ouddorp (Z.-H.), N.
C. Bakker te Benschop (Utr.).
Aangenomen: Naar Kethel (bij
Schiedam), cand. J. P. E. C. Eerhard te
Den Haag. Naar Vollenhove (vac.
H. W. te Winkel), C. Zeeman te Hasker-
horne (Fr.).
Bedankt: voor Wassenaar, P. C. de
Bruijn te Aalsmeer.
GEREI* KERK.
Bedankt: Voor Meeden (Gr.), Rot
te valle (Fr.), Laar (Graafschap Bentheim,
Duitschland), Westzaan (N.-H.), West
maas (Z.-PI.) en Raard (Fr.), cand. P.
Bolt te Nunspeet.
GEREF. GEMEENTEN.
Beroepen: Te Moercapelle (Z.-H.),
G. H. Kersten te Ierseke.
Weer beroepbaar.
Ds. J. L. van Grasstek, preclikanft-
Ev-angelist te Edam, stelt zich weer be-®
roepbaar in de Ned. Herv. Kerk.
Ds. van Grasstek werd in 1907 voor
ganger der Herv. Evangelisatie te Scha-
gen en 9 Mei 1909 predikant te Ooster
end op Texel. Wegens zijn benoeming
tot predikant-Evangelist te Edam, op 1
April 1922 verkreeg hij emeritaat.
Ds. R. J. Horstman f
Naar „De Locomotief" medt, is in den
ouderdom van 68 jaren overleden de heer
R. J. Horstman, in leven predikant te
Ds. Horstman heeft vroeger in betrek
king gestaan tot de Geref. Kerken, doch
later is dit verband verbroken.
Prof. Lindeboom.
Ds. H. H. Schoenmakers, een der cu
ratoren aan de Theol. school, ontving
dezer dagen in vefband met den Sosten
verjaardag van Prof. Lindeboom het vol
gende vers:
Een Lindeboom van tachtig jaren
Die bloesem gaf en geur en blaren,
Heeft breeden stam en vollen kruin,
En is een sieraad in Gods tuin.
Ds. Jansen in Indië.
Ds. H. Janssen, die als legerpredikant
een reis. maakt'naar Indië, schrijft in
„De Wekker" over zijn aankomst te Ba
tavia o'.m. het volgende:
De aankomst viel mee.
Want ik' had mij ook van die aankomst
geen voorstelling gemaakt. Hoogstens had
ik verwacht, dat iemand namens de In
dische Regeering ons zou verwelkomen
wat ook geschied is, maar andere ver
wachtingen had ik niet.
Wie zou er verder in Batavia' notiti!
van mij nemen. Ik behoorde niet tot de
Ned. Hervormde en niet tot de Geref.
Kerk en onze Kerk is in Indië op geen
enkele wijze vertegenwoordigd, dus wie
zou mij afhalen.
En nu vond ik daar een afvaardiging
van Pro Rege, een christelijke militairen-
vereeniging, en een deputatie van den
Kerkeraad der Geref. Kerk te Weltevre
den, die bij monde van Ds. Rullman mij
een hartelijk welkom toeriep en mij Gods
zegen op mijn arbeid in Indië toewensch-
te.
Ik moet u zeggen, dat het mij een
oogenblik overweldigde, en dat ik niet
dadelijk de woorden had om te danken.
Hier was de gemeenschap der heiliger,
in haar vertroostende kracht en bezielen
den invloed.
Ik voelde mij niet meer alleen, maar er
waren in dit groote land toch ook broe
ders en zusters, die met mij datzelfde
dierbare geloof deelachtig waren, en dat
vervulde mij van stonde aan met moed
en hope, dat er ook in dit land gebeden
zou worden voor dezen arbeid.
Ja, hier wordt gebeden, omdat men met
groote dankbaarheid vervuld is, dat er
toch eindelijk ook in deze richting eens
iets gedaan worden zal, en het was mij
dien eersten Zondagmorgen in de Kwi-
tingkerk goed, toen Ds. Merkeljjn van
Magelang den Heere dankte, dat Hij mij
veilig geleid en getrouw bewaard had,
zpodat ik behouden in Indië was aan
gekomen.
Het deed mij goed, toen hij den Heere
ook voor mij vuriglijk bad, dat mijn zijn en
arbeid hier een zegen voor Indië en vocJi
onze Indische militairen mocht wezen.
Godslasterlijk.
Een lid vjin de Hem - Geref. Staatspar
tij schreef aan de redactie van de Waar
heidsvriend, het orgaan van den Gerei
Bond, een schrijven, waarin o.m. het
volgende voorkwam
„Met den Gereformeerden Zendings-
bond stond het ook niet zuiver. Ik weet
niet, of u Gods geschiedenis kent, en
verwaardigd wordt, daar telkens bij be»
paald te worden. Maar de dood van dien
eersten Zendeling, door uwen Bond
uitgezonden, daar heeft de Heere zich
mee verzoend, om uw schuld te beta
len. De Gereformeerde Zendingsbond had
schuld voor God, toen hij een nieuwen
Zendingsbond -oprichtteen dat offer, die
carste Zendeling, eischte de Heere om
de schuld te betalen. Ik kan u nog veel
meer dergelijke voorbeelden uit Gods ge
schiedenis aantoonen. Nu heeft de Hee
re Zich misschien met uwen Zendings
bond verzoend; zoo doet de Heere,
wees voortaan voorzichtig met uw partij
en conciëntiezaakjeshet heeft met waai
geloofswerk niets te maken".
Menschen ,die zoo denken en schrijven
merkt de „Waarheidsvriend" hierbij op,
en sprqken, verraden, wie ze in den grend
der zaak zijn. En onze Gereformeerde
menschen zullen goed doen het te ont
houden.
Jaarboekje Gerei. Kerken.
Bij de firma Oosterbaan en Le Cointre
te Goes, verscheen dezer dagen het Jaar
boek van de Geref. Kerken in Nederland"
voor 1925, onder redactie van Ds. G.
Doekes en Ds. J. C. Rullmann.
Uit de met vjel zorg bewerkte statis
tiek blijkt, dat het aantal Geref. Kerken
met 4 vermeerderde en door ineensmei
ting van Bolsward A. en B. en Maastricht
A. en B. met 2 verminderde.
Het aantal kerken bedraagt thans 728,
waarvan 239 vacant zijn.
Het aantal predikanten is gestegen van
552 tot 559, onder welke ook begrepen
zijn de 23 rpissionaire predikanten in en
buiten ons land. Het vermeerderde met
33, waarvan 12, die hun opleiding geno
ten aan de Theol. School, 19 aan de Vrije
Universiteit en 2 die op art. 8 werden
toegelaten.
Aan het Zoeklicht.
Leiden, 24 Januari '25,
Oolijke grappenmakers kan men
soms toch aantreffen.
Het bestuur van het N.V.V. heeft
het initiatief genomen voor een huldi
ging van Mr. Troelstra. Dat is begrij
pelijk. 9
Maar 't maakt een ietwat eigenaar-
digen indruk als daarbij gevoegd
wordt, dat het huldeblijk van blijven
de waarde moet zijn voor.. Troelstra,
pardon, voor dearbeidersbeweging, j
Dat is toch wel het toppunt.
Men geeft den grooten leider dien
men z.g. eeren wil niet eens de gele
genheid zelf een bestemming te ge
ven aan de bijeen te brengen gelden,
maar beslist reeds bij voorbaat dat de
heeren daarvan zelf moeten profitee
red De bedoeling is toch te komen
tot de stichting van een „Troelstra-
oord" een rust- en vacantieoord voor
de a r b e i d e r s 1 e id e rs.
Goed beschouwd hebben we hier een
poging om nogeens den naam van Mr.
Troelstra te gebruiken om de kas van
de „beweging" te vullen eo eigen be
lang te dienen.
Mooi bedacht, dat moet gezegd.
En fijn gevoeld.
Welk een hooge gedachte moet men
wel hebben van zijn leider als men
hem op een dergelijke manier durft be
handelen.
Ik zie wel kans van de socialisti
sche beweging wat goeds te zeggen.
Maar de opvoedende kracht is tot
nu toe niet groot gebeleken.
OBSERVATOR.
Het aantfi predikanten verminderd^
met 25 (7 wegens overlijden, 2 die wcp
den afgezet, 1 die op verzoek werd ont-
slagen, terwijl 15 predikanten emeritaat 1
verkregen). Bovendien overleden nog 5 1
emeriti-predikanten. 32 predikanten wer- 1
den in den dienst bevestigd, terwijl nog j
1 van emeritus dienstdoend werd.
Het aantal leden der Gereformeerde
Kerken bedraagt volgens het jaarboek
536.280, dat is 17.271 meer dan aan het
einde van het vorige jaar.
In het „Kerkelijk overzicht" over '24
bewerkt door Ds. Rullmann, worden ver
meld eenige verschijnselen in het ker
kelijk' leven, welke bijzonder de aandacht
hebben getrokken.
Ten slotte volgen nog de „In Meraori-
ams" van de in 1924 overleden predikan
ten; hunne portretten zijn op een afzonder
lijk blad ingevoegd.
Keus genoeg.
In de „Geref. Kerkbode voor Noord-
Brabant en Limburg" deelt Ös. G. J. Pon
tier van Heerlen het volgende mede:
„Blijkens een pas gegeven opgave be««
vonden zich onder de 36.135 inwoners van
Heerlen op 31 Dec. 1923, de volgend-
godsdienstige groepen en groepjes.
R. K. kerkgenootschap 2S.30S, Ned.
Herv. Kerkgenootschap 4.622, Geref. Ker
ken (ten deele van Heerlen en ten deele
van Treebeek) 663. Evang. Luth. Kerk
genootschap 137. Ned. Israël. Kerkge
nootschap 58, Oud-Roomsche K. 1, Waal-
sche Herv. Kerk 14, Doopsgezinde Ge
meente 45, Remonstr. Broederschap 21,
Gem. der Anglic. Episcopale Kerk 2, A-
postol. Gemeente 17, Gem. der Hersteld.
Apostol. Zendingskerk 137, Russisch-Kc
tholieke K. 1, Duitsch Evang. Gemeente
14, C-em. van Geref. Christenen 1, Pink
stergemeente 4, Ned. Ver. van Zevende-
dags-Adventisten 6, Vrije Geref. Gemeen
te 4, Chr. Evang. Gem. 1, Vrije Evang.
Gem. li, Evang. Gem. 470, Chr. Gere!
Kerk 37, Zendingsgem. in de eenheid der
Apostelen 2, Oud Geref. Gemeente 3, Le
ger des Heils 7, Dissident 5, niet behoo-
rend tot eenig kerkgenootschap 479.
Dus zelfs nog 5 sccrten Gereformeer
den.
360c0 menschen in 27. groepen vei-
deeld."
FEUILLETON.
In 's levens branding
(Uit het Engelsch)).
20)
Duitschen meester. Hoe dacht zij hier-
den misschien beter vertolkt door een
duitschen meester. Hoe dacht zij hier
over? Hij had echter tot zijn spijt-bij
na alles vergeten, wat hij geleerd had.
Het was vreeselijk jammer, dat jon
gens zoo dikwijls jaren verknoeiden
met moeilijke studies, die in hun later
leven niet de minste waarde voor hen
(hadden. Maar, men kon ook vooruit
ni.et weten, wat de toekomst van een
jongen zijn zou, of hoe omstandighe
den hem dikwijls in een geheel onver-
1 wacht spoor konden brengen.
Zoo sprak hij voort met een innemen
de vrijheid en openhartigheid, en ten
laatste voelde Floss, dat hij haar wei
nig qf niets had verteld van hetgeen
Êij het liefst wilde weten. De namiddag
thee werd binnengebracht en nogsteeds
was de dokter niet thuisgekomen. O.
het was verrukkelijk tegenover dit
bruin-oogig meisje te zitten en h. t spel
harer gelaatstrekken gade te slaan, en
te luisteren naar haar melodieuse stem
on het licht *te zien spelen in haar
rijkdom van glanzend haar. Zij scheen
>em oneindig schooner, dan toen hij
aar de eerste maal zag. Er was een
'.ralender licht in haar oogen, een war
er gloed op haar wangen, een liefe-
ker glimlach op haar lippen. Hij treu-
id met zijn theeê zooals een gierig
aard zqu doen met het tellen van zijn
geld. Hij wist, dat zulk een oogenblik
misschien niet, en, naar alle waar
schijnlijkheid, nooit zou terugkee-
ren. Het mocht volkomen waar zijn,
dat hij de dwaze mug was, die zijn
vleugels aan de kaars zengde, maar
hij kon er niets aan doen. Hij was in
die stemming, waarin smart zaligheid
is, en waarin, helaas, ook, al zijn za
ligheid smart was.
Dit mooie meisje, met haar lieve
bruine oogen, was niet voor hem. Dit
feit drong zich aan hem op met een
gevoel van nameloos lijden. Hij kon
haar slechts op een afstand aanbid-
dep ,haar in stilte liefhebben, en toe
zien hoe zij luchthartig het lot tege
moet trad, dat erger was dan de dood.
Hij zette deze gedachten van zich
af, zoo manhaftig en zoo dikwijls als
hij slechts kon. Waarom den zomer
bederven door aan den winter te den
ken? Waarom den honing in de bloem
kelk te weigeren, omdat hij wist, dat
een worm knaagde aan den wortel?
Zij pijnigde haar mooi hoofdje, hoe
zij het best een verderen aanval op
üouw zou zetten. Haar vrouwelijke
nieuwsgierigheid was nog niet bevre
digd. Hoe kwam het, dat deze knappe,
goed opgevoede man, klerk was in
een drukke, vuile, fabrieksstad als
Deeping? School er achter dit alles,
zooals de dokter zoo dikwijls geop
perd had iets, dat het daglicht niet
kon verdragen? Neen, zij kon het niet
gelooven. Hij mocht dan geen heilige
zijn hij gaf zich daar ook niet voor
uit maar, dat hij iets gedaan zou
hebben, zóó slecht, dat er niet over
gesproken kon worden, dat kon en
wilde zij niet van hem gelooven.
„Wat bracht u naar Deeping, mijn
heer Wyburn?" Zij schonk hem nog
een kopje thee in, en keek niet op.
Het was zulk een onschuldig klein
vraagje, zooals alleen mooie vrouwen
vragen kunnen.
Hij zag een oogenblik naar haar,
toen hief zij haar gelaat op en hun
oogen ontmoetten elkander. Hij kon
niet nalaten tegen haar te glimlachen,
en zij glimlachte terug. Hij nam de
vraag niet kwalijk, ook deed hij zijn
best niet haar te ontwijken, hij ant
woordde dus, terwijl hij haar nog
steeds glimlachend aanzag.
„De hoop, daar mijn eigen brood
te kunnen verdienen, juffrouw Gres
ham."
„Maar u zoudt toch met uw opvoe
ding...," toen aarzelde zij en bloosde.
Hij kwam haar onmiddellijk te hulp.
„Ongelukkiglijk", zeide hij' ernstig,
„heeft in den moeilijken strijd om het
bestaan enkel opvoeding, zooala men
het noemt, al heel weinig waarde."
„Dat meent u toch niet?"
„Ik zeide enkel opvoeding. Ik be
doel daarmede die opvoeding, die niet
de opleiding tot een bepaald beroep of
vak of handwerk ten doel had. Tot
mijn spijt ken ik geen enkel handwerk
en ik heb geen opleiding genoten voor
eenig beroep."
„Maar uw kennis van muziek?"
„Muziek is maar een stokpaardje".
zeide hij, met een lach. „Ten minste
dit placht het te zijn. Mijn stokpaardje
is nu, nieuwtjes en kleine berichten
voor couranten te verzamelen."
„Waarlijk?"
„Ja ziet u, men verdient er een klei
nigheid mede. Daarenboven, oefen ik
mij dan meteen in het stellen ,en mis
schien komt mij dat later nog wel eens
te pas. Men moet altijd een oogje op
de toekomst houden, nietwaar."
„Ja, natuurlijk. Maar ik zou gemeend
hebben, dat indien uw ouders, zooveel
geld aan uw opvoeding besteed heb
ben, zij eenig bepaald doel aan uw stu
die hadden moeten geven ik bedoel,
dat zij u voor de een of andere be
trekking hadden moeten doen oplei
den."
Zij voej.de, dat het een gewaagd iets
was om te zeggen, maar zij had zich
schrap gezet voor haar taak en was
besloten haar ten uitvoer te brengen.
Hij zou haar zoo gemakkelijk om
den tuin hebben kunnen leiden, als
hij dit gewild had; maar hij was niet
in een stemming om haar iets te wei
geren. Hij was van natuur nooit ge
neigd over zich zelf te spreken, maar
daar zij het wenschte te weten, zou hii
het haar vertellen; alles wat haar ge
noegen zou kunnen geven, zou hem tot
vreugde zijn.
„Het was de wensch' mijner ouders,
dat ik predikant zou worden", zeide
hij, „en te dien einde ging ik naar
Cambridge. Het was een groote ver
gissing van hun kant. Zij handelden
zonder twijfel voor mijn bestwil, maar
ik kon onmogelijk1 worden, wat zij
wenschten."
„En waarom niet, mijnheer Wy
burn? Het is toch de mooiste van
alle betrekkingen."
„En juist om die reden kon ik haar
niet aanvaarden."
„Kon u niet?"
„Neen ,ik voelde geen roeping. Daar
enboven, ik was er niet goed genoeg
voor." Zij zag hem zwijgend aan, met
haar handen om haar knie gevouwen.
Zij begreep hem niet en bijna voor
de eerste maal, begon zij eenigen ach
terdocht jegens hem te koesteren.
„Uit een wereldsch oogpunt be
schouwd zou het een goed ding zijn
geweest, als ik door had kunnen stu-
deeren"' vervolgde hij, „want er was
een mooie predikantsplaats in Bucks,
die voor mij werd opengehouden. Wat
dat echter betreft, er staat nu geloof
ik een bovenste beste predikant. En
ik ben waar ik verdien te zijn, ver
moed ik."
Zij merkte dadelijk de verandering
in zijn stem op, toen hij het laatste
dozijn woorden uitsprak, maar zij kon
niet begrijpen, wat er de reden van
was. Zij had haar antwoord ontvangen,
maar zij was er volstrekt niet mee te
vreden. Hij was heel openhartig jegens
haar geweest, en toch scheen het haar
toe, alsof alles van belang ongezegd
was gebleven. Het was nog een ge
heim, en die geheimzinnigheid maakte
haar achterdochtig.
(Wordt vervolgd).