HieuweleidsctieCourant
Tweede Blad
Woensdag 31 Dec. 1924
REKENSCHAP.
geef rekenschap van *w-
rentmeesterschap
Lukas 16: 2b.
Daar is hij weer de Oudejaarsavond, de
boodschapper van grooten ernst!
Daar is hij weer, die oude boetgozant,
'die ons in den naam des Heeren toeroept:
„Geef rekenschap van uw rentmeester
schap!"
En we zien op naar dit indrukwekkend
gelaat en we luisteren naar zijn verma
nend woord.
iWe geven ons rekenschap.
I Onze verantwoordelijkheid was zoo groot
en onze daden waren zoo klein. Onze roe
ping zoo hoog en de volbrenging zoo ge
brekkig.
We geven ons rekenschap en dan wordt
het ons droef te moede.
i
'Maar dat is niet genoeg.
We moeten den eisch tot rekenschap
niet alleen zien in zijn ernst en, grootheid',
'maar ook in zijn absoluutheid en heilig
heid.
God vraagt rekenschap van al ons 'leven
en Hij brengt ons voor den spiegel van
Zijn heilige wet.
Al ons leven.
Weet ge wat dit zegt?
Yan ons leven van dag tot dag, van uur
tot uur, ja, van oogeriblifk tot oogenblik.
Van het werk onzer handen en den ar
beid onzer ziel.
Van ons loven in gezin en samenleving
Van onzen vrijen tijd en van ons vacan-
•Üiegenot.
Van ons denken en hegeeren, van ons
woelen en worstelen, van ons uitzien naar
'den dag van morgen en van ons verlangen
naar de onbekende toekomst.
Van alles moeten we ons rekenschap
'geven. Niet alleen als God ons veel gaf,
om rentmeester over te kunnen zi'jn, als
fwe rijk zijn en vele schatten bezitten,
'maar ook als we tot de onbemiddelden en
bnvermogenden gerekend worden; ja, zelfs
als we heel arm zijn of het gans oh e jaar
op het krankhed doorbrachten. Altijd blijft
'de eisch klemmen: Geer rekenschap van
uw rentmeesterschap!
Er ts altijd nog iets, waarover God u
rentmeester liet. Waarmede ge woekeren
•kunt. Al was het slechts uw mond om te
bidden en uw hart om lief te heiben
1
Sn als we ons dan rekenschap geven?
Ais we de balans opmaken?
f Als we ons plaatsen voor den spiegel
van Gods heilige Wet?
i Dan moet schaamte ons aangezicht be
ldekken.
We struikelen 'dagelijks in vele. We
'doen telkens wat kwaad is in de ooigen des
Heeren.
We zondigen van dag tot dag, in woord
en werk, in handel en wandel, in ons
'denken en hegeeren, ja, wie zal ons reini
gen van de verborgen afdwalingen des
harten?
I
Geef rekenschap van uw rentmeester
schap.
Die eisch blijft ons onverbiddelijk voor
Öen geest staan.
1 Daar is geen ontkomen aan.
-r We kunnen niet bestaan voor Gods liei-
lig aangezicht.
We zouden ons voor den Rechter van
hemel en aarde willen verbergen.
Maar het kan niet. v
We moeten rekenschap geven.
r Is het niet op dezen Oudejaarsavond,
dan in de ure van ons sterven.
Eenmaal komt do tijd.
I FEUILLETON
DE WANDELENDE JOOD.
'3V
De christenen knielen biddende neer.
Gogen en handen heffen ze hemelwaarts.
riZelfs de bloeddorstige tijger aarzelt hij
i,zooveel vrome rust. Maar slechts éfrn
oogenblik. Het uitgehongerde monster doet
^zijnen sprong. Een vreeselijke slachting
ifvolgt. Ontzetting grijpt den lichtzinnigste
>aan. Eéii slechts ladht: Ahasverus. Maar
rdie lach verstomt. Want tusschen de rijen
*rder martelaren staat' Hij, die leeft, de Na*
eavener. En sidderend voor Diens oog
(vliedt Ahasverus weg.
V Hij verbergt zich in 'de catacomben vajn
.Home. Duitsternis omhult hem. „God mij*
ynor vaderen," zucht hij, „neem nu mijne
Jjziele tot U"„U alleen aanbiidden wij,
IJJezus Christus, Zone Gods," klinkt door
l'die gewelven de vrome lofzang der belij-
jfcders van 't Kruis. Alsof een adder hem
iheet, springt de zwerver op en vlucht...
Een machtig heimwee drijft hem henen
'^naar Davids stad. „Mijn rechterhand ver*
^jdorre, eer ik u vergete, Jeruzalem," pre
i/velt hij. Hij vindt haai' van heerlegers
'Jömsicgeld. Met Ti lus' legioenen trekt hij
'b'nnen. Zijn besluit is genomen. Des Hec*
vcn heilage woning zal niét ontheiligd wor
den door de handen der heidenen. En een
'i'osse gloed kleurt de hoogte van Sion.
Her odes' tempel wordt 'door de vlammen
ivorleerd. „Mijn hart, orJëhovali, zal Uw
jhciligdom zijn," spreekt do rampzalige.
'Bogen ook allen do knieën voor 't kruis,
blijf U trouw." Toen werd hij indach
tig, dat de Nazarener nog ÜCvende gezegd
jhad: „Er zal niet 'één steen op den an-*
neren gelaten worden, die niet zal afge
broken worden." „Zoo heb ik daoi zijn
Xaaad gediend," jammerde hij en opnieuw
jbegon zijn zwerftocht. Rust zocht hij reeds
hing niet meer, hij zocht den dood,
*CJ)e Vesuvius harst zijn lava uit. Een
Eens komt de dag. dat wo niet meer
rentmeester kunnen zijn.
God rekent niet met de week af. zelfs
niet met het jaar, maar Hij rekent af.
Eens zal het gebeuren
En dan?
Dan een roepen: Bergen valt op ons en
heuvelen bedekt ons?
Dan een eeuwige rampzaligheid?
Dan weening en knexsing der tanden,
daar waar de worm niet sterft en het vuur
niet uitgebluscht wordt?
Dan de straf? Dan de vergelding?
Dan v t#*0.
Zoo Gij in 't recht wilt treden,
O, Heer! en gadesliaan
Onz' ongerechtigheden;
Ach! wie zal dan bestaan?
Maar neen, daar is vergeving
Ja, waarlijk, daar is vergeving!
Maar aan deze zijde van het gr at.
Hier moeten wij tot klaarheid komen.
Schik u om God te ontmoeten
Onder de zangen van den Oudejaars
avond, is er een, welke het volk van God
zoo gaarne zingt.
Al kent dit volk hot geklank der Evan
gelies en de boodschap des hells, al weet
dit volk, dat Jezus Christus het verlost
heeft van alle schuld en straf, toch zingt
het zoo van harte met. den dichter yan
ouds:
j
Verzoen de zware schuld
Die ons met schrik vervult;
Bewijs ons eens genade]
We zingen dat onder den indruk van
dien strengen eisch: Geef rekenschap van
uw rentmeesterschap!
We gevoelen zoo, dat we in ons zelf,
gansch en al verloren zijn. We beseffen
het. dat indien het aan ons lag, het een
afgesneden zaak zou zijn. We verslaan
het, dat Gods toorn tegen de zonde vree
slijk en verschrikkelijk is, de.t onze God
een verterend vuur is.
Geef rekenschap van uw rentmeester
schap het is een eisch, die ons op de
knieën brengt..
Dan gaan we onder het recht Gods
door.
Dan komen we in 'do engte, in do be
nauwdheid, in do donkerheid.
Dan worstelt het in onze 'dfele: Heer,
waar dan heen?
.Maar dan zal God aan liet hart, dat
schreiend tot Hem vlucht, den -roost van
Zijn genade niet onthouden.
Dan is daar het woord des Hoeren, ge
sproken door den diens't van Jesaja den
profeet, zeggende
„Komt dan, en laat ons samen rechten,
zegt de Heere: al waren uwen zonden als
scharlaken, zij zullen wit worden als
sneeuw; al waren zij rood als karmozijn,
zij zullen worden als witte wol."
I
Wie zich* rekenschap geeft van zijn zon
de en schuld, mag zicli ook rekenschap ge
ven van Gods genade en barmhartigheid.
Dat moet zelfs.
Want daarvoor heeft God Zijn Zoon in
de wereld gezonden, opdat een iegelijk, die
in Hem gelooft, niet verderve maar het
eeuwige leven hebbe.
Reeds het volk van 'den ouden dag, dat
den weg des hells aïs in een nevel zag,
wist dat 'ééns alles goed zou worden, dat
God Zijn volk niet voor eeuwig zou ver-
sfooten.
En wij, kinderen des Nieuwen Testa
ments, zingen liet den Psalmist, 'juichend
en jubelend na.
Wij geven ons rekenschap van Gods
liefde in Christus, en wij weten dat er
niets is, dat ons van,die liefde zal kun
nen scheiden; noch dood noch leven, noch
machten, noch tegenwoordige, noch toe
komende dingen, noch hergen van zonden
in het heden, nocli het oordeel van Gods
gericht in de toekomst, want alles is
door Jezus Christus volbracht, volbracht
op Golgotha, volbracht voor eeuwig!
In Jezns is mijn czalig lot - -
Verborgen bij mijn God;'
Hij is mijn lust.
breede vuurstroom daalt de helling af.
Herculanum en Pompeji worden bedol
ven. Menscli en dier, hoorn en plant, alle!s
komt om. Zal hij zich werpen in den ko
kenden afgrond? De grauwe haren van
den rusteloozen wandelaar worden ver
zengd. Zijne kleederen vatten vlam.
Brandwonden overdekken zijn lichaam.
Maar sterven kan hij niet.
Bar-Cochha staat op. Hij zal de ster
zijn, die oprijst ui't Jakob. Hij zal do hei
denen verdrijven, als rook verdreven
wordit. In grimmigheid zal hij ze verteren,
dat ze niet meer zijn. Het is Ahasverus,
die 't hem voorspelt. Jupiters tempel op
Bion wordt verwoedt. Kaniaan wordt ver
overd. „Nu is de dag der wrake onzes
Gods," juicht de zeloot. „Nu zullen de
heidenen weton, dat Jehovah de A'lmiachti-
'ge is." Maar Severus' cohorten naderen.
'Jeruzalem, word't tot steenhoop on gesteld.
Het bloed liarer inwoners wordt vergoten,
feooals water vergoten wordt. Hun d'oode
lüöhamen worden den vogelen des hemels
Hen spijze gegeven. En het yolk van Jeho-
'vah zwerft als balling op aarde rond. En
met zijne broederen Ahasverus.
En in die ballingschap worden vele zo-
hen Israels den geloove gehoorzaam. En
'Ahasverus'* haat vlamt hooger op. In de
'zijnen zal hij den Nazarener treffen. Jood
'ën heiden zet hij tegen hen op. Waar de
'discipelen des Heeren gepijnigd worden,
'is hij tegenwoordig. Hij geniet van hun
doodstrijd, maar hij benijdt hen.
En hij zaait tweedracht onder hen, die
'één zouden zijn. En deze is van Paulus
'en die van Cefas. En die denzolfden Hei
land belijden verdoemen elkaar. En Ahas
verus smaalt: „Ziet, hoe lief ze elkander
hebben." Maar hoe de partijstrijd ook
'woeddè, de gemeente van Christus hield
'stand. In het leeken. van 't Kruis werd de
'wereld verwonnen. Ook de machtige be*
'heerscher van Rome boo$ de knieën voor
Hem, die niets had bezeten, waarop Hij
'het hoofd kon ned'erleggen.
„Toch zal zijn naam worden uiige*
Dok" als mijn slof eens rusl.
prijst Hem, mijii gezangen!
'Ik blijf Zijn komst verlan^an;
Hij is mijn last!
RUST EEN WEINIG.
jPust een weinig", zegt Gods hart
Tot de pelgrims hier beneden,
Moe gepeinsd en moe gestreden,
Zinkend in een zee van smart-.
,,Rust een weinig", zegt de 'Heer,
En Hij legt Zijn' moede schapen',
Veilig door Zijn schild en wapen',
'Aan de frissche wat'ren neer.
„Rust een weinig", spreekt Zijn stem.
En Hij neemt aan 't eind van 'b zwer-
V- yen
Zijn gezegend kind door 't sterven
Voor all' eeuwigheid tot Hem
E. E. GEWIN.
KERK EN SCHOOL
q_j 11
NED. HERV. KERK.
Beroepen, Te Lunteren; E. Schimmel
te Jaarsveld.
I
GEREF. KERKEN.
Tweetal Te Westzaan: P Bolt cancL
te Nunspeet en S. J. Popma eand'. te
's-Gravenhage.
Beroepen. Te De Lier: Dr. D. K'.
Wielenga te Baambrugge; te Kampen
(vac.-J. J. Westerbeek v. Eerten): W. H,
den Houting Jr., te Huizum.
Aangenomen. Naar Haren: Dr S.
P. Dee te Dwingeloo; naar Engwierinn:
S. J. Popma, cand. te 's-Gravenhage.
Bedankt. Voor Zutfen: Dr. S. P. Dee
te Dwingeloo; voor Moerdijk en Hijlaard:
S. J. Popma, cand. te 's-Gravenhage.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen. Te WerkendamP. de
Groot te Rotterdam.
GEREF. GEMEENTEN.
Beroepen. Te Goes: A. de Blois te
yiaardingen.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
D s. O. Bouthoorn, heeft na een
ambtelijken arbeid van 40 jaren, in een
Zondagavondgodsdienstoefening van de
Ned. Herv. Gem. te Dordrecht de bedie
ning des Woords neergelegd met een pre-
diealie over Gal. 6: 16.
Dr. Severijn sprak namens den kerke-
raad en Ds. Heemskerk namens het clas
sicaal bestuur woorden van dank en waar
deering voor den arbeid van Ds. Bout
hoorn. De gemeente zong tot afscheid
Ps 121: 4, waarna Ds. Bouthoorn verzocht
te zingen Ps. 72: 11.
Dr. F. W. Sc hul te. die naar Berg-
eijk vertrekt, hoopt 18 Jan. a.s. afscheid to
nemen van de Ned. Herv. Gem, te Hien-
den en 25 Jan d.a.v. intrede te doen te
Bergeijk.
Cand. Th. C. Vriezen, hoopt na
door Prof Dr. H Th. Obbink te zijn be
vestigd, Zondag 1 Februari intrede te doen
in dè Ned. Herv. Gem. te Tubbergen.
Ds. S. Boer M.Lzn.
Te Winterswijk is, 80 jaar oud, overle
den Ds. S. R. de Boer M.Lzn., em-predi-
kanfc der Ned. Herv, Kerk Ds. de Boer
stond achtereenvolgens te Foudgum (1870-
1872), te Goënga (1872-1875), te Ferwerd
(1875-1883), te Bozum (1883-1897) en te
Winterswijk (1897-1915.) Op 1 Oot. 1915
verkreeg hij eervol emeritaat.
Ambtsjubileum.
Den 7en Januari 1925 zal het 25 jaar ge
leden zijn. dat Ds, J. W. Pieper, Ned.
Herv. predikant te Oudega en Kolder wol-
de, zijn ambt als predikant aanvaardde in
de Ned. Herv. Gemeente te Nieuw-Bcijer-
land. Den lSen Mei 1904 vertrok Ds. Pie
per naar Zevenhuizen (Z.-H.), welke plaats
2 Sept. 1917 verwisseld werd met Lienden.
roeid", spreekt de Judeeër in inachtelooze
woede. Hij zal Hem, dien de christenen
Koning der Waarheid noemen, tot leuge
naar maken! En hij spoort Julianus, dien
schijnheiligen tot afvallige hadden ge
maakt. tot herbouw van Israëls heiligdom
aan. Op Sion zal Ahasverus de nederlaag
zi.en van hem, die waande, dat hem allo
macht in hemel on op aarde was geschon
ken. Maar de aarde opent zich en vlam
men verteren, wat overmoed stichtte. De
trotsche keizer valt. Niets is hem gelukt.
Die eenen slavendood stierf, was machti
ger dan hij, die over duizenden gebood.
En stervend bolijdt Byzantiums heer-
scher: „Gij, Nazarener, Gij hebt overwon
nen!"
„Niet mij," zegt 'Ahasverus. En hij
doolt door de zandsteppen van liet verre
Oosten, waar hij alleen i-s met zijn haait,
alleen met zijn onrust.
En hij trekt door de Russische grasvlak
ten heen, waar in pijlsneflo vlucht voor
bijschietende paarden hem op doen
schrikken uit zijn somber gepeins.
En hij dompelt zich in do doodscho rust
der Hongaarsche poeszta's, waar de een
tonige stilte als lood op de ziel drukt.
Loomheid komt op hem, aks vloeide het
leven langzaam uit hem weg. Een moeras-
vogel stijgt klapwiekend opwaarts. De be-
toovering wijkt en moedeloos staat hij op.
En hij zit aan de droomerige wateren
van Ravenna's lagunen, die een litanie
prevelen, een slemmeioos lied van den
dood. En 't is, of do engel des 'slaaps zich
over den moede ontfermde, of uit de dtep-
to gevoelloosheid over hem kwam. Een
blijde lach uit een voorbijglijdende gondel
la-ast als een wanklank hem in do ooren
en do onrust knaagt opnieuw aan zijn
ziel. „Een worm, 'die niet sterft en een
vuur, dat niet uitgebluscht wordt," klünkt
zijn sombere klacht.
En hij beklimt de mét sneeuw gekroon
de toppen der Alpen. Ver boven de hutten
der herders, waar geen mos meer deai bo
dem dekt en geen steenbok zich waagt,
Sinds 6 Nov 1921 dient de jubilaris de
Ned Herv. gemeente te Oudega en Kol-,
derwolde
1
Prof. Dr. F. J. J. Buitendijk.
Naar gemeld wordt zal Prof. Dr. F. J.
J. Buijtendijk, hoogleeraar aan de Vrije
Universiteit in de Faculteit der Genees
kunde, die benoemd is tot-hoogleeraar aan
do Rijksuniversiteit te Groningen reeds in
Januari a.s. zijn ambt aldaar aanvaar
den. i
Vereen van Chr. Onderwijzers.
Het hoofdbestuur van de Vei-eeniging
van Chr. Onderwijzers enz. stelde in de
vacature-Jonkman in zijn college candi-
daat Mej. M. O. van Ronnen, te Amster
dam, en de heeren J. de Graaff, te Rot
terdam, en J. J. van Leenwen, te Putten.
Bovendien stelden een elftal afd. nog
negen candidaten.
De niet-leerplichtige jeugd.
Het Comité voor het Congres, dat tegen
a.s. Pasehen zal worden gehouden in be
trekking tot heb onderwijs aan de niet-
leerplichtigó jeugd, wcnscht tot basis van
de daar te houden inleidingen en bespre
kingen een beeld van den vroegeren en
huidigen toestand van dit" onderwijs in ons
land.
Het heeft daartoe aan ongeveer 5500
hoofden van scholen zoowel Openbare als
Bijzondere, ten plattelande vragen ter be
antwoording toegezonden, o.a. betreffend©
het vervolgonderwijs vóór en na 1922, ter
wijl voor een dergelijk onderzoek in de
grootere en kleinere steden, de hulp der
onderwijzersvakvereenigingen zal worden
ingeroepen.
De tiendaagsche veldtocht.
„Bij het inzien van verschillende Kerk
bodes, welke opgaven verstrekten aan
gaande de feestdagen, meenden wij zegt
Prof Hepp in de „Reformatie", een lichte
verbetering inzake den „tiendaagschen
veldtocht" te bespeuren.
Op enkele plaatsen liet men den dienst
op den Tweeden Kerstdag vervallen. Er
wordt, als ik mij niet bedrieg, sterker ge
ruild dan ooit to voren. Wil do gemcento,
dat de predikanten met frissche preelcon
koinen, dan moet zij ook zorgen, dat de
Dienaren des Woords frisch blijven Wil
zij, dat de prediking bezieling wekt, dan
mag do prediker zich geen spreekmachine
voelen Daarom pleitten wij en pleiten wo
nog voor verlichting voor onze predikan
ten in die dagen"
MIE'S OUDEJAARSOVERDENiCING.
Oude Mie zat in haar rieten leunstoel,
vlak bij het venster en staarde naar bui
ten. haar rimpelige handen onder haar
zwart-satinet fantasietje inoen gestrengeld
en haar strammo voeten op een warme
stoof. Voor haar op tafel pruttelde de
koffie in wit-perccleinen pot op een rood
koperen theestoofje en schuins achter haar
snorde gezellig in een glimmende kanon
kachel een vuurtje
Builen was 't vinnig: 'b vroor, dat het
kraakte,. En, schoon 't zomietjo haar huis
je bescheen, had Mie moeite, do bloemo
tjes van de ruiten af te houden en haar
oud© handen voor verkleumen te bewaren.
Gelukkig had ze kolen genoeg in huis;
daar had; Geert, haar zoon, voor gezorgd,
't Was anders 't wintertje wel: haast een
ouderwetsche, zooals zij zo in haar
jeugd gekend had.
Haar jeugd^ ja
Mie's oudo oogen zochten den boezem,
ginds, tusschen de bermen, waar 't jonge
volkje uit den polder z'n ijsvermaak vond.
De baan was breed en 't ijs was glad;
prachtig om to schaatsen Honderden
krioelden door elkander. Boeren en boer
innen uit den omtrek en jongelui uit de
stad zig-zagden langzaam of schoven pijl
snel over het ijsvlak. Do bonte schaar
schitterde in de hekloro December-zon.
Haar oogen deden er pijn van
Zie, wat reden dio prachtig: wat gelijk
matige afzet en wat sierlijke zwaai! En
wat 'n knus paar: hij met z'n Zondagscho
brengt hem zijn voet. Overal heersolit om
hem de dood en hij moet leven. Overal om
hem ademt het stilte en in hem„Ge
vloekt zij de dag, waarop ik geboren ben
en de nacht, waarin men zeide: een jongs-
ken is ontvangen. Waarom hen ik niet in
den opgang der dagen gestorven, zoo zou
de ik nu nederliggen en stille zijn, ik zou
slapen en er zou rust voor mij wezen.
Dan hoorde ik de stemme des dri jvers niet
meer"
Ahasverus ziet op. Hij staat aan den
rand van een afgrond, leunende tegen een
kruis
En uit de stilte der berglucht daalt hij
neer in 't gewoeB Tan den strijd. Als
zwermen sprinkhanen, alles vernietigend
trekken de Hunnen Europa door.
Rookende puinhoopen wijzen hun spoor.
Ahasverus hitst hen op Rome aan. Daar
'zal de heerschappij van den Nazarener
worden vernietigd. En Attila zwaait den
geesel Gods over de vruchtbare vlakt© der
Po. Waar hij komt, komt met hem do
Dood. Kerk na kerk gaat in vlammen op.
Maar Rome ziet Attila binnen haar mu
ren verschijnen. Een ongewapende dienst
knecht van Christus bedwingt dezen ko
ning der verschrikking. En Ahasverus
vraagt: „Wat macht is deze, die ook de
duivelen gebiedt en ze zijn haar gehoor
zaam?"
Weer zwerft hij verder. En waar hij de
voeten zet, volgt hem do pest. Steden wor
den ontvolkt, maar hij blijft gespaard.
Het „Allah, Allah" doorkLinkt de we
reld. Omar's moslim omsingelen 'Jeruza
lem. De haat tegen Issa maakt hen hel
den. En waar do strijd het hevigst woedt,
staat hij vooTaan, die sterven wil. Duizen
den vallen, geen pijl, diio hem treft, geen
zwaard, dat hem velt. „Zou het staal dier
christenhonden dan evenmin barmhartig
heid kennen als het oog van hun leugen
profeet?"
Jernzalem valt. Moskeeën verrijzen,
waar het Kruis zich verhfef. Opnieuw
drinkt Sions dorstige bodem martelaars
pet op en zij met 'r hagelwitte muts.' Wi$
waren het? Mie kan 't niet onderscheidene
zóó goed zag z© niet meer Nu zwierden ze
verder: beentje over. over de volle breed*
te der baan; Mie bewoog mee. Net een
stel als zij.en Hein vroeger, teen ze nog
twintig was; misschien was zij iets slan
ker en vlugger geweestHaar oude»
mond glimlachte een herinnering.
Dat was al lang geleden, dat ze tiicb
Hein daar gereden had eerst toen z©;
verloofd waren, en toen in 'r trouwen nog1
een paar keeren, maar na 'r dertigste jaar
zeker niet. en nu was zo acht en zeventig.
Waar was de tijd gebleven! Toen ze Hein,
leerde kennen en ze zich met hem verloof
de, had ze gemeend, dat er nooit een eind
aan haar geluk zou komen Doch hoe wa
ren de jaren voorbij gesneld en hoe gauw,
waren ze oud geworden. En nu drie jaren
geleden had Hein haar verlaten: God had
hem opgeroepen, voorgoed van haar weg.
Ook haar beide jongens waren niet meer
thuis. Zij hadden zich zelf een huiselijkcni
haard gesticht Nu was ze alleen, moeder
ziel alleen, in het huisje, dat ze eens als
jong© vrouw betrad.
Wat was dat een gelukkige dag geweest!
Wat scheen toen het zonnetje heerlijk cn
wat lachten de meubeltjes haar vriendelijk
toe! En de volgende dagenEn de ja
ren daarnaO, was die tijd er nog
maar.Kon ze nog maar meedoen met
die vroolijke troep, daar op den boezem.
Ze zou zeker niet de minsto zijn. Min
stens even goed als die twee daar straks.
Kijk, daar waren ze weer. Keurig reden
ze: een genot cm te zien.
Heerlijk toch a' i, zco :112c kondfc
doen!
Mie wendde tic ct - cn zuchtte;
Die gcode oude tijd
Ja, en toch zo wist het niet geed of
ze 'm terug zou verlangen of niet.
Soms wilde ze 't wel, en ook nu was er
veel verlangen in haar om jong te zijn en
mee te doen Maarbezondigt zo zich
niet; was 't goed van haar, naar 't voor
bije to zuchten?
Als ze geen toekomst had
Had zij. oude, nog wel een toekomst1
Ach, hier benoden niet meer. De avond
haar levens was gedaald; de nacht des
doods stond aan te vangen.
Maar daarna'? Mocht zij hopen? Wie
was ze eigenlijk? Een zondares, niet be
ter dan de andere mensclien Om haars-
zelfs wil kon zo niet hopen In zichzelf
was ze verleren
En tochNeen, verloren was ze niet*
haar zonden waren weg; vernietigd door
Hem, die ook voor haar was neergedaald,
in een kribbe werd gelegd. Of had ze ver
geefs haar Heiland gevonden? had ze voor
niets aan "*t Kruis zich geklemd? Maar wie
gaat nu vérgèefs tot Christus; wie roept
tevergeefs Hem aan?
En was ze uit zichzelf tot Hem geko
men ?Of had Hij haar geroepen? Had Hij
baar niet getrokken met menschenzeelen,
met koorden der liefde? Was Hij niet in
haar en zij in Hem? Had zij' dus geen
toekomst?
Ja, waarlijk! Want or is geen verdoeme
nis voor degenen die in Christus Jezus
zijn Do hemel is hun geopend.
Oudo Mie vouwde do handen en sloeg lia
re oogen opwaarts.
Welk een toekomst, welk een zaligheid!
Hoe kon ze naar 'b verleden verlangen?
't Verleden, dat onvolmaakt was, dat, ne
vens vreugde, zorg en smart haar gebaard
had.
Neen, ze wilde niet verlargen naar wat
voorbij was. niet geven de eeuwigheid in
ruil voor den tijd. Want do eeuwigheid
slechts kon haar schenken wat de tijd
haar onthield: volkomenheid van geluk cn
van vrede, van liefde en blijdschap, ja,
alles; alles in Hem, Die haar alles was,
Jezus, haar Heiland.
Hem behoorde zo toe. Hem wilde ze zien
Hem wilde zo dienen, zonder belemmering
in Zijn Koninkrijk, in Zijn volkomen ge
meenschap.
Mie's gelaat straalde van verrukking.
O, dat die dag-spoedig komen mocht!
bloed. Maar stervend nog getuigen, wie.
werden verwonnen, van Hom, die zal
heerschen. als allo macht en kracht zal
zijn te niot gedaan.
Opnieuw begint de zwerver zijn toch!
door Europa. Maar waar hij komt, kwam
reeds de Christus met Zijn liefde. Zijr:
leer. En in den naam van dien Meestor
wordt aan den vermoeide menigo verkwik-»
king bereid. En hij wankelt in zijn haat.
De trotsche zeloot leert gevoelen, dat Je
hovah niet was in zijn woeden. Voor hei
eerst weder hoort hij de stem van z;jn
hongerende ziel.
Mot de kruisvaarders mee gaat hij op-<
nieuw naar de heilige stad. Hij ziet, hot
zij -moorden, maar weet, dat hun geesi
niet die is van Wio voor Zijn vijanden
had.
Een uitgevaste gestalto trekt heen door
do steden en vlekken van Israël. Als zij ft
Meester doet h'j allen goed. Treurenden
troost hij, gevallenen richt hij op, mc-«
laatschen kust hij de hand, zondaren pre*
dikt hij Christus. Ahasverus hoort hem,
den heiligen Assisiër, dio Christus bemin*
de met uitnemende liefde. ..Kom tot Hem,
mijn broeder, die vermoeid zijt van het
jagen naar vrede, die l^ast zijt met d-^a
druk van uw schuld," klinkt het hem Ie-»
gen. En waar Hij*, die het „Vader, ver*
geef het hun" voor wio Hem vloekten, opc
zond tot God. tot Zijne ruste is ingegaan,
knielt de uitgeputte zwerveling neder.
„Mijn Heiland, wees mij zondaar gena-»
dig," stamelt zijn mond. En het oog vaa
den Zoon des Mensclien rust op hem. Ea
het ziet hem aan met grooto ontferming.
En dat gejaagde hart vindt eindelijk vro-»
de. „Uw Koninkrijk komo, Uw Koninkrijk:
kome, o Heer," lispelt hij zacht. En do
grijze pelgrim slaapt in. Zalige rust ligk
op zijn aangezicht.
Jezus Christus overwon,
f