HieuweleidsctieCourant Tweede Blad Woensdag 31 Dec. 1924 REKENSCHAP. geef rekenschap van *w- rentmeesterschap Lukas 16: 2b. Daar is hij weer de Oudejaarsavond, de boodschapper van grooten ernst! Daar is hij weer, die oude boetgozant, 'die ons in den naam des Heeren toeroept: „Geef rekenschap van uw rentmeester schap!" En we zien op naar dit indrukwekkend gelaat en we luisteren naar zijn verma nend woord. iWe geven ons rekenschap. I Onze verantwoordelijkheid was zoo groot en onze daden waren zoo klein. Onze roe ping zoo hoog en de volbrenging zoo ge brekkig. We geven ons rekenschap en dan wordt het ons droef te moede. i 'Maar dat is niet genoeg. We moeten den eisch tot rekenschap niet alleen zien in zijn ernst en, grootheid', 'maar ook in zijn absoluutheid en heilig heid. God vraagt rekenschap van al ons 'leven en Hij brengt ons voor den spiegel van Zijn heilige wet. Al ons leven. Weet ge wat dit zegt? Yan ons leven van dag tot dag, van uur tot uur, ja, van oogeriblifk tot oogenblik. Van het werk onzer handen en den ar beid onzer ziel. Van ons loven in gezin en samenleving Van onzen vrijen tijd en van ons vacan- •Üiegenot. Van ons denken en hegeeren, van ons woelen en worstelen, van ons uitzien naar 'den dag van morgen en van ons verlangen naar de onbekende toekomst. Van alles moeten we ons rekenschap 'geven. Niet alleen als God ons veel gaf, om rentmeester over te kunnen zi'jn, als fwe rijk zijn en vele schatten bezitten, 'maar ook als we tot de onbemiddelden en bnvermogenden gerekend worden; ja, zelfs als we heel arm zijn of het gans oh e jaar op het krankhed doorbrachten. Altijd blijft 'de eisch klemmen: Geer rekenschap van uw rentmeesterschap! Er ts altijd nog iets, waarover God u rentmeester liet. Waarmede ge woekeren •kunt. Al was het slechts uw mond om te bidden en uw hart om lief te heiben 1 Sn als we ons dan rekenschap geven? Ais we de balans opmaken? f Als we ons plaatsen voor den spiegel van Gods heilige Wet? i Dan moet schaamte ons aangezicht be ldekken. We struikelen 'dagelijks in vele. We 'doen telkens wat kwaad is in de ooigen des Heeren. We zondigen van dag tot dag, in woord en werk, in handel en wandel, in ons 'denken en hegeeren, ja, wie zal ons reini gen van de verborgen afdwalingen des harten? I Geef rekenschap van uw rentmeester schap. Die eisch blijft ons onverbiddelijk voor Öen geest staan. 1 Daar is geen ontkomen aan. -r We kunnen niet bestaan voor Gods liei- lig aangezicht. We zouden ons voor den Rechter van hemel en aarde willen verbergen. Maar het kan niet. v We moeten rekenschap geven. r Is het niet op dezen Oudejaarsavond, dan in de ure van ons sterven. Eenmaal komt do tijd. I FEUILLETON DE WANDELENDE JOOD. '3V De christenen knielen biddende neer. Gogen en handen heffen ze hemelwaarts. riZelfs de bloeddorstige tijger aarzelt hij i,zooveel vrome rust. Maar slechts éfrn oogenblik. Het uitgehongerde monster doet ^zijnen sprong. Een vreeselijke slachting ifvolgt. Ontzetting grijpt den lichtzinnigste >aan. Eéii slechts ladht: Ahasverus. Maar rdie lach verstomt. Want tusschen de rijen *rder martelaren staat' Hij, die leeft, de Na* eavener. En sidderend voor Diens oog (vliedt Ahasverus weg. V Hij verbergt zich in 'de catacomben vajn .Home. Duitsternis omhult hem. „God mij* ynor vaderen," zucht hij, „neem nu mijne Jjziele tot U"„U alleen aanbiidden wij, IJJezus Christus, Zone Gods," klinkt door l'die gewelven de vrome lofzang der belij- jfcders van 't Kruis. Alsof een adder hem iheet, springt de zwerver op en vlucht... Een machtig heimwee drijft hem henen '^naar Davids stad. „Mijn rechterhand ver* ^jdorre, eer ik u vergete, Jeruzalem," pre i/velt hij. Hij vindt haai' van heerlegers 'Jömsicgeld. Met Ti lus' legioenen trekt hij 'b'nnen. Zijn besluit is genomen. Des Hec* vcn heilage woning zal niét ontheiligd wor den door de handen der heidenen. En een 'i'osse gloed kleurt de hoogte van Sion. Her odes' tempel wordt 'door de vlammen ivorleerd. „Mijn hart, orJëhovali, zal Uw jhciligdom zijn," spreekt do rampzalige. 'Bogen ook allen do knieën voor 't kruis, blijf U trouw." Toen werd hij indach tig, dat de Nazarener nog ÜCvende gezegd jhad: „Er zal niet 'één steen op den an-* neren gelaten worden, die niet zal afge broken worden." „Zoo heb ik daoi zijn Xaaad gediend," jammerde hij en opnieuw jbegon zijn zwerftocht. Rust zocht hij reeds hing niet meer, hij zocht den dood, *CJ)e Vesuvius harst zijn lava uit. Een Eens komt de dag. dat wo niet meer rentmeester kunnen zijn. God rekent niet met de week af. zelfs niet met het jaar, maar Hij rekent af. Eens zal het gebeuren En dan? Dan een roepen: Bergen valt op ons en heuvelen bedekt ons? Dan een eeuwige rampzaligheid? Dan weening en knexsing der tanden, daar waar de worm niet sterft en het vuur niet uitgebluscht wordt? Dan de straf? Dan de vergelding? Dan v t#*0. Zoo Gij in 't recht wilt treden, O, Heer! en gadesliaan Onz' ongerechtigheden; Ach! wie zal dan bestaan? Maar neen, daar is vergeving Ja, waarlijk, daar is vergeving! Maar aan deze zijde van het gr at. Hier moeten wij tot klaarheid komen. Schik u om God te ontmoeten Onder de zangen van den Oudejaars avond, is er een, welke het volk van God zoo gaarne zingt. Al kent dit volk hot geklank der Evan gelies en de boodschap des hells, al weet dit volk, dat Jezus Christus het verlost heeft van alle schuld en straf, toch zingt het zoo van harte met. den dichter yan ouds: j Verzoen de zware schuld Die ons met schrik vervult; Bewijs ons eens genade] We zingen dat onder den indruk van dien strengen eisch: Geef rekenschap van uw rentmeesterschap! We gevoelen zoo, dat we in ons zelf, gansch en al verloren zijn. We beseffen het. dat indien het aan ons lag, het een afgesneden zaak zou zijn. We verslaan het, dat Gods toorn tegen de zonde vree slijk en verschrikkelijk is, de.t onze God een verterend vuur is. Geef rekenschap van uw rentmeester schap het is een eisch, die ons op de knieën brengt.. Dan gaan we onder het recht Gods door. Dan komen we in 'do engte, in do be nauwdheid, in do donkerheid. Dan worstelt het in onze 'dfele: Heer, waar dan heen? .Maar dan zal God aan liet hart, dat schreiend tot Hem vlucht, den -roost van Zijn genade niet onthouden. Dan is daar het woord des Hoeren, ge sproken door den diens't van Jesaja den profeet, zeggende „Komt dan, en laat ons samen rechten, zegt de Heere: al waren uwen zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol." I Wie zich* rekenschap geeft van zijn zon de en schuld, mag zicli ook rekenschap ge ven van Gods genade en barmhartigheid. Dat moet zelfs. Want daarvoor heeft God Zijn Zoon in de wereld gezonden, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve maar het eeuwige leven hebbe. Reeds het volk van 'den ouden dag, dat den weg des hells aïs in een nevel zag, wist dat 'ééns alles goed zou worden, dat God Zijn volk niet voor eeuwig zou ver- sfooten. En wij, kinderen des Nieuwen Testa ments, zingen liet den Psalmist, 'juichend en jubelend na. Wij geven ons rekenschap van Gods liefde in Christus, en wij weten dat er niets is, dat ons van,die liefde zal kun nen scheiden; noch dood noch leven, noch machten, noch tegenwoordige, noch toe komende dingen, noch hergen van zonden in het heden, nocli het oordeel van Gods gericht in de toekomst, want alles is door Jezus Christus volbracht, volbracht op Golgotha, volbracht voor eeuwig! In Jezns is mijn czalig lot - - Verborgen bij mijn God;' Hij is mijn lust. breede vuurstroom daalt de helling af. Herculanum en Pompeji worden bedol ven. Menscli en dier, hoorn en plant, alle!s komt om. Zal hij zich werpen in den ko kenden afgrond? De grauwe haren van den rusteloozen wandelaar worden ver zengd. Zijne kleederen vatten vlam. Brandwonden overdekken zijn lichaam. Maar sterven kan hij niet. Bar-Cochha staat op. Hij zal de ster zijn, die oprijst ui't Jakob. Hij zal do hei denen verdrijven, als rook verdreven wordit. In grimmigheid zal hij ze verteren, dat ze niet meer zijn. Het is Ahasverus, die 't hem voorspelt. Jupiters tempel op Bion wordt verwoedt. Kaniaan wordt ver overd. „Nu is de dag der wrake onzes Gods," juicht de zeloot. „Nu zullen de heidenen weton, dat Jehovah de A'lmiachti- 'ge is." Maar Severus' cohorten naderen. 'Jeruzalem, word't tot steenhoop on gesteld. Het bloed liarer inwoners wordt vergoten, feooals water vergoten wordt. Hun d'oode lüöhamen worden den vogelen des hemels Hen spijze gegeven. En het yolk van Jeho- 'vah zwerft als balling op aarde rond. En met zijne broederen Ahasverus. En in die ballingschap worden vele zo- hen Israels den geloove gehoorzaam. En 'Ahasverus'* haat vlamt hooger op. In de 'zijnen zal hij den Nazarener treffen. Jood 'ën heiden zet hij tegen hen op. Waar de 'discipelen des Heeren gepijnigd worden, 'is hij tegenwoordig. Hij geniet van hun doodstrijd, maar hij benijdt hen. En hij zaait tweedracht onder hen, die 'één zouden zijn. En deze is van Paulus 'en die van Cefas. En die denzolfden Hei land belijden verdoemen elkaar. En Ahas verus smaalt: „Ziet, hoe lief ze elkander hebben." Maar hoe de partijstrijd ook 'woeddè, de gemeente van Christus hield 'stand. In het leeken. van 't Kruis werd de 'wereld verwonnen. Ook de machtige be* 'heerscher van Rome boo$ de knieën voor Hem, die niets had bezeten, waarop Hij 'het hoofd kon ned'erleggen. „Toch zal zijn naam worden uiige* Dok" als mijn slof eens rusl. prijst Hem, mijii gezangen! 'Ik blijf Zijn komst verlan^an; Hij is mijn last! RUST EEN WEINIG. jPust een weinig", zegt Gods hart Tot de pelgrims hier beneden, Moe gepeinsd en moe gestreden, Zinkend in een zee van smart-. ,,Rust een weinig", zegt de 'Heer, En Hij legt Zijn' moede schapen', Veilig door Zijn schild en wapen', 'Aan de frissche wat'ren neer. „Rust een weinig", spreekt Zijn stem. En Hij neemt aan 't eind van 'b zwer- V- yen Zijn gezegend kind door 't sterven Voor all' eeuwigheid tot Hem E. E. GEWIN. KERK EN SCHOOL q_j 11 NED. HERV. KERK. Beroepen, Te Lunteren; E. Schimmel te Jaarsveld. I GEREF. KERKEN. Tweetal Te Westzaan: P Bolt cancL te Nunspeet en S. J. Popma eand'. te 's-Gravenhage. Beroepen. Te De Lier: Dr. D. K'. Wielenga te Baambrugge; te Kampen (vac.-J. J. Westerbeek v. Eerten): W. H, den Houting Jr., te Huizum. Aangenomen. Naar Haren: Dr S. P. Dee te Dwingeloo; naar Engwierinn: S. J. Popma, cand. te 's-Gravenhage. Bedankt. Voor Zutfen: Dr. S. P. Dee te Dwingeloo; voor Moerdijk en Hijlaard: S. J. Popma, cand. te 's-Gravenhage. CHR. GEREF. KERK. Beroepen. Te WerkendamP. de Groot te Rotterdam. GEREF. GEMEENTEN. Beroepen. Te Goes: A. de Blois te yiaardingen. Bevestiging, Intrede, Afscheid. D s. O. Bouthoorn, heeft na een ambtelijken arbeid van 40 jaren, in een Zondagavondgodsdienstoefening van de Ned. Herv. Gem. te Dordrecht de bedie ning des Woords neergelegd met een pre- diealie over Gal. 6: 16. Dr. Severijn sprak namens den kerke- raad en Ds. Heemskerk namens het clas sicaal bestuur woorden van dank en waar deering voor den arbeid van Ds. Bout hoorn. De gemeente zong tot afscheid Ps 121: 4, waarna Ds. Bouthoorn verzocht te zingen Ps. 72: 11. Dr. F. W. Sc hul te. die naar Berg- eijk vertrekt, hoopt 18 Jan. a.s. afscheid to nemen van de Ned. Herv. Gem, te Hien- den en 25 Jan d.a.v. intrede te doen te Bergeijk. Cand. Th. C. Vriezen, hoopt na door Prof Dr. H Th. Obbink te zijn be vestigd, Zondag 1 Februari intrede te doen in dè Ned. Herv. Gem. te Tubbergen. Ds. S. Boer M.Lzn. Te Winterswijk is, 80 jaar oud, overle den Ds. S. R. de Boer M.Lzn., em-predi- kanfc der Ned. Herv, Kerk Ds. de Boer stond achtereenvolgens te Foudgum (1870- 1872), te Goënga (1872-1875), te Ferwerd (1875-1883), te Bozum (1883-1897) en te Winterswijk (1897-1915.) Op 1 Oot. 1915 verkreeg hij eervol emeritaat. Ambtsjubileum. Den 7en Januari 1925 zal het 25 jaar ge leden zijn. dat Ds, J. W. Pieper, Ned. Herv. predikant te Oudega en Kolder wol- de, zijn ambt als predikant aanvaardde in de Ned. Herv. Gemeente te Nieuw-Bcijer- land. Den lSen Mei 1904 vertrok Ds. Pie per naar Zevenhuizen (Z.-H.), welke plaats 2 Sept. 1917 verwisseld werd met Lienden. roeid", spreekt de Judeeër in inachtelooze woede. Hij zal Hem, dien de christenen Koning der Waarheid noemen, tot leuge naar maken! En hij spoort Julianus, dien schijnheiligen tot afvallige hadden ge maakt. tot herbouw van Israëls heiligdom aan. Op Sion zal Ahasverus de nederlaag zi.en van hem, die waande, dat hem allo macht in hemel on op aarde was geschon ken. Maar de aarde opent zich en vlam men verteren, wat overmoed stichtte. De trotsche keizer valt. Niets is hem gelukt. Die eenen slavendood stierf, was machti ger dan hij, die over duizenden gebood. En stervend bolijdt Byzantiums heer- scher: „Gij, Nazarener, Gij hebt overwon nen!" „Niet mij," zegt 'Ahasverus. En hij doolt door de zandsteppen van liet verre Oosten, waar hij alleen i-s met zijn haait, alleen met zijn onrust. En hij trekt door de Russische grasvlak ten heen, waar in pijlsneflo vlucht voor bijschietende paarden hem op doen schrikken uit zijn somber gepeins. En hij dompelt zich in do doodscho rust der Hongaarsche poeszta's, waar de een tonige stilte als lood op de ziel drukt. Loomheid komt op hem, aks vloeide het leven langzaam uit hem weg. Een moeras- vogel stijgt klapwiekend opwaarts. De be- toovering wijkt en moedeloos staat hij op. En hij zit aan de droomerige wateren van Ravenna's lagunen, die een litanie prevelen, een slemmeioos lied van den dood. En 't is, of do engel des 'slaaps zich over den moede ontfermde, of uit de dtep- to gevoelloosheid over hem kwam. Een blijde lach uit een voorbijglijdende gondel la-ast als een wanklank hem in do ooren en do onrust knaagt opnieuw aan zijn ziel. „Een worm, 'die niet sterft en een vuur, dat niet uitgebluscht wordt," klünkt zijn sombere klacht. En hij beklimt de mét sneeuw gekroon de toppen der Alpen. Ver boven de hutten der herders, waar geen mos meer deai bo dem dekt en geen steenbok zich waagt, Sinds 6 Nov 1921 dient de jubilaris de Ned Herv. gemeente te Oudega en Kol-, derwolde 1 Prof. Dr. F. J. J. Buitendijk. Naar gemeld wordt zal Prof. Dr. F. J. J. Buijtendijk, hoogleeraar aan de Vrije Universiteit in de Faculteit der Genees kunde, die benoemd is tot-hoogleeraar aan do Rijksuniversiteit te Groningen reeds in Januari a.s. zijn ambt aldaar aanvaar den. i Vereen van Chr. Onderwijzers. Het hoofdbestuur van de Vei-eeniging van Chr. Onderwijzers enz. stelde in de vacature-Jonkman in zijn college candi- daat Mej. M. O. van Ronnen, te Amster dam, en de heeren J. de Graaff, te Rot terdam, en J. J. van Leenwen, te Putten. Bovendien stelden een elftal afd. nog negen candidaten. De niet-leerplichtige jeugd. Het Comité voor het Congres, dat tegen a.s. Pasehen zal worden gehouden in be trekking tot heb onderwijs aan de niet- leerplichtigó jeugd, wcnscht tot basis van de daar te houden inleidingen en bespre kingen een beeld van den vroegeren en huidigen toestand van dit" onderwijs in ons land. Het heeft daartoe aan ongeveer 5500 hoofden van scholen zoowel Openbare als Bijzondere, ten plattelande vragen ter be antwoording toegezonden, o.a. betreffend© het vervolgonderwijs vóór en na 1922, ter wijl voor een dergelijk onderzoek in de grootere en kleinere steden, de hulp der onderwijzersvakvereenigingen zal worden ingeroepen. De tiendaagsche veldtocht. „Bij het inzien van verschillende Kerk bodes, welke opgaven verstrekten aan gaande de feestdagen, meenden wij zegt Prof Hepp in de „Reformatie", een lichte verbetering inzake den „tiendaagschen veldtocht" te bespeuren. Op enkele plaatsen liet men den dienst op den Tweeden Kerstdag vervallen. Er wordt, als ik mij niet bedrieg, sterker ge ruild dan ooit to voren. Wil do gemcento, dat de predikanten met frissche preelcon koinen, dan moet zij ook zorgen, dat de Dienaren des Woords frisch blijven Wil zij, dat de prediking bezieling wekt, dan mag do prediker zich geen spreekmachine voelen Daarom pleitten wij en pleiten wo nog voor verlichting voor onze predikan ten in die dagen" MIE'S OUDEJAARSOVERDENiCING. Oude Mie zat in haar rieten leunstoel, vlak bij het venster en staarde naar bui ten. haar rimpelige handen onder haar zwart-satinet fantasietje inoen gestrengeld en haar strammo voeten op een warme stoof. Voor haar op tafel pruttelde de koffie in wit-perccleinen pot op een rood koperen theestoofje en schuins achter haar snorde gezellig in een glimmende kanon kachel een vuurtje Builen was 't vinnig: 'b vroor, dat het kraakte,. En, schoon 't zomietjo haar huis je bescheen, had Mie moeite, do bloemo tjes van de ruiten af te houden en haar oud© handen voor verkleumen te bewaren. Gelukkig had ze kolen genoeg in huis; daar had; Geert, haar zoon, voor gezorgd, 't Was anders 't wintertje wel: haast een ouderwetsche, zooals zij zo in haar jeugd gekend had. Haar jeugd^ ja Mie's oudo oogen zochten den boezem, ginds, tusschen de bermen, waar 't jonge volkje uit den polder z'n ijsvermaak vond. De baan was breed en 't ijs was glad; prachtig om to schaatsen Honderden krioelden door elkander. Boeren en boer innen uit den omtrek en jongelui uit de stad zig-zagden langzaam of schoven pijl snel over het ijsvlak. Do bonte schaar schitterde in de hekloro December-zon. Haar oogen deden er pijn van Zie, wat reden dio prachtig: wat gelijk matige afzet en wat sierlijke zwaai! En wat 'n knus paar: hij met z'n Zondagscho brengt hem zijn voet. Overal heersolit om hem de dood en hij moet leven. Overal om hem ademt het stilte en in hem„Ge vloekt zij de dag, waarop ik geboren ben en de nacht, waarin men zeide: een jongs- ken is ontvangen. Waarom hen ik niet in den opgang der dagen gestorven, zoo zou de ik nu nederliggen en stille zijn, ik zou slapen en er zou rust voor mij wezen. Dan hoorde ik de stemme des dri jvers niet meer" Ahasverus ziet op. Hij staat aan den rand van een afgrond, leunende tegen een kruis En uit de stilte der berglucht daalt hij neer in 't gewoeB Tan den strijd. Als zwermen sprinkhanen, alles vernietigend trekken de Hunnen Europa door. Rookende puinhoopen wijzen hun spoor. Ahasverus hitst hen op Rome aan. Daar 'zal de heerschappij van den Nazarener worden vernietigd. En Attila zwaait den geesel Gods over de vruchtbare vlakt© der Po. Waar hij komt, komt met hem do Dood. Kerk na kerk gaat in vlammen op. Maar Rome ziet Attila binnen haar mu ren verschijnen. Een ongewapende dienst knecht van Christus bedwingt dezen ko ning der verschrikking. En Ahasverus vraagt: „Wat macht is deze, die ook de duivelen gebiedt en ze zijn haar gehoor zaam?" Weer zwerft hij verder. En waar hij de voeten zet, volgt hem do pest. Steden wor den ontvolkt, maar hij blijft gespaard. Het „Allah, Allah" doorkLinkt de we reld. Omar's moslim omsingelen 'Jeruza lem. De haat tegen Issa maakt hen hel den. En waar do strijd het hevigst woedt, staat hij vooTaan, die sterven wil. Duizen den vallen, geen pijl, diio hem treft, geen zwaard, dat hem velt. „Zou het staal dier christenhonden dan evenmin barmhartig heid kennen als het oog van hun leugen profeet?" Jernzalem valt. Moskeeën verrijzen, waar het Kruis zich verhfef. Opnieuw drinkt Sions dorstige bodem martelaars pet op en zij met 'r hagelwitte muts.' Wi$ waren het? Mie kan 't niet onderscheidene zóó goed zag z© niet meer Nu zwierden ze verder: beentje over. over de volle breed* te der baan; Mie bewoog mee. Net een stel als zij.en Hein vroeger, teen ze nog twintig was; misschien was zij iets slan ker en vlugger geweestHaar oude» mond glimlachte een herinnering. Dat was al lang geleden, dat ze tiicb Hein daar gereden had eerst toen z©; verloofd waren, en toen in 'r trouwen nog1 een paar keeren, maar na 'r dertigste jaar zeker niet. en nu was zo acht en zeventig. Waar was de tijd gebleven! Toen ze Hein, leerde kennen en ze zich met hem verloof de, had ze gemeend, dat er nooit een eind aan haar geluk zou komen Doch hoe wa ren de jaren voorbij gesneld en hoe gauw, waren ze oud geworden. En nu drie jaren geleden had Hein haar verlaten: God had hem opgeroepen, voorgoed van haar weg. Ook haar beide jongens waren niet meer thuis. Zij hadden zich zelf een huiselijkcni haard gesticht Nu was ze alleen, moeder ziel alleen, in het huisje, dat ze eens als jong© vrouw betrad. Wat was dat een gelukkige dag geweest! Wat scheen toen het zonnetje heerlijk cn wat lachten de meubeltjes haar vriendelijk toe! En de volgende dagenEn de ja ren daarnaO, was die tijd er nog maar.Kon ze nog maar meedoen met die vroolijke troep, daar op den boezem. Ze zou zeker niet de minsto zijn. Min stens even goed als die twee daar straks. Kijk, daar waren ze weer. Keurig reden ze: een genot cm te zien. Heerlijk toch a' i, zco :112c kondfc doen! Mie wendde tic ct - cn zuchtte; Die gcode oude tijd Ja, en toch zo wist het niet geed of ze 'm terug zou verlangen of niet. Soms wilde ze 't wel, en ook nu was er veel verlangen in haar om jong te zijn en mee te doen Maarbezondigt zo zich niet; was 't goed van haar, naar 't voor bije to zuchten? Als ze geen toekomst had Had zij. oude, nog wel een toekomst1 Ach, hier benoden niet meer. De avond haar levens was gedaald; de nacht des doods stond aan te vangen. Maar daarna'? Mocht zij hopen? Wie was ze eigenlijk? Een zondares, niet be ter dan de andere mensclien Om haars- zelfs wil kon zo niet hopen In zichzelf was ze verleren En tochNeen, verloren was ze niet* haar zonden waren weg; vernietigd door Hem, die ook voor haar was neergedaald, in een kribbe werd gelegd. Of had ze ver geefs haar Heiland gevonden? had ze voor niets aan "*t Kruis zich geklemd? Maar wie gaat nu vérgèefs tot Christus; wie roept tevergeefs Hem aan? En was ze uit zichzelf tot Hem geko men ?Of had Hij haar geroepen? Had Hij baar niet getrokken met menschenzeelen, met koorden der liefde? Was Hij niet in haar en zij in Hem? Had zij' dus geen toekomst? Ja, waarlijk! Want or is geen verdoeme nis voor degenen die in Christus Jezus zijn Do hemel is hun geopend. Oudo Mie vouwde do handen en sloeg lia re oogen opwaarts. Welk een toekomst, welk een zaligheid! Hoe kon ze naar 'b verleden verlangen? 't Verleden, dat onvolmaakt was, dat, ne vens vreugde, zorg en smart haar gebaard had. Neen, ze wilde niet verlargen naar wat voorbij was. niet geven de eeuwigheid in ruil voor den tijd. Want do eeuwigheid slechts kon haar schenken wat de tijd haar onthield: volkomenheid van geluk cn van vrede, van liefde en blijdschap, ja, alles; alles in Hem, Die haar alles was, Jezus, haar Heiland. Hem behoorde zo toe. Hem wilde ze zien Hem wilde zo dienen, zonder belemmering in Zijn Koninkrijk, in Zijn volkomen ge meenschap. Mie's gelaat straalde van verrukking. O, dat die dag-spoedig komen mocht! bloed. Maar stervend nog getuigen, wie. werden verwonnen, van Hom, die zal heerschen. als allo macht en kracht zal zijn te niot gedaan. Opnieuw begint de zwerver zijn toch! door Europa. Maar waar hij komt, kwam reeds de Christus met Zijn liefde. Zijr: leer. En in den naam van dien Meestor wordt aan den vermoeide menigo verkwik-» king bereid. En hij wankelt in zijn haat. De trotsche zeloot leert gevoelen, dat Je hovah niet was in zijn woeden. Voor hei eerst weder hoort hij de stem van z;jn hongerende ziel. Mot de kruisvaarders mee gaat hij op-< nieuw naar de heilige stad. Hij ziet, hot zij -moorden, maar weet, dat hun geesi niet die is van Wio voor Zijn vijanden had. Een uitgevaste gestalto trekt heen door do steden en vlekken van Israël. Als zij ft Meester doet h'j allen goed. Treurenden troost hij, gevallenen richt hij op, mc-« laatschen kust hij de hand, zondaren pre* dikt hij Christus. Ahasverus hoort hem, den heiligen Assisiër, dio Christus bemin* de met uitnemende liefde. ..Kom tot Hem, mijn broeder, die vermoeid zijt van het jagen naar vrede, die l^ast zijt met d-^a druk van uw schuld," klinkt het hem Ie-» gen. En waar Hij*, die het „Vader, ver* geef het hun" voor wio Hem vloekten, opc zond tot God. tot Zijne ruste is ingegaan, knielt de uitgeputte zwerveling neder. „Mijn Heiland, wees mij zondaar gena-» dig," stamelt zijn mond. En het oog vaa den Zoon des Mensclien rust op hem. Ea het ziet hem aan met grooto ontferming. En dat gejaagde hart vindt eindelijk vro-» de. „Uw Koninkrijk komo, Uw Koninkrijk: kome, o Heer," lispelt hij zacht. En do grijze pelgrim slaapt in. Zalige rust ligk op zijn aangezicht. Jezus Christus overwon, f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 5