ÉMÜÉÈCnl
Tweede Blad
toch veel gebeurd en ook wel i'ets veran
derd zijn.
Na dit nader te hebben aangetoond,
vervolgt het blad:
Hebben wij een woord te veefl gezegd,
met de verklaring, &at de troonrede van
1924 in blijden toonaard was gestemd? Ge
wis niet.
Zeker, met onverzwakte®, ijver moet
naar verdere bezuiniging worden ge
streefd; er zal zelfs nog een n'euwe be
lasting, en wel op we e 1 d e-v e r te rin
gen worden ontworpen maar daar zal
vermindering van sommige te zeer druk
kende directe belastingen tegenover
staan.
En, om toch vooral in optimistische®
toon te besluiten, stelt de laatste verkla
ring der Troonrede vast, dat „de gang van
zaken in Curacao in menig opzicht tot
voldoening stemt." Be Troonrede-1924 is
oen woord van blijdschap.
Be aankondiging van de nieuwe regeling
van de ziekte- en ongevallenverzekering
had de Ned. voor veel liefs, in deze
Troonrede gemist.
In de Troonrede van 1918 werd gezegd:
„Aan de iai 1913 tot stand gekomen ver
zekeringswetten zal zonder vertraging
uitvoering worden gegeven". De openings
rede van 1922 verklaarde: „Onderschei
dene voorstellen ter vereen'/oüdig'ng van
de verzekeringswetgeving zullen U berei
ken." En heden, September 1924, is bij den
Hoogen Baad van Arbeid aanhangig het
voorontwerp eener regeling, die de onge
vallenverzekering dreigt te schaden, d'iie
omtrent de ziekteverzekering de wet van
1913 totaal verloochent, en die, i'n plaats
van vereenvoudiging, zou leiden tot duh-
he'e administratie en onzekerheid der ver
zekering: Laat ons hopen, dat het aan
gekondigd ontwerp de Sta'ten-Generaal
nimmer bereikt.
Behoudens deze enkele zinsnede, zal de
heden uitgesproken troonrede niet na'aten
hij de bevolking eene stemming van ge
rustheid en voldoening te wekken. Het
•herstel van het financi'eetl evenwicht, in
buitengewoon tempo, eis chip in men'g
opzicht pijnlijke maatregelen en moest
slachtoffers maken. Be toon der Troon
rede verlevendigt de- hoop, dat aan het
geen wat al te pijnlijk dreigt, nog iets zal
kunnen worden verzacht."
Be Rotterdammer (A.-R.) looft
het in de Troonrede dat zij weintg toe
zeggingen bevat en besluit hare beschou
wingen aldus:
„Wat van Indnë gezegd wordt, getuigt
van een geregelde en gunstige ontwik-i
keling.
Voor Suriname ge'dt dit echter niet.
Be indruk die de Troonrede geeft, Is
als de redevoeringen van Minister Buys:
eenvoudi tr en bondag, zakelijk en oprecht.
B:t ge'dt den vorm.
Wat den inhoud betreft, geeft het Ka
binet datgene waaraan thans in de eer
ste plaats behoeft© bestaat. Hetgeen een
groote lof is."
Be N. Haagsche C r t. (A-B.) be
treurt even'afis de Standaard dat van
stemplicht en staatsloterij niet gerept is.
Zién indrukken samenvattend zegt bet
blad:
„Ons s'uitend budget is dn uitzicht. B:,t
te hebben verkregen "zal waarschijnlijk
eerst in de toekomst ten vol'e wordien ge
waardeerd en in zi'jn beteekents erkend.
Beeds tnu kunnen we dankbaar de goede
gevolgen opmerken van hot wedergekeerd
vertrouwen in de financieele leiding van
ons land.
Laat in de komende maanden, dat ver
trouwen, door eensgezinde samenwerking,
met name van de rechtenzede, nog wor
den versterkt.
Het beter gezinde deel van ons volk zal
haar daarvoor dank weten en die waar
deering ook toonen, wanneer na heit slui
tend budget de nieuwe noodzakelijke voor
waarden worden geschapen, die voor liet
herstel van de volkswelvaart onmisbaar
zijn."
Het Handelsblad (libheeft woor
den van lof.
„In één opzicht stelt deze Troonrede
teleur. Die van verleden jaar bevatte een
zeer belangrijke uiting.de belangrijk
ste van alle, docht ons toon over de
dringende noorzakelijkheid voor de ge-
heele menschhead, om de internationale
vraagstukken tot oplossing te brengen. Nu
had_ men toch mogen verwachten dat de
Troonrede van 1924, uitgesproken kort na
de conferentie van Londen, niet ©enige
woorden had gezinspeeld op de toch on
miskenbare, eij het dan ook nog maar
aanvankelijke verheldering van den toe
stand, die ook op dit punt het belang
rijkste in vergelijking met verleden jaar
is waar te nemen. Doch hieromtrent
wordt geheel gezwegen.
Verzuim?
Of overmatig© voorzichtigheid?
De Telegraaf (Vrijz.) is ontstemd
omdat van wat te Geneve gebeurde geen
melding wordt gemaakt en oefent critiek
omdat wel van bezuiniging maar niet van
reorganisatie van den staatsdienst gespro
ken wordt.
Aan een beschouwing van de N. B o 11.
G r t. (lib.) ijs het volgende ontleend:
„Wat nu verder van de troonrede te
zeggen. Het sobere stuk geeft ons geen
aanleiding tot critiek. Het is iets blijmoe
diger, dan wij in de laatste jaren gewoon
waren. Be regeering zag eienige „opleving"
niet alleen in handel en nijverheid, doch
ook in den landbouw. Voor sommigen zal
dit laatste een,e eenigsziins verrassende
mededeeling z'jn. Heeft dan ook onze
landbouw of its misschien tuinbouw
bedoeld? stil gelogen? Of wilde de re
geering slechts zeggen, dat dö regenzomer
toch per slot van rekening geen kwaad
heeft gedaan?"
Het Volk (S. D. A. P.) tenslotte, be-
tsogt dat de troonrede in het teeken der
meest jammerlijke reactie staat.
KERK EN SCHOOL
GEREF. KERKEN.
Beroepen. Te Elburg: G. Staal,
cand. te Zwolle.
C'HR. GEREF. KERK.
Beroepen. Te MeppelP. de Smit te
Nieuwe-Pekela.
GEREF. GEMEENTEN.
Tweetal. Te Sliedrecht: H. Kieviet
Jzn. te Veenendaal en A. de Blois te
Vlaardingen.
Afscheid, bevestiging, intrede.
Zondagmorgen had in de Ned. Herv.
Kerk te Rotterdam de bevestiging plaats
van D s. P. G. de V ey Mestdagh, uit
Wassenaar overgekomen. De bevestiger
Ds. P. J. F. van Voorat Vader had tot
tekst Matth. 10: 36, en sprak naar aan
leiding van dit woord over: hoe Jezus de.
schare ziet; wat Jezus voor de schare doet;
en hoe hij met innerlijke ontferming zich
tot hen neigt. Aan het einde werd den be
vestigden dienaar toegezongen Ps. 134: 3.
Des avonds vulde opnieuw esn groote
schare belangstellenden het groote kerk
gebouw, toen de bevestigde dienaar zijn
intrede deed. Hij had tot tekst gekozen
Genesis 13: 14 en behandelde de leiding
Gods, de beloften en de heerlijkheid daar-
D s. A. Fetter, predikant der Ned.
Herv. gemeente te Den Helder nam Zon
dag j.l. na een ambtsvervulling van ruim
-40 jaar afscheid van zijn gemeente
Tot tekst was gekozen: Joh 2: 17.
Ds. J. Bergman nam Zondagmid
dag j,L afscheid van de Evang. Luth. Ge
meente te Groede, met een predikatie over
Hand. 20 vs. 24.
Ds. D. Emil Boeke nam Zondag
jl. afscheid van de Vereeniging tot Evan
gelisatie te Scliage n. naar aanleiding van
Hand. 20 vs. 32.
Zondagmiddag nam Ds. J. Duiven.
Geref. .predikant te Meeden, na een- geze-
genden arbeid van drie jaar, afscheid van
zijne gemeente en had daartoe tot tekst
gekozen Fil. 1: 27.
D s. G. H. de Jonge, van Vrijhoe-
ven-Capelle, die het beroep naar de Geref.
Kerk van l.utjegast aannam, hoopt Zon
dag 19 October a.s. afscheid te nemen van
zijne tegenwoordige gemeente.
D s. S. J. Vogelaar, em.-predikant
te Zeist, hoopt a.s. Zondagmiddag 21 Sep
tember zijn intrede te doen bij de Geref.
Kerk van Heemse (gem. Ambt Barden-
berg) na des voormiddags bevestigd te
zijn door Ds. W. Steunenberg, van Hee-
renveeri.
D s. S. J. de Hoest, overgekomen
van Bunschoten, deed Zondagmiddag zijn
intrede bij de Ned. Herv. Gem. te Garijp
en sprak naar aanleiding van Ps. 4 vs. 7,
na des morgens te zijn bevestigd door Ds.
C. Kroon, van Woudsend. die tot tekst
had Richt. 6 vs. 14.
D s. R. Hamming, overgekomen
van Doorn, werd Zondag jl. bevestigd bij
de Geref. Kerk van Middelburg door den
oudsten dienaar dier Gemeente, Ds. L.
Bouma, die tot tekst had Matth. 13 vs. 52,
Na des morgens bevestigd te zijn door
zijn vader Ds. L. Kuiper, van Kampen,
met een predikatie over Psalm 126: 5 en
6, deed Zondag D s. J. H. Kuiper, ge
komen van Winsum (Fr.) zijn intrede bij
de Geref. Kerk van Dragten, sprekende
naar aanleiding van Joh. 173.
Na des morgens bevestigd te zijn
Woensdag 17 Sept. 1924
De Pers over de Troonrede.
De gasteren uitgesproken Troonrede
wijst dn haar bondigheid op het naderetod
einde van deze parlementaire periode.
In verband daarmede hebben ook de be
schouwingen in de bla'dlen niiet den om
vang dien ze anders wel plegen te hebben.
Als naar gewoonte, laten we enkele van
de meeat belangrijke uitspraken hiejr vol
gen.
De Standaard wijst op de lichtpun
ten in diit staatsstuk en vervolgt dan:
Wat toegezegd was, is dan verkregen.
De beteekenis van dit slagen kan niet
licht worden overschat.
Ons volk heeft Tondom zich bij andere
volken de ontzettende gevolgen gezien van
de ontreddering der financiën en de bope-
looze verbreking van het financieele even
wicht. Dit gevaar bedreigde ook ons volk.
Welnu, thans mag geconstateerd, dat het
onmiddellijk dre:,gend gevaar zal zijn ge
stuit als de arW&id, die nog voorligt, tot
stand komt.
Het wordt terecht eten lichtpunt ge-
jwemd.
Maar terecht wordt ook gewaarschuwd,
'dat wij er nog niiet zijn en dat met on
verzwakt en ijver naar verdere bezuini
ging dient te worden gestreefd, ten einde
de voorwaarden te scheppen, welke voor
het herstel der volkswelvaart onmisbaar
zijn.
In verband hiermee staat ook de toe
zegging der wetsontwerpen tot heffing
eener belasting op weeldevertering, waar
op van verschillende zijden reeds weïd
aangedrongen, en tot verlaging van som
mige te zeer drukkende directe belastin
gen.
Krachtige bezuiniging en goede verhou
dingen in ons belastingsteflsel zijn nood-
zaklijk, wil ons volk zich den weg tot een
goede toekomst zelf niet versperren.
De Troonrede geeft in dit opzicht ge
lukkig wederom geen onzeker geluid en zij
mag er op wijzen, dat wij op den goeden
weg een heel eind- zijn gevorderd."
Geheel aroldaan is d© Standaard
echteer niet.
Wij willen, aldus ons hoofdorgaan, niet
'verhelen, dat er niettemin voor ons ook
een-'ge reden is tot teleurstelling.
Wij hadden toch de aankondiging ver
wacht van een voorstel tot afschaf
fing van den stemplicht.
Het schijnt ons onhoudbaar toe een wet
te zien handhaven, welker over tred '(ng,
door duizenden, door d® vingers wordt ge
zien. En om het beginsel, dat wij tegen
staan. èn om het in werkelijkheid krachte
loos maken van de wet, behoorde een ednd
aan den stemplicht te worden gemaakt.
Nu de Troonrede er van zwijgt, vreezen
wij wel, ofschoon er misschien nog reden
tot eenige hoop is, dat er van een voor
stel dier Regeering in het komende jaar
geen sprake zal kunnen zijn.
En dat bejammeren wij.
Eenigszins anders staat het met een
andere leemte, waarop wij moeten wij
zen.
Het zou ons aangenaam zijn geweest als
&e Troonrede had gesproken van een voor
stel tot geleidelijke afschaffing van
de S taats loterij.
Wij meenen echter an herinnering te
moigen brengen, dat de Minister van Fi
nanciën een en andermaal heeft kenbaar
gemaakt, dat van hem een zoodanig voor
stel te verwachten was. En dit sterkt ons
in de hoop, dat het wegblijven der aan
kondiging in de Troonrede niet beteekent,
jKlat hetgeen reeds werd toegezegd, zal uit
blijven.
De Nederlander (C. H.) merkt o.m.
het volgende op:
Zonder ©enige aarzeling mag verklaard
worden, dat bovenstaande Troonrede,
waarmede het nieuwe zittingjaar van de
Skaten Generaal-heden door Hare Maje
steit de Koningin werd geopend, in blij
den toonaard is 'gestemd. Het. was dezelf
de heldere, duidelijke, door-Nederlandlers-
zoo-gaaraie-gehoorde stem, die zich een
jaar geleden richtte tot de leden der beide
Kamers; maar toch was het geluid ge
heel anders.
En vergelijkt men het woord van he
den met de openingsrede, in September
J922 door Minister Buys uitgesproken,
dc^r ^,egt men: er moet in die twee jaren
FEUILLtëTOH
De Sterren hadden gelogen.
Verhaal uit den dertigjarigen oorlog.
64)
„In geenen deele, heer hertog!"- ant
woordde de overste.
„Ga dan tot den koning, overste, en
bid Zijne Majesteit in ons aller naam, dat
hij een harnas aantrekkel Gij hebt invloed
op den koning: gelieve dien te gebruiken!'y
„Ik zaT kist wagen; doch ik kan Uwe her
togelijke Hoogheid niet beloven, dat ik'
slagen zaL j
Zooals ieder weet, draagt jd'e koning
niet gaarne een harnas, wijl het hem'
sedert zijne laatste verwonding niet ge
makkelijk is.
Intusschen, ik wil het beproeven."
Von Mitzau begaf zich naar de konink
lijke tent en liet zich bij Gustaaf aan
dienen.
„Wat wenscht gij, overste?" vroeg de
koning. „Is het nog zoo mistig, of trekt de
nevel op?"
„De morgendamp hangt nog even
Zwaar op het veld, Sirel Daarom meende
ïk nog den moed te mogen, hebben tot Uw®
Majesteit te komen!"
„En wat wildet gij van mij, heer von
Mitzau?" vroeg de koning andermaal.
„Uwe Majesteit gelieve toch te bedenken
hoe kostbaar haar leven is voor ons allen,
voor haar volk, voor onze soldaten en de
Duitsche Protestanten!"
„Wat meent gij, heer von Mitzau?"
„Ik bid Uwe Majesteit, in naam van al
hare generaals, dat zij zich met een har
nas dekke!" antwoordde de overste.
„God is mijn harnas, heer ©verste! Zeg
dat aan mijne generaals!
Doch kom, ik ga met u naar buiten, om
naar het weder te zien!"
Von Mitzau begreep, dat alle verder
aandringen vruchteloos zou zijn, en ver
liet den koning, waarna hij den hertog
het vruchteloöze van zijn pogen berichtte..
Ook bij den vijand gebruikte men den
tijd, om zich te beter voor te bereilden.
Wallenste'in had beproefd te paar'd te
blijven'; doch de jicht, welke hem.' plaagde,
noodzaakt© hem van het paard te stijgen
en van een draagstoel gebruik te maken.
Evenmin al's de Zweedsche koning had
hij zich den ernst van hot oogenblik ont
veinsd.
Zijn© adjudanten vlogen heen en weer,
om zijne orders over te brengen, en aan
houdend zond hij renboden uit, om te
zien, of Fappenheim naderde. Doch deze
liet zich vergeefs 'wachten.
't Was elf uur. De nevel scheurde. De
stralen der najaarszon schitterden in de
blinkende kurassen en op de helmen der
keizerlijken.
Nog eens reed Gustaaf Adolf langs het
front van zijn leger en deelde zijne laat
ste bevelen uit.
„Nu gaat het er op los, kinderen!" Tiep
hij uit en, den blik omhoog slaa.ndé, ver
volgde hij: „God besture ons! Heere Jezus
help mij strijden tot eer Uws Naams!"
Daarop zwaaide hij zijn degen boven het
hoofd, plaatste zich aan de spits zijner
ruiterij en riep luide: „Voorwaarts!"
„God met ons!" barstten de Zweden uit
en vlogen tegen den vijand in.
„Jezus! Maria!" weergalmde het aan de
overzijde en de ruiters van den Frieidlan-
der snelden, hun tegen.
De kanonnen van Walenstein maaiden
vreeselijk in de gelederen dér Zweden;
'doch reeds bij don eersten aanval gelukte
het dezen de keizerlijken van den straat
weg te verdrijven en den weg te veroveren
Straks hebben de Zweden ook de ge
lederen van Wallensteins Voetknechten
doorgebroken.
't Was, of de persoonlijke aanwezigheid
der veldheeren de balans telkens deed
overslaan.
Plotseling rent do ruiterij uit het cen
trum van den Friedlander op het Zweëd-
schei voetvolk los en drijft dit van den
straatweg terug.
1 door Ds. J. C. Brussaard, van Bloemen-
daal, met een predikatie over Jeremia 1»
6 en 7, deed des middags cand. G. B.
Wurth, zijn intrede bij de Geref. Kerk
van Oost- en West-Souburg.
Cand. A. C. van U c h e 1 e n, van
Hilversum, hoopt Zondag 26 Oct. zijn in
trede te deen in de Ned. Herv. Gemeente
te Paesens (Fr.), na bevestigd te zijn door
zijn vader, Ds. N. P. E. G. van Uchelen,
van Hilversum.
Cand. J. C. Ne el e man. van Rot
terdam, deed Zondag jj. zijn intrede bij
de Ned. Herv. Gem. te Eikerzee, na des
voormiddags half 11 bevestigd te zijn
door Ds. Jac. Poort, van Almen-Harfsen.
Gand. J. W. van Tol, van Assen,
deed Zondag j.l. zijn intrede bij de Geref.
Kerk van Scha rend ij ke, na bevestigd te
zijn door Ds. T. Gerber. van Assen, die
tot tekstwoord had Psalm 28 v's. 9. Staan
de zong de Gemeente haar nieuwen leer-
aar Psalm 134 vs. 3 toe.
's Middags deed Ds. J. W. van Tol zijn
intrede met een predikatie over 1 Kon. 3
vers 9a.
D s. T j. Tak, gekomen van Fijnaart,
werd Zondag tot zijn ambt bij de Ned.
Herv. Gem. te Zevenhuizen (Z.-H.) inge
leid door Ds. K. H. E. Gravemeijer, van
Den Haag, met een rede over Ezech. 37
vs. 3, 4 en 7a. Des namiddags hield de be
vestigde een prediking over 1 Cor. 1 vs.
23 en 24.
Ds. G. v. Dijk Az.
Den 17en September zal bet 25 jaar ge
leden zijn, dat Ds. G. v. Dijk Az.% Ned.
Herv. pred. te Lisse, in het ambt werd be
vestigd en zijn intrede deed te Loosdorp.
Deze gemeente diende hij van 1899-—1904
cm daarna zijn intrede te doen te Nieu-
wolda. Van hier vertrok bij in 1910 naar
Spannum ca., welke gemeente een 11-tal
jaren van zijn herderlijk werk genoot.
Daa/na vertrok hij naar Lisse, alwaar hij
sinds 1921 mag arbeiden in het Koninkrijk
Gods.
Ds. D. van Popta.
Naar de N e d e r 1. verneemt, is de toe
stand van Ds. D. van Popta, emeritus pred.
bij de Ned. Herv. Kerk. in Den Haag
woonachtig, thans van dien aard, dat men
vreest, dat herstel uitgesloten moet wor
den geacht.
Ds. J. H. Geselschap.
Ds. J. H. Geselschap, predikant der
Ned. Herv. Gemeente te Yaassen, heeft
met ingang van 1 Nov. emeritaat, aange
vraagd. Ds. Geselschap werd 8 Mei 1881
te Dassen. tot zijn ambtswerk ingeleid,
vanwaar hij in 1884 naar Axel vertok. In
1891 begroette Berkel hem als haar herder
en leeraar. Sinds 6 Miaart. 1898 dient hij
de gemeente Vaas sen.
Beroepingswerk.
Men meldt het Vad. cat te 's-Graven-
hage pogingen worden aangewend oni in
een der twee vacatures bij de Ned. Herv.
gemeente als predikant te beroepen ds. H.
O. Roscam Abbing van Arnhem.
Ouderlingen en Diakenen der
Chr. Geref. Kerk.
De 5de conferentie van Ouderlingen en
Diakenen der Chr. Geref. Kerk, is de vorige
week te Utrecht gehouden.
De voorzitter, de heer G. IJskes, van
Zaandam, opende te 10.30 uur deze samen
komst-door te laten zingen Psalm 84 vers 3t
ging voor in gebed en las vervolgens
Genesis 32 122.
De voorzitter roept den aanwezigen een
hartelijk welkom toe, waarna de waarn.
secretaris de notulen leest van de vorige
conferentie, welke onder dankzegging ge
arresteerd worden.
Nadat de penningmeester een overzicht
geleverd had van den stand der financiën,
wordt de lieer A. Prins in de gelegenheid
gesteld zijn referaat te leveren getiteld:
„Kerk en Sociale vraagstukken". Twee ge
dachten wenecht spreker naar voren te
brengen, en wel ten eerste, wat te ver
slaan onder sociale vraagstukken, en ten
tweede wat is de Toeping der Kerk.
Zeer breedvoerig zet de heer Prins deze
gedachten uiteen, waarin zonneklaar uit
komt de onvastheid van alles, wat de
mensch wil builen God, maar daarentegen
het rotsvaste van Gods woord en ordinan
tiën.
Een zeer geanimeerde bespreking volgde
op de behandeling van dit onderwerp, zoo
zelfs, dat in de namiddagsamenkomst. nog
eenige oogenblikken gewijd werden aan het
onder de oogen zien van verschillende pro
blemen en vraagstukken, die nog onopge
lost gebleven waren.
Daarna ontving de lieer B. Nederlof ge
legenheid zijn referaat te houden, getiteld:
,,De Geestelijke stroomingen en het Ouder-
lingenambt".
Het voetvolk dreigt te vluchten.
D© bevelhebber doet den koning ij'ings
aanzeggen, dat zijne lieden niet in staat
fcij.n een. •nieuwen aanval van den s veel
sterkeren vijnand te weerstaan.
Nauwelijks hoort Gustaaf het, of hij
geeft zijn paard de .sporen en ijlt vooruit,
terwijl hij eene afdeel'ing ruiters gebiedt
hem to volgen.
Doch reedis is hij den zijnen 'vooruitge
sneld; slechts de hertog van Lauenbe.rg en
een page kunnen hem bijhouden.
Zie, reeds wappert zijn vederbos aan de
spits der terugwijkende troepen.
Dat geeft hun moed. Met hun koning
stormen zij op de ruiters van den Fried
lander in. Doch Gustaaf is hun voor.
Hij staat midden onder de keizerlijke
ruiters en dezen omsingelen hem al meer.
Do 'zijnen snellen toe om hem te redden
't Is te laat! Zijn paard ontvangt een
schot in den hals en holt 'woedend voort.
Bijna op hetzalfd'o oogenblik verbrij
zelt een tweedo kogel Gustaafs linkerarm.
De hertog van Lauenberg beproeft den
koning uit den strijd te voeren, doch een
keizerlijk ruiter, die den koning op tien
schreden nadert, schiet hem door den
ruggegraat.
Gustaaf zinkt van het paard, maar z'jn
voet haakt in den stijgbeugel en het ont
stelde ros sleept zijn meester een eind-
iweegs voort.
De inleider wenscht deze twee gedachten
afzonderlijk naar voren: te brengen, en be
paalt zijn gehoor achtereenvolgens bij de
Geestelijke strocmingen en wel: ten eerste
haar oorsprong, ten tweede haar wezen, ten
derde haar voortgang en ten vierde haar
gevolgen, om daarna bij het Ouderlingen-
ambt stil te staan, waarbij hij een viertal
gedachten wenscht te ontwikkelen en wel
ten eerste de oorsprong daarvan, ten
tweede het wezen, ten derde het werk en
ten vierde de uitkomst.
Ook dit referaat oogstte den dank der
vergadering, nadat op verschillende zaken
nog even de aandacht gevestigd was.
Een tweetal onderwerpen werden voor
het volgend jaar opgegeven en namen ge
noemd van de broeders die deze zullen be
handelen.
Besloten wordt het volgend jaar de con
ferentie weer te Utrecht te doen plaats
hebben.
De regelingsccmmissie wordt herkozen en
inplaats van den heer v. d. Burg gekozen
de heer de*Vroome.
De voorzitter sloot dezS welgeslaagde
conferentie.
De heer Ras eindigde met dankgebed, na
dat gezongen was Psalm 72 vers 11.
Saiatiga-zending.
In het gebouw Bethel der Stads-zending
te Utrecht heeft gistermiddag vanwege de
Saiatiga-zending een samenkomst plaats
gehad, waarin de zendelingen dr. Van der
Ley, mevr. Van der Ley, dr. Sigel en zus
ter Zimmerbeuel vóór hun vertrek naar
het zendingsveld afscheid hebben geno
men.
Nadat ds. Couvée de samenkomst had
geopend hebben gesproken dr. Van. der
Ley, zuster A. Ooms. die zoo juist met
zuster A. Siderius van het zendingsveld
zijn teruggekeerd, en dr. Sigel, die zijn
toespraak in het Duitsch hield. Zuster
Ooms vertelde een en ander van haar zen-
dingspos-fc en noemde het onderwijs een be
langrijke factor in liet werk der zending.
Zuster Zimmerbeutel zong enkele Duit
sche liederen.
EEN NIEUWE VLOOTWET.
Naar aanleiding van de uitspraak in ue
Troonrede, dat andermaal voorstellen
zullen worden gedaan tot regeling van de
sterkte en de samenstelling der zeemacht
en tot verdeeling van de kosten daarvan
over de Staatsbegrootfrig en -de Begrooting
van Nederlandsoh-Ind'ë, zegt de Stan
daard:
„De Begeering zegt een n:euwe Vlootwet
foe, een toezegging, die door somnrge te
genstanders in hun 9trijd tegen Begeeriug
en Rechterzijde zal worden misbruikt,
maar die niet mocht achterblijven. De
plicht gebiedt hier en hij moet zonder
omzien worden gevo'gd."
De Maasbode (R. K.) wijst er op,
dat deze mededeling nret verrast en zegt:
„Immers in haar verklaring van 15 Ja
nuari, bij haar eerste wederverschijnen in,
de Kamer na de Vlootwetcri.ris, heeft do
Regeering reeds zich in denzelfden zin uil
gesproken.
Toen toch bleek, dat de Regeering zie.*
bij de uitspraak der Kamer wilde neerleg
gen.
Reeds toen echter deed z:j er op vo'gea*
„Middelerwijl zal de Regeering de verzor
ging van de maritieme verdaging op
nieuw ter hand nemen. Zij behoudt zich
Toor dienaangaande spoedig nadere voor-
stel'en in te dienen."
Wie zoo positief het financieel herstel
voorop schoof kon eigenlijk, log'»"® bij-
vend, over nieuwe vloot-voorstel'on z<»ó
niet spreken. Doch een goed verstaander
begrijpt, dat zulk een staatsstuk a's ren
Troonrede of een eerste regerringsverkha-
rinig niét aus einem Gusz tot stand komt,
maar dikwijls de kenmerken van zijn sa
menstelling draagt.
Twijfelen, dat het herstel van ons bud-'
getair ovenwicht niet geheel vóór zou
gaan, deden wij i«n het bogin dr? jaars
n et. En dus ook thans nog niet. Wild? do
Regeering in Januari haar geweten ont
lasten dcor aankondiging van nieuw»
vLootvoorstellen, ook thans is aan haar
verklaring oi. net veel grootero beteeke
nis te hechten. Zij zal aan de door haar
eenmaal aangenomen vo'gorde moeten
vasthouden. Eerst budigetair evenwicht,
da® nieuwe vTont-voorstellen. Bat even
wicht is in aantocht. Wij nemen hot gaar
ne aan. Maar veiliger is het te zoggen:
eerst zien.
En wij-verwachten, dat Regeering en
Kamer bedoelen aan ontwerpen aangaan
de viool-voorziening het karakter van
ontwerp niet eerder te ontnemen, dan dat
het budget in orde is."
Be stalmeester van den hertog jaa.d den
moordenaar des kon-ngs een kogel door
het hoofd; zijn moéster, de her-tog van
■Lauenberg, neemt lafhartig de vlucht.
Eindelijk raakt 'skonings voet uil den
stijgbeugel bevrijd.
Gustaaf bevind t z'ch met z:jn trou
wen page, den edelknaap Leubelfing. den
achttien jarigen zoon van een aanz'enl'jken
Neurenberger, alleen tuschon de drommen
der vijandelijke ruiters.
Terstond stijgt de odel-knaap van het
paard en smeekt den kouing zijne laat
ste krachten in te spannen, om het paard
te bestijgen en zich naar de zijnen te be
geven.
Gustaaf strekt de handen naar hem uit,
doch de trouwe jongeling kan het zware
lichaam niet opheffeu.
Baar naderen drie vijandel'jke ruiters.
„Wie is die gewonde?'' vragen zij.
„Een officier!" antwoordt de edelknaap,
doch zijn verbleekt gelaat en zijve ang
stige trekken verraden hem-
„Meent gij ons te misleiden, knaap?
Denkt gij. dat wij een ofiicier v.ict van een
gewoon ruiter kunnen ondors. heiden?"
grauwde een d°r ruiter® en s hoot don
edelknaap door het been, zoodat hij ter
aarde zonk.
„Tk ben Gustaaf AdoÜf!" stamelde do
kouing. „Spaar m'jn leven!"
(Wordt vervolgd.)