Tweede Bladj Zaterdag 6 September 1924 Een sterk vertrouwen. In de vreeze des Heeren is een sterk vertrouwen, en Hij zal zijnen kinderen een toe vlucht wezen. Spreuk. XIV: 20. Het leven is niet zoo gemakkelijk; en in ieder geval is het zeer onzeker. Maar wat wel' het -moeilijkst van al is,dat We zoo eenzaam kunnen zijn. En dat is verschrikkelijk. Gelukkig is dat maar voor oogenblikken, doch die oogenblikken zijn de diepste, de «noest tragische en ingrijpende momenten wan heel ons leven. Wij worden dan inge leid in de geheimzinnige donkerheden van ons verborgen zieleleven en huiveren over onszelf. Het is geen genoegen daartoe te worden 'gebracht; niemand daalt aniders dan hij strikte noodzakelijkheid af in de duistere mijnen van zijn eigen mensehelijk ge moed Want wat we daar vinden is meest niet van het beste. Daar ligt ons diepst verdriet, daar huist onze droeve onzekerheid, daar breiden on uitroeibare zondewortels zich uit, daar verschuilen zich de flarden der weefsels Onzer wroedweggeslagen idealen en ver wachtingen; opgeborgen, neen! in bittere •teleurstelling wrevelig weggezet, op den dag der verbreking, gelijk een mensch een gebroken kostbaarheid moet wegdoen uit 'zijn woonkameromgevinig, maar wijl hij nog niet Vermag er geheel van te scheiden, het plaatst in een afgelegen rommelhoek. De meeste menschen komen daar zelden I Enkel bij bijzondere gelegenheden. De omstandigheden zelf moeten er hen bren gen. En dat zijn dan meest niet de rooskleu rigs te. 't Is in de dagen dat wat ons het dier baarst en heiligst is op' aarde in geding •komt. Dat zijn gewoonlijk de dagen van temart en tegenspoed. Dan gaat liet over d'ft,gen of menschen, of omstandigheden en •toestanden, d'ie ons hart raken. Wij liehhen dan moeite en verdriet. Geen kleinigheden, maar echte invretende, diep inwoelende smart. Zoo, dat het ons zwaar jvalt om te doen, wat Jezus ons aanbe veelt, en wat we cbk wel als zeer goed, ja noodzakelijk gevoelen, n.l. ons hoofd zal ven en ons aangezicht wassohen. Zeker, wij doen liet, want ons lijden is !gcen wetenswaardigheid voor vreemden, maar een zielsverdriet voor onszetven. Maar dat neemt niet weg, dat het 'ons toch zoo Zwaar kan vallen, niet zoozeei; Om het te verbergen als wel om het te dragen. Wie kan ons helpen? J'1 Ach, die ons moeten kunnen begrijpen, Zijn juist degenen die het ons aandoen. Die in de eerste plaatg geacht moeten worden in aanmerking te komen tot onze vertroosting, zijn juist degenen, die door wanbegrip het verdriet nog grooter voor or s maken. O. wat valt dan hef zwijgen bang; wa't zouden we dan n'et geven voor een' ziel d'e meeleven, een hart dat voelen en be grijpen kan. een oor dat onbaatzuchtig, onbevooroordeeld, met oprechtheid van deelneming luisteren kan. Wat zijn die zeldzaam! 1 Wat stellen menschen. teleur? Wat blijken weinig menschen toch waar- li ik den keur te dragen van waarachtig .Christendom! Wi9 kent de kunst der sympathie? Der sympathie, zooals Jezus toonde voor èn met den ellendige, toch ook wol ons ten •voorbeeld? Verstaan wij Wel het weenen met den wenende? Ach, ook onder wie onze broeders en zusters heeten, is en blijkt zoo weinig be kend het geheim der mede-lijdende liefde- Daarom moeten we eenzaam blijven tmc-nschen stellen teleur, ook Christenmen- schen. Zij blijven vreemd Van u, en willen u ook vreemd van ben houden. Zoek .geen inniger aansluiting, zij ver staan u niet, wat.u zwaar weegt, vinden zij een kleinigheid; wat gij voor heilig 'houdt en verheven, achten zij vanzelfspre kend of zeer gewoon; waarvoor gij den inzet wilt geven van héél' uw krachten, komt Kun do belangstelling niet geheel onwaardig voor. En omgekeerd ergert gij lien door hun opvattingen 'en inzichten niet te doelen. Ze laten u dan aan uw lot over, zij sluiten u buiten hun kring, hun .vertrou wen, hun warme gemeenschap. Of ze hebben zelf geen kring anders dan een vreemdenkring, die heel oppervlakkig het aanzien van een v r i e n- d e nkring draagt. Ze voelen zich sterk en nuchter en zijn zichzelf genoeg. Teederder gevoelens, hooger genegen heidsbehoeften schijnen in hen gedoofd, afgestompt te wezenzij zoeken allen hét hunne, niet hetgeen van Christus Jezus is (Phil 11:21) althans zij ver bergen ze of hebben ze Oaten bevriezen achter een masker van algemeene opper vlakkigheid, vormelijke beleefdheid ,en grove scherts. Uit ons eigenlijk levbn houden wij el kander zorgvuldig buitengesloten en be waren het geheim van onze smarten, grie ven en te'eur stelingen voor onszelf al Teen. 't Is niet ideaal, 't is ook nie't wat be hoort in den gemeenschapskring van geestverwante ngeloovigen. Het wijst be schamend en ontroerend duidelijk aan, dat er een groot gebrek aan liefde tot den Toch is dit beter dan twislt en haat en nijd, terwijl de hoop mag gevoed en het gebed vermenigvuldigd, dat er een omme keer kome ten goede. Ondertusschen hebben' Gods oprechte kinderen nog een uitnemenden troost. Het is de vreeze des Heeren. „In de vreeze des Heere is een sterk vertrouwen, en Hij zal zijnen kinderen een toevlucht wezen." In de vreeze. des Heeren is een sterk vertrouwen. In deze wereld kunt ge dat niet hebben. In de menschen ook niet. Maar de naam des Heeren is een sterke toren; de recht vaardige zal daarhenen loopen en in een boog vertrek gesteld worden. (Spreuk. xvni:10) Eenzaamheid is bitter; eenzaamhe:d kan bard vallen; het gevoel van losgelaten en op u zelf aangewezen te zijn, kan bang wezen. Wie op den hoogen God vertrouwt. Heeft zeker op geen zand gebouwd. Alles in dit ondermaansche is betrek kelijk; alles stelt teleur; gij kunt er niet onvoorwaardelijk op vertrouwen. Wat*er nog van terecht komt, valt mee. Maar in de vreeze des Heeren. is oen sterk vertrouwen, Een sterk vertrouwen. He't breekt niet. Het zakt niet in en valt niet weg. Het is vast als de aarde en wijd als de zee. H;et draagt u, om er op te drijven en om er op te staan. Het buigt niet door en wijkt niet terug. Het laat u nooit in den steek, allerminst op die oogenblikken, dat ge er met uw volle z:ele- zwaarte eu met heel uw levensgewicht u op veriaten gaat. O, heerlijk vertrouwen voor het vrome, yeelgeprangde hart. Het is geweldig als de zon, indrukwek kend als dé maan en stipt als de nimmer- falende sterren. Wie daar eenmaal proefondervindelijk mee in aanraking kwam, kent geen woor den te goed en geen beelden te sterk om van zijn bevindingen te verhalen. Het is goed ïfabij God te zijn.17 - Bezwijkt dan ooit, in bittre smart Of hangen nood nrjn vleesch en hart Zoo zult gij zijn voor mijn gemoed Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed. DE HEER IS MIJN HERDER. D'Almaghtige is myn herder, en geleide, Wat is 'er dat me schort2' Hy weit my, als zyn schaep, in vette weide Daer gras noch groen verdort. Hy drenckt myn ziel in koele bronne en beecke Indien myn geest verstroy' En afdwael' van de kudde, en rechte streecke, Hy brengt ze weer te koy. Hy brengt my op de heirbaan van zyn wétten En 't goddelycke recht. Om zynen naem en eer in top te zetten, Door 't lof van zynen knecht. Al zwerf ick om in naere en donckro daelen, Beschaduwt van de doot, Noch vreest myn liart geen ongeluc.k, noclx qualen: Hy staet me by in noot. Ick magh me vast op zynen staf veriaeten, En trouwen herders stock. Hy deckt voor my, ten schimp van die my haeten Met on verzoent) ren wrock, Een' vollen disch, gelaên met leckernyen, Hy zalft myn hair eni hooft Met oligeur, om 't aenschyn te verblyen Door glans, die druck verdooft. Wat wort aen my eenf schoonen kelck gegeven Vol wyns! Godt stort zyn hart Genadigh uit ten beste van myn leven, en troost van alle smart. Ick zal Godts huis en zegenryeken tempel Bewoonen da-gh en nacht. En nimmermeer veriaeten Arons drempel Maer sterven op myn wacht. J. v. d. VONDEL. tCEBK Eü SCHOOL GEREF. KERKEN. Tweetal. Te ZutphenJ: G. O. Donner te Emmen en A. J. Fanoy te Ferwerd; te Enumatil: N. Duursema te Nieuw-Am- sterdam en M. Elsinga te Grootegast; te Axel: C. J. Hakman te Drachten, en H- Veldkamp te Anna Jacobapolder. CHR. GEREF. KERK. Beroepen. Te IJmuiden: D. Driessen te 's-Gravenzande. Vernietigd tweetal. Van bevoegde zijde meldt men aan de N e d e r 1., dat het bericht inzake de ver gadering van den kerkeraad met de mans lidmaten der Christ. Geref. Gemeente in Den Haag en hetgeen daar zou behandeld en - besloten zijn absoluut on juist is. Bedoelde vergadering was met een gansch ander doel belegd, en de intrek king van het voorgestelde tweetal: Ds. Geels van Apeldoorn; en Ds. Jansen van Leiden, heeft om geheel andere redenen die buiten het voorgestelde tweetal lig gen, plaats gehad. Dr. A. W, Bronsveld, Naar het „Utr. DagbL" verneemt, was Dr. A. W. Bronsveld de eerste .dagen van zijn ongesteldheid nog al zwak doch de toestand was deze week weer beter en de afgeloopen nacht gaf reden tot tevreden heid.. Een groot deel van den dag moet de patiënt het bed houden. Hij neemt op zijn kamer met groote belangstelling kennis van al h'et gebeurde en leest er trouw de voornaamste dagbladen. Dr. H. T. Oberman, t Dr. J. F. Beerens, Herv. predikant te Utrecht, schrijft in „Berg-Opwaarta" als jeugdvriend een ,.in memoriam" aan dr. H. T. Oberman, en verklaart van dezen onder meer: „Oberman was een heel bijzonder predi kant, die niet alleen in letterlijken zin bo ven de gewone maat uitging Zijn mooie, zware basstem zullen wij niet spoedig vergeten. Hij beschikte over een fijn literair gevoel, getuige zijn vele artikels, .o.a. iri Stemmen des Tijds over dichters van onzen tijd, in 't bijzonder over Boutens, niet wien hij dweepte. Daar naast stond zijn wetenschappelijke aan leg, zijn geniale kijk op combinatievermo gen, dat hem ook maakte tot een scherp schaker, zijn flair voor vreemde talen Velen ook onder zijn leermeesters had den op grond van dit alles gemeend en gehoopt, dat hij zich geheel aan de we tenschap zou hebben gegeven. Verwierf hij zich niet reeds als candidaat de gouden medaille door de oplossing van een prijs vraag over te beteekenis van Justus Lip- sius? Toch is hij dezen weg niet opgegaan- Waarom niet? Ik meen, dat hij hierin ver hinderd is door zijn groote, wellicht al te groote spontaniteit. Hierdoor had hij iets wlds, iet-s- onevenwichtigs, soms iets on voorzichtigs en ondoordachts, dat heul vaak in groote moeilijkheden heeft ge bracht en waardoor hij zich vele vijanden in zijn leven heeft gemaakt, vooral onder do ambtgénooten. van wie velen hem van ij delheid en eerzucht beschuldigden. Misschien was hij van ceze feiten niet geheel vrij te pleiten, al ben ik er wel van overtuigd, dat het ook heel vaak afgunst was, die de balans in zijn nadeel deed overslaan. Hij kon 't toch niet helpen, dat hij iets charmants, iets innemends bezat, waardoor hij soms stormenderhand men schen voor zich wist te winnen. Naast deze spontaniteit en ten nauwste daarmee samenhangend stond zijn dik wijls beminnelijke naïviteit. Oberman kon zich verbazen soms over de eenvoudigste dingen. En die verbazing sprak hij dan ook opgetogen uit met een bijkans kinder lijke, aandoenlijke openhartigheid. Die naïviteit deed hem ook menigmaal heel nederig en eerlijk schuld belijden, wan neer hij van ongelijk overtuigd was. Door die twee van zijn voornaamste ka raktereigenschappen, zijn spontaneïteit en naïviteit had hij zulk een grooie invloed op de jeugd." Langs een omweg. Het classicaal bestuur in Heerenveen heeft de aanneming, buiten den kerkeraad om, van 19 (orthodoxe) lidmaten door ds. Pijnacker Hordijk ongeldig verklaard. De aanneming zou dus opnieuw, onder medewerking van den vrijzinnigen kerke raad moeten geschieden. Nu zullen deze lidmaten echter naar het Hdbl. meldt, in Hoornsterzwaag, waar predikant en kerkeraad orthodox zijn. worden aange nomen om daarna met attestatie naar Nijehorne over te gaan. Alles dus vanwege den vrijzinnigen kerkeraad. En vanwege den orthodoxen predikant werden in het voorjaar de 80 vrijzinnige lidmaten in Knijpe anagenomen, om daar na met attestatie naar Nijehorne over te gaan. Alles langs een omweg dusl De Protastantsche Zending. Het stemt de Besturen van de te Oegst- geest samenwerkende zes Zendings-Corpo- raties tot groote dankbaarheid, dat de be langstelling voor den Zendingsarbeid toe neemt. In allerlei kringen heeft men ont dekt, dat mede-leven met het Zendings werk essen-tieé1© beteekenis heeft voor e'gen geestelijk leven. Het brengen van Christendom en cultuur (cultuur als be schaving of veredeling van den geest ge nomen) wordt door velen, die vroeger sceptisch tegenover het Zendingswerk stonden thans erkend te zijn het eenige Keelontsteking1 catarrh, bronchitis, schorheid. Gebruik AKKER's Abdijsiroop i redmiddel voor vele volkeren, die in ge bondenheid leven en sterven. Degenen, die hun Zendingstaak in deze were'd ver staan geven met blijmoedigheid dóór van wat zij voor eigen zieleleven ontvingen. Ons Christelijk Protestantse he Ncder- landsche volk wordt het zij met dank aan God gezegd zich in steeds breeder kring bewust van zijn roeping en taak tegenover de volkeren in Oost- en West- Indië. Hot is daarom, dat bedoelde besturen met grooter vrijmoedigheid dan voorheen telkens we&r aandacht vragen voor het Zendingswerk en ook nu weer allen, die belangstellen in d'en arbeid er op willen, dat in de laatste maanden van dit jaar allerlei moeilijkheden te overwinnen zijn. Een uitvoerig verslag geven van den stand van het werk is ondoenlijk, de Zen- dings-periodzeken, daarin gesteund door de pers, geven telkens weer u'tvoerlge •overzxhten. De bezetting der terreinen, de leiding Van het werk, de onderwij «-kwes ties, de vraag: hoe aan de verzoeken der inlandscbe bevolking om goeroes en on derwijs te voldoen, nationale aamge'egen- •heden en vele andere zaken vragen voort durend de aandacht van degenen, die met de lei-ding belast worden. Het as evenwel even verblijdend, als bemoedigend en rust gevend, dat al deze arbeid, onder Gods 'zegen, voort kan gaan en dat de vruchten telkens weer gezien mogen worden. Om concentratie van aandacht en be langstelling te bevorderen, om de voor het ■werk betfoodigde gelden bijeen te b engen (voor d:t jaar is nog ongeveer f 500.000 noodig) bereiden de Zendings-Besturen ook dit jaar weer een „Zendingsweek" voor. Een „week van gebed, Toewijd:ng en Offer." Vastgeste'd werd de week van Zondag 23 Nov. tot en met Zondag 30 November Zij eindigt op den Zendings-Zor.dag welke ditmaal bijzondere aandacht verdient om dat liet is een dag van algemeen gebed voor de Wereld-Zending. Een vloekende examinator. In „De Cbr. Onderwijzer" schrijft J. te H.: Van meer dan één zijde ontvingen we klachten over het optreden van enkele examinatoren voor de hoofdakte. Eén zelfs schijnt zooveel gemis aan beschaving ge toond te hebben, dat hij zich aan erger lijke Godslastering heeft schuldig ge maakt. De zaak is thans bij ons Hoofdbestuur in onderzoek era dit zal zoo noodig niet aarzelen den Mnisl dergelijk Optrédeh'"! koibieiL x-'v Godsdienst fff Duftst „The Presbyteria^ gèJdfc lus Scharpff, een' der Düftsché den' op de Zondagsschoolcohre! gow, zoowel daar aft in een,' Londen voor een groot gehoor lede een beeld gaf van de religfeu9 vera! derende stemming in Duitschland. f Hij sprak van de nieuwe be langs teljini in vele plaatsen voor den godsdienst be toond de vorderingen die gemaakt worde] met Evangelisatiewerk, tent-meetings, me den arbeid onder jonge lieden enz. Hij betoogde, dat de hoogere critieh welke in Duitschland zoovele jaren heef gedomineerd en zulke schitterende produe ten van literaire destructie- en construe^ tiekunst heeft opgeleverd, niettemin hetf geloof onder het volk niet heeft kunnen1 wegnemen. f Integendeel, er is tegenwoordig juis^ een terugkeer te bemerken tot het eenvorn dige bijbel-geloof in den gekruisigden Christus. „EMANCIPATIE!??" Ziehier een schetsje van de nieuwste nieuwigheden, dezen zomer op do Frau-« sche mode-badplaatsen. Natuurlijk moet de emancipatie-vrouw weer de grootste zotheden uithalen. Men zag „de dame met-de-pijp". En ook „de dame met den hoogen zij« den heerenhoed". Nóg werden ze uitgelachen Straks vindt de wereld het mooi. 't „Hbld." beschrijft het zoo: Daar was dan in de eerste plaats de dame met de pijp. Met de p ij p! Aan sigaretten voor vrouwen zijn we nu. al gewend, daar neemt niemand meer aan stoot aan, behalve dan hier en daar de inwoners van een negorij, maar die tek len in dergelijke gevallen hcelemaal niet mee. De sigaret is dus „geaccepteerd" als vrouwelijk genotmiddel. Zelfs ziet men af en toe ook vrouwen, die sigaartjes roo- ken, mééstal van die heel dunne, fijn? kleine sigaartjes, niet dikker dan een si-, garet. Een enkelen keer ook dikkere sigaren, echter mannen-sigaren! Dat ötaat al hééi leelijk! Zoo'n dikke, zware havanna in smalle, blanke vingertjes, en erger r.og, zoo'n dikke zware havanna in een klein rood-aangezet mondje, dat is toch wel in strijd met de cischen voor vrouwelijke esthetica. Maar hcelemaal ongewoon vindt men zoo'n sigaren-rookend vrouwtje ook ai niet meer, helaas! Op een van de voornaamste Fr?.n3ch« badplaatsen verscheen nu ineens een dame met een pijp! In een auto zat zb; ze had een keurig sport-pakje aan, ze stuurde zelf, en zu klc-rade tüsschen haar tandje cou ta bakspijp, waar ze smakelijk Wolkjes uit omhoog blief. O, 't was een vrouw met chic, met smaak, en dus had zo ge:« gewone mari ne npijp genomenmaar een heel fijn, sier-- lijk dingske, een miniatuur mennen pijpje, om zoo te zeggen. Maar toch ze werd smalend n~nge- keken, van-alle kanten. Er werd geglim lacht, schouders werden opg:haald. hoof den werden geschud, door mannen zoowel al3 door vrouwen. Do mannen waarschijnlijk, omd :t een vrouw het had durven wagen, een zoo speciaal m a n n e 1 ij k attribuut tot Imt hare te maken, en dus in de rechten der mannen had durven treden. De vrouwen hoogstwaarschijnlijk uit medelijden, want al trok dat vrouwtje nu ook zéér de aandacht, al was ze daarfc'j mooi en elegant, en zat ze in een fraaie auto; al was ze gekleed in een keurig sport-pale en al chauffeurde ze zelf, er zijn dingen, die men een vrouw niet licht ver geeft. Dan was er, in de tweede plaats, de vrouw met den hoogen hoed. Met don hoogen heeren-hocd na tuurlijk. Wat die een bekijk liad! Eu hou d.:o uitgelachen werd! Reeds werd in sommige bladen voor speld, dat dit de dood voor den hoogen hoed zou zijn. Gelukkig maart schreef een der groote kranten, we zijn er nog nooit in kunnen slagen, om v: :i dat ake lige ding af te komen, altijd weer vrnrd het opnieuw beschouwd als het toppunt van mannelijke elegance. Maar nu vrouwen het gaan drae n. ver liest het natuurliik al zijn mannel k be koring, nu zal het verwijfd stmn. met zoo'n d'ng on je hoofd te loom n FEUILLETON De Sterren hadden gelogen. Verhaal uit den dertigjarigen oorlog. 66) „Voorts nog tweeóerlei verzoek aan u, eer gij vertrekt, graaf! Vooreerst dat uwe soldaten den vrijheer geen overlast aan doen, zoo hij misschien verkoos door uw leger te reizen, en vervolgens, dat gij, zoo lang gij in Praag zijt, wel te verstaan, fotdat ik" maar hij versprak zich en hervatte schielijk: „totdat inijn leger u idaaruit drijft, dikwijls mijn gast zijtl" De vergissing van den hertog was den graaf von Arnim niet ontgaan. „Tot Uwe hertogelijke Hoogheid mij noodzaakt met mijn léger Praag te verlaten «al het mij telkens aangenaam en een© eere zijn, haar to mogen zien!" Daarna namen de beide heeren afscheid van den hertog en vertrokken. 1 Do een blijkbaar verrast, wijl bij 'n zóó jblijde boodschap aan den keizer, zijn meester, brengen mocht, de ander ont-s ©ternd en op weg naar zijn kamp, de kan- $eji berekenende, welko hem wachtten', ijpnneer Gustaaf Adolf tegenover zijn ouden meester zou staan. Drie dagea later werd do werftroih ge boerd in allo pl.aatsep van Bohenie. Nog ééne week en men hoorde dien aan alle oorden van Duitschland. Wallenstéin zou een leger verzamelen en allen, die vroeger tot zijn leger be hoord hadden, snelden toe, om weder on der hun ouden meester te dienen, die wist, wat een soldaat toekwam en de zijnen rijkelijk beloonde. Vele officieren hadden in stilte gewacht op den terugkeer van den Friedlander, welken zij als zeker beschouwden, en Wallenstein, wien dit niet weinig eere was had hen uit zijn onmetelijk rijke schat kist ondersteund. Zij schaarden zich terstond onder zijne wapenen en sleepten velen mede. Hoe men ook de belofte van den Fried lander voor overspannen rekende, Katho lieken 'en Protestanten snelden 'toe en lie-, ten zich aanwerven, want onder zijn vleu gelen was roem en buit te behalen. Eer nog de derde maand aanbrak, had' de Friedlander zijne belofte gestand ge daan. De keizer had een nieuw leger van 40.000 man tot zijne beschikking. Doch Wallenstein had standvastig ge weigerd het bevel daarover to aanvaar den. Nieuwe nood voor den keizer! Zóó had de Friedlander getoond, wat hij kon; doch nu 't cr op aankwam, den. keizer le dienen met de macht, welke hij bezat, sloeg hij elk aanbod, hem van 's keizers wege gedaan, hoe verleidelijk en eervol dan ook, af. Wat zou dat leger zonder Wallenstein? Immers zoodra men vernam, dat een ander het tegen den vijand aanvoeren durfde, zou het zich verstrooien en, teleur gesteld in zijne verwachtingen, de erf- staten des keizers met roof en moord ver vullen. I Neen, dat moest niet! Wallenstein moest toegeven! Bode op bode kwam van Weenen, om den trotschen man te bewegen. 't Was alles vruchteloos. Eindelijk liet hij zich bewegen. Zeni had de sterren geraadpleegd. De ster van den Friedlander schitterde met buitengewonen glans. Gustaaf Adolf zou verre van hem blij ven en hem de loopbaan vrijlaten, tot dat. 't was moeilijk'te zeggen. De ster vjLra den Zweedschen koning na derde die van den hertog. De eerste werd bloedig rood. doch straalde hoven die van den Friedlander uit. Plotseling verduisterde deze. Wat mocht dit zijn? Hoe ook, thans was 'het tijd, om den strijd aan te vangen tegen den geduchten koning, waarmede slechts lichtvaardige hovelingen gewaagd hadden te spotten. Wallenstein vertrok naar Zwerm, waar do vriend en vertrouweling des keizers, de vorst van Eggenberg, hem wachtte, wijl hij zmh niet zonder gevaar voor leven en vrijheid door het vijandelijk leger be geven kon. Eggenberg bad en smeekte hem in naam des ke:zers, toch te besluiten. Hij zou slechts zijne voorwaarden stel len: alles, alles kon' hij eischen. Geen opoffering zou Ferdinand te veel zijn. Waarlijk, Zeni had wel gezegd: nu was het tijd! Hoe zwol zijn hart bij zulk een triomf! Ja, door het dal der vernedering was hij tot het toppunt van glorie gestegen en de man, die door den keizer smadelijk ontzet was uit zijn ambt, zag dienzelfden keizer, maar nu geknield aan zijne voeten! Welnu, hij zou zijne voorwaarden, zijne e'schen stellen en, hoe hard ze ook waren, hij wist het vooruit: de keizer zou ze aanemen. i Hij zou zijn onbeperkt bevelhebber over allo Dirtsche legers, alsook van die der bondgenooten, zoo ze in Duitschland ver schenen. Straffen ten beloonen stond aan hem alleen en waardigheden en bedien'ngen bij het leger zouden slechts door hem ver geven worden. Hij beschikte over het veroverde land, verklaarde de goederen der overworn men verl>cin*d en wees ze toe aan w;en h:i w 'de De keizer kon geen© eenade vrleeron, tenz'j hij daaraan z'jne goedkeuring schonk. De keizer moest hem één z'jncr erf'in den verpanden, wijl hij, Wa'lons'em. riet gedoogen zou, dat hem. na Int volzin .'.on van den krijg, zijne be'ooning, noch ock het hertogdom Meck'enlurg on'g'ng De keizer noch zijn zcon mochten z'-h in het leger vértoonen, waar h'j de eer-, sfe en de eenige was. Knersetandend van remde hooVe ''e keizer aan, wat de Friodlaul r geë'sriit had, doch wat zou de machtolooze n »g meer doen! Welnu, Ferd'nnnd zal dit rl'cs non- nemen, doch straks, als de Frierlla nl r zijne zaken uitgericht h e't, dan z.al >'o beleedipde ke'zer z'ch wreken op den c n< beschaamden onderdaan. Kan de lier tog van F -icd'an 1 ori -n, Ferdinand kan ve nzen en strz.'s is 1.'t zijne ure, era het hem te tooner.! Zoo stond de hertog van Frir l'and rn- nieuw aan het hoo'd van het k. ;:c I ;k leger. Terstond knoopte hij in 's keizers nn-mi onderhandelingen aan in t den keurvorst van Saksen. h (Wordt vervolgd). J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 5