Tweede Bladj
Zaterdag 6 September 1924
Een sterk vertrouwen.
In de vreeze des Heeren is
een sterk vertrouwen, en Hij
zal zijnen kinderen een toe
vlucht wezen.
Spreuk. XIV: 20.
Het leven is niet zoo gemakkelijk; en
in ieder geval is het zeer onzeker. Maar
wat wel' het -moeilijkst van al is,dat
We zoo eenzaam kunnen zijn.
En dat is verschrikkelijk.
Gelukkig is dat maar voor oogenblikken,
doch die oogenblikken zijn de diepste, de
«noest tragische en ingrijpende momenten
wan heel ons leven. Wij worden dan inge
leid in de geheimzinnige donkerheden van
ons verborgen zieleleven en huiveren over
onszelf.
Het is geen genoegen daartoe te worden
'gebracht; niemand daalt aniders dan hij
strikte noodzakelijkheid af in de duistere
mijnen van zijn eigen mensehelijk ge
moed
Want wat we daar vinden is meest niet
van het beste.
Daar ligt ons diepst verdriet, daar huist
onze droeve onzekerheid, daar breiden on
uitroeibare zondewortels zich uit, daar
verschuilen zich de flarden der weefsels
Onzer wroedweggeslagen idealen en ver
wachtingen; opgeborgen, neen! in bittere
•teleurstelling wrevelig weggezet, op den
dag der verbreking, gelijk een mensch een
gebroken kostbaarheid moet wegdoen uit
'zijn woonkameromgevinig, maar wijl hij
nog niet Vermag er geheel van te scheiden,
het plaatst in een afgelegen rommelhoek.
De meeste menschen komen daar zelden
I Enkel bij bijzondere gelegenheden. De
omstandigheden zelf moeten er hen bren
gen.
En dat zijn dan meest niet de rooskleu
rigs te.
't Is in de dagen dat wat ons het dier
baarst en heiligst is op' aarde in geding
•komt. Dat zijn gewoonlijk de dagen van
temart en tegenspoed. Dan gaat liet over
d'ft,gen of menschen, of omstandigheden en
•toestanden, d'ie ons hart raken.
Wij liehhen dan moeite en verdriet. Geen
kleinigheden, maar echte invretende, diep
inwoelende smart. Zoo, dat het ons zwaar
jvalt om te doen, wat Jezus ons aanbe
veelt, en wat we cbk wel als zeer goed, ja
noodzakelijk gevoelen, n.l. ons hoofd zal
ven en ons aangezicht wassohen.
Zeker, wij doen liet, want ons lijden is
!gcen wetenswaardigheid voor vreemden,
maar een zielsverdriet voor onszetven.
Maar dat neemt niet weg, dat het 'ons
toch zoo Zwaar kan vallen, niet zoozeei;
Om het te verbergen als wel om het te
dragen.
Wie kan ons helpen? J'1
Ach, die ons moeten kunnen begrijpen,
Zijn juist degenen die het ons aandoen.
Die in de eerste plaatg geacht moeten
worden in aanmerking te komen tot onze
vertroosting, zijn juist degenen, die door
wanbegrip het verdriet nog grooter voor
or s maken.
O. wat valt dan hef zwijgen bang; wa't
zouden we dan n'et geven voor een' ziel
d'e meeleven, een hart dat voelen en be
grijpen kan. een oor dat onbaatzuchtig,
onbevooroordeeld, met oprechtheid van
deelneming luisteren kan.
Wat zijn die zeldzaam!
1 Wat stellen menschen. teleur?
Wat blijken weinig menschen toch waar-
li ik den keur te dragen van waarachtig
.Christendom!
Wi9 kent de kunst der sympathie? Der
sympathie, zooals Jezus toonde voor èn
met den ellendige, toch ook wol ons ten
•voorbeeld?
Verstaan wij Wel het weenen met den
wenende?
Ach, ook onder wie onze broeders en
zusters heeten, is en blijkt zoo weinig be
kend het geheim der mede-lijdende liefde-
Daarom moeten we eenzaam blijven
tmc-nschen stellen teleur, ook Christenmen-
schen. Zij blijven vreemd Van u, en willen
u ook vreemd van ben houden.
Zoek .geen inniger aansluiting, zij ver
staan u niet, wat.u zwaar weegt, vinden
zij een kleinigheid; wat gij voor heilig
'houdt en verheven, achten zij vanzelfspre
kend of zeer gewoon; waarvoor gij den
inzet wilt geven van héél' uw krachten,
komt Kun do belangstelling niet geheel
onwaardig voor.
En omgekeerd ergert gij lien door hun
opvattingen 'en inzichten niet te doelen.
Ze laten u dan aan uw lot over, zij
sluiten u buiten hun kring, hun .vertrou
wen, hun warme gemeenschap.
Of ze hebben zelf geen kring anders
dan een vreemdenkring, die heel
oppervlakkig het aanzien van een v r i e n-
d e nkring draagt.
Ze voelen zich sterk en nuchter en zijn
zichzelf genoeg.
Teederder gevoelens, hooger genegen
heidsbehoeften schijnen in hen gedoofd,
afgestompt te wezenzij zoeken allen
hét hunne, niet hetgeen van Christus
Jezus is (Phil 11:21) althans zij ver
bergen ze of hebben ze Oaten bevriezen
achter een masker van algemeene opper
vlakkigheid, vormelijke beleefdheid ,en
grove scherts.
Uit ons eigenlijk levbn houden wij el
kander zorgvuldig buitengesloten en be
waren het geheim van onze smarten, grie
ven en te'eur stelingen voor onszelf al Teen.
't Is niet ideaal, 't is ook nie't wat be
hoort in den gemeenschapskring van
geestverwante ngeloovigen. Het wijst be
schamend en ontroerend duidelijk aan, dat
er een groot gebrek aan liefde tot den
Toch is dit beter dan twislt en haat en
nijd, terwijl de hoop mag gevoed en het
gebed vermenigvuldigd, dat er een omme
keer kome ten goede.
Ondertusschen hebben' Gods oprechte
kinderen nog een uitnemenden troost. Het
is de vreeze des Heeren. „In de vreeze
des Heere is een sterk vertrouwen, en Hij
zal zijnen kinderen een toevlucht wezen."
In de vreeze. des Heeren is een sterk
vertrouwen.
In deze wereld kunt ge dat niet hebben.
In de menschen ook niet. Maar de naam
des Heeren is een sterke toren; de recht
vaardige zal daarhenen loopen en in een
boog vertrek gesteld worden. (Spreuk.
xvni:10)
Eenzaamheid is bitter; eenzaamhe:d kan
bard vallen; het gevoel van losgelaten en
op u zelf aangewezen te zijn, kan bang
wezen.
Wie op den hoogen God vertrouwt.
Heeft zeker op geen zand gebouwd.
Alles in dit ondermaansche is betrek
kelijk; alles stelt teleur; gij kunt er niet
onvoorwaardelijk op vertrouwen. Wat*er
nog van terecht komt, valt mee.
Maar in de vreeze des Heeren. is oen
sterk vertrouwen,
Een sterk vertrouwen.
He't breekt niet. Het zakt niet in en valt
niet weg. Het is vast als de aarde en wijd
als de zee. H;et draagt u, om er op te
drijven en om er op te staan. Het buigt
niet door en wijkt niet terug. Het laat
u nooit in den steek, allerminst op die
oogenblikken, dat ge er met uw volle z:ele-
zwaarte eu met heel uw levensgewicht u
op veriaten gaat.
O, heerlijk vertrouwen voor het vrome,
yeelgeprangde hart.
Het is geweldig als de zon, indrukwek
kend als dé maan en stipt als de nimmer-
falende sterren.
Wie daar eenmaal proefondervindelijk
mee in aanraking kwam, kent geen woor
den te goed en geen beelden te sterk om
van zijn bevindingen te verhalen.
Het is goed ïfabij God te zijn.17 -
Bezwijkt dan ooit, in bittre smart
Of hangen nood nrjn vleesch en hart
Zoo zult gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.
DE HEER IS MIJN HERDER.
D'Almaghtige is myn herder, en geleide,
Wat is 'er dat me schort2'
Hy weit my, als zyn schaep, in vette weide
Daer gras noch groen verdort.
Hy drenckt myn ziel in koele bronne en
beecke
Indien myn geest verstroy'
En afdwael' van de kudde, en rechte
streecke,
Hy brengt ze weer te koy.
Hy brengt my op de heirbaan van zyn
wétten
En 't goddelycke recht.
Om zynen naem en eer in top te zetten,
Door 't lof van zynen knecht.
Al zwerf ick om in naere en donckro
daelen,
Beschaduwt van de doot,
Noch vreest myn liart geen ongeluc.k,
noclx qualen:
Hy staet me by in noot.
Ick magh me vast op zynen staf veriaeten,
En trouwen herders stock.
Hy deckt voor my, ten schimp van die
my haeten
Met on verzoent) ren wrock,
Een' vollen disch, gelaên met leckernyen,
Hy zalft myn hair eni hooft
Met oligeur, om 't aenschyn te verblyen
Door glans, die druck verdooft.
Wat wort aen my eenf schoonen kelck
gegeven
Vol wyns! Godt stort zyn hart
Genadigh uit ten beste van myn leven,
en troost van alle smart.
Ick zal Godts huis en zegenryeken tempel
Bewoonen da-gh en nacht.
En nimmermeer veriaeten Arons drempel
Maer sterven op myn wacht.
J. v. d. VONDEL.
tCEBK Eü SCHOOL
GEREF. KERKEN.
Tweetal. Te ZutphenJ: G. O. Donner
te Emmen en A. J. Fanoy te Ferwerd;
te Enumatil: N. Duursema te Nieuw-Am-
sterdam en M. Elsinga te Grootegast; te
Axel: C. J. Hakman te Drachten, en H-
Veldkamp te Anna Jacobapolder.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen. Te IJmuiden: D. Driessen
te 's-Gravenzande.
Vernietigd tweetal.
Van bevoegde zijde meldt men aan de
N e d e r 1., dat het bericht inzake de ver
gadering van den kerkeraad met de mans
lidmaten der Christ. Geref. Gemeente in
Den Haag en hetgeen daar zou behandeld
en - besloten zijn absoluut on
juist is.
Bedoelde vergadering was met een
gansch ander doel belegd, en de intrek
king van het voorgestelde tweetal: Ds.
Geels van Apeldoorn; en Ds. Jansen van
Leiden, heeft om geheel andere redenen
die buiten het voorgestelde tweetal lig
gen, plaats gehad.
Dr. A. W, Bronsveld,
Naar het „Utr. DagbL" verneemt, was
Dr. A. W. Bronsveld de eerste .dagen van
zijn ongesteldheid nog al zwak doch de
toestand was deze week weer beter en de
afgeloopen nacht gaf reden tot tevreden
heid.. Een groot deel van den dag moet de
patiënt het bed houden. Hij neemt op zijn
kamer met groote belangstelling kennis
van al h'et gebeurde en leest er trouw de
voornaamste dagbladen.
Dr. H. T. Oberman, t
Dr. J. F. Beerens, Herv. predikant te
Utrecht, schrijft in „Berg-Opwaarta" als
jeugdvriend een ,.in memoriam" aan dr.
H. T. Oberman, en verklaart van dezen
onder meer:
„Oberman was een heel bijzonder predi
kant, die niet alleen in letterlijken zin bo
ven de gewone maat uitging
Zijn mooie, zware basstem zullen wij
niet spoedig vergeten. Hij beschikte over
een fijn literair gevoel, getuige zijn vele
artikels, .o.a. iri Stemmen des Tijds over
dichters van onzen tijd, in 't bijzonder
over Boutens, niet wien hij dweepte. Daar
naast stond zijn wetenschappelijke aan
leg, zijn geniale kijk op combinatievermo
gen, dat hem ook maakte tot een scherp
schaker, zijn flair voor vreemde talen
Velen ook onder zijn leermeesters had
den op grond van dit alles gemeend en
gehoopt, dat hij zich geheel aan de we
tenschap zou hebben gegeven. Verwierf
hij zich niet reeds als candidaat de gouden
medaille door de oplossing van een prijs
vraag over te beteekenis van Justus Lip-
sius? Toch is hij dezen weg niet opgegaan-
Waarom niet? Ik meen, dat hij hierin ver
hinderd is door zijn groote, wellicht al te
groote spontaniteit. Hierdoor had hij iets
wlds, iet-s- onevenwichtigs, soms iets on
voorzichtigs en ondoordachts, dat heul
vaak in groote moeilijkheden heeft ge
bracht en waardoor hij zich vele vijanden
in zijn leven heeft gemaakt, vooral onder
do ambtgénooten. van wie velen hem van
ij delheid en eerzucht beschuldigden.
Misschien was hij van ceze feiten niet
geheel vrij te pleiten, al ben ik er wel van
overtuigd, dat het ook heel vaak afgunst
was, die de balans in zijn nadeel deed
overslaan. Hij kon 't toch niet helpen, dat
hij iets charmants, iets innemends bezat,
waardoor hij soms stormenderhand men
schen voor zich wist te winnen.
Naast deze spontaniteit en ten nauwste
daarmee samenhangend stond zijn dik
wijls beminnelijke naïviteit. Oberman kon
zich verbazen soms over de eenvoudigste
dingen. En die verbazing sprak hij dan
ook opgetogen uit met een bijkans kinder
lijke, aandoenlijke openhartigheid. Die
naïviteit deed hem ook menigmaal heel
nederig en eerlijk schuld belijden, wan
neer hij van ongelijk overtuigd was.
Door die twee van zijn voornaamste ka
raktereigenschappen, zijn spontaneïteit en
naïviteit had hij zulk een grooie invloed
op de jeugd."
Langs een omweg.
Het classicaal bestuur in Heerenveen
heeft de aanneming, buiten den kerkeraad
om, van 19 (orthodoxe) lidmaten door ds.
Pijnacker Hordijk ongeldig verklaard.
De aanneming zou dus opnieuw, onder
medewerking van den vrijzinnigen kerke
raad moeten geschieden. Nu zullen deze
lidmaten echter naar het Hdbl. meldt,
in Hoornsterzwaag, waar predikant en
kerkeraad orthodox zijn. worden aange
nomen om daarna met attestatie naar
Nijehorne over te gaan. Alles dus vanwege
den vrijzinnigen kerkeraad.
En vanwege den orthodoxen predikant
werden in het voorjaar de 80 vrijzinnige
lidmaten in Knijpe anagenomen, om daar
na met attestatie naar Nijehorne over te
gaan. Alles langs een omweg dusl
De Protastantsche Zending.
Het stemt de Besturen van de te Oegst-
geest samenwerkende zes Zendings-Corpo-
raties tot groote dankbaarheid, dat de be
langstelling voor den Zendingsarbeid toe
neemt. In allerlei kringen heeft men ont
dekt, dat mede-leven met het Zendings
werk essen-tieé1© beteekenis heeft voor
e'gen geestelijk leven. Het brengen van
Christendom en cultuur (cultuur als be
schaving of veredeling van den geest ge
nomen) wordt door velen, die vroeger
sceptisch tegenover het Zendingswerk
stonden thans erkend te zijn het eenige
Keelontsteking1
catarrh, bronchitis, schorheid.
Gebruik AKKER's
Abdijsiroop i
redmiddel voor vele volkeren, die in ge
bondenheid leven en sterven. Degenen, die
hun Zendingstaak in deze were'd ver
staan geven met blijmoedigheid dóór van
wat zij voor eigen zieleleven ontvingen.
Ons Christelijk Protestantse he Ncder-
landsche volk wordt het zij met dank
aan God gezegd zich in steeds breeder
kring bewust van zijn roeping en taak
tegenover de volkeren in Oost- en West-
Indië.
Hot is daarom, dat bedoelde besturen
met grooter vrijmoedigheid dan voorheen
telkens we&r aandacht vragen voor het
Zendingswerk en ook nu weer allen, die
belangstellen in d'en arbeid er op willen,
dat in de laatste maanden van dit jaar
allerlei moeilijkheden te overwinnen zijn.
Een uitvoerig verslag geven van den
stand van het werk is ondoenlijk, de Zen-
dings-periodzeken, daarin gesteund door
de pers, geven telkens weer u'tvoerlge
•overzxhten. De bezetting der terreinen, de
leiding Van het werk, de onderwij «-kwes
ties, de vraag: hoe aan de verzoeken der
inlandscbe bevolking om goeroes en on
derwijs te voldoen, nationale aamge'egen-
•heden en vele andere zaken vragen voort
durend de aandacht van degenen, die met
de lei-ding belast worden. Het as evenwel
even verblijdend, als bemoedigend en rust
gevend, dat al deze arbeid, onder Gods
'zegen, voort kan gaan en dat de vruchten
telkens weer gezien mogen worden.
Om concentratie van aandacht en be
langstelling te bevorderen, om de voor het
■werk betfoodigde gelden bijeen te b engen
(voor d:t jaar is nog ongeveer f 500.000
noodig) bereiden de Zendings-Besturen
ook dit jaar weer een „Zendingsweek"
voor.
Een „week van gebed, Toewijd:ng en
Offer."
Vastgeste'd werd de week van Zondag
23 Nov. tot en met Zondag 30 November
Zij eindigt op den Zendings-Zor.dag welke
ditmaal bijzondere aandacht verdient om
dat liet is een dag van algemeen gebed
voor de Wereld-Zending.
Een vloekende examinator.
In „De Cbr. Onderwijzer" schrijft J. te
H.:
Van meer dan één zijde ontvingen we
klachten over het optreden van enkele
examinatoren voor de hoofdakte. Eén zelfs
schijnt zooveel gemis aan beschaving ge
toond te hebben, dat hij zich aan erger
lijke Godslastering heeft schuldig ge
maakt.
De zaak is thans bij ons Hoofdbestuur
in onderzoek era dit zal zoo noodig niet
aarzelen den Mnisl
dergelijk Optrédeh'"!
koibieiL x-'v
Godsdienst fff Duftst
„The Presbyteria^ gèJdfc
lus Scharpff, een' der Düftsché
den' op de Zondagsschoolcohre!
gow, zoowel daar aft in een,'
Londen voor een groot gehoor
lede een beeld gaf van de religfeu9 vera!
derende stemming in Duitschland. f
Hij sprak van de nieuwe be langs teljini
in vele plaatsen voor den godsdienst be
toond de vorderingen die gemaakt worde]
met Evangelisatiewerk, tent-meetings, me
den arbeid onder jonge lieden enz.
Hij betoogde, dat de hoogere critieh
welke in Duitschland zoovele jaren heef
gedomineerd en zulke schitterende produe
ten van literaire destructie- en construe^
tiekunst heeft opgeleverd, niettemin hetf
geloof onder het volk niet heeft kunnen1
wegnemen. f
Integendeel, er is tegenwoordig juis^
een terugkeer te bemerken tot het eenvorn
dige bijbel-geloof in den gekruisigden
Christus.
„EMANCIPATIE!??"
Ziehier een schetsje van de nieuwste
nieuwigheden, dezen zomer op do Frau-«
sche mode-badplaatsen.
Natuurlijk moet de emancipatie-vrouw
weer de grootste zotheden uithalen.
Men zag „de dame met-de-pijp".
En ook „de dame met den hoogen zij«
den heerenhoed".
Nóg werden ze uitgelachen
Straks vindt de wereld het mooi. 't
„Hbld." beschrijft het zoo:
Daar was dan in de eerste plaats de
dame met de pijp. Met de p ij p!
Aan sigaretten voor vrouwen zijn we nu.
al gewend, daar neemt niemand meer aan
stoot aan, behalve dan hier en daar de
inwoners van een negorij, maar die tek
len in dergelijke gevallen hcelemaal niet
mee.
De sigaret is dus „geaccepteerd" als
vrouwelijk genotmiddel. Zelfs ziet men af
en toe ook vrouwen, die sigaartjes roo-
ken, mééstal van die heel dunne, fijn?
kleine sigaartjes, niet dikker dan een si-,
garet.
Een enkelen keer ook dikkere sigaren,
echter mannen-sigaren! Dat ötaat al hééi
leelijk! Zoo'n dikke, zware havanna in
smalle, blanke vingertjes, en erger r.og,
zoo'n dikke zware havanna in een klein
rood-aangezet mondje, dat is toch wel in
strijd met de cischen voor vrouwelijke
esthetica.
Maar hcelemaal ongewoon vindt men
zoo'n sigaren-rookend vrouwtje ook ai
niet meer, helaas!
Op een van de voornaamste Fr?.n3ch«
badplaatsen verscheen nu ineens een
dame met een pijp!
In een auto zat zb; ze had een keurig
sport-pakje aan, ze stuurde zelf, en zu
klc-rade tüsschen haar tandje cou ta
bakspijp, waar ze smakelijk Wolkjes
uit omhoog blief.
O, 't was een vrouw met chic, met
smaak, en dus had zo ge:« gewone mari
ne npijp genomenmaar een heel fijn, sier--
lijk dingske, een miniatuur mennen pijpje,
om zoo te zeggen.
Maar toch ze werd smalend n~nge-
keken, van-alle kanten. Er werd geglim
lacht, schouders werden opg:haald. hoof
den werden geschud, door mannen zoowel
al3 door vrouwen.
Do mannen waarschijnlijk, omd :t een
vrouw het had durven wagen, een zoo
speciaal m a n n e 1 ij k attribuut tot Imt
hare te maken, en dus in de rechten der
mannen had durven treden.
De vrouwen hoogstwaarschijnlijk uit
medelijden, want al trok dat vrouwtje nu
ook zéér de aandacht, al was ze daarfc'j
mooi en elegant, en zat ze in een fraaie
auto; al was ze gekleed in een keurig
sport-pale en al chauffeurde ze zelf, er zijn
dingen, die men een vrouw niet licht ver
geeft.
Dan was er, in de tweede plaats, de
vrouw met den hoogen hoed.
Met don hoogen heeren-hocd na
tuurlijk. Wat die een bekijk liad! Eu hou
d.:o uitgelachen werd!
Reeds werd in sommige bladen voor
speld, dat dit de dood voor den hoogen
hoed zou zijn. Gelukkig maart schreef
een der groote kranten, we zijn er nog
nooit in kunnen slagen, om v: :i dat ake
lige ding af te komen, altijd weer vrnrd het
opnieuw beschouwd als het toppunt van
mannelijke elegance.
Maar nu vrouwen het gaan drae n. ver
liest het natuurliik al zijn mannel k be
koring, nu zal het verwijfd stmn. met
zoo'n d'ng on je hoofd te loom n
FEUILLETON
De Sterren hadden gelogen.
Verhaal uit den dertigjarigen oorlog.
66)
„Voorts nog tweeóerlei verzoek aan u,
eer gij vertrekt, graaf! Vooreerst dat uwe
soldaten den vrijheer geen overlast aan
doen, zoo hij misschien verkoos door uw
leger te reizen, en vervolgens, dat gij, zoo
lang gij in Praag zijt, wel te verstaan,
fotdat ik" maar hij versprak zich en
hervatte schielijk: „totdat inijn leger u
idaaruit drijft, dikwijls mijn gast zijtl"
De vergissing van den hertog was den
graaf von Arnim niet ontgaan.
„Tot Uwe hertogelijke Hoogheid mij
noodzaakt met mijn léger Praag te verlaten
«al het mij telkens aangenaam en een©
eere zijn, haar to mogen zien!"
Daarna namen de beide heeren afscheid
van den hertog en vertrokken.
1 Do een blijkbaar verrast, wijl bij 'n zóó
jblijde boodschap aan den keizer, zijn
meester, brengen mocht, de ander ont-s
©ternd en op weg naar zijn kamp, de kan-
$eji berekenende, welko hem wachtten',
ijpnneer Gustaaf Adolf tegenover zijn
ouden meester zou staan.
Drie dagea later werd do werftroih ge
boerd in allo pl.aatsep van Bohenie.
Nog ééne week en men hoorde dien aan
alle oorden van Duitschland.
Wallenstéin zou een leger verzamelen
en allen, die vroeger tot zijn leger be
hoord hadden, snelden toe, om weder on
der hun ouden meester te dienen, die wist,
wat een soldaat toekwam en de zijnen
rijkelijk beloonde.
Vele officieren hadden in stilte gewacht
op den terugkeer van den Friedlander,
welken zij als zeker beschouwden, en
Wallenstein, wien dit niet weinig eere was
had hen uit zijn onmetelijk rijke schat
kist ondersteund.
Zij schaarden zich terstond onder zijne
wapenen en sleepten velen mede.
Hoe men ook de belofte van den Fried
lander voor overspannen rekende, Katho
lieken 'en Protestanten snelden 'toe en lie-,
ten zich aanwerven, want onder zijn vleu
gelen was roem en buit te behalen.
Eer nog de derde maand aanbrak, had'
de Friedlander zijne belofte gestand ge
daan.
De keizer had een nieuw leger van
40.000 man tot zijne beschikking.
Doch Wallenstein had standvastig ge
weigerd het bevel daarover to aanvaar
den.
Nieuwe nood voor den keizer!
Zóó had de Friedlander getoond, wat
hij kon; doch nu 't cr op aankwam, den.
keizer le dienen met de macht, welke hij
bezat, sloeg hij elk aanbod, hem van
's keizers wege gedaan, hoe verleidelijk en
eervol dan ook, af.
Wat zou dat leger zonder Wallenstein?
Immers zoodra men vernam, dat een
ander het tegen den vijand aanvoeren
durfde, zou het zich verstrooien en, teleur
gesteld in zijne verwachtingen, de erf-
staten des keizers met roof en moord ver
vullen. I
Neen, dat moest niet! Wallenstein moest
toegeven!
Bode op bode kwam van Weenen, om
den trotschen man te bewegen.
't Was alles vruchteloos.
Eindelijk liet hij zich bewegen.
Zeni had de sterren geraadpleegd.
De ster van den Friedlander schitterde
met buitengewonen glans.
Gustaaf Adolf zou verre van hem blij
ven en hem de loopbaan vrijlaten, tot
dat. 't was moeilijk'te zeggen.
De ster vjLra den Zweedschen koning na
derde die van den hertog.
De eerste werd bloedig rood. doch
straalde hoven die van den Friedlander
uit.
Plotseling verduisterde deze.
Wat mocht dit zijn? Hoe ook, thans was
'het tijd, om den strijd aan te vangen
tegen den geduchten koning, waarmede
slechts lichtvaardige hovelingen gewaagd
hadden te spotten.
Wallenstein vertrok naar Zwerm, waar
do vriend en vertrouweling des keizers,
de vorst van Eggenberg, hem wachtte,
wijl hij zmh niet zonder gevaar voor leven
en vrijheid door het vijandelijk leger be
geven kon.
Eggenberg bad en smeekte hem in naam
des ke:zers, toch te besluiten.
Hij zou slechts zijne voorwaarden stel
len: alles, alles kon' hij eischen.
Geen opoffering zou Ferdinand te veel
zijn.
Waarlijk, Zeni had wel gezegd: nu was
het tijd!
Hoe zwol zijn hart bij zulk een triomf!
Ja, door het dal der vernedering was
hij tot het toppunt van glorie gestegen en
de man, die door den keizer smadelijk
ontzet was uit zijn ambt, zag dienzelfden
keizer, maar nu geknield aan zijne voeten!
Welnu, hij zou zijne voorwaarden, zijne
e'schen stellen en, hoe hard ze ook waren,
hij wist het vooruit: de keizer zou ze
aanemen. i
Hij zou zijn onbeperkt bevelhebber over
allo Dirtsche legers, alsook van die der
bondgenooten, zoo ze in Duitschland ver
schenen.
Straffen ten beloonen stond aan hem
alleen en waardigheden en bedien'ngen
bij het leger zouden slechts door hem ver
geven worden.
Hij beschikte over het veroverde land,
verklaarde de goederen der overworn men
verl>cin*d en wees ze toe aan w;en h:i w 'de
De keizer kon geen© eenade vrleeron,
tenz'j hij daaraan z'jne goedkeuring
schonk.
De keizer moest hem één z'jncr erf'in
den verpanden, wijl hij, Wa'lons'em. riet
gedoogen zou, dat hem. na Int volzin .'.on
van den krijg, zijne be'ooning, noch ock
het hertogdom Meck'enlurg on'g'ng
De keizer noch zijn zcon mochten z'-h
in het leger vértoonen, waar h'j de eer-,
sfe en de eenige was.
Knersetandend van remde hooVe ''e
keizer aan, wat de Friodlaul r geë'sriit
had, doch wat zou de machtolooze n »g
meer doen!
Welnu, Ferd'nnnd zal dit rl'cs non-
nemen, doch straks, als de Frierlla nl r
zijne zaken uitgericht h e't, dan z.al >'o
beleedipde ke'zer z'ch wreken op den c n<
beschaamden onderdaan.
Kan de lier tog van F -icd'an 1 ori -n,
Ferdinand kan ve nzen en strz.'s is 1.'t
zijne ure, era het hem te tooner.!
Zoo stond de hertog van Frir l'and rn-
nieuw aan het hoo'd van het k. ;:c I ;k
leger.
Terstond knoopte hij in 's keizers nn-mi
onderhandelingen aan in t den keurvorst
van Saksen. h
(Wordt vervolgd). J