Tweede Blad Zaterdag 30 Augustus 1924 Aan zeer stille wateren. Hij doet mij nederliggen in gra zige weiden; Hij voert mij zacht kens aan zeer stille wateren. Psalm 23 r, 2. Het beeld van stille, zelfs zeer stille (wateren uit Psalm 23 weten wij in ons •Hollandsch landschap niet te waardeeren. Stil water noemen wij water, dat niet stroomt. En bij de vergelijking tusschen die beide geven wij aan het stille water izeker niet de voorkeur. In stille wateren kan allerlei bezinken, iwaardoor het water bederft. Ons -spreek woord, dat stille waters diepe gronden ihebben, houdt dan ook min of meer een •waarschuwing in. En al is het nu, dat idit overdrachtelijk gezegd wordt, toch is ihet beeld ontleend aan de natuur. Onze Kantteekening komt ons hier ie thullp, door bij die woorden van de zeer stille wateren deze verklaring te geven: „Hebreeuwsch, wateren der stdie, dat is, die zeer zacht en stil loopen, tot drenking ider beesten zeer geschikt". Bij die stille wateren moetge daarom denken aan een tegenstelling met de wilde bergstroom, die van alles in zijn vaart jmeesleur't: zand, steenen, boomtakken. 'Zulk een woeste bergstroom is dus geen geschikte drinkplaats voor het vee, en al thans met voor klein vee, dat tot zulk een wilden stroom niet zou durven naderen. Het 'zou gevaar loepen, te worden gewond en igekwetst, zelfs om te worden meegevoerd, lals het zich er in waagde. En het zou ook feu'k water niet eens kunnen drinken. Maar als die stroom nu in vlakker bed ding is afgedaald, dan z'nkt alles wat hij [meevoerde naar den bodem, 't. water vloeit kalm daarheen en er blijft alleen een hel dere beek van zuiver doorschijnend water Een ware verkwikking voor de schapen, idie over waterlooze steppen lang en lang hebben rondgeloopen. En nu verstaan we het beeld, dat. zoo kostelijk past in de teekening, <d'e deze Psalm ons geeft: De Heer© is mijn Her der; mij zal niets ontbreken. Daarin behoort dat: Hij doet mij neder liggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtken-s aa.n zeer stille wateren. Stille, rustige wateren. Maar geen doode neen. levende wateren. Wateren, die Diet (meer geweldig bruisen en klateren, maar fcachtkens murmelen en stil rui schend daarhenen vlieten. Zulke zeer stille wateren geven den ïnoeden schapen rust; die anders zoo schuwe, schrikachtige, angstig-doende die ren worden dan kalm en rustig. Zelfs de ihensch voelt in zulk een vreedzame en liiefelijke 'omgeving de rust over zich komen als een weldadige verkwikking. Tot die zeer stille wateren voert de her der zijn schaapskudde. Hij voert ze er zachtkens heen. Hij drijft ze er niet naar toe en jaagt ze niet. Want dan zouden ze voor die zilveren stroom, die zoo'n onge woon en nieuw verschijnsel voor ze is toch nog weer schrikken en wild door el kaar vliegen. Neen, ze komen er ongemerkt. Alleen de herder wist het pad er heen, en voerde ze zachtkens langs dat pad. Totdat ze zelf het ruischen van de beek hooren, en de frischkeid van verre opsnuiven, en niet begeerig oog het zien, en mét versneld trippelen er op toe loopen om bet hijgend lijf er aan te verkwikken. O, ge moet het gezien hebben, om te proeven de levenstrilling, die door die woorden heengaat: Hij voert mij zacht kens aan zeer stille wateren. Zoo doet de herder met zijn schapen. Maar bij dat liefelijk natuurtafereel imoogt ge n niet ophouden. Want er is hier iets veel liefelijkers voor uzelf. Want wat die herder met zi'jn schapen doet, is slechts een beeld van wat de Heere, uw Herder, doet met u. Als ge- het imaar bemerkt. En dan is hier geen na- tuur-beschouwing en geen natuurgenie- ting, maar zielsgenieting: dan geniet gij hierin uwen God. Ten deele is dit reeds zoo, zoo dikwijls als Hij, de Bestuurder van uw leven, na moeizamen, soms eentonigen arbeid, u een auistpoos geeft-. Na elk dagwerk in het zweet uws aanschijns, de stillerust aan FESJiLLëTQH Ds Sterren hadden gelogen. Verhaal uit den dertig jarigen oorlog. 52) De koning had de Saksers van de Zwe den gescheiden en op eenigen afstand hunne legers onder den keurvorst en den graaf von Arnim geplaatst. Hij vreesde, dat zij op de vlucht zouden slaan en wilde het gevaar vermijden, dat zij verwarring in zijn eigen leger zouden brengen. Reeds vroeg in den morgen dreunden de kanonschoten, van beide zijden afgevuurd, doch nog was de Slag niet begonnen. Eindelijk gaf de k-oning der Zweden be vel over de heek te trekken. Nu vergat Pappenheim alle zelfbeheer-- selling en viel met zijne ruiters, tegen wie, naar het heette, geen enkel leger bestand was, onder den kreet: „Jezusl Marial" op do Zweden aan. De vorst van Fiirstenberg greep, de Sak sers aan. Dezen sloegen weldra op de vlucht; ook keurvorst vlood met al zijne generaals en waagde het eerst te Eilenburg stand te hbuden. Schitterender hadden de Zweden ge^ jtraden, uw tafel in het midden van uw gezin. En na het werk van de zes -dagen der week uw kostelijken Zondag, dien Dag des Hee- ren, waarop Hij u naar lichaam en ziel verkwikt. i Meer~nog, als door langdurige krachts inspanning in het jagende leven om u heen die uw zenuwleven afmatte, een korter of langer tijdperk: van weldadige ontspan ning voor u aanbreekt, waarin ge -weer op uw verhaal moogt komen, waarin het al maar bezig zijn wordt afgewiseld door genieten van de kalmeerende rust die zijn goedheid u bereidde. Maar ten volle tot zijn recht komt dit woord eerst, zoo ge het verstaat van wat uw God bij u doet naar de behoeften van het leven uwer ziel. In, die andere ver kwikkingen merkt ge ook wel zijn hand. Maar ze liggen toch op het gebied van -het natuurlijk leven, dat n met alle menschen gemeen is. i Anders is het, wanneer de Heere uwe ziel na een tijd, waarin ge de blijdschap geloofs niet hebt genoten, onge merkt weer doet inglijden in dat heldere ien bewuste genieten van zijn genade in Christus Jezus, en u met diepe teugen laat drinken van het water dos levens. Het leven des geloofs kan nu eenmaal niet een altoos durend genieten -zijn. De Hc-ere roept u tot den strijd des geloofs, tot het werk des gelbofs, tot de gehoor zaamheid des geloofs. En als het goed met tl staat, dan volgt ge overal die goeden Herder uwer ziele, wiens stem gij kent, Zijn stem, die tot u komt in z:jn Woord. Dat Woord is het voedsel van uw ziel; daar leeft uw geloof hij. En zoolang als ge daarbij maar blijft, kunt ge niet afdwalen van den weg des levens. Door de kracht van dat geloof kunt ge ook dragen al wat God u oplegt, ge vindt dan uw sterkte altijd in Hem. Eu de Heere, uw Herder, sterkt uw ziel door de inwerking van zijn Geest, Maar soms ook brengt Hij u door zijn Heiligen Geest tot dat stille en rustige ge nieten van den vollen rijkdom zijner ge nade, die Hij u in Christus geschonken •heeft. Aan Zijn Heilig Avondmaal. Ook wel in de stilheid van uw binnenkamer. Ja, ook wel onder uwen arbeid geeft Hij aan uw gedachten ongemerkt die wen ding, die zoo treffend 'ligt uitgedrukt in die woorden; Hij voert mij zachtkens aan zeer stille wateren. LEER MIJ Luid giert de wind door duistren nacht Binnen is 't-st-il, waar 'fc knielend wacht. Wild waait die wind door twijgen heen.... 'k vang er het ruischen, waar 'k kniel alleen. Zoo, als die storm daar buiten joelt, heeft ook in 't ha-rte een strijd g-eiwoeld. Nu is 't voorbij; een shYrre lacht en daarom is het., dat 'k biddend wacht:' „Vader, leer mij, zeg' aan Uw kind, 1 of 't in die starre Uw Wille vindt. Gij, .Die me zeidet: „Blijf dicht bij mij, opdat uw weg toch de goéde zij," zie me geknield in duistren nacht, hoe ik vertrouwend Uw Wille wacht". KEBK EU 8C8S0OL NED. HERV. KEEK. Aangenomen. Naar Vlissingen: A- de Voogd te Assen. Bedankt. Voor IDinteloord: P. J. Steenbeek te Bergambacht. OUD-GEREF. GEMEENTE. Beroepen. Te Delft: Th. .Korporaal te Delft. GEREF. GEMEENTEN. Beroepen, te Enkhuizen: J. Vreug- denhil te Borssele. De kosten van de geneeskundige armen zorg inzonderheid ten plattenlande. Over dit onderwerp hield D s. J. Luu- r i n g van Hazerswoude op de Horv. Diac. Conferentie te Lunteren een refe raat. Aan de behandeling der practische moei lijkheden, zoo begön spr. zijn betoog, ga de principieel© opmerking vooraf, dat de Diaconie'als haar middelen en de offer vaardigheid der Gemeente het toelaten, geen enkel terrein onbetreden behoeft te laten. Ook de geneeskundige armenver- „God met ons!" zoo klonk hun veldkreet en zij trokken de ruiters van Pappenheim tegen. Tot zevenmaal beproefden de laatsten do Zweedsche gelederen omver te werpen, maar -tot zevenmaal toe moesten zij af deinzen. k i Pappenheim was woedend. Hij liet Tilly om versterking vragen. „Deze man zal mij straks nog mijne eer en mijn goede naam, den keizer zijn land en zijn volk kasten!" zeide Tilly toornig. „Heb ik hem nieto geboden, dat niemand der onzen den strijd beginnen zou?" Zelf reed hij nu met zijne Beierschen tegen den vijand in, doch 't geluk wilde hem evenmin dienen. De wijze, waarop Gustaaf Adolf zijn leger geordend had, was hem vreemd en bracht hem in verwarring. Plotseling verbleekte hij. Zijne gelederen werden nedergeschoten door zijn eigen gesphut. Hij zag omhoog. De Zweden hadden door een onverwach- ten aanval de heuvel veroverd, waarop zijn© kanonnen geplant waren, en vuurden ze nu op zijn leger af. De slag was verloren. Zeven duizend keizerlijken bedekten bet slagveld. Allen vloden. Ook TilRr vlood. Eed Zweedsche ruiter. zorging schakele zij niet uit, als dat in baar vermogen is. Evenwel behoort de geneeskundige ar menverzorging tot de eerste dingen, dia de Diaconie aan de burgerlijke armenver zorging overlate, als de middelen ontoe reikend zijn en weduwen en weezen er schade door lijden. Zij is in dezen abso luut autonoom. Waar het karakter van burgerlijke ar menverzorging aanvullend is, daar spreke de Diaconie zelf uit, hoe ver ze kan gaan. De rest verblijft, dan aan de burgerlijke instelling. Uit een kleine enquote is gebleken, wat trouwens uit de praktijk niet onbekend was, dat te dezen opzichte velerlei mis standen voorkomen. Vooral te plattelande en in 't bijzonder daar, waar geen Burg. Armbestuur bestaat. Als bv. burgemeesters wenschen te beoordeelen. of een Diaconie financieel bij machte is, is dit ontoelaat baar en wanneer voor geneeskundige ar menzorg nooit gemeente-gelden worden beschikbaar gesteld, is dit niet overeen komstig de Armenwet. Vcfor de hand Tigt hier een beroep vol gens de Armenwet Art. 32 (mede met ver wijzing naar Art. 29,.) Art. 32 spreekt van uitsluiting van onde: steuning op gronden niet overeenkomende met de beginselen van de burgerl. armenverzorging" en Art. 29 zegt, dat „ondersteuning wordt ver strekt in zoodanigen vorm en zoodanige mate, als met het oog op de behoeften en de persoonlijke eigenschappen in verband mét de omstandigheden van den arme heb meest gewenscht is." Daar een beroep op deze Artikelen ech ter niet altijd hetzelfde gunstige resultaat heeft (het schijnt, dab de adviezen, die vanwege de Ge dep. Staten worden ver strekt in diverse provinciën nog al ver schillen), meende spr., dat bij herhaling deze weg moet worden bewandeld en het resultaat gepubliceerd, ten einde, juist in do speciale gevallens die liier zich voor doen. hulp te verkrijgen voor de belangen van behoeftigen, die nu door onvermogen der Diaconie en onwil van burgerlijke in stellingen niet zelden worden verwaar loosd. De heer J. Brussee van Hillegom, deelde bij de bespreking mee, dat ten zij n-ent Burg. Armbestuur en Diaconie de kosten samen deelden. D r. H. A. Kuypers van Bergen op Zoom, dankte voor de wenken gegeven door den referent en verwachtte van pu blicatie wel heil, D s. F. M. Muller van Krabbendijke, vroeg of een Diaconie B. en W. kon dwin gen steun te bieden voor menschen die kwalen hebben, maar niet al te lastig voor de naasten. De heer P. Bernard van Leiden, stel de nog enkele practische vragen, evenals de heer C. Rutten, van Nieuwe-Niedorp. D s. A. Priester van Nieuw-Helvoet, vroeg of bij verpleging van zwakzinnigen niet de Voogdijraad -steun bieden kan. 't Is al meer voorgekomen- Do heer J. C. Jansen van Prinoenha- ge, deelde mee, dat 't in zijn omgeving al moeilijker wordt de noodïge geiden van B. en W. te krijgen nu de patiënten niet meer in het Roomsche gesticht ter verple ging worden gegeven. Ds. C. J. van Paassen van Haarlem, noemde nog enkele domicilie-moeilijkhe den in betrekking tot Gemeentesteun. De 'V o o r z i 11 e r herinnerde er aan, dat hij den Diaconieën verzocht heeft om van al zulke gevallen op de hoogte gesteld te worden, maar dat dit weinig resultaat opleverde, De Diaconale Raden zullen wel licht hier eenige meerdere actie en ook oplossing kunnen brengen'. D s. L u u r i n g wees in zijn antwoord er op, dat hot half om half tusschen Diaconie en B. en W. niet den plicht op de Diaconie legt die helft te betalen. Spr. noemde voorts een geval, dat een met-lastige zwak zinnige door toedoen van den dokter werd opgenomen in een Rijksopvoedingsgesticht zonder kosten voor de Diaconie. Vervol gens werden v enkele practische vragen nog beantwoord. CRITJEK OP HET „ONZE VADER." l'n het vrijzinnige orgaan „De Hervor ming' schrijft de eineritus-hoogïeeraar H. Oort een merkwaardig theologische be schouwing over liet „Onze Vader." Schr. herinnert er aan. dat hij in zijn werk „Uit de Prediking van Jezus" (1917) het Onze Vader zonder beperking gepre zen heeft. Prof. Oort heeft thans een an deren kijk op dit onderwerp gekregen. Hij constateert eerst, dat het Onze Vader hoogstwaarschijnlijk van den aanvang af oen formuliergebed is gêweest. waarmede het volstrekt nog niet zijn waarde ver liest. Gaat men het ontleden, dan blijkt zooa-ls schr. uitvoerig zin voor zin, uiteen zet dat er allerlei uitdrukkingen' in het gebed voorkomen, die ontleend zijn aan een verouderde wereldbeschouwing; maar schr. heeft een veel ernstiger bezwaar, na melijk dat in de tweede helft van het ge bed, handelend over onze persoonlijke be hoeften1, het voornaamste ontbreekt. Wanneer wij, hetzij in een godsdienst oefening gezamenlijk, hetzij voor onszel- ven, bidden, dan zal niet licht een woord van dankbaarheid ontbreken: wij vragen niet alleen om het noodige, opdat wij voor bezorgdheid bewaard blijven, maar wij betoenen ook onze erkentelijkheid voor al het goede 'dat het leven ons schenkt, en vooral danken wij voor de geestelijke gaven die wij ontvingen; dat wij God kennen en ons tot Hem getrokken gevoelen. Dit behoort bij ons gebed, en het Onze Vader geeft daarvan niets. Meer nog. Wan neer wij bidden, dan gedenken wij niet opzettelijk onze zonden, en als de herinne ring er aan zich aan ons opdringt, blijven wij er niet bij stilstaan: er is niets ver heffends in; integendeel, ze trekken ons neer. Neen, wij, trachten! ons in te leven in wat schoon, waar en goed is; ons op een hooger peil te brengen. Dat wij dit mogen- doen zonder ons om ons zondig verleden te bekommeren, is dat niet de Blijde boodschap die Jezus bracht1? Zij houdt in: dat gij een gebrekkig we zen zijt. dat zal wel waar zijn! Gij kunt zelfs niet inzien, hoe waar dat is; gij be grijpt in de verte niet, wat de volmaakt heid is waartoe gij bestemd zijt. Doch zie niet achterom, maar vooruit. God heeft u lief, ondanks uwe tekortkomingen. Ban de vrees, die de liefde uitsluit. Omdat wij die Blijde boodschap aanne men, bidden wij dat wij God en den naas te mogen leeren liefhebben, niet: verlost te worden van het slechte, maar: rijker te worden in al wat goed is. En zie, dit wordt te eenen male in het Onze Vader gemist. Wie het opstelde komt niet boven het Jo dendom uit. Daarom voldoet het aan onze behoeften niet, indien wij de Heilmare verstaan. Sclir. besluit zijn beschouwing als volgt: Waarschijnlijk heb ik met het boven staande menigeen geërgerd en bedroefd. Ik verbeeld mij de verzuchting te hoo ren: Och, die onaangename critiek! Aan heb Onze Vader zocals het in do Staten vertaling van MattheÜ3 luidt, zijn wij van kindsbeen gevrend; het klinkt zoo liefelijk; wanneer het van den kansel tot ons komt, worden wij er aanstonds goed door ge stemd; ons van elk woord er van reken schap ^te geven, daaraan hebben wij geen behoefte. Zou ik waarlijk u min of meer gestoord hebben in het gedachteloos gebruiken en aanhooren van heb Onze Vader? Dan heb ik u al vindt gij het onaangenaam, een dienst bewezen. De Geref. Kerk in Hongarije. Uit Boedapest- wordt gemeld, dat in de algemeen© vergadering van gereformeerde geestelijken in Hongarije ernstig geklaagd is over de houding van de regeering tegen over de gereformeerde kerk. Zij past zoo wel ten aanzien van de beliandeling der geestelijken als ten opzichte van die der kerken in het algemeen een verschillen den maatstaf toe. De katholieke kerk wordt op ergerlijke wijze bevoordeeld, en de armoede der gereformeerde tegenover den rijkdom der katholieke kerk in Hon garije wordt beschamend genoemd. LEIDEN NOG NIET ONTZET. Het vraagstuk van de invoering van een vloekverbod, zegt onze ,,Z e e u w" blijkt in de gemeenteraden nog -altijd actueel. Gestadig aan vermeerdert het aantal gemeentebesturen, dat maatregelen treft tegen het ijdel gebruiken van 's Heexen Naam. Ook te Leiden werd deze zaak aan de -orde gesteld. Door het college van B. en W. was pra-e- advies uitgebracht omtrent de al of niet wenschelijkheid van invoering van een plaatselijk vloekverbod, welk adv'es af wijzend luidde. Alleen van anti-revolutionaire zijde werd een uitvoerig en krachtig beloog vernomen ten gunste van het vloekverbod. Overigens kozen alle sprekers der vel schillende partijen de zijde van B. en W. lijke richting, 'om het "geheel© overheids* apparaat dn haar dienst te stellen, met ala gevolg inperking van de persoonlijke vrijV heid. Ook hij vindt het vloeken een sleclw' te gewoonte, omdat het berust op theolo-c gisch denken, en wel in negatieven zin. (j Men lette op de verbijsterende motivee-r ring! (j Alleen reeds omdat het vloekverbod een! uiting is van religieuzen zin, is het voor den commmrst verwerpelijk. Zooals ook boven de poort van bet Kremlin geschreven staat: Godsd'enst is opium voor het volk. j We kunnen vooralsnog maar moeilik' gelooven, dat een Prof. Slotemaker de Bruine en somm:gen zijner partijgenoölen i zich in dergelijk gezelschap thuis gevoe-»;. len. f Voor een stad als Leiden in de beoor-* deeling van het vloekverbod in den Raad bedroevend. ij' Waarlijk, in dezen is Le'den nog niet ontzet! OUDERS EN KINDEREN. Over dit altoos actuee-e onderwerp h^n-» delt de „Geref. Kerkbode van Rott." Het blad waarschuwt de ouders tegen twee uitersten. Ouders, die Gods Woord kennen als eoö lamp voor hun voet en een licht voor hua pad, laten zich ook in het moeilijke werk der opvoeding gaarne door Gods Woord onderrichten. Er staan o.m. voortreffeli ik© raadgevingen ook in dat. "Woord: g'j ouders, verwekt uwe kinderen niet tot toorn. Wanneer oudere nooit eens acht slaan op 'n betamelijk verzoek; wanneer zij alle nieuwe dingen verwerpen, omdat zij nieuw zijn,, zonder ze te hebben getoetst; wanneer zij er prat op gaan dat zij van hun oude gewoonte nooit afgaan; wanneer zij elke ontspanning, hoe onschuldig ook, veroordee^n, dan komt vroeger of I'ater da tijd, dat ze hun kinderen tot toorn ver wekken. De acht'ng der kinderen gaat te loor,"en het ouderlijk gezag schijnt wel een draconische "heerschappij te zijn. ITct gelijkt er op, a'sof zulke ouders als. au'o- craten aan niemand verantwoording ver schuldigd zijn. maar eenvoudig tc ccoi-» mandeeren hebben. Door het optreden v-n. zulke ouders, die meenen, dat zij erg schriftuurlijk z:jn door telkens Ie zeggen: ik wil het en ik gebied het, zonder dat onderzoeken of, wat zij wTen en gebieden ook bij-belsch is, is ontzettend veel be dorven. Wanneer geen billijkheid me?r is in de opvoeding, dan gaat de acht:ng wag. Trouwens, een gebod van ouders klemt eerst dan, aks het kind gevost, dat het gebod berust op dc-n wil des Hee~en Het is wel nood:g om dit eens duiöe'ijk ui' to spreken. Willekeurige bepalingen mogen niet gemaakt worden, ook niet dooouders Alle geboden moeten zuiver en te verant woorden zijn. Ardors 7;; ten ver- derve. Maar nu het omge^'ee""«1', Er TÏ:a ouders, die in het geheel hun wettig gezag niet laten geldc-n. Zij zijn wel begonnen met recht te doen, maar de invloed der kinderen op hun ouders is zeer groot ge weest; Vragen als: maar waarom mag ik dat nu n:et en waarom moet ik dat na-< laten, waren steeds aan de orde van den dag. Zelfs als Gods Woord iets du de'ijk verbood, dan vroegen die kinderen nog: waarom is dat nu noodig? Ik ken gezin nen, waar vader en moeder al lang geen invloed meer hebben. Ze hebben letter hik alles toegegeven. Daar was geen lijn in Irun levensbeschouwing en de k'nderen zijn de baas geworden. Men ziet van het christelijk leven in zulke gezinnen we'nig of niets meer. Er kan gevoegelijk gezegd' worden, dat vader en moeder afstand ge daan hebben van den troon, waarop God ze geplaa'st had. Dat is cok een groot kwaad. Ik weet dat sommige orders met leed wezen moeten getuigen: ik heb te v.ot toegegeven,, maar ra is het-te laat. Na tuurlijk, zouden wri dit met-vc'e veer heel den kunnen duklel'jk maken, O, 't .s zoo diep bedroevend, a's men in gez'r.imn komt, waar eertijds do tucht van Gods Woord gold, en waar nu vader en moe der geen gezag meer oerenen. Zu'kr ge zinnen zijn geheel en al' verwef.ekl'hkt. Men vindt er gansch te y.roordee'en zeden. En dat is n:et op eer-s gekomen» maar la.agzamerhand. Èedenk het wel, ouders: g'j moogt ''W kinderen nkt tót tnorn verwekken. Uw hcve'en moeten billijk Z'jii, maar, wan neer zii billijk z:jn en on Gods WctJ :rond, dan moogt ge o >k noo't uw Soc'alist en Roomsch-Kafho'iek, Gom- - munist en Cjhris,lelijk-Historicus stemden j vel krach'.clnos In'en maken Gij samen in hun oordeel, dat een vloekverbod I geen afriand doen van uw gezag, vv;.nt samen in hun oordeel, dat c-en vloekverbod misplaatst was. De communistische dr. Knuttel kwam op tegen de aanmatiging van zekere kevke- geen aH'and doen van uw gezag dat wreekt zich ontvettend. Laten wij dan toezien! Het is in onzen t'jd voorn1 nood;(v' „de -lange Frits", vervolgde hem en wilde hem levend gevangen nemen, waarom hij Tilly met do kolf van zijn pistool op het hoofd sloeg. Nog een oogenblik en Tilly zou gevan gen geweest zijn, doch een keizerlijk offi cier snelde toe en schoot „den langen Frits" neder. Eindelijk vluchtte ook Pappenheim, *t laatst van allen. Ginds werden in de dorpen de storm klokken geluid en het landvolk snelde met zeisen en bijlen gewapend de vluchtende keizerlijken na, om hun hunne mishande lingen en rooverijen te betalen. Te midden van zijn overwinnend leger, viel de koning tusschen1 dooden en ge wonden op de knieën en dankte zijn God in een vurig en kinderlijk gebed. De gansclie ruiterij des vijands en in 't geheel' 9000 keizerlijken waren gevangen' en 100 standaards benevens al bun ge schut waren in de handen der Zweden, die slechts 700 dooden en gewonden telden. Van de Saksers waren er 2000 gevallen. Nu kwam het er op aan, voordeel van de overwinning te heihalen. De koning werd allerwegen door deDuit- sche Protestanten als hun redder begroet en dag aan dag 'stroomden zij toe, om in zijn leger d;enst te nemen. Zelfs vele Katholieken wilden den man. volgen, onder wian, zij xnet eere en roem konden strijden, te meer daar ook de Katholieken door Gustaaf met gematigheid behandeld werden en hun vrijheid van godsdienst werd -toegestaan. Wijl Maximillaan van Beieren de Zuid- Duitsche staten tot een bond tegen de Zweden overhaalde, wilde Gustaaf de zuidelijke staten bezetten, terwijl hij het Saksische leger naar Bohenie zond, om dat rijk te veroveren. Reeds waren Merseburg, Halle, Erfiirl en Leipzig in zijn bezit. Overal openden de steden, hunne poor- 1|en voor den Zweedisc-hen heild ten be groetten hem met gejuich. Zijn tocht door Thüringen en Franken land was een ware triomftocht. In Mainz gunde hij eindelijk zijn leger eenige rust. De kardinaal de Richelieu had van den aanvang af de Zweden geldelijk onder steund, wijl hij -den keizer gaarne in de engte gedreven zag. Doch de overwinningen, welke hun koning behaalde, en' de bijna afgodische liefde, welke het Duitsohe volk hem toe droeg, maakten hem bezorgd, dat Gustaaf Adolf naar de keizerlijke waardigheid zou staan. Daarom zocht hij een verdrag tot stand te brengen tusschen den keurvorst van Beieren en den Zweodschen koning. Custoal ha,d kier we1 oor*m naar. wül dit verdrag, zoo het tot stand kwam. hem an zijn lastigen vijand zou bevrijden. Doch te midden van de onderhand© irn gen werd er een bode door de Zweden fo- vargen genomen, die door Max'roil v n aan Pappenheim afgezonden was. Pappenheim en Tilly hadden zich naar West falen begeven, om nieuwe troepen an a te werven. Max:m:liaan nu toonde in d't schr.ivcn dat hij den wapenstilstand, v eiken hij ro%t den Zweodschen vorst gesleten had, een voudig gebruikte om t'jd te winnen, ten einde straks, met Pappcnhe m verconigd, Gustaaf Adolf op let lijf te va''cn. „Ei zoo," ze!de Gustaaf, toen hij het schrijven gelezen had. „nu ken ik den keurvorst en zijne prio9ters. Hij draagt een dubbel kleed, waarvan liij nu- eens de Toode, dan de blauwe z'j .9 naar buiten wendt. En men zou van mij wenschen. dat :k de staatkunde van den Beierse 11-n keur vorst prees; dan k:n ik even gemakkelijk d-e vloo prijzen, wijl het zulk een nut' g d'er is, dat ons het booze bloed aftapt. Doch mij zal hij niet bedriegen, daar ik nu z:jn va'sch gemoed ken." En het woo d bij de daad voegende, trok hij met zijn trer-pen naar Beieren. i (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 5