Tweede Blad
Zaterdag 30 Augustus 1924
Aan zeer stille wateren.
Hij doet mij nederliggen in gra
zige weiden; Hij voert mij zacht
kens aan zeer stille wateren.
Psalm 23 r, 2.
Het beeld van stille, zelfs zeer stille
(wateren uit Psalm 23 weten wij in ons
•Hollandsch landschap niet te waardeeren.
Stil water noemen wij water, dat niet
stroomt. En bij de vergelijking tusschen
die beide geven wij aan het stille water
izeker niet de voorkeur.
In stille wateren kan allerlei bezinken,
iwaardoor het water bederft. Ons -spreek
woord, dat stille waters diepe gronden
ihebben, houdt dan ook min of meer een
•waarschuwing in. En al is het nu, dat
idit overdrachtelijk gezegd wordt, toch is
ihet beeld ontleend aan de natuur.
Onze Kantteekening komt ons hier ie
thullp, door bij die woorden van de zeer
stille wateren deze verklaring te geven:
„Hebreeuwsch, wateren der stdie, dat is,
die zeer zacht en stil loopen, tot drenking
ider beesten zeer geschikt".
Bij die stille wateren moetge daarom
denken aan een tegenstelling met de wilde
bergstroom, die van alles in zijn vaart
jmeesleur't: zand, steenen, boomtakken.
'Zulk een woeste bergstroom is dus geen
geschikte drinkplaats voor het vee, en al
thans met voor klein vee, dat tot zulk een
wilden stroom niet zou durven naderen. Het
'zou gevaar loepen, te worden gewond en
igekwetst, zelfs om te worden meegevoerd,
lals het zich er in waagde. En het zou ook
feu'k water niet eens kunnen drinken.
Maar als die stroom nu in vlakker bed
ding is afgedaald, dan z'nkt alles wat hij
[meevoerde naar den bodem, 't. water vloeit
kalm daarheen en er blijft alleen een hel
dere beek van zuiver doorschijnend water
Een ware verkwikking voor de schapen,
idie over waterlooze steppen lang en lang
hebben rondgeloopen.
En nu verstaan we het beeld, dat. zoo
kostelijk past in de teekening, <d'e deze
Psalm ons geeft: De Heer© is mijn Her
der; mij zal niets ontbreken.
Daarin behoort dat: Hij doet mij neder
liggen in grazige weiden; Hij voert mij
zachtken-s aa.n zeer stille wateren.
Stille, rustige wateren. Maar geen doode
neen. levende wateren. Wateren, die Diet
(meer geweldig bruisen en klateren, maar
fcachtkens murmelen en stil rui schend
daarhenen vlieten.
Zulke zeer stille wateren geven den
ïnoeden schapen rust; die anders zoo
schuwe, schrikachtige, angstig-doende die
ren worden dan kalm en rustig. Zelfs de
ihensch voelt in zulk een vreedzame en
liiefelijke 'omgeving de rust over zich
komen als een weldadige verkwikking.
Tot die zeer stille wateren voert de her
der zijn schaapskudde. Hij voert ze er
zachtkens heen. Hij drijft ze er niet naar
toe en jaagt ze niet. Want dan zouden ze
voor die zilveren stroom, die zoo'n onge
woon en nieuw verschijnsel voor ze is
toch nog weer schrikken en wild door el
kaar vliegen.
Neen, ze komen er ongemerkt. Alleen
de herder wist het pad er heen, en voerde
ze zachtkens langs dat pad. Totdat ze zelf
het ruischen van de beek hooren, en de
frischkeid van verre opsnuiven, en niet
begeerig oog het zien, en mét versneld
trippelen er op toe loopen om bet hijgend
lijf er aan te verkwikken.
O, ge moet het gezien hebben, om te
proeven de levenstrilling, die door die
woorden heengaat: Hij voert mij zacht
kens aan zeer stille wateren.
Zoo doet de herder met zijn schapen.
Maar bij dat liefelijk natuurtafereel
imoogt ge n niet ophouden. Want er is hier
iets veel liefelijkers voor uzelf.
Want wat die herder met zi'jn schapen
doet, is slechts een beeld van wat de
Heere, uw Herder, doet met u. Als ge- het
imaar bemerkt. En dan is hier geen na-
tuur-beschouwing en geen natuurgenie-
ting, maar zielsgenieting: dan geniet gij
hierin uwen God.
Ten deele is dit reeds zoo, zoo dikwijls
als Hij, de Bestuurder van uw leven, na
moeizamen, soms eentonigen arbeid, u een
auistpoos geeft-. Na elk dagwerk in het
zweet uws aanschijns, de stillerust aan
FESJiLLëTQH
Ds Sterren hadden gelogen.
Verhaal uit den dertig jarigen oorlog.
52)
De koning had de Saksers van de Zwe
den gescheiden en op eenigen afstand
hunne legers onder den keurvorst en den
graaf von Arnim geplaatst.
Hij vreesde, dat zij op de vlucht zouden
slaan en wilde het gevaar vermijden, dat
zij verwarring in zijn eigen leger zouden
brengen.
Reeds vroeg in den morgen dreunden de
kanonschoten, van beide zijden afgevuurd,
doch nog was de Slag niet begonnen.
Eindelijk gaf de k-oning der Zweden be
vel over de heek te trekken.
Nu vergat Pappenheim alle zelfbeheer--
selling en viel met zijne ruiters, tegen wie,
naar het heette, geen enkel leger bestand
was, onder den kreet: „Jezusl Marial" op
do Zweden aan.
De vorst van Fiirstenberg greep, de Sak
sers aan.
Dezen sloegen weldra op de vlucht; ook
keurvorst vlood met al zijne generaals
en waagde het eerst te Eilenburg stand te
hbuden.
Schitterender hadden de Zweden ge^
jtraden,
uw tafel in het midden van uw gezin. En
na het werk van de zes -dagen der week
uw kostelijken Zondag, dien Dag des Hee-
ren, waarop Hij u naar lichaam en ziel
verkwikt. i
Meer~nog, als door langdurige krachts
inspanning in het jagende leven om u heen
die uw zenuwleven afmatte, een korter of
langer tijdperk: van weldadige ontspan
ning voor u aanbreekt, waarin ge -weer
op uw verhaal moogt komen, waarin het
al maar bezig zijn wordt afgewiseld door
genieten van de kalmeerende rust die zijn
goedheid u bereidde.
Maar ten volle tot zijn recht komt dit
woord eerst, zoo ge het verstaat van wat
uw God bij u doet naar de behoeften van
het leven uwer ziel. In, die andere ver
kwikkingen merkt ge ook wel zijn hand.
Maar ze liggen toch op het gebied van -het
natuurlijk leven, dat n met alle menschen
gemeen is. i
Anders is het, wanneer de Heere uwe
ziel na een tijd, waarin ge de blijdschap
geloofs niet hebt genoten, onge
merkt weer doet inglijden in dat heldere
ien bewuste genieten van zijn genade in
Christus Jezus, en u met diepe teugen laat
drinken van het water dos levens.
Het leven des geloofs kan nu eenmaal
niet een altoos durend genieten -zijn. De
Hc-ere roept u tot den strijd des geloofs,
tot het werk des gelbofs, tot de gehoor
zaamheid des geloofs.
En als het goed met tl staat, dan volgt
ge overal die goeden Herder uwer ziele,
wiens stem gij kent, Zijn stem, die tot u
komt in z:jn Woord. Dat Woord is het
voedsel van uw ziel; daar leeft uw geloof
hij. En zoolang als ge daarbij maar blijft,
kunt ge niet afdwalen van den weg des
levens.
Door de kracht van dat geloof kunt ge
ook dragen al wat God u oplegt, ge vindt
dan uw sterkte altijd in Hem. Eu de
Heere, uw Herder, sterkt uw ziel door de
inwerking van zijn Geest,
Maar soms ook brengt Hij u door zijn
Heiligen Geest tot dat stille en rustige ge
nieten van den vollen rijkdom zijner ge
nade, die Hij u in Christus geschonken
•heeft. Aan Zijn Heilig Avondmaal. Ook
wel in de stilheid van uw binnenkamer.
Ja, ook wel onder uwen arbeid geeft Hij
aan uw gedachten ongemerkt die wen
ding, die zoo treffend 'ligt uitgedrukt in
die woorden; Hij voert mij zachtkens aan
zeer stille wateren.
LEER MIJ
Luid giert de wind door duistren nacht
Binnen is 't-st-il, waar 'fc knielend wacht.
Wild waait die wind door twijgen heen....
'k vang er het ruischen, waar 'k kniel alleen.
Zoo, als die storm daar buiten joelt,
heeft ook in 't ha-rte een strijd g-eiwoeld.
Nu is 't voorbij; een shYrre lacht
en daarom is het., dat 'k biddend wacht:'
„Vader, leer mij, zeg' aan Uw kind, 1
of 't in die starre Uw Wille vindt.
Gij, .Die me zeidet: „Blijf dicht bij mij,
opdat uw weg toch de goéde zij,"
zie me geknield in duistren nacht,
hoe ik vertrouwend Uw Wille wacht".
KEBK EU 8C8S0OL
NED. HERV. KEEK.
Aangenomen. Naar Vlissingen: A-
de Voogd te Assen.
Bedankt. Voor IDinteloord: P. J.
Steenbeek te Bergambacht.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Beroepen. Te Delft: Th. .Korporaal
te Delft.
GEREF. GEMEENTEN.
Beroepen, te Enkhuizen: J. Vreug-
denhil te Borssele.
De kosten van de geneeskundige armen
zorg inzonderheid ten plattenlande.
Over dit onderwerp hield D s. J. Luu-
r i n g van Hazerswoude op de Horv.
Diac. Conferentie te Lunteren een refe
raat.
Aan de behandeling der practische moei
lijkheden, zoo begön spr. zijn betoog, ga
de principieel© opmerking vooraf, dat de
Diaconie'als haar middelen en de offer
vaardigheid der Gemeente het toelaten,
geen enkel terrein onbetreden behoeft te
laten. Ook de geneeskundige armenver-
„God met ons!" zoo klonk hun veldkreet
en zij trokken de ruiters van Pappenheim
tegen.
Tot zevenmaal beproefden de laatsten
do Zweedsche gelederen omver te werpen,
maar -tot zevenmaal toe moesten zij af
deinzen. k i
Pappenheim was woedend.
Hij liet Tilly om versterking vragen.
„Deze man zal mij straks nog mijne eer
en mijn goede naam, den keizer zijn land
en zijn volk kasten!" zeide Tilly toornig.
„Heb ik hem nieto geboden, dat niemand
der onzen den strijd beginnen zou?"
Zelf reed hij nu met zijne Beierschen
tegen den vijand in, doch 't geluk wilde
hem evenmin dienen.
De wijze, waarop Gustaaf Adolf zijn
leger geordend had, was hem vreemd en
bracht hem in verwarring.
Plotseling verbleekte hij.
Zijne gelederen werden nedergeschoten
door zijn eigen gesphut.
Hij zag omhoog.
De Zweden hadden door een onverwach-
ten aanval de heuvel veroverd, waarop
zijn© kanonnen geplant waren, en vuurden
ze nu op zijn leger af.
De slag was verloren.
Zeven duizend keizerlijken bedekten bet
slagveld.
Allen vloden.
Ook TilRr vlood. Eed Zweedsche ruiter.
zorging schakele zij niet uit, als dat in
baar vermogen is.
Evenwel behoort de geneeskundige ar
menverzorging tot de eerste dingen, dia
de Diaconie aan de burgerlijke armenver
zorging overlate, als de middelen ontoe
reikend zijn en weduwen en weezen er
schade door lijden. Zij is in dezen abso
luut autonoom.
Waar het karakter van burgerlijke ar
menverzorging aanvullend is, daar spreke
de Diaconie zelf uit, hoe ver ze kan gaan.
De rest verblijft, dan aan de burgerlijke
instelling.
Uit een kleine enquote is gebleken, wat
trouwens uit de praktijk niet onbekend
was, dat te dezen opzichte velerlei mis
standen voorkomen. Vooral te plattelande
en in 't bijzonder daar, waar geen Burg.
Armbestuur bestaat. Als bv. burgemeesters
wenschen te beoordeelen. of een Diaconie
financieel bij machte is, is dit ontoelaat
baar en wanneer voor geneeskundige ar
menzorg nooit gemeente-gelden worden
beschikbaar gesteld, is dit niet overeen
komstig de Armenwet.
Vcfor de hand Tigt hier een beroep vol
gens de Armenwet Art. 32 (mede met ver
wijzing naar Art. 29,.) Art. 32 spreekt van
uitsluiting van onde: steuning op gronden
niet overeenkomende met de beginselen
van de burgerl. armenverzorging" en Art.
29 zegt, dat „ondersteuning wordt ver
strekt in zoodanigen vorm en zoodanige
mate, als met het oog op de behoeften en
de persoonlijke eigenschappen in verband
mét de omstandigheden van den arme
heb meest gewenscht is."
Daar een beroep op deze Artikelen ech
ter niet altijd hetzelfde gunstige resultaat
heeft (het schijnt, dab de adviezen, die
vanwege de Ge dep. Staten worden ver
strekt in diverse provinciën nog al ver
schillen), meende spr., dat bij herhaling
deze weg moet worden bewandeld en het
resultaat gepubliceerd, ten einde, juist in
do speciale gevallens die liier zich voor
doen. hulp te verkrijgen voor de belangen
van behoeftigen, die nu door onvermogen
der Diaconie en onwil van burgerlijke in
stellingen niet zelden worden verwaar
loosd.
De heer J. Brussee van Hillegom,
deelde bij de bespreking mee, dat ten zij
n-ent Burg. Armbestuur en Diaconie de
kosten samen deelden.
D r. H. A. Kuypers van Bergen op
Zoom, dankte voor de wenken gegeven
door den referent en verwachtte van pu
blicatie wel heil,
D s. F. M. Muller van Krabbendijke,
vroeg of een Diaconie B. en W. kon dwin
gen steun te bieden voor menschen die
kwalen hebben, maar niet al te lastig
voor de naasten.
De heer P. Bernard van Leiden, stel
de nog enkele practische vragen, evenals
de heer C. Rutten, van Nieuwe-Niedorp.
D s. A. Priester van Nieuw-Helvoet,
vroeg of bij verpleging van zwakzinnigen
niet de Voogdijraad -steun bieden kan. 't
Is al meer voorgekomen-
Do heer J. C. Jansen van Prinoenha-
ge, deelde mee, dat 't in zijn omgeving al
moeilijker wordt de noodïge geiden van
B. en W. te krijgen nu de patiënten niet
meer in het Roomsche gesticht ter verple
ging worden gegeven.
Ds. C. J. van Paassen van Haarlem,
noemde nog enkele domicilie-moeilijkhe
den in betrekking tot Gemeentesteun.
De 'V o o r z i 11 e r herinnerde er aan,
dat hij den Diaconieën verzocht heeft om
van al zulke gevallen op de hoogte gesteld
te worden, maar dat dit weinig resultaat
opleverde, De Diaconale Raden zullen wel
licht hier eenige meerdere actie en ook
oplossing kunnen brengen'.
D s. L u u r i n g wees in zijn antwoord er
op, dat hot half om half tusschen Diaconie
en B. en W. niet den plicht op de Diaconie
legt die helft te betalen. Spr. noemde
voorts een geval, dat een met-lastige zwak
zinnige door toedoen van den dokter werd
opgenomen in een Rijksopvoedingsgesticht
zonder kosten voor de Diaconie. Vervol
gens werden v enkele practische vragen
nog beantwoord.
CRITJEK OP HET „ONZE VADER."
l'n het vrijzinnige orgaan „De Hervor
ming' schrijft de eineritus-hoogïeeraar H.
Oort een merkwaardig theologische be
schouwing over liet „Onze Vader."
Schr. herinnert er aan. dat hij in zijn
werk „Uit de Prediking van Jezus" (1917)
het Onze Vader zonder beperking gepre
zen heeft. Prof. Oort heeft thans een an
deren kijk op dit onderwerp gekregen. Hij
constateert eerst, dat het Onze Vader
hoogstwaarschijnlijk van den aanvang af
oen formuliergebed is gêweest. waarmede
het volstrekt nog niet zijn waarde ver
liest. Gaat men het ontleden, dan blijkt
zooa-ls schr. uitvoerig zin voor zin, uiteen
zet dat er allerlei uitdrukkingen' in het
gebed voorkomen, die ontleend zijn aan
een verouderde wereldbeschouwing; maar
schr. heeft een veel ernstiger bezwaar, na
melijk dat in de tweede helft van het ge
bed, handelend over onze persoonlijke be
hoeften1, het voornaamste ontbreekt.
Wanneer wij, hetzij in een godsdienst
oefening gezamenlijk, hetzij voor onszel-
ven, bidden, dan zal niet licht een woord
van dankbaarheid ontbreken: wij vragen
niet alleen om het noodige, opdat wij
voor bezorgdheid bewaard blijven, maar
wij betoenen ook onze erkentelijkheid
voor al het goede 'dat het leven ons
schenkt, en vooral danken wij voor de
geestelijke gaven die wij ontvingen; dat
wij God kennen en ons tot Hem getrokken
gevoelen.
Dit behoort bij ons gebed, en het Onze
Vader geeft daarvan niets. Meer nog. Wan
neer wij bidden, dan gedenken wij niet
opzettelijk onze zonden, en als de herinne
ring er aan zich aan ons opdringt, blijven
wij er niet bij stilstaan: er is niets ver
heffends in; integendeel, ze trekken ons
neer. Neen, wij, trachten! ons in te leven
in wat schoon, waar en goed is; ons op
een hooger peil te brengen.
Dat wij dit mogen- doen zonder ons om
ons zondig verleden te bekommeren, is dat
niet de Blijde boodschap die Jezus bracht1?
Zij houdt in: dat gij een gebrekkig we
zen zijt. dat zal wel waar zijn! Gij kunt
zelfs niet inzien, hoe waar dat is; gij be
grijpt in de verte niet, wat de volmaakt
heid is waartoe gij bestemd zijt. Doch zie
niet achterom, maar vooruit. God heeft u
lief, ondanks uwe tekortkomingen. Ban de
vrees, die de liefde uitsluit.
Omdat wij die Blijde boodschap aanne
men, bidden wij dat wij God en den naas
te mogen leeren liefhebben, niet: verlost
te worden van het slechte, maar: rijker te
worden in al wat goed is. En zie, dit wordt
te eenen male in het Onze Vader gemist.
Wie het opstelde komt niet boven het Jo
dendom uit. Daarom voldoet het aan onze
behoeften niet, indien wij de Heilmare
verstaan.
Sclir. besluit zijn beschouwing als volgt:
Waarschijnlijk heb ik met het boven
staande menigeen geërgerd en bedroefd.
Ik verbeeld mij de verzuchting te hoo
ren: Och, die onaangename critiek! Aan
heb Onze Vader zocals het in do Staten
vertaling van MattheÜ3 luidt, zijn wij van
kindsbeen gevrend; het klinkt zoo liefelijk;
wanneer het van den kansel tot ons komt,
worden wij er aanstonds goed door ge
stemd; ons van elk woord er van reken
schap ^te geven, daaraan hebben wij geen
behoefte.
Zou ik waarlijk u min of meer gestoord
hebben in het gedachteloos gebruiken en
aanhooren van heb Onze Vader? Dan heb
ik u al vindt gij het onaangenaam, een
dienst bewezen.
De Geref. Kerk in Hongarije.
Uit Boedapest- wordt gemeld, dat in de
algemeen© vergadering van gereformeerde
geestelijken in Hongarije ernstig geklaagd
is over de houding van de regeering tegen
over de gereformeerde kerk. Zij past zoo
wel ten aanzien van de beliandeling der
geestelijken als ten opzichte van die der
kerken in het algemeen een verschillen
den maatstaf toe. De katholieke kerk
wordt op ergerlijke wijze bevoordeeld, en
de armoede der gereformeerde tegenover
den rijkdom der katholieke kerk in Hon
garije wordt beschamend genoemd.
LEIDEN NOG NIET ONTZET.
Het vraagstuk van de invoering van een
vloekverbod, zegt onze ,,Z e e u w" blijkt
in de gemeenteraden nog -altijd actueel.
Gestadig aan vermeerdert het aantal
gemeentebesturen, dat maatregelen treft
tegen het ijdel gebruiken van 's Heexen
Naam.
Ook te Leiden werd deze zaak aan de
-orde gesteld.
Door het college van B. en W. was pra-e-
advies uitgebracht omtrent de al of niet
wenschelijkheid van invoering van een
plaatselijk vloekverbod, welk adv'es af
wijzend luidde.
Alleen van anti-revolutionaire zijde
werd een uitvoerig en krachtig beloog
vernomen ten gunste van het vloekverbod.
Overigens kozen alle sprekers der vel
schillende partijen de zijde van B. en W.
lijke richting, 'om het "geheel© overheids*
apparaat dn haar dienst te stellen, met ala
gevolg inperking van de persoonlijke vrijV
heid. Ook hij vindt het vloeken een sleclw'
te gewoonte, omdat het berust op theolo-c
gisch denken, en wel in negatieven zin. (j
Men lette op de verbijsterende motivee-r
ring! (j
Alleen reeds omdat het vloekverbod een!
uiting is van religieuzen zin, is het voor
den commmrst verwerpelijk.
Zooals ook boven de poort van bet
Kremlin geschreven staat: Godsd'enst is
opium voor het volk. j
We kunnen vooralsnog maar moeilik'
gelooven, dat een Prof. Slotemaker de
Bruine en somm:gen zijner partijgenoölen i
zich in dergelijk gezelschap thuis gevoe-»;.
len. f
Voor een stad als Leiden in de beoor-*
deeling van het vloekverbod in den Raad
bedroevend. ij'
Waarlijk, in dezen is Le'den nog niet
ontzet!
OUDERS EN KINDEREN.
Over dit altoos actuee-e onderwerp h^n-»
delt de „Geref. Kerkbode van Rott." Het
blad waarschuwt de ouders tegen twee
uitersten.
Ouders, die Gods Woord kennen als eoö
lamp voor hun voet en een licht voor hua
pad, laten zich ook in het moeilijke werk
der opvoeding gaarne door Gods Woord
onderrichten. Er staan o.m. voortreffeli ik©
raadgevingen ook in dat. "Woord: g'j
ouders, verwekt uwe kinderen niet tot
toorn. Wanneer oudere nooit eens acht
slaan op 'n betamelijk verzoek; wanneer zij
alle nieuwe dingen verwerpen, omdat zij
nieuw zijn,, zonder ze te hebben getoetst;
wanneer zij er prat op gaan dat zij van
hun oude gewoonte nooit afgaan; wanneer
zij elke ontspanning, hoe onschuldig ook,
veroordee^n, dan komt vroeger of I'ater da
tijd, dat ze hun kinderen tot toorn ver
wekken. De acht'ng der kinderen gaat te
loor,"en het ouderlijk gezag schijnt wel
een draconische "heerschappij te zijn. ITct
gelijkt er op, a'sof zulke ouders als. au'o-
craten aan niemand verantwoording ver
schuldigd zijn. maar eenvoudig tc ccoi-»
mandeeren hebben. Door het optreden v-n.
zulke ouders, die meenen, dat zij erg
schriftuurlijk z:jn door telkens Ie zeggen:
ik wil het en ik gebied het, zonder dat
onderzoeken of, wat zij wTen en gebieden
ook bij-belsch is, is ontzettend veel be
dorven. Wanneer geen billijkheid me?r is
in de opvoeding, dan gaat de acht:ng wag.
Trouwens, een gebod van ouders klemt
eerst dan, aks het kind gevost, dat het
gebod berust op dc-n wil des Hee~en Het
is wel nood:g om dit eens duiöe'ijk ui' to
spreken. Willekeurige bepalingen mogen
niet gemaakt worden, ook niet dooouders
Alle geboden moeten zuiver en te verant
woorden zijn. Ardors 7;; ten ver-
derve.
Maar nu het omge^'ee""«1', Er TÏ:a ouders,
die in het geheel hun wettig gezag
niet laten geldc-n. Zij zijn wel begonnen
met recht te doen, maar de invloed der
kinderen op hun ouders is zeer groot ge
weest; Vragen als: maar waarom mag ik
dat nu n:et en waarom moet ik dat na-<
laten, waren steeds aan de orde van den
dag. Zelfs als Gods Woord iets du de'ijk
verbood, dan vroegen die kinderen nog:
waarom is dat nu noodig? Ik ken gezin
nen, waar vader en moeder al lang geen
invloed meer hebben. Ze hebben letter hik
alles toegegeven. Daar was geen lijn in
Irun levensbeschouwing en de k'nderen
zijn de baas geworden. Men ziet van het
christelijk leven in zulke gezinnen we'nig
of niets meer. Er kan gevoegelijk gezegd'
worden, dat vader en moeder afstand ge
daan hebben van den troon, waarop God
ze geplaa'st had. Dat is cok een groot
kwaad.
Ik weet dat sommige orders met leed
wezen moeten getuigen: ik heb te v.ot
toegegeven,, maar ra is het-te laat. Na
tuurlijk, zouden wri dit met-vc'e veer heel
den kunnen duklel'jk maken, O, 't .s zoo
diep bedroevend, a's men in gez'r.imn
komt, waar eertijds do tucht van Gods
Woord gold, en waar nu vader en moe
der geen gezag meer oerenen. Zu'kr ge
zinnen zijn geheel en al' verwef.ekl'hkt.
Men vindt er gansch te y.roordee'en
zeden. En dat is n:et op eer-s gekomen»
maar la.agzamerhand.
Èedenk het wel, ouders: g'j moogt ''W
kinderen nkt tót tnorn verwekken. Uw
hcve'en moeten billijk Z'jii, maar, wan
neer zii billijk z:jn en on Gods WctJ
:rond, dan moogt ge o >k noo't uw
Soc'alist en Roomsch-Kafho'iek, Gom- -
munist en Cjhris,lelijk-Historicus stemden j vel krach'.clnos In'en maken Gij
samen in hun oordeel, dat een vloekverbod I geen afriand doen van uw gezag, vv;.nt
samen in hun oordeel, dat c-en vloekverbod
misplaatst was.
De communistische dr. Knuttel kwam op
tegen de aanmatiging van zekere kevke-
geen aH'and doen van uw gezag
dat wreekt zich ontvettend.
Laten wij dan toezien!
Het is in onzen t'jd voorn1 nood;(v'
„de -lange Frits", vervolgde hem en wilde
hem levend gevangen nemen, waarom hij
Tilly met do kolf van zijn pistool op het
hoofd sloeg.
Nog een oogenblik en Tilly zou gevan
gen geweest zijn, doch een keizerlijk offi
cier snelde toe en schoot „den langen
Frits" neder.
Eindelijk vluchtte ook Pappenheim, *t
laatst van allen.
Ginds werden in de dorpen de storm
klokken geluid en het landvolk snelde met
zeisen en bijlen gewapend de vluchtende
keizerlijken na, om hun hunne mishande
lingen en rooverijen te betalen.
Te midden van zijn overwinnend leger,
viel de koning tusschen1 dooden en ge
wonden op de knieën en dankte zijn God
in een vurig en kinderlijk gebed.
De gansclie ruiterij des vijands en in 't
geheel' 9000 keizerlijken waren gevangen'
en 100 standaards benevens al bun ge
schut waren in de handen der Zweden, die
slechts 700 dooden en gewonden telden.
Van de Saksers waren er 2000 gevallen.
Nu kwam het er op aan, voordeel van de
overwinning te heihalen.
De koning werd allerwegen door deDuit-
sche Protestanten als hun redder begroet
en dag aan dag 'stroomden zij toe, om in
zijn leger d;enst te nemen.
Zelfs vele Katholieken wilden den man.
volgen, onder wian, zij xnet eere en roem
konden strijden, te meer daar ook de
Katholieken door Gustaaf met gematigheid
behandeld werden en hun vrijheid van
godsdienst werd -toegestaan.
Wijl Maximillaan van Beieren de Zuid-
Duitsche staten tot een bond tegen de
Zweden overhaalde, wilde Gustaaf de
zuidelijke staten bezetten, terwijl hij het
Saksische leger naar Bohenie zond, om
dat rijk te veroveren.
Reeds waren Merseburg, Halle, Erfiirl
en Leipzig in zijn bezit.
Overal openden de steden, hunne poor-
1|en voor den Zweedisc-hen heild ten be
groetten hem met gejuich.
Zijn tocht door Thüringen en Franken
land was een ware triomftocht.
In Mainz gunde hij eindelijk zijn leger
eenige rust.
De kardinaal de Richelieu had van den
aanvang af de Zweden geldelijk onder
steund, wijl hij -den keizer gaarne in de
engte gedreven zag.
Doch de overwinningen, welke hun
koning behaalde, en' de bijna afgodische
liefde, welke het Duitsohe volk hem toe
droeg, maakten hem bezorgd, dat Gustaaf
Adolf naar de keizerlijke waardigheid zou
staan.
Daarom zocht hij een verdrag tot stand
te brengen tusschen den keurvorst van
Beieren en den Zweodschen koning.
Custoal ha,d kier we1 oor*m naar. wül
dit verdrag, zoo het tot stand kwam. hem
an zijn lastigen vijand zou bevrijden.
Doch te midden van de onderhand© irn
gen werd er een bode door de Zweden fo-
vargen genomen, die door Max'roil v n
aan Pappenheim afgezonden was.
Pappenheim en Tilly hadden zich naar
West falen begeven, om nieuwe troepen an a
te werven.
Max:m:liaan nu toonde in d't schr.ivcn
dat hij den wapenstilstand, v eiken hij ro%t
den Zweodschen vorst gesleten had, een
voudig gebruikte om t'jd te winnen, ten
einde straks, met Pappcnhe m verconigd,
Gustaaf Adolf op let lijf te va''cn.
„Ei zoo," ze!de Gustaaf, toen hij het
schrijven gelezen had. „nu ken ik den
keurvorst en zijne prio9ters.
Hij draagt een dubbel kleed, waarvan
liij nu- eens de Toode, dan de blauwe z'j .9
naar buiten wendt.
En men zou van mij wenschen. dat :k
de staatkunde van den Beierse 11-n keur
vorst prees; dan k:n ik even gemakkelijk
d-e vloo prijzen, wijl het zulk een nut' g
d'er is, dat ons het booze bloed aftapt.
Doch mij zal hij niet bedriegen, daar ik
nu z:jn va'sch gemoed ken."
En het woo d bij de daad voegende, trok
hij met zijn trer-pen naar Beieren.
i (Wordt vervolgd.)