iieuweLeidscheCourant
Tweede Blad^
Zaterdag 23 Augustus 1924
Jezus te gast.
En een der Farizeeërs bad
Hem, dat Hij met hem ate; en
ingegaan zijnde in des Fari
zeeërs huis, zat Hij aan.
Het is het geliefkoosd thema van on
zen democratiscken tijd, om Jezus altijd
te zien te midden van de paupers, de so
ciaal-zwakken; Hem uitsluitend te willen
vereeren als den Beschermer van wat
maatschappelijk op de benedenste sport
staat: „Jezus en de sociale nooden", het
is schier een partij-leus geworden.
Dat Jezus met de niet-bezittende klasse
mee optrekt, staat voor menig sociaal-
verongelijkte als een paal boven de bewo
gen golven van zijn sociale actie.
Dat Hij echter óók ingegaan is in de
huizen der meer gegoeden, daar wordt
niet over nagedacht, in alle geval: daar
wordt over gezwegen.
En toch staan we voor het onomstoote-
lijke feit, dat Jezus ten eten gevraagd is,
in het hui a van Simon den Farizeeër!
Misschien heeft dat den democraten on
zer eeuw ook nog wel iets te zeggen.
Want wie is die Farizeeër?
TJit heel het optreden van dien man be
speuren we, dat hij behoort tot de élite
der Joodsch-orthodoxen.
Hij is, wat men noemt een verlichte
'Jood; een man die gunstig uitsteekt boven
zijn fanatieke mede-Farizeeërs.
Hij veroordeelt Jezus zoo maar niet,
op het eerste woord dat hij over Hem
te hooren krijgt. Hij heeft zijn orthodox-
Joodscho gevoelens wel degelijk gezet on
der de controle van zijn onderzoekend
denken.
Hij wil eerst dien veel besproken Jezus
eens leeren kennen. En, moo:er kan het
al n:et, pet is Jezus in de huurt, is
het dan wonder dat zoodra de Heiland
Zijne woorden geëindigd heeft, Simon uit
den kring, waarbij hij zich gevoegd heeft,
«>p Jezua toeloopt en Hem ten eten
vraagt?
En waarom zou Jezus deze attentie van
den Farizeeër miskennen?
Heel goed beseft de He1"1 and, dat Simon
meent wat h'j vraagt ,.En", staat er,
„ingegaan zijnde in des Farizeeërs huis,
zat Hij aan."
Nu is het een bedroevend verschijnsel,
dat wat zich in orthodoxen kring als „éli
te" aandient, vaak op het punt van be
schaving een zonderling figuur sTaat.
Och, 't was in Jezus dagen ook al zoo.
Daar komt Simon»d© Farizeeër dan mét
z'jn^ gast in de zuilengalerij,* waar de ta
fel is aangericht. Het zal een interessante
maaltijd worden; waarschijnlijk zitten de
mede-gasten reeds aan en alles wacht nu
nog maar op de komst van dien befaamden
Jezus.
Maar ziet daar zijn zij dan: Simon
met zijn vreemden gast. Nu eerst wordt
het belangrijk. Dat beilooft een interes
sante maaltijd te worden.
Och daarom gaat het alleen bij den
rél:te-mensch, om het „interessante"; of
■scherper nog: om het „piquante".
Van waarachtige belangstelling is geen
sprake. Natuurlijk niet, want er is geen
enkele band van liefde ,die den Farizeeër
naar Jezus toe trekt.
O, daar zal in Simons oog pralende
Vreugde geschitterd hebben: de triomf van
den gastheer tegenover zijne gasten!
Jezus d'ent hem als het kostbaarst or
nament van zijn tafel. Jezus, d:en hij mag
meebrengen is hèt groote buitenkansje, hèt
fijnste gerecht, waarop hij Izijn gasten
tracteeren zal.
En zoo gaat hij op in de glorie van zijn
gastheer-triomf, dat hij vergeet den slaaf
te roepen, die het koperen bekken bedient
der voetwassching,, en de kruik der zal
ving.
Het is de gulzigheid van den élite-geest,
die met dit extra gerecht niet wachten
kè n.
En zoo wordt Simon bezeten door zijn
„cultureelen" hang naar het bijzondere,
het buitengewone, dat hij piet eens let op
de e e r s te 'beleefdbeidsvoorwaarden: het
zalven van het hoofd, het wasschen der
voeten.
Maar Jezus let er op!
Doch net zijn de spijzen opgediend, of
daar geschiedt die hinderlijke scène, die
don élite-Farizeeër toch wel gestoken zal
hebben.
Ongevraagd en ongenood komt daar een
vrouw binnen. Dat op zichzelf was al een
vergrijp tegenover de goede manieren.
Eu dan, wat een vrouw! Want we mo
gen den Farizeeër van alles betichten,
maar niet, dat hij de vriend was van een
„zondares".
Zoo'n vrouw heeft nog nooit zijn drem
pel overschreden! Ziet liet wordt nog
mooier, daar gaat ze naar Jezus toe,
naar zijn gast.
Wat z:jn dat voor manieren? Jawel,
jawel, daar begint ze nog te schreien
ook, daar knielt ze neer, daar begint
ze Jezus' voeten te kussen; en ziet toch
eens, daar maakt ze de zwarte haarwrong
los om zijn voeten af te drogen, die nat
geworden zijn van haar hartstochtelijke
tranen!
Maar laat Jezus dat dan allemaal maar
toe? Als hij toch een profeet was, dan zou
Hij toch wel weten, wat en hoedanig©
vrouw deze daar is, die hem aanraakt;
want het is een zondares
Is het een wonder dat Simon zoo denkt?
We beluisteren immers de bekende stem
van den fatsoens-mensch uit onze e'gen
omgeving? Sterker nog: wij hadden het
o k gedacht; wij hadden het o k ge
zegd; wij waren er óok niet van gediend
geweest.
Ja, wij hadden het misschien Jezus nog
wel even duidelijk gemaakt, dat Hij zich
te onderwerpen had aan de regelen van
het huis, dat Hij dergelijke vriendinnen
dan maar liever ergens anders ontvangen
moes'.; maar dat ons huis alleen openstaat
voor menschen die geen slechte reputatie
hebben zooals die vrouw daar
Och J%us weet onze fatsoensargu
menten wel. Hij weet wel, dat we de les
van vormen en manieren zoo goed van
buiten geleerd hebben, dat we er de les
sen van hot hart, de lessen der liefde
door verleerd, vergeten zijn. H'j weet het
ook van Simon!
En nu Jezus ergert zich daar niet
aan. Hij vertoornt zich niet. Zelfs niet,
wanneer Simon Zijn Profeetschap afmeet
met avercchtschen maatstaf, naar de zon
den van deze zondares, ook dan blijft
Hij kiesch.
Wij, ja wif zouden opgestoven zijn bij
zulk een lage verdachtmaking, wij hadden
haar u:tgesehreeuwd, onze verontwaardi
ging. Jezus scheldt niet. Heel beschei
den, baast schuchter klinkt het: Simon,
ik heb u wat te zeggen." En als Hij het
dan zegt, dan doet Jezus het zóó be
schaafd, met niets in z:jn stem dat zweemt
naar eenige haatdragendheid, dat Simon,
de élite-mensch voor het éérst eens gaat
voelen wat hij Jezus verschuldigd is:
eerbied!
Neen, laten wij Jezus mar.r n-'et noo
den aan onzen disch, voordat Hij ons ge
nood heeft.
■Eten met Jezus, weet ge wat dat zeg
gen wil?
Dit, dat ge treden naoogt in de heime-
lijkhe-'d van Ziin persoonlijk leven. Want
van alle lichamelijke behoeften, is de
eenigste di» wij met e1 kander deelen mo
gen* deze: dat wij te samen eten. Alle an
dere vragen een sfeer die men geen ver
trouwen meer noemen mag, een sfeer van
liefde.
Maar aan de maaltijd zijn hoog en laag
vereen'gd in dezelfde menschelijke be
hoeften. En dat besef schept onmiddellijk
de sfeer van vertrouwen.
En ziet nu S'mon!
Wat doet deze élite-mersch eigenlijk
juist door ziin vormelijkheid anders,
dan dat vertrouwen keer op keer te- schen
den? Niets anders doet hij, dan Jezus
voortdurend te beleed'gen!
Zouden wij anders doen?
Laten wij dan wachten totdat Hij óns
noodt aan Zijn tafel.
„Zie, Ik sta aan do deur en Ik k'op;
Indien iemand M ij n e stem zal hoo
ren. en de deur opendoen, Ik zal tot hem
in'komen.
En Ik zal met hom avondmaal houden.
En hij met Hij." (Openb. 3 vs. 20).
T.
WAT U BLIJFT.
Als ge alles wat u dq aard' kan bieden,
Al wat u 't leven lieflijks gaf,
U ziet ontzinken, ziet ontvlieden
In wuften damp, of somber graf;
Als vriend en magen u vergeten.
Of zelfs hun smaad u distels vlecht,
En dan nog, 't knagen van 't geweten
U doornen om de slapen hecht. 1
O, wanhoop niet! schoon neergebogen
Door droefheid, wroeging, wreed verwijt,
Eén slaat op u genadig de oogen,
Hij heeft de tranen, die ontvloeien:
Of 't wicht van 't leed ontzegd, geteld:1
Hij heeft den sleutel van de boeien
Waarmee de smart uw leen omknelt.
't Zij ge eenzaam over de aard moet dolen,
Of krank op 't stroobed ligt gestrekt,
't Zij gij versmacht in kerkerholen
Niets dat u aan Zijn hoede onttrekt.
Geen ramp, hoe zwaar haar druk moog*
wezen,
Waarvoor Hij geen verlichting heeft;
Geen wond, die Hij niet kan genezen^
Als ge aan Zijn zang u overgeeft.
O wanhoop niet! Schoon diep gebogen
Door lijden, wroeging, zonde of nood,
Een houdt op u genadig de oogen,
Uw leed of schuld zij maatloos groot.
Yerlato u alles om u henen,
Ontzinke u 't hoüt, waarop gij drijft,
Schijn' alle hoop op hulp verdwenen,
Eén is er God is 't die u blijft!
KERK "EN SCHOOL"
NED. HEBV. KEEK.
Beroepen. Te Lunteren: P. Zandt te
Delft; te Brielsch Nieuwland: J. Dikboom
cand. te Groningen.
Aangenomen. Naar Gaast (toez.)
J. P. Snoep te Ten Boer.
Bedankt. Voor St. AnnalandJ. Jap-
chen te Heemstede.
GEREF. KERKEN.
Beroepen. Te Genderen: cand. W.
Seinen to Hoogeveen.
Bedankt. Ycor Zwammerdam: U. Bu-
walda te Oude Bildtzi.il.
CHR. GEREF. KERK.
Bedankt. Voor Harlingen: R. E. Slui
ter te Assen.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
Dr. J. Waterink, van Zutfen, die
bet beroep aannam naar de Geref. Kerk
van Amsterdam in do vacature-Fernhout
zal Zondag 5 October door Ds. S. G. de
Graaf in het ambt bevestigd worden.
Woensdag 8 October zal Dr. Waterink zijn
intrede deen.
Het afscheid van D s. Tj. Tak van
de Ned. Herv. Gemeente Fijnaart c.a. is
bepaald op 7 September a.s. en zijn beves
tiging en intrede te Zevenhuizen (Z.-H.) op
14 Sept. as. Bevestiger is Ds. K. H. E.
Gravemeijer, van 's-Gravenhage.
Dc bevestiging en intrede van cand.
P. de Feijjter in de Geref. Kerk van
Boornbergum is bepaald op 21 September.
Bevestiger zal zijn Ds. J. H. Lammertsma
van Appingedam.
Jubilea.
Ds. J. W. Blank© rt hoopt Woensdag
27 Aug. a s. te herdenken, dat hij 25 jaar
geleden de Evangeliebediening aanvaard
de bij de NedrHerv. Gemeente van Kerk-
werve. Hier diende hij 22 jaren. Daarna
was hij werkzaam bij de Weezenkapcl te
Neerbosch. Sinds 7 Oct. van het vorig jaar
staat, hij te St. Oedenrode.
D s. K. Oussoren, pred. der Geref.
Kerk te Broek onder Akkerwoude, hoopt
Woensdag 10 Sept. a.s. zijn zilveren ambts
jubileum te vieren. Hij begon zijn ambte
lijk werk te Coevorden en diende voorts
de Kerkert, van Baarland, Opperdoes, Bor
ger, Huizen (N.-H.) en sinds 8 Jan. '22 zijn
tegenwoordige Gemeente. Tijdens zijn ar
beid te Huizen richtte hij de bekende One-
siforus-bank op, die voorschotten verstrekt
aan Kerken en Scholen.
Ds. J. Osinga. t
Gisteren is na een korte ongesteldheid
overleden Ds. J. Osinga, pred. der Geref.
Kerk te Schoonhoven.
Vorige week Zaterc^gnacht meldt de
Rot.terd. werd hij ongesteld en de ziek
te- verergerde deze-» week dermate, dat
gisteren zijn toestand hoogst ernstig werd.
En reeds gistermorgen te 6 uur werd 03.
Osinga, die a.s. Maandag zijn 70sten ver
jaardag hoopte te vieren, door den dood
weggenomen.
Ds. Osinga aanvaardde in 1S82 bij de
Ned. Herv. Gemeente van Idsegahuizen
het predikambt. In 1886 vertrok hij naar
Aarlanderveen en ging daar met de Dole
antie mee In. 1880 verbond hij zich aan
de Ned. Geref. Kerk van, Gouda. Vervol
gens deed hij intrede te Vianen in 1896,
te Werkendam in 1897 en sinds 1910 stond
hij te Schoonhoven, waar hij de ineen smel
ting der Geref. Kerken A en' B meemaakte
Chr. Geref, Kerk te Vlissingen.
Door den Raad der Chr. Geref. Kerk te
Vlissingen zijn ©enigen tijd geleden een
tweetal achter de kerk gelegen woningen
aangekocht, om eventueel tot vergrooting
vant het kerkgebouw te kunnen overgaan.
Tevens wordt een naast de kerk staand,
en aan de gemeente behoorend pand, in
gericht tot pastorie voor den predikant.
Christen of Jood?
De Waarheidsvriend vestigt de
aandacht op de volgende eigenaardige
kwestie;
Aan de AmsteTdamsche Gemeente-Uni
versiteit (is 't eigenlijk niet vreemd, dat
een gemeente een Universiteit sticht
en onderhouden gaat?) is een vacature bij
de theologische faculteit. Een modern-
godgeleerde, die jaren en jaren daar pro
fessor was en tegelijk hoogleeraar aan het
Luthersch seminarie, heeft den leeftijds
grens bereikt en gaat heen; zoodat nu een
ledige professorsplaats moet worden ver
vuld. Deze vacature gaat dus allereerst de
Gemeente-Universiteit aan; maar het Lu
thersch seminarie (de Hersteld Ev. Lu-
therschen hebben een eigen opleiding te
Utrechc, waar prof Pont doceert) heeft er'
eigenlijk óók belang bij; omdat weer op
gemeenschappelijk gebruik van dezen pro
fessor in de godgeleerdheid gehoopt en ge
rekend wordt.
Bij de Lutherschen is een zwenking
naar rechts; op de laatste Synode, kort
geleden gehouden, is dat gebleken. Daar
werd toen ook over de vacature, bovenbe
doeld. gesproken. Men wilde eerst zelf
maar vast iemand benoemen, een Lu
thersch theoloog; in de hoop en de ver
wachting dat het Gemeentebestuur dien
selfden hoogleeraar dan zou benoemen
aan de Gemeente-Universiteit. Of, mocht
dat niet gebeuren, dan had een eigen-be
noeming toch dit voor, dat men zelf een
rechtzinnig professor had; de Gemefente-
Universiteit moest dan maar weten wat
zij deed. 't Geen echter weer gedrukt
werd door het bezwaar, dat een professor,
die alleen aan het Luthersch seminarie
colleges geeft, eigenlijk toch geen vol
doenden werkkring heeft.
Door vooraanstaande mannen, die iets
meer weten dan een gewoon menschje,
werd betoogd ter Synode, dat men maar
een weinig geduld moest oefenen, dan zou
alles best tereeht komen! Want, zoo luid
de dc ©enigszins geheimzinnige mededee-
ling, de faculteit van de Gemeente-Univer
siteit had een rechtzinnig theoloog. Oud-
Testamenticus van professie, op 't oog en
die zou wel benoemd worden door den
Gemeenteraad. Dat was wel geen Lu
thersch theoloog, maar deze a.s. Amster-
damsche hoogleeraar had toegezegd, dat
hij wel Luthersch wilde worden en zoo
kon het Seminarie hem dan óók gebrui
ken.
Mooier kon het al niet!
Sinds werd er meer publiek belangende
deze affaire. En het -bleek, dat de tlicol.
Faculteit werkelijk een rechtzinnig theo
loog, niet-Luthersch, maar Hervormd zijn
de, voordroeg ter benoeming. n.L prof. dr.
Böhl te Groningen.
Dat is dus de man blijkbaar dien men
ter Synode op hel oog had, die dus blijk
baar gepolst is, die deze benoeming zal
aanvaarden, die dan Luthersch wil worden
en die dan door de Luthersche Synode be
noemd kan worden aan het Amsterdamsch
Seminarie, enz. enz
Doch nu komt er oen kink in den ka
bel.
Want toen de benoeming al aanhangig
gemaakt was bij den Gemeenteraad en de
naam prof. Böhl in deze gepubliceerd,
bleek het. dat de litterarische faculteit
(de Hebrecuwscho- taal en de Oostersche
talen in 't algemeen zijn in het geding) een
ander wilde benoemd zien. Een ander ge
leerde werd genoemd en mee aanbevolen.
En zóó kwam de Gemeenteraad feitelijk
voor een dubbeltal te staan, om uit dat
tweetal geleerden een keus te deen ter
vervulling van de vacature in de theol. fa
culteit.
En het bijzondere is nu, dat de voorge-
dragene naast prof Böhl een taalgeleerde
is, die mee aan een Joodsche school een
wetenschappelijk-kerkelijken graad heeft
verworven cn die dus Jood blijkt te zijn!
Wij hebben het nu niet over het zon
derlinge, dat d^ litterarische faculteit voor
deze vacature bij de theol. faculteit een
mede-voordracht doet naast den man voor
de theol. faculteit, die in het geding is.
Maar waar wij even de aandacht op wil
den vestigen is het zonderlinge geval, dat
nu de Gemeenteraad van Amsterdam
(denk u dat eens even in) zal moeten uit
maken met stemmenmeerderlieid wie er
hoogleeraar zal worden in de theologie,
een Jood of een Christen?
Beide mannen, willen we veronderste!'?n|!
zijn wetenschappelijk geschikt te achten, j
Maar wie is nu de man voor de theol.
faculteit te Amsterdam? Een Jood? Waar-1
cm wèl? Waarom niet? I
Vraag het maar aan den sociabst rx«|
gemeentewerkman Guldenof aan ?n f
communist-bolsjewist-ex-jood David Wijn-'
koop; aan den man van do rapaillepar.ij
of aan den vrijzinnig democraat; aan den?
liberalist of aan den Roomsche; aan den..
Cliristelijk-Historische of aan den An tire- J
volutionair, die zitting hebben in Amster-1
dams Gemeenteraad! Samen zullen ze het r
hebben uit te maken, zij, die samen de
Gemeente-Universiteit hebben te besturen, f
Toch wel een iet-wat rare regeling, zco'n
Gemeente-Universiteit
Het zal ons benieiwen wie benoemd
zal worden; een Jood of een Christen. f
WORDT LIMBURG BEDREIGD? ff
Alleen historische overwegingen? ft
Aan de Residentiebode ontleenca
wij nog de volgende beschouwingen:
Mogen we enkele bladen, die te bevoeg-»
der plaatse inlichtingen hebben ingewon*
nen, gelooven, dan zouden de zeer ernstige
woorden, door Minister Ruijs de Beercn-
brouck op den Limburgschen Kathol ie-
kendag over het annexatie ge vaar gespro-'
ken, geen andere beteekenis hebben gehad
dan een h'stor'sche hyinnering.
We hebben de rede van minster Ru/ja
zooals hij zelf die aan de pers heeft ver
strekt, er nog eens op nageslagen een
rede, die door enkele Limburgsché' bladen
op sommige plaatsen die hetrekking heb-i
ben op de annexatiekwestie, gecursiveerd
is gedrukt.
En dan moet het ons van het hart, dat
deze semi-officieele verklaring, n.!. dat
deze e?nstige en alarmeerende-woerden
alleen ten doel hadden om trstor'sche -e-
heurtenissen te belichten, voor ons niet
gemakkelijk te accept eeren n.
Immers, welk doel zou het hebben om
zonder eenig motief, nu de betrekkingen
tusschen Holland en België zich beginnen,
te herste'len, oud zeer eren te ha'on en
daardoor aan de oude tegenstellingen en
de oude wrijvingen nieuw leven te schen
ker? i
Het is bovendien n et al'een de m'n'stcr-*
president, die zulke ernstige woorden over
het annexatie-gevaar gesproken heo't <9
Maastricht, maa~ ook de andere sp-cWs,
de heer Rutten en de voorzitter van den
Katholiekendag, mr. Bo's'us.
Zeer terecht schreef dan ook de ..Maas
bode" j.l. Zaterdag, dat deze erns'Jee
waarschuwingen een geheel, ander karak
ter aan dezen Katholiekendag gaven, die
nu in het licht stond van een demonstra
tie tegen eventueeïe gevaren voor L'mburg
en Holland.
D en indruk hebben ook, zooals ons
bleek, dc bezoekers gekregen, en ook do
Limburgsché pe».a.
Wij althans spraken een ze?r betrouw-*
baar persoon, die nogal eens met de au'o-
riteiten in aanraking komt en op drn Lim
burgschen Katholiekendag s geweest ent
die ver'e'de oas de mededeel ine, d:e wii in
ons Mimroer van Dinsdag THibl'ccërdon,
over zekere evschen d'? ges'eld warau op
de eonferent'e te Londen.
Hij voegde daaraan nog toe, d-t die
eischen niet direct bestonden in een an
nexatie van grondgebied, maar :n het
aan'egg0" van versterk'ngen d^or Frank
rijk en B?le!ë tegen oen evn'uee'en inval
van Duitsch'and door Limburg.
En MacDonald zou d1 b'lÜ.ikhc'd van
deze w ons e hen in bet fee'an'» van Frar.k-
r'jks veiligheid hebben erkend.
Wii hebben er toen een en ande" van
gepub'ioeerd. om de aandacht e" om f©
vost:gen welke geruchten er d-or d^ T'm-
burgsche redevoeringen in de ve~eld wa
ren gebracht
We hopert van ganschsr harte, dat d:t
alles onjuist is., dat er voor Limburg g: en
acuut gevaar dreigt.
Maar wanneer dit zoo ;s dan wr» dt veel
van hetgeen op den jon est-n T'rohurg-
schon Kathol'ekendag is gebeurd, onbe-
griipelijk.
Tomeer wanner.r men we*, dn* gecn d°r
sprekers a l'imnrov'sto gesol'en bo-ft,
maar rt'len hun rede op «diri't babVu
geste'd en in extenso aan de pers hebl n
gegeven.
Dat zij aHe dre. los van e'Vand^ r-nr\
alarm deden hooren, enkel uit h's'or'srho
overwegingen nog eens, bet kost ons
moeite het te gelooven.
En het ware misschien dan ook n et on-
gewenischt, indien een off:o*ool communi
qué ©lk'n t wii'el h'er <v-<*rVodig maakte.
FEUILLKTOSi
De Sterren hadden gelogen.
Verhaal uit den dertigjarigen oorlog.
48)
Terwijl hij met hen langs den wal' ging,
om de woning van den landrechter te be
reiken. zag hij een Maagdenhurgsch offi
cier tegen" een groot aantal Beierschen
Strijden. i
Hij trad naderbij en herkende Frans:
Hij zag, dat hij hevig bloedde en op het
punt stond, zijne laatste krachten te ver
spillen.
Plotseling sprong hij tusschen de strij
denden o%. de officieren volgden hem.
„Houdt op mannen!" riep hij den Beier-
fichen toe. „Gij zult niet met u allen tegen
!één man vechten!"
„Laat hij zich dan overgevenl" krïjsch-
•ten de aanvallers.
„Nooit!" riep Frans woendend uit en
ihief dreigend den degen omhoog.
„Hij zal zich aan mij overgeven, man-
ihen!" zeide Zeni en, zich.tot Frans wen
dende, zeide hij: „Heer kapitein, geef mij
:uw degen over!'*
Frans zag den man aan, die lïem durfde
gebieden; doch, toen hij Zeni herkende,
reikte hij hem het wapen over, wees ach-
ver zich en zqnk bewusteloos neder»,_v
De aanvallers verwijderden zich en Zeni
bleef met de officieren alleen bij de geval
lenen.
Toen hij zag in de richting, welke Frans
aangeduid had, zag hij Wilhelm liggen.
Deze had een zwaardslag in den schou
der oiftvangen er. scheen door bloedver
lies meer dood dan levend.
De officieren riepen een paar vluchten
de burgers toe, hen te helpen, terwijl zij
voor hunne veiligheid instonden en deze
brachten de heide gewonden naar de pasto
rie, waar de huishoudster van den pater
ben onder hare teedere verzorging nam.
Frans sloeg de oogen op, toen Andrea
2ich op zijn leger wierp en weenende zijne
hand kuste.
„Waar is Wilhelm?" vroeg hij.
„flier, broeder! God zij geloofd.p wij
zijn allen hier!" zeide Andrea.
Hij verhaalde haar, dat hij, toen hij hij
de Hooge Poort wijken moest, naar Wil
helm gegaan was, om te zien, of deze ook
■steun behoefde.
Hij vond hem op den grond liggen, ba
dende in zijn bloed, te midden van vele
■gesneuvelde en gewonde burgers.
Hij had toen getracht, hem te vervoeren
met behulp van een zijner soldaten, doch
de keizerlijken hadden hem den weg ver
sperd, den soldaat nedergehouwen en zij
zouden ook hem gedood hebben, indien Ze-
xii niet te rechter ure toegesneld was.t
Inmiddels duurde daarbuiten, het tooïieël
van verwoesting en moord voort.
Te één uur in den mKdag brak op ver
schillende plaatsen brand uit, zocda t de
plunderaars voor de hitte naar den wal
moesten wijken.
De vlammen woedden tot den volgenden
morgen. J
Toen was het machtige, fiere Maagden
burg, de stedenvorstin der Elbe', een ellen
dige puinhoop geworden, waarboven zich
■slechts enkele kerken en alleenstaande bui
zen. en een 140-tal hutten aan den oever
verhieven.
Van de 35000 inwoners hieven er 15000
in leven; de anderen waren door het
zwaard, het vuur en den schrik gedood.
Den volgenden morgen zag men de en-
menschen nog tusschen de rookende puin-
koopen naar hun buit zoeken.
Sedert de verwoesting van Troje en Je
ruzalem heeft de wereld niet zulk een
■overwinning aanschouwd!" zoo schreef
Pappenheim aan den keizer.
Tilly was ontevreden en verstoord.
Zoo gaarne had hij Maagdenburg lot
zijn tuighuis gemaakt in den oorlog tegen
den Zweedsehen koning.
Do onmenschelijke wreedheden der sol
daten stonden hem tegen, ook al kon men
bem nu ju'st noch de menschlievcndheid,
noch de zachtmoedige inborst van oen
fiiustagi AdoJf toekan rum,
Met donkere blikken en een zwaarmoedig
hart deed hij de3 :niddags zijn intocht in
do stad aan de spits van zijn «herwinnend
leger.
Hij gevoelde zich diep geschokt, toen
hij met e'gen oogen de gruwelijke ver
woesting zag en de hóopen lijken in de
straten aanschouwde.
Terstond liet hij de Domkerk openen,
waarin een duizendtal menschen, meest
grijsaards, vrouwen en kinderen, gevlucht
waren en tusschen hope en vreeze zweef
den.
Hij liet hun genade aanzeggen en spijze
en drank aan hen uitreiken.
Daarna zette hij zijn weg door de stad
voort.
Bij „den ouden ring" had pater Sylvius
zich geplaatst.
Hij wilde den triomfeerenden veldheer
genade smeeken voor de honderden onge-
lukkigen, dien hij in de kerk eene schuil
plaats verleend had.
Angstig stonden de vluchtelingen achter
hem en .bespiedden reeds in de verte de
stroeve blikken van den man. die het vol
gende oogenblik over hun lot heslissen zou
De pater maakte zich gereed den veld
heer te naderen; doch deze voorkwam hem
en wenschte hem geluk met zijn levensbe
houd.
Toau tto natgr ham nv«r de oru?elukkivei\
sprak, die ziine 'genade inriepen, ant
woordde do ve'dhcer:
„Vader, ik schenk u gaa' ne hun lev n
en nog meerderen, indien ze er zijn!
Red en bevr'jd toch zoovc'en a's g'j
kunt, cm ontruk ze aan het verderf!"
Treurig dwaalden zijne bi kken langs de
straat.
Daar schreide een klein kind in de ar
men zijner moeder, die nocr in den dood
haar lieveling omkneld hield.
De veldheer sprong van bet p ord,
maakte het k'nd uit de armen der do ode
los en hief het op z:jn ros. terw'jl hij tut
zijne hoofdofficieren sprak:
,.Dat is mijn buit, heeron!"
En den ruwen, grijzen krij sn- n
stroomden de tranen langs de.bruine, ge
rimpelde wangen.
Op de tijding van Maagdenburgs v.\l
trok zich een krijgsman in z-'jne tent te ug.
Zijn hart was gebroken. Somlvr trok' u
zijne wenkbrauwen samen. Langen tijd
bleef hij in treurig peinzen verzonken.
Toen J-ees hij op en zijn bljk g'ansde van,
edelen toorn.