iieuweLeidscheCourant Tweede Blad^ Zaterdag 23 Augustus 1924 Jezus te gast. En een der Farizeeërs bad Hem, dat Hij met hem ate; en ingegaan zijnde in des Fari zeeërs huis, zat Hij aan. Het is het geliefkoosd thema van on zen democratiscken tijd, om Jezus altijd te zien te midden van de paupers, de so ciaal-zwakken; Hem uitsluitend te willen vereeren als den Beschermer van wat maatschappelijk op de benedenste sport staat: „Jezus en de sociale nooden", het is schier een partij-leus geworden. Dat Jezus met de niet-bezittende klasse mee optrekt, staat voor menig sociaal- verongelijkte als een paal boven de bewo gen golven van zijn sociale actie. Dat Hij echter óók ingegaan is in de huizen der meer gegoeden, daar wordt niet over nagedacht, in alle geval: daar wordt over gezwegen. En toch staan we voor het onomstoote- lijke feit, dat Jezus ten eten gevraagd is, in het hui a van Simon den Farizeeër! Misschien heeft dat den democraten on zer eeuw ook nog wel iets te zeggen. Want wie is die Farizeeër? TJit heel het optreden van dien man be speuren we, dat hij behoort tot de élite der Joodsch-orthodoxen. Hij is, wat men noemt een verlichte 'Jood; een man die gunstig uitsteekt boven zijn fanatieke mede-Farizeeërs. Hij veroordeelt Jezus zoo maar niet, op het eerste woord dat hij over Hem te hooren krijgt. Hij heeft zijn orthodox- Joodscho gevoelens wel degelijk gezet on der de controle van zijn onderzoekend denken. Hij wil eerst dien veel besproken Jezus eens leeren kennen. En, moo:er kan het al n:et, pet is Jezus in de huurt, is het dan wonder dat zoodra de Heiland Zijne woorden geëindigd heeft, Simon uit den kring, waarbij hij zich gevoegd heeft, «>p Jezua toeloopt en Hem ten eten vraagt? En waarom zou Jezus deze attentie van den Farizeeër miskennen? Heel goed beseft de He1"1 and, dat Simon meent wat h'j vraagt ,.En", staat er, „ingegaan zijnde in des Farizeeërs huis, zat Hij aan." Nu is het een bedroevend verschijnsel, dat wat zich in orthodoxen kring als „éli te" aandient, vaak op het punt van be schaving een zonderling figuur sTaat. Och, 't was in Jezus dagen ook al zoo. Daar komt Simon»d© Farizeeër dan mét z'jn^ gast in de zuilengalerij,* waar de ta fel is aangericht. Het zal een interessante maaltijd worden; waarschijnlijk zitten de mede-gasten reeds aan en alles wacht nu nog maar op de komst van dien befaamden Jezus. Maar ziet daar zijn zij dan: Simon met zijn vreemden gast. Nu eerst wordt het belangrijk. Dat beilooft een interes sante maaltijd te worden. Och daarom gaat het alleen bij den rél:te-mensch, om het „interessante"; of ■scherper nog: om het „piquante". Van waarachtige belangstelling is geen sprake. Natuurlijk niet, want er is geen enkele band van liefde ,die den Farizeeër naar Jezus toe trekt. O, daar zal in Simons oog pralende Vreugde geschitterd hebben: de triomf van den gastheer tegenover zijne gasten! Jezus d'ent hem als het kostbaarst or nament van zijn tafel. Jezus, d:en hij mag meebrengen is hèt groote buitenkansje, hèt fijnste gerecht, waarop hij Izijn gasten tracteeren zal. En zoo gaat hij op in de glorie van zijn gastheer-triomf, dat hij vergeet den slaaf te roepen, die het koperen bekken bedient der voetwassching,, en de kruik der zal ving. Het is de gulzigheid van den élite-geest, die met dit extra gerecht niet wachten kè n. En zoo wordt Simon bezeten door zijn „cultureelen" hang naar het bijzondere, het buitengewone, dat hij piet eens let op de e e r s te 'beleefdbeidsvoorwaarden: het zalven van het hoofd, het wasschen der voeten. Maar Jezus let er op! Doch net zijn de spijzen opgediend, of daar geschiedt die hinderlijke scène, die don élite-Farizeeër toch wel gestoken zal hebben. Ongevraagd en ongenood komt daar een vrouw binnen. Dat op zichzelf was al een vergrijp tegenover de goede manieren. Eu dan, wat een vrouw! Want we mo gen den Farizeeër van alles betichten, maar niet, dat hij de vriend was van een „zondares". Zoo'n vrouw heeft nog nooit zijn drem pel overschreden! Ziet liet wordt nog mooier, daar gaat ze naar Jezus toe, naar zijn gast. Wat z:jn dat voor manieren? Jawel, jawel, daar begint ze nog te schreien ook, daar knielt ze neer, daar begint ze Jezus' voeten te kussen; en ziet toch eens, daar maakt ze de zwarte haarwrong los om zijn voeten af te drogen, die nat geworden zijn van haar hartstochtelijke tranen! Maar laat Jezus dat dan allemaal maar toe? Als hij toch een profeet was, dan zou Hij toch wel weten, wat en hoedanig© vrouw deze daar is, die hem aanraakt; want het is een zondares Is het een wonder dat Simon zoo denkt? We beluisteren immers de bekende stem van den fatsoens-mensch uit onze e'gen omgeving? Sterker nog: wij hadden het o k gedacht; wij hadden het o k ge zegd; wij waren er óok niet van gediend geweest. Ja, wij hadden het misschien Jezus nog wel even duidelijk gemaakt, dat Hij zich te onderwerpen had aan de regelen van het huis, dat Hij dergelijke vriendinnen dan maar liever ergens anders ontvangen moes'.; maar dat ons huis alleen openstaat voor menschen die geen slechte reputatie hebben zooals die vrouw daar Och J%us weet onze fatsoensargu menten wel. Hij weet wel, dat we de les van vormen en manieren zoo goed van buiten geleerd hebben, dat we er de les sen van hot hart, de lessen der liefde door verleerd, vergeten zijn. H'j weet het ook van Simon! En nu Jezus ergert zich daar niet aan. Hij vertoornt zich niet. Zelfs niet, wanneer Simon Zijn Profeetschap afmeet met avercchtschen maatstaf, naar de zon den van deze zondares, ook dan blijft Hij kiesch. Wij, ja wif zouden opgestoven zijn bij zulk een lage verdachtmaking, wij hadden haar u:tgesehreeuwd, onze verontwaardi ging. Jezus scheldt niet. Heel beschei den, baast schuchter klinkt het: Simon, ik heb u wat te zeggen." En als Hij het dan zegt, dan doet Jezus het zóó be schaafd, met niets in z:jn stem dat zweemt naar eenige haatdragendheid, dat Simon, de élite-mensch voor het éérst eens gaat voelen wat hij Jezus verschuldigd is: eerbied! Neen, laten wij Jezus mar.r n-'et noo den aan onzen disch, voordat Hij ons ge nood heeft. ■Eten met Jezus, weet ge wat dat zeg gen wil? Dit, dat ge treden naoogt in de heime- lijkhe-'d van Ziin persoonlijk leven. Want van alle lichamelijke behoeften, is de eenigste di» wij met e1 kander deelen mo gen* deze: dat wij te samen eten. Alle an dere vragen een sfeer die men geen ver trouwen meer noemen mag, een sfeer van liefde. Maar aan de maaltijd zijn hoog en laag vereen'gd in dezelfde menschelijke be hoeften. En dat besef schept onmiddellijk de sfeer van vertrouwen. En ziet nu S'mon! Wat doet deze élite-mersch eigenlijk juist door ziin vormelijkheid anders, dan dat vertrouwen keer op keer te- schen den? Niets anders doet hij, dan Jezus voortdurend te beleed'gen! Zouden wij anders doen? Laten wij dan wachten totdat Hij óns noodt aan Zijn tafel. „Zie, Ik sta aan do deur en Ik k'op; Indien iemand M ij n e stem zal hoo ren. en de deur opendoen, Ik zal tot hem in'komen. En Ik zal met hom avondmaal houden. En hij met Hij." (Openb. 3 vs. 20). T. WAT U BLIJFT. Als ge alles wat u dq aard' kan bieden, Al wat u 't leven lieflijks gaf, U ziet ontzinken, ziet ontvlieden In wuften damp, of somber graf; Als vriend en magen u vergeten. Of zelfs hun smaad u distels vlecht, En dan nog, 't knagen van 't geweten U doornen om de slapen hecht. 1 O, wanhoop niet! schoon neergebogen Door droefheid, wroeging, wreed verwijt, Eén slaat op u genadig de oogen, Hij heeft de tranen, die ontvloeien: Of 't wicht van 't leed ontzegd, geteld:1 Hij heeft den sleutel van de boeien Waarmee de smart uw leen omknelt. 't Zij ge eenzaam over de aard moet dolen, Of krank op 't stroobed ligt gestrekt, 't Zij gij versmacht in kerkerholen Niets dat u aan Zijn hoede onttrekt. Geen ramp, hoe zwaar haar druk moog* wezen, Waarvoor Hij geen verlichting heeft; Geen wond, die Hij niet kan genezen^ Als ge aan Zijn zang u overgeeft. O wanhoop niet! Schoon diep gebogen Door lijden, wroeging, zonde of nood, Een houdt op u genadig de oogen, Uw leed of schuld zij maatloos groot. Yerlato u alles om u henen, Ontzinke u 't hoüt, waarop gij drijft, Schijn' alle hoop op hulp verdwenen, Eén is er God is 't die u blijft! KERK "EN SCHOOL" NED. HEBV. KEEK. Beroepen. Te Lunteren: P. Zandt te Delft; te Brielsch Nieuwland: J. Dikboom cand. te Groningen. Aangenomen. Naar Gaast (toez.) J. P. Snoep te Ten Boer. Bedankt. Voor St. AnnalandJ. Jap- chen te Heemstede. GEREF. KERKEN. Beroepen. Te Genderen: cand. W. Seinen to Hoogeveen. Bedankt. Ycor Zwammerdam: U. Bu- walda te Oude Bildtzi.il. CHR. GEREF. KERK. Bedankt. Voor Harlingen: R. E. Slui ter te Assen. Bevestiging, Intrede, Afscheid. Dr. J. Waterink, van Zutfen, die bet beroep aannam naar de Geref. Kerk van Amsterdam in do vacature-Fernhout zal Zondag 5 October door Ds. S. G. de Graaf in het ambt bevestigd worden. Woensdag 8 October zal Dr. Waterink zijn intrede deen. Het afscheid van D s. Tj. Tak van de Ned. Herv. Gemeente Fijnaart c.a. is bepaald op 7 September a.s. en zijn beves tiging en intrede te Zevenhuizen (Z.-H.) op 14 Sept. as. Bevestiger is Ds. K. H. E. Gravemeijer, van 's-Gravenhage. Dc bevestiging en intrede van cand. P. de Feijjter in de Geref. Kerk van Boornbergum is bepaald op 21 September. Bevestiger zal zijn Ds. J. H. Lammertsma van Appingedam. Jubilea. Ds. J. W. Blank© rt hoopt Woensdag 27 Aug. a s. te herdenken, dat hij 25 jaar geleden de Evangeliebediening aanvaard de bij de NedrHerv. Gemeente van Kerk- werve. Hier diende hij 22 jaren. Daarna was hij werkzaam bij de Weezenkapcl te Neerbosch. Sinds 7 Oct. van het vorig jaar staat, hij te St. Oedenrode. D s. K. Oussoren, pred. der Geref. Kerk te Broek onder Akkerwoude, hoopt Woensdag 10 Sept. a.s. zijn zilveren ambts jubileum te vieren. Hij begon zijn ambte lijk werk te Coevorden en diende voorts de Kerkert, van Baarland, Opperdoes, Bor ger, Huizen (N.-H.) en sinds 8 Jan. '22 zijn tegenwoordige Gemeente. Tijdens zijn ar beid te Huizen richtte hij de bekende One- siforus-bank op, die voorschotten verstrekt aan Kerken en Scholen. Ds. J. Osinga. t Gisteren is na een korte ongesteldheid overleden Ds. J. Osinga, pred. der Geref. Kerk te Schoonhoven. Vorige week Zaterc^gnacht meldt de Rot.terd. werd hij ongesteld en de ziek te- verergerde deze-» week dermate, dat gisteren zijn toestand hoogst ernstig werd. En reeds gistermorgen te 6 uur werd 03. Osinga, die a.s. Maandag zijn 70sten ver jaardag hoopte te vieren, door den dood weggenomen. Ds. Osinga aanvaardde in 1S82 bij de Ned. Herv. Gemeente van Idsegahuizen het predikambt. In 1886 vertrok hij naar Aarlanderveen en ging daar met de Dole antie mee In. 1880 verbond hij zich aan de Ned. Geref. Kerk van, Gouda. Vervol gens deed hij intrede te Vianen in 1896, te Werkendam in 1897 en sinds 1910 stond hij te Schoonhoven, waar hij de ineen smel ting der Geref. Kerken A en' B meemaakte Chr. Geref, Kerk te Vlissingen. Door den Raad der Chr. Geref. Kerk te Vlissingen zijn ©enigen tijd geleden een tweetal achter de kerk gelegen woningen aangekocht, om eventueel tot vergrooting vant het kerkgebouw te kunnen overgaan. Tevens wordt een naast de kerk staand, en aan de gemeente behoorend pand, in gericht tot pastorie voor den predikant. Christen of Jood? De Waarheidsvriend vestigt de aandacht op de volgende eigenaardige kwestie; Aan de AmsteTdamsche Gemeente-Uni versiteit (is 't eigenlijk niet vreemd, dat een gemeente een Universiteit sticht en onderhouden gaat?) is een vacature bij de theologische faculteit. Een modern- godgeleerde, die jaren en jaren daar pro fessor was en tegelijk hoogleeraar aan het Luthersch seminarie, heeft den leeftijds grens bereikt en gaat heen; zoodat nu een ledige professorsplaats moet worden ver vuld. Deze vacature gaat dus allereerst de Gemeente-Universiteit aan; maar het Lu thersch seminarie (de Hersteld Ev. Lu- therschen hebben een eigen opleiding te Utrechc, waar prof Pont doceert) heeft er' eigenlijk óók belang bij; omdat weer op gemeenschappelijk gebruik van dezen pro fessor in de godgeleerdheid gehoopt en ge rekend wordt. Bij de Lutherschen is een zwenking naar rechts; op de laatste Synode, kort geleden gehouden, is dat gebleken. Daar werd toen ook over de vacature, bovenbe doeld. gesproken. Men wilde eerst zelf maar vast iemand benoemen, een Lu thersch theoloog; in de hoop en de ver wachting dat het Gemeentebestuur dien selfden hoogleeraar dan zou benoemen aan de Gemeente-Universiteit. Of, mocht dat niet gebeuren, dan had een eigen-be noeming toch dit voor, dat men zelf een rechtzinnig professor had; de Gemefente- Universiteit moest dan maar weten wat zij deed. 't Geen echter weer gedrukt werd door het bezwaar, dat een professor, die alleen aan het Luthersch seminarie colleges geeft, eigenlijk toch geen vol doenden werkkring heeft. Door vooraanstaande mannen, die iets meer weten dan een gewoon menschje, werd betoogd ter Synode, dat men maar een weinig geduld moest oefenen, dan zou alles best tereeht komen! Want, zoo luid de dc ©enigszins geheimzinnige mededee- ling, de faculteit van de Gemeente-Univer siteit had een rechtzinnig theoloog. Oud- Testamenticus van professie, op 't oog en die zou wel benoemd worden door den Gemeenteraad. Dat was wel geen Lu thersch theoloog, maar deze a.s. Amster- damsche hoogleeraar had toegezegd, dat hij wel Luthersch wilde worden en zoo kon het Seminarie hem dan óók gebrui ken. Mooier kon het al niet! Sinds werd er meer publiek belangende deze affaire. En het -bleek, dat de tlicol. Faculteit werkelijk een rechtzinnig theo loog, niet-Luthersch, maar Hervormd zijn de, voordroeg ter benoeming. n.L prof. dr. Böhl te Groningen. Dat is dus de man blijkbaar dien men ter Synode op hel oog had, die dus blijk baar gepolst is, die deze benoeming zal aanvaarden, die dan Luthersch wil worden en die dan door de Luthersche Synode be noemd kan worden aan het Amsterdamsch Seminarie, enz. enz Doch nu komt er oen kink in den ka bel. Want toen de benoeming al aanhangig gemaakt was bij den Gemeenteraad en de naam prof. Böhl in deze gepubliceerd, bleek het. dat de litterarische faculteit (de Hebrecuwscho- taal en de Oostersche talen in 't algemeen zijn in het geding) een ander wilde benoemd zien. Een ander ge leerde werd genoemd en mee aanbevolen. En zóó kwam de Gemeenteraad feitelijk voor een dubbeltal te staan, om uit dat tweetal geleerden een keus te deen ter vervulling van de vacature in de theol. fa culteit. En het bijzondere is nu, dat de voorge- dragene naast prof Böhl een taalgeleerde is, die mee aan een Joodsche school een wetenschappelijk-kerkelijken graad heeft verworven cn die dus Jood blijkt te zijn! Wij hebben het nu niet over het zon derlinge, dat d^ litterarische faculteit voor deze vacature bij de theol. faculteit een mede-voordracht doet naast den man voor de theol. faculteit, die in het geding is. Maar waar wij even de aandacht op wil den vestigen is het zonderlinge geval, dat nu de Gemeenteraad van Amsterdam (denk u dat eens even in) zal moeten uit maken met stemmenmeerderlieid wie er hoogleeraar zal worden in de theologie, een Jood of een Christen? Beide mannen, willen we veronderste!'?n|! zijn wetenschappelijk geschikt te achten, j Maar wie is nu de man voor de theol. faculteit te Amsterdam? Een Jood? Waar-1 cm wèl? Waarom niet? I Vraag het maar aan den sociabst rx«| gemeentewerkman Guldenof aan ?n f communist-bolsjewist-ex-jood David Wijn-' koop; aan den man van do rapaillepar.ij of aan den vrijzinnig democraat; aan den? liberalist of aan den Roomsche; aan den.. Cliristelijk-Historische of aan den An tire- J volutionair, die zitting hebben in Amster-1 dams Gemeenteraad! Samen zullen ze het r hebben uit te maken, zij, die samen de Gemeente-Universiteit hebben te besturen, f Toch wel een iet-wat rare regeling, zco'n Gemeente-Universiteit Het zal ons benieiwen wie benoemd zal worden; een Jood of een Christen. f WORDT LIMBURG BEDREIGD? ff Alleen historische overwegingen? ft Aan de Residentiebode ontleenca wij nog de volgende beschouwingen: Mogen we enkele bladen, die te bevoeg-» der plaatse inlichtingen hebben ingewon* nen, gelooven, dan zouden de zeer ernstige woorden, door Minister Ruijs de Beercn- brouck op den Limburgschen Kathol ie- kendag over het annexatie ge vaar gespro-' ken, geen andere beteekenis hebben gehad dan een h'stor'sche hyinnering. We hebben de rede van minster Ru/ja zooals hij zelf die aan de pers heeft ver strekt, er nog eens op nageslagen een rede, die door enkele Limburgsché' bladen op sommige plaatsen die hetrekking heb-i ben op de annexatiekwestie, gecursiveerd is gedrukt. En dan moet het ons van het hart, dat deze semi-officieele verklaring, n.!. dat deze e?nstige en alarmeerende-woerden alleen ten doel hadden om trstor'sche -e- heurtenissen te belichten, voor ons niet gemakkelijk te accept eeren n. Immers, welk doel zou het hebben om zonder eenig motief, nu de betrekkingen tusschen Holland en België zich beginnen, te herste'len, oud zeer eren te ha'on en daardoor aan de oude tegenstellingen en de oude wrijvingen nieuw leven te schen ker? i Het is bovendien n et al'een de m'n'stcr-* president, die zulke ernstige woorden over het annexatie-gevaar gesproken heo't <9 Maastricht, maa~ ook de andere sp-cWs, de heer Rutten en de voorzitter van den Katholiekendag, mr. Bo's'us. Zeer terecht schreef dan ook de ..Maas bode" j.l. Zaterdag, dat deze erns'Jee waarschuwingen een geheel, ander karak ter aan dezen Katholiekendag gaven, die nu in het licht stond van een demonstra tie tegen eventueeïe gevaren voor L'mburg en Holland. D en indruk hebben ook, zooals ons bleek, dc bezoekers gekregen, en ook do Limburgsché pe».a. Wij althans spraken een ze?r betrouw-* baar persoon, die nogal eens met de au'o- riteiten in aanraking komt en op drn Lim burgschen Katholiekendag s geweest ent die ver'e'de oas de mededeel ine, d:e wii in ons Mimroer van Dinsdag THibl'ccërdon, over zekere evschen d'? ges'eld warau op de eonferent'e te Londen. Hij voegde daaraan nog toe, d-t die eischen niet direct bestonden in een an nexatie van grondgebied, maar :n het aan'egg0" van versterk'ngen d^or Frank rijk en B?le!ë tegen oen evn'uee'en inval van Duitsch'and door Limburg. En MacDonald zou d1 b'lÜ.ikhc'd van deze w ons e hen in bet fee'an'» van Frar.k- r'jks veiligheid hebben erkend. Wii hebben er toen een en ande" van gepub'ioeerd. om de aandacht e" om f© vost:gen welke geruchten er d-or d^ T'm- burgsche redevoeringen in de ve~eld wa ren gebracht We hopert van ganschsr harte, dat d:t alles onjuist is., dat er voor Limburg g: en acuut gevaar dreigt. Maar wanneer dit zoo ;s dan wr» dt veel van hetgeen op den jon est-n T'rohurg- schon Kathol'ekendag is gebeurd, onbe- griipelijk. Tomeer wanner.r men we*, dn* gecn d°r sprekers a l'imnrov'sto gesol'en bo-ft, maar rt'len hun rede op «diri't babVu geste'd en in extenso aan de pers hebl n gegeven. Dat zij aHe dre. los van e'Vand^ r-nr\ alarm deden hooren, enkel uit h's'or'srho overwegingen nog eens, bet kost ons moeite het te gelooven. En het ware misschien dan ook n et on- gewenischt, indien een off:o*ool communi qué ©lk'n t wii'el h'er <v-<*rVodig maakte. FEUILLKTOSi De Sterren hadden gelogen. Verhaal uit den dertigjarigen oorlog. 48) Terwijl hij met hen langs den wal' ging, om de woning van den landrechter te be reiken. zag hij een Maagdenhurgsch offi cier tegen" een groot aantal Beierschen Strijden. i Hij trad naderbij en herkende Frans: Hij zag, dat hij hevig bloedde en op het punt stond, zijne laatste krachten te ver spillen. Plotseling sprong hij tusschen de strij denden o%. de officieren volgden hem. „Houdt op mannen!" riep hij den Beier- fichen toe. „Gij zult niet met u allen tegen !één man vechten!" „Laat hij zich dan overgevenl" krïjsch- •ten de aanvallers. „Nooit!" riep Frans woendend uit en ihief dreigend den degen omhoog. „Hij zal zich aan mij overgeven, man- ihen!" zeide Zeni en, zich.tot Frans wen dende, zeide hij: „Heer kapitein, geef mij :uw degen over!'* Frans zag den man aan, die lïem durfde gebieden; doch, toen hij Zeni herkende, reikte hij hem het wapen over, wees ach- ver zich en zqnk bewusteloos neder»,_v De aanvallers verwijderden zich en Zeni bleef met de officieren alleen bij de geval lenen. Toen hij zag in de richting, welke Frans aangeduid had, zag hij Wilhelm liggen. Deze had een zwaardslag in den schou der oiftvangen er. scheen door bloedver lies meer dood dan levend. De officieren riepen een paar vluchten de burgers toe, hen te helpen, terwijl zij voor hunne veiligheid instonden en deze brachten de heide gewonden naar de pasto rie, waar de huishoudster van den pater ben onder hare teedere verzorging nam. Frans sloeg de oogen op, toen Andrea 2ich op zijn leger wierp en weenende zijne hand kuste. „Waar is Wilhelm?" vroeg hij. „flier, broeder! God zij geloofd.p wij zijn allen hier!" zeide Andrea. Hij verhaalde haar, dat hij, toen hij hij de Hooge Poort wijken moest, naar Wil helm gegaan was, om te zien, of deze ook ■steun behoefde. Hij vond hem op den grond liggen, ba dende in zijn bloed, te midden van vele ■gesneuvelde en gewonde burgers. Hij had toen getracht, hem te vervoeren met behulp van een zijner soldaten, doch de keizerlijken hadden hem den weg ver sperd, den soldaat nedergehouwen en zij zouden ook hem gedood hebben, indien Ze- xii niet te rechter ure toegesneld was.t Inmiddels duurde daarbuiten, het tooïieël van verwoesting en moord voort. Te één uur in den mKdag brak op ver schillende plaatsen brand uit, zocda t de plunderaars voor de hitte naar den wal moesten wijken. De vlammen woedden tot den volgenden morgen. J Toen was het machtige, fiere Maagden burg, de stedenvorstin der Elbe', een ellen dige puinhoop geworden, waarboven zich ■slechts enkele kerken en alleenstaande bui zen. en een 140-tal hutten aan den oever verhieven. Van de 35000 inwoners hieven er 15000 in leven; de anderen waren door het zwaard, het vuur en den schrik gedood. Den volgenden morgen zag men de en- menschen nog tusschen de rookende puin- koopen naar hun buit zoeken. Sedert de verwoesting van Troje en Je ruzalem heeft de wereld niet zulk een ■overwinning aanschouwd!" zoo schreef Pappenheim aan den keizer. Tilly was ontevreden en verstoord. Zoo gaarne had hij Maagdenburg lot zijn tuighuis gemaakt in den oorlog tegen den Zweedsehen koning. Do onmenschelijke wreedheden der sol daten stonden hem tegen, ook al kon men bem nu ju'st noch de menschlievcndheid, noch de zachtmoedige inborst van oen fiiustagi AdoJf toekan rum, Met donkere blikken en een zwaarmoedig hart deed hij de3 :niddags zijn intocht in do stad aan de spits van zijn «herwinnend leger. Hij gevoelde zich diep geschokt, toen hij met e'gen oogen de gruwelijke ver woesting zag en de hóopen lijken in de straten aanschouwde. Terstond liet hij de Domkerk openen, waarin een duizendtal menschen, meest grijsaards, vrouwen en kinderen, gevlucht waren en tusschen hope en vreeze zweef den. Hij liet hun genade aanzeggen en spijze en drank aan hen uitreiken. Daarna zette hij zijn weg door de stad voort. Bij „den ouden ring" had pater Sylvius zich geplaatst. Hij wilde den triomfeerenden veldheer genade smeeken voor de honderden onge- lukkigen, dien hij in de kerk eene schuil plaats verleend had. Angstig stonden de vluchtelingen achter hem en .bespiedden reeds in de verte de stroeve blikken van den man. die het vol gende oogenblik over hun lot heslissen zou De pater maakte zich gereed den veld heer te naderen; doch deze voorkwam hem en wenschte hem geluk met zijn levensbe houd. Toau tto natgr ham nv«r de oru?elukkivei\ sprak, die ziine 'genade inriepen, ant woordde do ve'dhcer: „Vader, ik schenk u gaa' ne hun lev n en nog meerderen, indien ze er zijn! Red en bevr'jd toch zoovc'en a's g'j kunt, cm ontruk ze aan het verderf!" Treurig dwaalden zijne bi kken langs de straat. Daar schreide een klein kind in de ar men zijner moeder, die nocr in den dood haar lieveling omkneld hield. De veldheer sprong van bet p ord, maakte het k'nd uit de armen der do ode los en hief het op z:jn ros. terw'jl hij tut zijne hoofdofficieren sprak: ,.Dat is mijn buit, heeron!" En den ruwen, grijzen krij sn- n stroomden de tranen langs de.bruine, ge rimpelde wangen. Op de tijding van Maagdenburgs v.\l trok zich een krijgsman in z-'jne tent te ug. Zijn hart was gebroken. Somlvr trok' u zijne wenkbrauwen samen. Langen tijd bleef hij in treurig peinzen verzonken. Toen J-ees hij op en zijn bljk g'ansde van, edelen toorn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 5