lidisÉEimli
Tweede Blad
Tneensmelting.
De Geref. kerken A en B van Bolswa-rd
zijn thans officieel saamgesmolben.
Predikantspensioerrer».
Over dit onderwerp wordt aan hot
Hdbl. het volgende gemeld:
Zoo is er, na de dienaangaande in de
pas gehouden Synode der Ned. Hervormde
Kerk genomen besluiten, kans dat einde
lijk ook de predikantspensioenen en die
hiuiner weduwen zullen geregeld en op
peil worden gebracht. Al te veel moet men1
zich daarvan echter niet voorstellen, .Ten
eerste giggen er in de Synode al dadelijk
stemmen op tegen het bedrag van f 250
als maximum, dat de dienstdoende predi
kanten jaarlijks' voor hun pensioneering
zouden moeten, betalen. Velen hunner zou
den' daartoe niet in staat zijn. En dan
kwam ook nu weer aanstonds het oude be
zwaar voor den dag, dat die jaarlijksche
bijdragen verplichtend werden gesteld, ter
wijl men in de kerk van»geeni dwang wilde
weten. En toch is dwang, zeer strenge
dwang, waarschijnlijk het cenigo middel
om tot een voldoende penmonneering te
geraken. Jaren lang is de Hervormde Kerk
allerlei olassicale weduwbeurzen rijk ge
weest. waarvan de leden der verschillende
classes tegen een meestal minieme con
tributie van f 10 óf f 12 lid konden wor
den en daardoor hun nablijvenden bij
overlijden een jaarlijksche uitkeering van
f 150250 verzekeren. En, als men nu in
het Orgaan van den Bond van Ned. Pre
dikanten leest wat D. B. over die beurzen
schrijft, dan blijkt daaruit dat over het
algemeen de deelneming daaraan zeer veel
to wenschen overlaat en er zelfs één clas-
Bronchitis
k| en andere borstaandoeningen
H genezen rnet AKKER'.
Abdijsiroop
sis gevonden wordt, waar van de 32 daarin
dienstdoende predikanten slechts 5 lid van
de Olassicale Wedüwbeura zijn, niettegen
staande zij tegen een jaarlijksche contri
butie van f 12 hun weduwe een uitkeering
vair f 200 per jaar kunnen verzekeren.
Neen, als" bij de nu ontworpen pensioen
regeling de deelneming in heb to stichten
pensioenfonds niet voor alle predikanten
verplichtend gesteld wordt, komt er vast
en zeker niets van terecht cn blijft het suk
kel-ep, gelijk dat nu al jaren lang het go-
val geweest is.
Opleiding van predikanten.
Ds. Verhagen pred. bij de Geref. Ge
meente te Middelburg heeft de predikan
ten die van het nuttige van eten samen
komst overtuigd zijn, opgeroepen tob een
vergadering te Botterdam op 2 September
aanstaande.
Ds. Kersten die dozen oproep met instem
ming in „De Saambindèf plaatste voegt
daaraan toe:
In Augustuses 'fc reizen goedkoop.
Mag ik een voorstel doen?
Al de predikanten komen bij- mij een
dag te visite; wij zijn dan nog goedkooper
uit, dan als we elders vergaderen. Maar
dan moet ik wel van te voren weten, of
dit plan instemming vindt. Willen zij op
wie wij rekenen mogen Ds. Verhagen
dan berichten? Dan zijt ge half elf te
Vlakei Ik zal trachten 't aangename aan
't nuttige te paren.
Ontrouwe kerkgangers.
In de Gereformeerde Kerk van Den
Haag laat naar D r. K. D i j k in de „Kerk
bodev meedeelt, in tal van gezinnen het
geregeld kerkgaan nog veel te wenschen
over.
Velen hebben de gewoonte slechts een
maal de godsdienstoefening bij te wonen;
anderen komen slechts dan, wanneer op
de spijskaart, die in de lijst der predik
beurten in de „Kerkbode" wordt aangebo
den1. het gerecht voorkomt, dat hun
smaakt; weer anderen maken het <iog
bonter, en zwerven in allerlei Kerkge
nootschappen, en in dezen is er nog heel
wat te reformeeren.
Wanneer van onze gemeente, tellende
pl.m. 13.000 zielen, de helft den kerkdienst
bijwoonde, kwamen we iederen Zondag
ruim 1000 plaa/tsen te kort. en moesten
enze kerken „de menschen niet kunnen
bevatten", maar ach....
En dan de viering van het Avondmaal.
Er wordt zoo vaak beweerd, dat ieder
een naar het Avondmaal gaat. maar weet
inen wel, dat slechts de helft van de Éjgfi
lijdende leden den dood des Heeren ver*)
kondigt 2 jj
Weet men wel, dat bij iedere avond-]
maalsviering ongeveer drieduizend belij-j
deinde leden aan het bevel van Christus:]
>,doet dat tot Mijn gedachtenis", onge-i
hoorzaam zijn? Is heb niet, om er van te'
schrikken? j
Classicale examen?
Ds. Schilder interesseert zich in de Ba-j
zuin voor de classicale examens waaroo
hij nogal een en ander heeft aan te rncr-i
ken, en in verband waarmee hij thans o.m,
schrijft: i
Uit een brief van ds. Veldkamp van
A.-J. Polder knip ik het volgende gedeelte]
van esn zin:
en als ik dan denk aan de lange]
lange examens op een classis, twee can-
didaten op één verg?,dering van tien tot.
zeven na elkaar geëxamineerd en niet',
gelijktijdig (dat mag niet, zegt men van-
wege onze kerkenorde) ja, dan moet ik al''
maar denken aan...."
Ja^nu moet ik maar al maar den
ken aan de onwettige manier, waarop ik v
in de kerken] terecht gekomen ben.
Ik hen tweemaal in dezelfde classis gc- j
examineerdniet, omdat ik den eersten
keer gezakt was, maar omdat ik in de clas
sis. waar ik woonde, ook mijn eerste be-
roep had aangenomen.
Bij beide examens heb ik volgens be-
hooren door dominees en ouderlingen toe
gelaten, evenwel niet dan nadat ik in da
vakken, waarin ik -de eerste maal praepa-
rotoir geëxamineerd was met goeden uit
slag, even kalm den tweeden keer peremp
toir geëxamineerd was.
Al was het verschil mij niet geheel dui
delijk, wat de methode betreft (maar er
waren deputaten bij den tweeden keer, eai
die moesten natuurlijk ook bewijs heb
ben), toch is in zooverre alles goed en
deugdelijk verloopen.
Maarbij het eérste examen zat ik
broederlijk naast den tegenwoordigen dr,
H. W. v. d. Vaart Smit die eveneens prae-
paratoir examen „deed" en den tweeden
keer naast den tegenwoordigen Ameri-
kaanschen dominee J. K. v. Baaien. Die
,/deed" toen praeparatoir cn ik peremp
toir. Dat was du3 nog bovendien verschil
in het beginsel dea examens.
En toch heeft de classis beide keeren
ons tegelijk gevraagd; nu een9 die en dan
weer de ander een beurt. O classis! Maar
ik doe heb examen vast niet weer, al is
de fout nog zoo groot!
Scholen van de Geref. Gemsenten.
Ds. Kersten, die geestverwante onder
wijzers adviseert door te studeeren, deelt
in de „Saambinder" mee, dat er straks 13
Chr. Scholen zullen zijn. die in verband
staan met~de Geref. Gemeenten.
WIJ METEN
Dr. van Gheel (JucLemeester, zegt- onze
N. P. G. Grt., gaf in „Stemmen voor
Waarheid en Vrede" een serie artikelen
over de bekende spiritiste, Elize van Cal-
car. Hij laat ziich zeer waardeerend over
haar uit. Wat ons in deze schets trof was
de houding die Elize van Galcar aannam
tegen diegenen, die buigen voor do waar
heid der Heilige Schrift.
Met groote verontwaardiging ging zij
b.v. te keer tegen dr. Kuyper, toen deze een
uiteenzetting gaf van hetgeen de Heilige
Schrift ons leert over den toestand waarin
de gezalfden verkeeren. Haar bezwaar is,
dat „die man alles wiist".
Maar aanstonds na zulk een bitteren uit
val s'hcreef zij: gelukkig wij welen, dat al
wat dr. Kuyper zegt niet waar is. W ij
weten en dan geeft zij de voorstelling
die de spiritisten hebben van het leven
hiernamaals.
Wij weten.
Wat de mensch vol schuchterheid, om
dat zij staat tegenover een mysterie, durft
te zeggen op grond van de openba
ring Gods, wordt met hoon verwerpen.
Maar wat de mgnsoh in eigen w ij s-
h e i d verkondigt, dat moet worden aan
vaard.
Elize van Galcar wist zelfs dal Calvijn
na zijn sterven is aangeland in oen ijs
koude dorre omgeving van naakte kalo
rotsen, juist zoo kaal en koud als zijn
systeem.
Dit hewijst hoe weinig" deze schrijfster
het „systeem van Calvijn" kende.
Hij verheugdo zich toch in do stad, dio
God bereid heeft voor degenen die Hem in
waarheid hebben liefgehad en op Zijn
Woord hebben betrouwd.
En niet .daar zal in den grooten dag do
beschaming zijn".
j
Zaterdag 16 Augustus 1924
Zwijgende duivelen.
en liet? de duivelen niet
toe te spreken omdat zij Hem
kenden Marcus 1: 34b.
Jezus is in Kapemaum. Het is in 't be
gin van zijn openlijken arbeid op aarde.
Éven te voren heeft hij vier vis schers "be
volen hun netten te laten, waar zij zijn
en Hem te volgen om een heiliger Vis-
'schersberoep aan te leeren; en nu zien
wij den Heiland te Kapernaum met zijn
gezellen op de eerste vangst. En naar de
Regelen van de kunst gaat het er maar om,
de school van visschen te bemachtigen;
niet een enkele visch die er omheen zwemt
en verdwaald is, neen om de school gaat
het, om de troep! Zoo ook hier: zeker de
enkele zondaarsziel. heeft ook haar waar
de. De mensch in de Synagoge, wiens on
reine geest werd uitgeworpen, heeft de
weelde ervaren "van het: „Ik ben verlost,
God heeft mij welgedaan", en Simons
schoonmoeder, die op denzelfden dag voel
de hoe het vloeiend vuur van de schroeien-
de koorts wegtrok uit hare aderen, zij kan
haar dank niet anders uiten dan door den
Meester te „dienen". Maar dat is de school
nog niet. De school ziet ge „als het nu
avond geworden was", als de ondergaande
zon de westerhemel te kleuren en te bran
den zet en haar karmozijn nitgiet over de
breede ruggen en de opduikende koppen
van Galilea's bergen.
Welk een tafereel, welk een schouwspel
zal het dien avond geweest zijn!
Ziet eens voor dat huis daar! Wat een
menschen, wat een volk! De geheele stad
is leeggeloopen en verdringt zich daar voor
dal huis, waarin die wonderlijke Rabbi
zijn intrek heeft genomen. En do avond
zon geeft aan dat tooneel haar rijkste
paletverven. O, wat een harmonie, wat een
kleurenpracht! Waarlijk, hier is Gods
Zoon! Hij is hier hij het orgelruischen van 1
bet wijde meer, dat in de besloten kom der
bergen Hem zijne zangen zingt, voor Hèm
zijn blauwe kleed draagt met de sneeuw-
wen-schuim-zoom van hermelijn. En -die
overblooede, gebronsde gezichten der man
nen met hun koolzwarte haarden en hun
fonkel-donkere oogen, en de Sabbaths-
kleederen der vrouwen blauw en geel en
wit; en het vlammend purpeT van sjerpen
en tulbanden o, hier is het feest, de
symphonie van Jezus eerste vangst in de
rijkste kleurengamma's.
Ziet, daar staat Jezus, die tengere fi
guur in Zijn lange witte kleed. Daar staat
Hij voor de deuropening. En daar komen
ze uit den hoop menschen daar Hem toe:
de lammen gedragen, de blinden geleid
aan de hand, de kreupelen ondersteund; en
daar komen ook zij ja, voor wie de me
nigte schuw achteruit wijkt, op wie aller
blikken angstig gevestigd zijn, 1 daar ko
men ze, de velen, die van 'dien duivel be
zeten zijn: de verklaard krankzinnigen, en
zij, die aan de zwaarste zielsziekten
lijdende zijn de hysterici, de kleploma- j
nen, de erfelijk belasten, de sexueel-wak-
ken, de verlepte bloemen van den nacht.
Ze komen allen
„En wierp velé duivelen uit". Hoort ge,
het zijn er velen! Hier hebt ge de school,
waar het Jezus om te doen was: de van
den duivel .bezetenen. En zóó moet ge den
Heiland zien: als het middelpunt van heel
die kleurige, boeiende schilderij, ma Ar
in het centrum, in het brandpunt
der duivel'en!
Och ja, tegenwoordig zijn het geen dui
velen meer. Thans doceert de wetenschap
van' den katheder of aan de operatietafel,
dat alles „Natuurlijk" is, alles te verklaren
uit de werkingen van het menschelijk or
ganisme. Wel is waar hebben we den Or
ganisator nog wel niet gevonden. Maar dat
is slechts een kwestie van geduld..
Oranisch? Maar die arme stumper ds
voelen dat ze ziek zijn, en „anders dan de
anderen".
Natuurlijk? Maar hun kwaal is niet
natuurlijk.
Ze verteren juist iu den brand van hun
onnatuurlijke lusten!
Geduld? Wachten totdat de geestelij
ke organisatie vanzelf weer in 't goede
FEUILLgTOfl
De Sterren hadden gelogen.
Verhaal uit den dertigjarigen coTlog.
43) - ffi!
Doch 'hertog Karei werd door Pappen-
jheim geslagen; en teruggedreven en tever
geefs trachtte de markgraaf de Maagden
burgers tot het werven van een leger te be
jegen. - s u j4 -
De markgraaf gedroeg zich onvoorzich
tig en wilde in allerijl het gansche aarts
bisdom in zijne macht hebben.
Tegen den raad des konings in verdeelde
hij zijne eigen soldaten over het geheele
bisdom in plaats van ze in de stad saam
te trekken.
Toen nu de verstrooide troepen heden
hier en morgen daar door de keizerlijken
geslagen werden en Tilly met het- leger der
Ligue do poorten van' Maagdenburg nader
de, zond Christiaan den eenen bode na den
anderen om hulp aan zijn bondgenoot.
Op een morgen hield Frans zich bezig
jaet het opmaken der daglijst, toen' hij bij
Sen koning geroepen werd.
Hij begreep niet waartoe, doch hij ver
blijdde zich thans voor de eerste maal met
.n aian te^ zullen spreken, die vriend en
♦ijand en zijn soldaten het meest eerbied
A achting afdwong. r i
spoor rijdt? Ac li neen, dat kan nooit! *t ïs
alles bij hen desorganisatie en degeneratie
O, laten ze den Organisator dan maar niet
kennen. Maar den Desorganisator, de Ver
woester van de teederste vezelen van hun
ziel en geest en lichaam kennen zij maar
al le goed. Dat is o, de intuïtie van do
visschersbevolking (ook n u nog) zegt het
u dadelijk! dat is de Duivel!
En let nu eens op het groote -conflict,
het ontzettende drama, dat zich altijd 'af
speelt als ge uw Heiland ziet tegenover
de Duivelen.
Dan schouwt ge het „d ram a" der ge
hoorzaamheid! Dan gaan de duivelen doen
wat geheel tegen hun natuur aanbotst: zij
gaan zich onderwerpen, ze leggen hun ver
hitte driften, hun brandende gedachten
neer —i en schreeuwend, huilend vluchten
zij. Dat is het drama der duivelen!
En dat drama nu, dat huilen is voor ons
om te sidderen; voor ons, menschen, die
Godlof dan wel geen „bezetenen" zijn,
maar op wie die duivelen toch altijd weer
vat hebben. Voor hun ontzettend, jankend
huilqn is onze ziel de donkere klankbodem
Hier is het huilen, het spijtig schreeu
wen van den overwonnene: „Laat af, wat
hebben wij met u le doen, gij Jezus Naza-
renér? Zijt gij gekomen om ons te verder
ven? Ik ken u wie gij zijt, namelijk de
Heilige Gods!" (vs. 24).
Dienzelfden dag nog had Jezus in Ka-
pernaums Synagoge deze lielsche bekente
nis moeten hooren. En zóó zeer had die
gil van waanzinnige woestheid en woeste
waanzin Zijn heiligheid geschokt, dat Hij
haar zijn: „Zwijg stil!" had moeten opleg
gen.
't Was ook niet aan te hooren voor de
schare, te saam in het heiligdom.
En zie hier nu eens op dezen prinselij
ken avond1 O, Jezus heeft het gehoord
dien dag, Hij weet dat do duivelen Hem
kennen, maar hun kreet mag dien Sabbath
niet voor den tweeden keer ontheiligen
Waar God spreekt, is er voor der duivelen
woord geen plaats meer.
en liet de duivelen niet toe te
spreken, omdat zij Hem kenden".
Is ook uw ziel wel eens van den'duivel
geschokt? Hebt gij de angsten der hel ooit
wel eens één moment gevoeld? Als gij ooit
den gil beluisterd hebt op een zomeravond,
den gil van den krankzinnige, opeens, plot
seling, dan weet uw herinnering nu nog
wel te verhalen van diepten van satan,
waarvoor uw geest toen gehuiverd heeft.
Waarvoor üw hart stil bleef staan van
ontzetting, waarvoor uw woorden verbleek
ten en bestierven op uw bevende lippen.
Die gil was de korte samenvatting van
uw eigen zondig bestaan Daarom schrokt
ge! Ge weet u ten prooi aan zonden, die ge
nooit aan iemand hebt kunnen vertellen
of ooit zult kunnen zeggen. Die gil geeft
verscherpte uiting aan de bange gewaar
wording, die zoo vaak u bekruipt, dat het
met u de helling afgaat; hollend den berg
af; niet te stuiten meer, omdat eene ruige
zonde, een voortdurende vampiersomknel-
ling, oen duivelsomarming u meesleurt de
diepte in.
En als ge dan weer eens ruimer moogt
ademhalen, als in de hetere, de beste
momenten van uw bestaan u de woorden
des eeuwigen levens weer verkwikken mo
gen, zoodat er een milde tranendauw ne
velt over uw dor-gezengde levensland;
hoe vaak stoort u dan weer niet de hel
sche reactie, als ge weer staat voor de
naakte werkelijkheid der u onteerende fei
ten?
Misschien hebt ge zenuwartsen geconsul
teerd, misschien uw ellende gebiecht aan
een moeder, of aan een predikant, die u
begrijpt, ja, maar hoe 'dikwijls komt
dan weer niet het hittere besef op: „och,
het helpt alles toch niets"?
O, dat is de satanslach, scliamper-sclia-
terend over uw; beter ik!
Dat is de duivel, die u herinnert, dat
•hij mee gegaan was op consult; dat hij
bij u blijft altijd, onontkoombaar, onont
wijkbaar, onafwijsbaar als uw tergend
noodlot, uw wanhoop, uw vertwijfeling!
En nuwat moet ge doen? Wat doen
om.zalig te worden?
Och, niet anders dan dit eenie: ga óók
naar dien liandopleggenden Jezus, daar
voor de deur van Kapernaums huis Ga
ook
„Maar zegt go „ik hen al zoo vaak ge
gaan. Telkens als ik Zijn stem maar hoor
de m o e s t ik naar Hem heen, of ik wilde
of niet. Ik voelde het altijd weer opnieuw,
dat Zijn reine liefde mij trok onweer
staanbaar; dat die alleen mij zuiveren kon
En ik ging dan. Maar o, als ik dichtbij
was! O, als Zijn heiligheid' beslag legde op
mijn ziel! Dan wist ik het ook, dat ik nooit,
„Kapitein von Mitzau," sprak de koning,
toen hij voor Gustaaf Adolf stond, „komt
gij van Maagdenburg, zooals men mij ge
zegd heeft?"
„Sire, ik ben Hongaar, doch ik hield den
laatsten tijd in Maagdenburg mijn ver
blijf."
„Hebt gij er betrekkingen of vrienden,
kapitein?" i
„Ja, Sire, mijn -zus'cer woont er; ook ge
noten zij en ik er de gastvrijheid van1 den
ouden; Boheemschen landrechter Werner."
„Werner! Werner! Ik ken dien naam!"
zeide de koning, terwijl hij de hand aan
het voorhoofd hield en zich bezon, „is dat
niet de eenige edelman, die aan het bloed
bad te Praag ontkwam?"
„Ja. Sire!" antwoordde Frans. i
„Zeni bevrijdde hem, gelijk hij ook gaar
ne met verlof van den veldheer Tilly de
overigen zou geredl hebben; doch 'zij meen
den den keizer door hun wantrouwen niet
te mogen krenken en bleven op "s keizers
genade wachten.'' i
„Helaas, de beul bracht hun Ferdinands
genade!" zeide de koning, terwijl zijn ge
laat verbleekte bij de herinnering. „Doch*
Zeni noemdet gij? Dat is toch niet de ster
renwichelaar van den hertog van Fried-
land?"
„Dezelfde man, Uwe Majesteit.
Hij had verplichtingen aan de familie
iWerner en was met In® lot begaan. Qn},
nooit zóu worden zooals Hij; 'dat 'de zott-
den, die ik vervloekte, mij altijd opnieuw
zouden geven haar onreine bekoring; 'dat
mijn duivel altijd, juist op de heiligste
momenten van mijn edelst verlangen naar
Hem, Z ij n stem overschreeuwen zou".
Wielnu als het dan zoo met u is, ge
loof dan alleen, dat Hij uw duivelen
kan doen zwijgen. Gelóóf het! Gij,
die zoo zwaar 'zijt bezocht, gij zijt' de uit
verkorene om ook het h o o g s t e voor
uzelf te gelooven
Misschien vergezellen u de duivelen tot
uw laatsten snik; Hij, Jezus, kan ze
het zwijgen opleggen' Als gij maar ge
looft! Gelooft met de spankracht van uw
wanhoop i J
O, alle gij, die belast en beladen zijt,
komt op het feest van Kapernaum, i—
want Hij zal u ruste geven; Hij zal uw
duivelen doen zwijgen. En nu:
„Gij gelooft dat er een éénig God is?
Gij doet wel!
De duivelen gelooven het ook,en zij
sidderen" (Jac. 2:19). T.
HET VADERHUIS.
Oord van vrede en liefde en reinheid,
Plaats van hemelweelde en lust,
Met uw vele, vele woon'gen.
Huis .des Vaders! Huis der rust!
O wat zoete melodieën
Ruiscben als met vol accoord
Mijn verlangend harte tegen
Uit dat schoon en heerlijk Oord!
Hebt Gij in. die hemelzalen,
'Armen.zondaars plaats bereid,
Zult Ge óók mij daarbinnen leiden,
Heiland, in Uw heerlijkheid?
O hoe zalig zal 'fc mij wezen.
Jezus, Redder mijner ziel!
Als ik daar in blij aanschouwen
Aan Uw voeten nederkniel
Als ik in Uw oog mag lezen
Loutre ontferming en gena,
En mijn oor Uw stem vernèmen:
,,'k Heb voldaan op Golgotha!
Ook voor li aan 'fc kruis geleden,
Al uw schuld betaald bij God;
Ga de vreugde uws Heeren binnen,
'fc Huis des Vaders! 't Huis bij Godl"
GUNNING'.
"üei^ü school"*
NED. HERV. KERK.
Beroepen. Te VlielandC. A. Schenk
te Donkerbroek.
Bedankt. Voor Bolsward (Ev.): G.
Venema te Appingedam.
CHR. GEREF. KEP.K.
Beroepen. Te Gouda en te Sneek:
J. Hoviüs, cand. te Kornhorn,
Bevestiging, Intredo, Afscheid.
Heb afscheid van Ds. G. K. v. d. Horst
van de Ned. Herv. Gem. teSteenbergen
is bepaald op 5 October en zijn bevesti
ging en intrede te Deersum op 12 October.
Bevestiger zal zijn Ds. N. Banning van
Sneek.
Jubileum Ds. J. P. Eringa.
Den Hen Augustus zal het veertig ja
ren zijn geleden, dat ds. Jan Piers Eringa
de Evangeliebediening in de Ned. Herv.
Kerk aanvaardde.
In de Geref. Kerk schrijft. Ds. C. A. Ling
beek over dezen jubilaris o.m. het vol
gende:
„Jarenlang was hij secretaris onzer Ver-
eeniging. En wie herinnert zich weer niet,
hoe op onze openbare jaarvergaderingen
Ds. Eringa, na bijna elke inleiding, één
der eersten was, die heb woord1 nam en
naar wi-en dan ook werd! geluisterd, niet
alleen] om zijn jaren, maar ook omdat hij
iets leerzaams had. te zeggen.
Nog zien eni hooien wij Erjnga, zooals
hij. het doet er niet.toe wat onderwerp hij
behandelde, S9mtijds als een tweede Cato,
zijn rede kon beëindigen, met een: „Cete-
rum oenseo oidinem ecciesiasticum syno-
dalem anni 1816 delendum esse"; dat is
wat het o vorige betreft, meen ik nog eens
te moeten uitspreken, dat de Synodale
organisatie van 1816 behoort te worden
te niet gedaan.2'
Zoo leefde Eringa onder ons.
Een voorganger in' den strijd voor de
goddelijke waarheid naar de belijdenis, en
voor het herstel der kerk.
En dat als een echte Fries: eenvoudig
en1 getrouw, gemoedelijk, maar (ook in het
godsdienstige) de eischeni van het verstand
niet miskennende.
„Vrank, vrij, vroomn vroed." i
zijnentwil had hij ook de overigen willen
bevrijden!" v j
„Indien ik mij niet bedrieg, is die man
onze gevangene op dit oogqnblik!"
D e koning begaf zich hui ten de tent en
gaf den officier der wacht bevel den ge
vangen Bohemer tot hem te brengen.
Nauwelijkshad deze zich vertoond, of
Franff. herkende den wichelaar terstond;
doch deze was le zeer verdiept in gedach
ten over het lot, dat hem wachtte, dan dat
hij iemand anders dan den koning zijne
aandacht geschonken zou hebben.
„Wat wildot gij hier doen?" vroeg de
koning hem op gesirengen toon.
„Ik wilde mij op last van graaf Tilly
naar Maagdenburg begeven, om. den ma
gistraat tot onderwerping aan te manen.
Ook was ik voornemens mijne vrienden
in die stad te waarschuwen, dat zij zich
verwijderen zouden, eer de veldheer dó
stad belegert en het te laat is."
„Gelooft gij dan zoo vast, dat de veld
heer de stad nemen zal?"
„Ja, Sire!" i
„Is dit uw man, kapitein?" vroeg de ko
ning aan Frans. j
Voor 't eerst waagde de wichelaar het
den kapitein aan te zien; doch door de
vreemde uniform, welke deze droeg, 'her-s
kende hij hem niet terstond.
„Dit is de man, di© den heer Werner en
§ns allen gerei hggft, Sire.
Ook heeft hij gezorgd, dat ik vrij uitgaan
kon, toen ik in de macht van Wallenstein
gevallen was."
Een glans van vreugde vloog over het
gelaat van den wichelaar, die nu ook
Frans herkend had.
Verbaasd staarde de koning den man
aan, die 'zulk een invloed op zijn geduch-
ten meester uitoefende
„Welnu, kapitein, leid gij dan Zeni bui
ten het leger en iaat hij u onderweg heio
ven, dat hij niet naar Maagdenburg gaat,"
maar liever aan den graaf van Tilly zegt,
dat ik alles op het spel zetten zal, om
Maagdenburg uit zijne handen te houden.
Doch eerst wensohte ik u nog te spreken.
Mocht de graaf zegevieren, dan zal hij
mij rekenschap hebben te geven van het lot
der stad!"
De koning gaf den officier der wacht den
gevangene over en zeide, toen zij alleen
waren: 1 I
„Kapitein, ik wenschto, dat gij met uwe
afdeeling naar Maagdenburg gingt.
Zeg aan Falkenberg, dat ik hem niet in
den nc*>d zal laten, als het zoover is, doch
dat ik op het oogenblik ons leger niet meer
durf ontbloot en.
Ik heb genoeg omtrent u vernomen, ka
pitein, om te Weten, dat ik onzen vriend
Falkenberg in u een waar vriend en dap
peren wapenbroeder zend.
fia iöqü God, hoer von Mitzau!"
Getroffen door 's konings vrlende!ijk-i
hei'd, verliet Frans de tent, waarbir ten
Zeni hem wachtte.
Do wichelaar drukte hem dankbaar do
hand, doch Frans zoide:
„Geen dank, Zeni! Ik heb nog de hc'ft
■v^n mijne schuld niet aan u. afgedaan!
Doch zeg nrij, hoe zijt gij thans bij Tilly?"
De wichelaar zeide hem, dat zijn meester
hem naar Tilly gezonden had, om een ge-i
heimen last aan den veldheer over te brènj
gen; dat deze zich op weg naar Maagden-i
burg bevond, en dat Tilly, toen hij vernam,
dat* Zeni vrienden in Maagdenburg bezat,
hem voorgesteld had, daarheen te gaan,
oin den magistraat te bewegen, van weci%
stand af te zien.
Ofschoon Zeni begrepen had, dat doze
zending mislukken zou, had hij ze des to
liever op zich genomen, wijl hij dan in
staat was het verblijf van de familie Wer
ner op te sporen en hen te waarschuwen.
Frans mocht hem niet toestaan, zich
naar Maagdenburg te "begeven, cn Zeni
vond zich dan ook genoegzaam tegenover
Tillv verantwoord.
Hij wenschto echter, dat Frans hem j
nauwkeurige aanwijzing van de woning
des landrechters gaf.
ij
(Wordt vervolgd).