lidisÉEimli Tweede Blad Tneensmelting. De Geref. kerken A en B van Bolswa-rd zijn thans officieel saamgesmolben. Predikantspensioerrer». Over dit onderwerp wordt aan hot Hdbl. het volgende gemeld: Zoo is er, na de dienaangaande in de pas gehouden Synode der Ned. Hervormde Kerk genomen besluiten, kans dat einde lijk ook de predikantspensioenen en die hiuiner weduwen zullen geregeld en op peil worden gebracht. Al te veel moet men1 zich daarvan echter niet voorstellen, .Ten eerste giggen er in de Synode al dadelijk stemmen op tegen het bedrag van f 250 als maximum, dat de dienstdoende predi kanten jaarlijks' voor hun pensioneering zouden moeten, betalen. Velen hunner zou den' daartoe niet in staat zijn. En dan kwam ook nu weer aanstonds het oude be zwaar voor den dag, dat die jaarlijksche bijdragen verplichtend werden gesteld, ter wijl men in de kerk van»geeni dwang wilde weten. En toch is dwang, zeer strenge dwang, waarschijnlijk het cenigo middel om tot een voldoende penmonneering te geraken. Jaren lang is de Hervormde Kerk allerlei olassicale weduwbeurzen rijk ge weest. waarvan de leden der verschillende classes tegen een meestal minieme con tributie van f 10 óf f 12 lid konden wor den en daardoor hun nablijvenden bij overlijden een jaarlijksche uitkeering van f 150250 verzekeren. En, als men nu in het Orgaan van den Bond van Ned. Pre dikanten leest wat D. B. over die beurzen schrijft, dan blijkt daaruit dat over het algemeen de deelneming daaraan zeer veel to wenschen overlaat en er zelfs één clas- Bronchitis k| en andere borstaandoeningen H genezen rnet AKKER'. Abdijsiroop sis gevonden wordt, waar van de 32 daarin dienstdoende predikanten slechts 5 lid van de Olassicale Wedüwbeura zijn, niettegen staande zij tegen een jaarlijksche contri butie van f 12 hun weduwe een uitkeering vair f 200 per jaar kunnen verzekeren. Neen, als" bij de nu ontworpen pensioen regeling de deelneming in heb to stichten pensioenfonds niet voor alle predikanten verplichtend gesteld wordt, komt er vast en zeker niets van terecht cn blijft het suk kel-ep, gelijk dat nu al jaren lang het go- val geweest is. Opleiding van predikanten. Ds. Verhagen pred. bij de Geref. Ge meente te Middelburg heeft de predikan ten die van het nuttige van eten samen komst overtuigd zijn, opgeroepen tob een vergadering te Botterdam op 2 September aanstaande. Ds. Kersten die dozen oproep met instem ming in „De Saambindèf plaatste voegt daaraan toe: In Augustuses 'fc reizen goedkoop. Mag ik een voorstel doen? Al de predikanten komen bij- mij een dag te visite; wij zijn dan nog goedkooper uit, dan als we elders vergaderen. Maar dan moet ik wel van te voren weten, of dit plan instemming vindt. Willen zij op wie wij rekenen mogen Ds. Verhagen dan berichten? Dan zijt ge half elf te Vlakei Ik zal trachten 't aangename aan 't nuttige te paren. Ontrouwe kerkgangers. In de Gereformeerde Kerk van Den Haag laat naar D r. K. D i j k in de „Kerk bodev meedeelt, in tal van gezinnen het geregeld kerkgaan nog veel te wenschen over. Velen hebben de gewoonte slechts een maal de godsdienstoefening bij te wonen; anderen komen slechts dan, wanneer op de spijskaart, die in de lijst der predik beurten in de „Kerkbode" wordt aangebo den1. het gerecht voorkomt, dat hun smaakt; weer anderen maken het <iog bonter, en zwerven in allerlei Kerkge nootschappen, en in dezen is er nog heel wat te reformeeren. Wanneer van onze gemeente, tellende pl.m. 13.000 zielen, de helft den kerkdienst bijwoonde, kwamen we iederen Zondag ruim 1000 plaa/tsen te kort. en moesten enze kerken „de menschen niet kunnen bevatten", maar ach.... En dan de viering van het Avondmaal. Er wordt zoo vaak beweerd, dat ieder een naar het Avondmaal gaat. maar weet inen wel, dat slechts de helft van de Éjgfi lijdende leden den dood des Heeren ver*) kondigt 2 jj Weet men wel, dat bij iedere avond-] maalsviering ongeveer drieduizend belij-j deinde leden aan het bevel van Christus:] >,doet dat tot Mijn gedachtenis", onge-i hoorzaam zijn? Is heb niet, om er van te' schrikken? j Classicale examen? Ds. Schilder interesseert zich in de Ba-j zuin voor de classicale examens waaroo hij nogal een en ander heeft aan te rncr-i ken, en in verband waarmee hij thans o.m, schrijft: i Uit een brief van ds. Veldkamp van A.-J. Polder knip ik het volgende gedeelte] van esn zin: en als ik dan denk aan de lange] lange examens op een classis, twee can- didaten op één verg?,dering van tien tot. zeven na elkaar geëxamineerd en niet', gelijktijdig (dat mag niet, zegt men van- wege onze kerkenorde) ja, dan moet ik al'' maar denken aan...." Ja^nu moet ik maar al maar den ken aan de onwettige manier, waarop ik v in de kerken] terecht gekomen ben. Ik hen tweemaal in dezelfde classis gc- j examineerdniet, omdat ik den eersten keer gezakt was, maar omdat ik in de clas sis. waar ik woonde, ook mijn eerste be- roep had aangenomen. Bij beide examens heb ik volgens be- hooren door dominees en ouderlingen toe gelaten, evenwel niet dan nadat ik in da vakken, waarin ik -de eerste maal praepa- rotoir geëxamineerd was met goeden uit slag, even kalm den tweeden keer peremp toir geëxamineerd was. Al was het verschil mij niet geheel dui delijk, wat de methode betreft (maar er waren deputaten bij den tweeden keer, eai die moesten natuurlijk ook bewijs heb ben), toch is in zooverre alles goed en deugdelijk verloopen. Maarbij het eérste examen zat ik broederlijk naast den tegenwoordigen dr, H. W. v. d. Vaart Smit die eveneens prae- paratoir examen „deed" en den tweeden keer naast den tegenwoordigen Ameri- kaanschen dominee J. K. v. Baaien. Die ,/deed" toen praeparatoir cn ik peremp toir. Dat was du3 nog bovendien verschil in het beginsel dea examens. En toch heeft de classis beide keeren ons tegelijk gevraagd; nu een9 die en dan weer de ander een beurt. O classis! Maar ik doe heb examen vast niet weer, al is de fout nog zoo groot! Scholen van de Geref. Gemsenten. Ds. Kersten, die geestverwante onder wijzers adviseert door te studeeren, deelt in de „Saambinder" mee, dat er straks 13 Chr. Scholen zullen zijn. die in verband staan met~de Geref. Gemeenten. WIJ METEN Dr. van Gheel (JucLemeester, zegt- onze N. P. G. Grt., gaf in „Stemmen voor Waarheid en Vrede" een serie artikelen over de bekende spiritiste, Elize van Cal- car. Hij laat ziich zeer waardeerend over haar uit. Wat ons in deze schets trof was de houding die Elize van Galcar aannam tegen diegenen, die buigen voor do waar heid der Heilige Schrift. Met groote verontwaardiging ging zij b.v. te keer tegen dr. Kuyper, toen deze een uiteenzetting gaf van hetgeen de Heilige Schrift ons leert over den toestand waarin de gezalfden verkeeren. Haar bezwaar is, dat „die man alles wiist". Maar aanstonds na zulk een bitteren uit val s'hcreef zij: gelukkig wij welen, dat al wat dr. Kuyper zegt niet waar is. W ij weten en dan geeft zij de voorstelling die de spiritisten hebben van het leven hiernamaals. Wij weten. Wat de mensch vol schuchterheid, om dat zij staat tegenover een mysterie, durft te zeggen op grond van de openba ring Gods, wordt met hoon verwerpen. Maar wat de mgnsoh in eigen w ij s- h e i d verkondigt, dat moet worden aan vaard. Elize van Galcar wist zelfs dal Calvijn na zijn sterven is aangeland in oen ijs koude dorre omgeving van naakte kalo rotsen, juist zoo kaal en koud als zijn systeem. Dit hewijst hoe weinig" deze schrijfster het „systeem van Calvijn" kende. Hij verheugdo zich toch in do stad, dio God bereid heeft voor degenen die Hem in waarheid hebben liefgehad en op Zijn Woord hebben betrouwd. En niet .daar zal in den grooten dag do beschaming zijn". j Zaterdag 16 Augustus 1924 Zwijgende duivelen. en liet? de duivelen niet toe te spreken omdat zij Hem kenden Marcus 1: 34b. Jezus is in Kapemaum. Het is in 't be gin van zijn openlijken arbeid op aarde. Éven te voren heeft hij vier vis schers "be volen hun netten te laten, waar zij zijn en Hem te volgen om een heiliger Vis- 'schersberoep aan te leeren; en nu zien wij den Heiland te Kapernaum met zijn gezellen op de eerste vangst. En naar de Regelen van de kunst gaat het er maar om, de school van visschen te bemachtigen; niet een enkele visch die er omheen zwemt en verdwaald is, neen om de school gaat het, om de troep! Zoo ook hier: zeker de enkele zondaarsziel. heeft ook haar waar de. De mensch in de Synagoge, wiens on reine geest werd uitgeworpen, heeft de weelde ervaren "van het: „Ik ben verlost, God heeft mij welgedaan", en Simons schoonmoeder, die op denzelfden dag voel de hoe het vloeiend vuur van de schroeien- de koorts wegtrok uit hare aderen, zij kan haar dank niet anders uiten dan door den Meester te „dienen". Maar dat is de school nog niet. De school ziet ge „als het nu avond geworden was", als de ondergaande zon de westerhemel te kleuren en te bran den zet en haar karmozijn nitgiet over de breede ruggen en de opduikende koppen van Galilea's bergen. Welk een tafereel, welk een schouwspel zal het dien avond geweest zijn! Ziet eens voor dat huis daar! Wat een menschen, wat een volk! De geheele stad is leeggeloopen en verdringt zich daar voor dal huis, waarin die wonderlijke Rabbi zijn intrek heeft genomen. En do avond zon geeft aan dat tooneel haar rijkste paletverven. O, wat een harmonie, wat een kleurenpracht! Waarlijk, hier is Gods Zoon! Hij is hier hij het orgelruischen van 1 bet wijde meer, dat in de besloten kom der bergen Hem zijne zangen zingt, voor Hèm zijn blauwe kleed draagt met de sneeuw- wen-schuim-zoom van hermelijn. En -die overblooede, gebronsde gezichten der man nen met hun koolzwarte haarden en hun fonkel-donkere oogen, en de Sabbaths- kleederen der vrouwen blauw en geel en wit; en het vlammend purpeT van sjerpen en tulbanden o, hier is het feest, de symphonie van Jezus eerste vangst in de rijkste kleurengamma's. Ziet, daar staat Jezus, die tengere fi guur in Zijn lange witte kleed. Daar staat Hij voor de deuropening. En daar komen ze uit den hoop menschen daar Hem toe: de lammen gedragen, de blinden geleid aan de hand, de kreupelen ondersteund; en daar komen ook zij ja, voor wie de me nigte schuw achteruit wijkt, op wie aller blikken angstig gevestigd zijn, 1 daar ko men ze, de velen, die van 'dien duivel be zeten zijn: de verklaard krankzinnigen, en zij, die aan de zwaarste zielsziekten lijdende zijn de hysterici, de kleploma- j nen, de erfelijk belasten, de sexueel-wak- ken, de verlepte bloemen van den nacht. Ze komen allen „En wierp velé duivelen uit". Hoort ge, het zijn er velen! Hier hebt ge de school, waar het Jezus om te doen was: de van den duivel .bezetenen. En zóó moet ge den Heiland zien: als het middelpunt van heel die kleurige, boeiende schilderij, ma Ar in het centrum, in het brandpunt der duivel'en! Och ja, tegenwoordig zijn het geen dui velen meer. Thans doceert de wetenschap van' den katheder of aan de operatietafel, dat alles „Natuurlijk" is, alles te verklaren uit de werkingen van het menschelijk or ganisme. Wel is waar hebben we den Or ganisator nog wel niet gevonden. Maar dat is slechts een kwestie van geduld.. Oranisch? Maar die arme stumper ds voelen dat ze ziek zijn, en „anders dan de anderen". Natuurlijk? Maar hun kwaal is niet natuurlijk. Ze verteren juist iu den brand van hun onnatuurlijke lusten! Geduld? Wachten totdat de geestelij ke organisatie vanzelf weer in 't goede FEUILLgTOfl De Sterren hadden gelogen. Verhaal uit den dertigjarigen coTlog. 43) - ffi! Doch 'hertog Karei werd door Pappen- jheim geslagen; en teruggedreven en tever geefs trachtte de markgraaf de Maagden burgers tot het werven van een leger te be jegen. - s u j4 - De markgraaf gedroeg zich onvoorzich tig en wilde in allerijl het gansche aarts bisdom in zijne macht hebben. Tegen den raad des konings in verdeelde hij zijne eigen soldaten over het geheele bisdom in plaats van ze in de stad saam te trekken. Toen nu de verstrooide troepen heden hier en morgen daar door de keizerlijken geslagen werden en Tilly met het- leger der Ligue do poorten van' Maagdenburg nader de, zond Christiaan den eenen bode na den anderen om hulp aan zijn bondgenoot. Op een morgen hield Frans zich bezig jaet het opmaken der daglijst, toen' hij bij Sen koning geroepen werd. Hij begreep niet waartoe, doch hij ver blijdde zich thans voor de eerste maal met .n aian te^ zullen spreken, die vriend en ♦ijand en zijn soldaten het meest eerbied A achting afdwong. r i spoor rijdt? Ac li neen, dat kan nooit! *t ïs alles bij hen desorganisatie en degeneratie O, laten ze den Organisator dan maar niet kennen. Maar den Desorganisator, de Ver woester van de teederste vezelen van hun ziel en geest en lichaam kennen zij maar al le goed. Dat is o, de intuïtie van do visschersbevolking (ook n u nog) zegt het u dadelijk! dat is de Duivel! En let nu eens op het groote -conflict, het ontzettende drama, dat zich altijd 'af speelt als ge uw Heiland ziet tegenover de Duivelen. Dan schouwt ge het „d ram a" der ge hoorzaamheid! Dan gaan de duivelen doen wat geheel tegen hun natuur aanbotst: zij gaan zich onderwerpen, ze leggen hun ver hitte driften, hun brandende gedachten neer —i en schreeuwend, huilend vluchten zij. Dat is het drama der duivelen! En dat drama nu, dat huilen is voor ons om te sidderen; voor ons, menschen, die Godlof dan wel geen „bezetenen" zijn, maar op wie die duivelen toch altijd weer vat hebben. Voor hun ontzettend, jankend huilqn is onze ziel de donkere klankbodem Hier is het huilen, het spijtig schreeu wen van den overwonnene: „Laat af, wat hebben wij met u le doen, gij Jezus Naza- renér? Zijt gij gekomen om ons te verder ven? Ik ken u wie gij zijt, namelijk de Heilige Gods!" (vs. 24). Dienzelfden dag nog had Jezus in Ka- pernaums Synagoge deze lielsche bekente nis moeten hooren. En zóó zeer had die gil van waanzinnige woestheid en woeste waanzin Zijn heiligheid geschokt, dat Hij haar zijn: „Zwijg stil!" had moeten opleg gen. 't Was ook niet aan te hooren voor de schare, te saam in het heiligdom. En zie hier nu eens op dezen prinselij ken avond1 O, Jezus heeft het gehoord dien dag, Hij weet dat do duivelen Hem kennen, maar hun kreet mag dien Sabbath niet voor den tweeden keer ontheiligen Waar God spreekt, is er voor der duivelen woord geen plaats meer. en liet de duivelen niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden". Is ook uw ziel wel eens van den'duivel geschokt? Hebt gij de angsten der hel ooit wel eens één moment gevoeld? Als gij ooit den gil beluisterd hebt op een zomeravond, den gil van den krankzinnige, opeens, plot seling, dan weet uw herinnering nu nog wel te verhalen van diepten van satan, waarvoor uw geest toen gehuiverd heeft. Waarvoor üw hart stil bleef staan van ontzetting, waarvoor uw woorden verbleek ten en bestierven op uw bevende lippen. Die gil was de korte samenvatting van uw eigen zondig bestaan Daarom schrokt ge! Ge weet u ten prooi aan zonden, die ge nooit aan iemand hebt kunnen vertellen of ooit zult kunnen zeggen. Die gil geeft verscherpte uiting aan de bange gewaar wording, die zoo vaak u bekruipt, dat het met u de helling afgaat; hollend den berg af; niet te stuiten meer, omdat eene ruige zonde, een voortdurende vampiersomknel- ling, oen duivelsomarming u meesleurt de diepte in. En als ge dan weer eens ruimer moogt ademhalen, als in de hetere, de beste momenten van uw bestaan u de woorden des eeuwigen levens weer verkwikken mo gen, zoodat er een milde tranendauw ne velt over uw dor-gezengde levensland; hoe vaak stoort u dan weer niet de hel sche reactie, als ge weer staat voor de naakte werkelijkheid der u onteerende fei ten? Misschien hebt ge zenuwartsen geconsul teerd, misschien uw ellende gebiecht aan een moeder, of aan een predikant, die u begrijpt, ja, maar hoe 'dikwijls komt dan weer niet het hittere besef op: „och, het helpt alles toch niets"? O, dat is de satanslach, scliamper-sclia- terend over uw; beter ik! Dat is de duivel, die u herinnert, dat •hij mee gegaan was op consult; dat hij bij u blijft altijd, onontkoombaar, onont wijkbaar, onafwijsbaar als uw tergend noodlot, uw wanhoop, uw vertwijfeling! En nuwat moet ge doen? Wat doen om.zalig te worden? Och, niet anders dan dit eenie: ga óók naar dien liandopleggenden Jezus, daar voor de deur van Kapernaums huis Ga ook „Maar zegt go „ik hen al zoo vaak ge gaan. Telkens als ik Zijn stem maar hoor de m o e s t ik naar Hem heen, of ik wilde of niet. Ik voelde het altijd weer opnieuw, dat Zijn reine liefde mij trok onweer staanbaar; dat die alleen mij zuiveren kon En ik ging dan. Maar o, als ik dichtbij was! O, als Zijn heiligheid' beslag legde op mijn ziel! Dan wist ik het ook, dat ik nooit, „Kapitein von Mitzau," sprak de koning, toen hij voor Gustaaf Adolf stond, „komt gij van Maagdenburg, zooals men mij ge zegd heeft?" „Sire, ik ben Hongaar, doch ik hield den laatsten tijd in Maagdenburg mijn ver blijf." „Hebt gij er betrekkingen of vrienden, kapitein?" i „Ja, Sire, mijn -zus'cer woont er; ook ge noten zij en ik er de gastvrijheid van1 den ouden; Boheemschen landrechter Werner." „Werner! Werner! Ik ken dien naam!" zeide de koning, terwijl hij de hand aan het voorhoofd hield en zich bezon, „is dat niet de eenige edelman, die aan het bloed bad te Praag ontkwam?" „Ja. Sire!" antwoordde Frans. i „Zeni bevrijdde hem, gelijk hij ook gaar ne met verlof van den veldheer Tilly de overigen zou geredl hebben; doch 'zij meen den den keizer door hun wantrouwen niet te mogen krenken en bleven op "s keizers genade wachten.'' i „Helaas, de beul bracht hun Ferdinands genade!" zeide de koning, terwijl zijn ge laat verbleekte bij de herinnering. „Doch* Zeni noemdet gij? Dat is toch niet de ster renwichelaar van den hertog van Fried- land?" „Dezelfde man, Uwe Majesteit. Hij had verplichtingen aan de familie iWerner en was met In® lot begaan. Qn}, nooit zóu worden zooals Hij; 'dat 'de zott- den, die ik vervloekte, mij altijd opnieuw zouden geven haar onreine bekoring; 'dat mijn duivel altijd, juist op de heiligste momenten van mijn edelst verlangen naar Hem, Z ij n stem overschreeuwen zou". Wielnu als het dan zoo met u is, ge loof dan alleen, dat Hij uw duivelen kan doen zwijgen. Gelóóf het! Gij, die zoo zwaar 'zijt bezocht, gij zijt' de uit verkorene om ook het h o o g s t e voor uzelf te gelooven Misschien vergezellen u de duivelen tot uw laatsten snik; Hij, Jezus, kan ze het zwijgen opleggen' Als gij maar ge looft! Gelooft met de spankracht van uw wanhoop i J O, alle gij, die belast en beladen zijt, komt op het feest van Kapernaum, i— want Hij zal u ruste geven; Hij zal uw duivelen doen zwijgen. En nu: „Gij gelooft dat er een éénig God is? Gij doet wel! De duivelen gelooven het ook,en zij sidderen" (Jac. 2:19). T. HET VADERHUIS. Oord van vrede en liefde en reinheid, Plaats van hemelweelde en lust, Met uw vele, vele woon'gen. Huis .des Vaders! Huis der rust! O wat zoete melodieën Ruiscben als met vol accoord Mijn verlangend harte tegen Uit dat schoon en heerlijk Oord! Hebt Gij in. die hemelzalen, 'Armen.zondaars plaats bereid, Zult Ge óók mij daarbinnen leiden, Heiland, in Uw heerlijkheid? O hoe zalig zal 'fc mij wezen. Jezus, Redder mijner ziel! Als ik daar in blij aanschouwen Aan Uw voeten nederkniel Als ik in Uw oog mag lezen Loutre ontferming en gena, En mijn oor Uw stem vernèmen: ,,'k Heb voldaan op Golgotha! Ook voor li aan 'fc kruis geleden, Al uw schuld betaald bij God; Ga de vreugde uws Heeren binnen, 'fc Huis des Vaders! 't Huis bij Godl" GUNNING'. "üei^ü school"* NED. HERV. KERK. Beroepen. Te VlielandC. A. Schenk te Donkerbroek. Bedankt. Voor Bolsward (Ev.): G. Venema te Appingedam. CHR. GEREF. KEP.K. Beroepen. Te Gouda en te Sneek: J. Hoviüs, cand. te Kornhorn, Bevestiging, Intredo, Afscheid. Heb afscheid van Ds. G. K. v. d. Horst van de Ned. Herv. Gem. teSteenbergen is bepaald op 5 October en zijn bevesti ging en intrede te Deersum op 12 October. Bevestiger zal zijn Ds. N. Banning van Sneek. Jubileum Ds. J. P. Eringa. Den Hen Augustus zal het veertig ja ren zijn geleden, dat ds. Jan Piers Eringa de Evangeliebediening in de Ned. Herv. Kerk aanvaardde. In de Geref. Kerk schrijft. Ds. C. A. Ling beek over dezen jubilaris o.m. het vol gende: „Jarenlang was hij secretaris onzer Ver- eeniging. En wie herinnert zich weer niet, hoe op onze openbare jaarvergaderingen Ds. Eringa, na bijna elke inleiding, één der eersten was, die heb woord1 nam en naar wi-en dan ook werd! geluisterd, niet alleen] om zijn jaren, maar ook omdat hij iets leerzaams had. te zeggen. Nog zien eni hooien wij Erjnga, zooals hij. het doet er niet.toe wat onderwerp hij behandelde, S9mtijds als een tweede Cato, zijn rede kon beëindigen, met een: „Cete- rum oenseo oidinem ecciesiasticum syno- dalem anni 1816 delendum esse"; dat is wat het o vorige betreft, meen ik nog eens te moeten uitspreken, dat de Synodale organisatie van 1816 behoort te worden te niet gedaan.2' Zoo leefde Eringa onder ons. Een voorganger in' den strijd voor de goddelijke waarheid naar de belijdenis, en voor het herstel der kerk. En dat als een echte Fries: eenvoudig en1 getrouw, gemoedelijk, maar (ook in het godsdienstige) de eischeni van het verstand niet miskennende. „Vrank, vrij, vroomn vroed." i zijnentwil had hij ook de overigen willen bevrijden!" v j „Indien ik mij niet bedrieg, is die man onze gevangene op dit oogqnblik!" D e koning begaf zich hui ten de tent en gaf den officier der wacht bevel den ge vangen Bohemer tot hem te brengen. Nauwelijkshad deze zich vertoond, of Franff. herkende den wichelaar terstond; doch deze was le zeer verdiept in gedach ten over het lot, dat hem wachtte, dan dat hij iemand anders dan den koning zijne aandacht geschonken zou hebben. „Wat wildot gij hier doen?" vroeg de koning hem op gesirengen toon. „Ik wilde mij op last van graaf Tilly naar Maagdenburg begeven, om. den ma gistraat tot onderwerping aan te manen. Ook was ik voornemens mijne vrienden in die stad te waarschuwen, dat zij zich verwijderen zouden, eer de veldheer dó stad belegert en het te laat is." „Gelooft gij dan zoo vast, dat de veld heer de stad nemen zal?" „Ja, Sire!" i „Is dit uw man, kapitein?" vroeg de ko ning aan Frans. j Voor 't eerst waagde de wichelaar het den kapitein aan te zien; doch door de vreemde uniform, welke deze droeg, 'her-s kende hij hem niet terstond. „Dit is de man, di© den heer Werner en §ns allen gerei hggft, Sire. Ook heeft hij gezorgd, dat ik vrij uitgaan kon, toen ik in de macht van Wallenstein gevallen was." Een glans van vreugde vloog over het gelaat van den wichelaar, die nu ook Frans herkend had. Verbaasd staarde de koning den man aan, die 'zulk een invloed op zijn geduch- ten meester uitoefende „Welnu, kapitein, leid gij dan Zeni bui ten het leger en iaat hij u onderweg heio ven, dat hij niet naar Maagdenburg gaat," maar liever aan den graaf van Tilly zegt, dat ik alles op het spel zetten zal, om Maagdenburg uit zijne handen te houden. Doch eerst wensohte ik u nog te spreken. Mocht de graaf zegevieren, dan zal hij mij rekenschap hebben te geven van het lot der stad!" De koning gaf den officier der wacht den gevangene over en zeide, toen zij alleen waren: 1 I „Kapitein, ik wenschto, dat gij met uwe afdeeling naar Maagdenburg gingt. Zeg aan Falkenberg, dat ik hem niet in den nc*>d zal laten, als het zoover is, doch dat ik op het oogenblik ons leger niet meer durf ontbloot en. Ik heb genoeg omtrent u vernomen, ka pitein, om te Weten, dat ik onzen vriend Falkenberg in u een waar vriend en dap peren wapenbroeder zend. fia iöqü God, hoer von Mitzau!" Getroffen door 's konings vrlende!ijk-i hei'd, verliet Frans de tent, waarbir ten Zeni hem wachtte. Do wichelaar drukte hem dankbaar do hand, doch Frans zoide: „Geen dank, Zeni! Ik heb nog de hc'ft ■v^n mijne schuld niet aan u. afgedaan! Doch zeg nrij, hoe zijt gij thans bij Tilly?" De wichelaar zeide hem, dat zijn meester hem naar Tilly gezonden had, om een ge-i heimen last aan den veldheer over te brènj gen; dat deze zich op weg naar Maagden-i burg bevond, en dat Tilly, toen hij vernam, dat* Zeni vrienden in Maagdenburg bezat, hem voorgesteld had, daarheen te gaan, oin den magistraat te bewegen, van weci% stand af te zien. Ofschoon Zeni begrepen had, dat doze zending mislukken zou, had hij ze des to liever op zich genomen, wijl hij dan in staat was het verblijf van de familie Wer ner op te sporen en hen te waarschuwen. Frans mocht hem niet toestaan, zich naar Maagdenburg te "begeven, cn Zeni vond zich dan ook genoegzaam tegenover Tillv verantwoord. Hij wenschto echter, dat Frans hem j nauwkeurige aanwijzing van de woning des landrechters gaf. ij (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 5