Regenmantels
en Waierproofmantels vanaf f8.75
A.WAALS Haarl.str. 114 Leiden
ZEER LAGE PRIJZEN VOOR sssa
Enorme sorteering in alle moderne genres
HET LEVEN OP GROOTE HOOGTEN.
De Fauna op 22.000 voet;
Majoor R. W. G. Hingston, lid van de
Mount Everest expeditie, heeft een rap
port opgesteld over de aanwezigheid N van
dierlijk leven op groote hoogten, gelijk
dat door de leden van de Mount Everest-
expeditie is waargenomen en over den in
vloed van het leven in de hoogcre lucht
lagen op den mensch. De expeditie heeft
do* kennis daaromtrent vermeerderd. Wij
weten nu, dat de mensch tot op een
hoogte van 28.000 voet kan leven zonder
van groote uitputting te lijden en dat hij
daar zelfs physieke inspanning kan on
dergaan. In verband daarmede kan het
van belang zijn te weten op welke hoog
ten verschillende dihrfen gewoonlijk le-'
ven.
De Burchel, een soort wild schaap van
de Himalaya, is in den regel erg schuw,
maar op de moraines aan den voet van
de glelschers op den Mount Everest wa
ren ze zoo mak, dat ze tot op 20 meter
van het kamp kwamen. Heele kudden van
deze mooie dieren stijgen tegen de berg
hellingen op tot aan de - uiterste grens
van den plantengroei, dikwijls tot 17.000
voet hoogte. Op de hoopen steengruis on
der aan de gletschers vinden ze hier en
daar nog wat gras tusschen de steen en.
Een veel kleiner soort zoogdieren komt
ook nog op groote hoogten voor. Daar is
bijv. de zeldzame, kleine „frika", die on
der de steenen wegschuilt en somtijds ziet
men nog op een hoogte van 17.000 voet
een haas wegrennen. Boven deze hoogte
komen, voorzoover men heeft kunnen
waarnemen, warmbloedige zoogdieren zel
den of nooit voor.
Vogels daarentegen wel. Op lum trek
bereiken vogels soms zeer groote hoogten
en waarschijnlijk trekken zelfs kleine
vogeltjes de hoogste bergruggen over,
maar daarnaast zijn er andere, die gere
geld leven op de hooge bergplateaux,
waaronder verschillende moerasvogels, die
voorkomen, zoo hoog er maar moerassige
plekken zijn. De Thibetaansche gans en
de rossige zaaghek komen tot op 14.000
voet hoogte in heele troepen voor. De
duiker, of dompelaar die ieder stroo-
mend riviertje in de Himalaya bewoont,
wordt tot op 16.000 voet hoogte aange
troffen tot waar de stroompjes uit de glet
schers te voorschijn komen. Het mooie
kleine roodsfaartje komt nog hooger, ge
woonlijk blijft het bij het stroomend wa
ter, maar 't is toch ook gezien op de ijs
velden aan den voet van dc Everest, op
18.000 voet. Andere vogels stijgen nog hoo
ger, maar dat is toch maar nu en dan en
ioevallig of wanneer ze op trek zijn. De
lammergier bijvoorbeeld ziet men soms
op meer dan 20.000 voet hoogte langs de
bergwanden zweven en men heeft kou
wen gezien dio in een troop rondom een
bergspits vlogen, 24.000 voet hoog. Die
zelfde vogels volgden de bergklimmers
ook tot 27.000 voet. Tot dusver kent mén
geen andere lévendo wezens, die tot zoo'n
groote hoogte stijgen. De meeste diereu
komen niet hooger dan waar ze gewoon
lijk hun voedsel kunnen vinden. De phy
sieke invloeden van het leven op groote
hoogte zullen hun niet zoozeer hinderen;
zo kunnen den kouden wind en de ijle at
mosfeer goed verdragen, als ze maar vol
doende voedsel kunnen krijgen en als er
een kamp op den top van de Everest
werd opgeslagen behoeft men er niet aan
te twijfelen dat het geregeld door kouwen
zou worden bezocht.
Diezelfde opmerking geldt voor men-
scken. Thibetanen bouwen dorpen tot op
15.000 voet hoogte; daarboven kunnen ze
den grond niet meer bewerken, maar wei
trekken ze met hun kudden hooger den
berg op, zoo hoog als er maar voedsel
voor. de dieren groeit.
Wat de lagere diervormen betreft, die
worden op groote hoogte aangetroffen.
Op do bergplateaux leeft een kjieine ha
gedissoort, waarvan de kleur opmerke
lijk overeenkomt met die van den grond.
Onder de steenen op de hoogvlakte
vindt men nu en dan insecten; in 't vroe
ge voorjaar dikwijls nog in haar winte?
slaap, met ingetrokken kop en pooten. In
dezen toestand brengen ze de lango win
termaanden door en doorstaan ze tot op
17.000 voet hoogte de felle koude. Maar
soms in April zijn zo nog zoo verstijfd,
dat zo zich nauwelijks kuiinen bewegen.
Nu en dan vindt.men op den berg een
mierenkolonie, die ook de koude trot
seert, maar 't zijn niet de'vlugge bewege
lijke mieren van de laagvlakte in de bos-
schen, doch een trager, armoediger soort.
Op een mooien zonnigen dag komen de
werkers wel naar buiten, maar meestal
zijh ze in haar onderaardsche <*angen ver
borgen. Hooger dan 15.000 voet komen ze
niet. Een zeldzame soort _wesn. die zijn
nest van klei maakt, komt tot op 7.000
voet voor. Ze werken alleen maar op zon
nige dagen en moeten zich dan haasten,
want de zomer duurt op deze onherberg
zame hoogten slechts kort.
Het dierlijk leven kom'c voor op aanzien-
lijko hoogte hoven de grens van den
plantengroei. De hoogst groeiende plant
was een blauwe wikko op 18.000 voet,
maar de dieren leven tot op 22.000 voet
hoogte. Een kleine, zwarte spin kruipt
daar over de barre rotsen en verbergt zich
onder de losse steenen waar toevallig de
sneeuw is weggewaaid. Waar deze die
ren op zoo groote hoogte van leven is een
raadsel; er is geen ander leven, niets dan
rotsen en ijs cn dit spinnetje verdient
een extra vermelding, want het is stellig
de hoogste vaste bewoner van onze aarde,
die daar ver hoven de sneeuwgrens zijn
woonplaats heeft.
Wie had gedacht dat men in een van
de kampen, op 21.000 voet, bezoek zou
krijgen van een vlindertje, dat een mot
tot zoo groote hoogte zou stijgen en dat
een bij de bloemen van het dal beneden
zou verlaten om te stijgen tot 3000 voet
hoven de sneeuwgrens?
Zoo bljkt dan alweer dat er geen plek
ter wereld is noch in de diepten van den
oceaan, noch op de toppen der hoogste
bergen, of er komen nog levende wezens
voor, zelfs te midden van de witte onein
digheid van sneeuw en ijs.
He! afkondigen van verordeningen.
In Beemster heerscht nog een merkwaar
dig oud gebruik met betrekking tot het af
kondigen van verordeningen tegen welker
overtreding straf is bedreigd. De gemeen
tewet bepaal^ dat de afkondiging van die
verordeningen „geschiedt op de wijze te
bepalen bij een plaatselijke verordening."
In de memorie van toelichting tot liet
ontwerp (1851) werd destijds gezegd, dat
het moeilijk ware om bij de wet omtrent
de wijze van afkondigen regelen te stel
len omdat, wat ten opzichte hiervan voor
de eene gemeente behoort te gelden, in
de andere onuitvoerlijk zou kunnen zijn.
Het werd dus aan de gemeentebesturen
overgelaten op welke wijze de verordenin
gen afgekondigd zouden worden. En zoo
werd de wijze van afkondigen verschillend
bij verordening geregeld.
Te Beemster nu werd bepaald, dat de
verordeningen aan de deur van het raad
huis afgelezen moeten worden en daarna
worden aangeplakt. En voor het aflezen
moest do klok geluid worden.
In die afkondigingsverordening van 15
September 1851 lezen wij o.a.:
„Binnen acht dagen na de ontvangst
van het herigt van heer en Ged. Staten
van de ontvangst van een afschrift der
verordening, zal, deze voor de deur van
het Raadhuis der Gemeente worden af
gekondigd en hmnen vier en twintig uren
daarna aan de daartoe bestemde plaatsen
binnen de gemeente worden aangeplakt."
„De afkondigingen zullen worden inge-
rigt volgens het bij artikel 173 der wet
van 29 Juy 1859, Stbl. 85 (Gemeente
wet) gegeven voorschriften en door den
bode der Gemeente worden afgelezen,
nadat gedurende minstens vijf minuten
te voren de klok van het Raadhuis zal
hebben geluid."
„Dadelijk na afkondiging zal de veror
dening door den secretaris in een daar
toe aan te leggen, boek worden ingeschre
ven en bij herhaling der afkondiging daar
van in hetzelfde boek aanteekening wor
den gehouden met verwijzing naar het
blad, alwaar de verordening is ingeschre
Soms had hij haar oen eindje gedragen
en dan had ze weer met hem achter de
schaapjes geloopen.
Ja, zei Mies en ze vertelde van do stou
te schapen die wegliepen en. boè de hond
ze weer terughaalde. Ik heb bet echt ge
zien Vader I
Do oude man was heel tevreden over
Mies en zij was het niet minder over den
goeden herder, die zoo trouw op haar ge
past had en bij wie ze zich geheel op haar
gemak gevoelde.
De vrouw van den scheper had vreemd
opgekeken toen haar man met ©en vonde
linge thuis kwam en ze voelde zich zeer
vereerd omdat Mies zoo vertrouwelijk op
haar schoot had gezeten en hoewel ze
verdrietig was, zich toch zoo thuis had
gevoeld.
De schaapherder en zijn vrouw, wilden
van geen dank weten. Alleen stonden ze
er op, dat de bezoekers voor ze weggin
gen ©en kop koffie gebruikten.
Nu dat wilden ze wel, want de fiets
tocht had dorstig gemaakt.
Een! sigaar 'dóór Vader gepresenteerd
werd graag aangenomen. Maar hij; werd
niet in brand gestoken, dock nebjes op het
kabinet weggeborgen. Die is voor den
Zondag, zei de scheper. Dat is geen door
de weeksche kost voor ons.
tang bleef men niet meer plakken. Al
len verlangden naar huis, waar hun komst
tfict spanning werd verbeid.
Hartelijk namen ze afscheid.
Mies gaf den schaapherder een hand en
de oude vrouw kreeg een klinkenden zoen,
wat haar de tranen in de oogen bracht;
Als om zich te verontschuldigen zei ze:
ik dacht aan ons deerntje dat daar al
twintig jaar bij de kerk rust
Toen ze weg zouden gaan haalde Stans
óen enveloppe te voorschijn, "die ze aan de
schepersvrouw gaf. Dat moest ik u geven
van Moe, zei ze.
De vrouw schrok er van, omdat ze
meende, dat men haar wilde beloonen.
Neen, neen. dat wilde ze niet. Nooit zotf
ze voor zooiets een belooning aannemen.
Maar dat was de bedoeling niet.
In de enveloppe zat een briefkaart, met
een kiekje van Mies er op, die Moe baar
in de haast nog had meegegeven.
Dat vond dó vrouw echt aardig. En nog
mooier vond zev het-, toen Vader beloofde,
dat ze vanuit Leiden een portret ter her
innering zouden sturen.
En van mij krijgt u een ansicht, zei
Mies.
Haastig werd teen de terugtocht aan
vaard. v
Thuis verkeerden allen in do grootste
spanning.
Toen Moeder na een kwartiertje bene
den kwam want ze kon het boven niet
•uithouden vond ze do jongens druk be
zig een stoel met groen en bloemen te
vergieren.
Ze liet ze maar stilletjes begaan, omdat
ze begreep dat de jongens behoefte had
den! hun vreugde te uiten.
Het wachten duurde lang.
Maar eindelijk begon Cor, die zich op
den weg had opgesteld, met zijn armen te
zwaaien.
Daar komen ze, schreeuwde hij, daar
komen ze.
En ja hoor, luid bellend kwamen de fiet
sers aan.
Nog een paar minuten en Mies lag
ven." Deze verordening Is sinds 185Ï
niet gewijzigd en dus geschiedt de afkon.3
diging der strafverordening te Beemsteü
op hoven omschreven wijze.
Ook do vorige week Is aldus geachiedj
Nadat vijf minuten de klok op het raad-d
huis had geluid, verscheen de veldwach-3
ler-bode_ in de deur van het raadhuis om]
de gewijzigde politie-verordening af t3]
lezen
De rijwielbelasting.
Het hoofdbestuur van den Algem. Me*'
iderl. bond van arbeiders in het land- en
tuinbouw- cn zuivelbedrijf heeft onlangst
een brief aan den minister gezonden met'
.de mededeeling dat in verschillende plaaU
sen de> belasting-ambtenaren de bepalingen!
zoo uitleggen, -dat van kostelooze belasting-/
plaatjes alleen gebruik mag worden ge<
maakt voor het gaan en komen van het!
,werk.
Het antwoord van den minister hierop j
luidt, naar Het Volk meldt, als volgt: i!
„In antwoord op uw brief van 2 Augus
tus 1924 heb ik de eer u mede te deelen,
dat personen, aan welke een kosteloos rij-»,
wielmerk is uitgereikt, hun van dit merk'
voorziene rijwiel mogen berijden, onver
schillig met welk doel dit geschiedt.
Het gebruik van dit merle is echter be->,
perkt tot "den, persoon aan wien di't is uit-!
gereikt." ff
De minister verzoekt Jan verder om op-i
gave van de ambtenaren, die de desbetref
fende artikelen anders uitleggen, opdat hij
dezen de noodige opheldering kan geven.
AAN JONGELINGEN.
Wanneer gij aan het kruispunt naakt,
En daar u zelf den. weg verkiest.
Bid God dan dat Hij u bewaakt.
Opdat ge 'fc spoor daar niet verliest.
Gij ziet er menig schijnsel dansen.
Dat gij, door valschen waan misleid,
Of wel uit onbezonnenheid,
Zoudt aanzien voo-r een sterrenglansen,
Mistrouw dien schijn, hoed u ervoor!
Waar gij dien volgt. gij. raaüct van 'fc spoor.
Die dwaalweg is een hellen* vlak:
Hoo meer ge- uw lust den teugel viert,
Sluit zich uw oog ook voor uw zwak,
En door geen vaste hand bestierd,
Slaat dra uw wagen aan liet hollen,
En weet ten langenlaatst niet meer
Van stilstaan of teruggekeer.
Maar vliegt steeds voort in tccmlecs dol
len
En als de wagen eindlijk staat,
Dan is t helaas, veeltijds te laat.
schreiend en lachend tegelijk, ia Moeders
arm
't Was of ze weken weg was geweest In-
plaats van enkele uren.
Mevrouw van Mandere stopte haar oen
groote plak chocolade in de hand. Thijs
en Nico kwamen bij wijze van huldo met
©en bouquet veldbloemen aandragen en
even nadat boer Vliem was weggegaan,
kwam zijn vrouw met oen groote schaal
vol met heerlijke pruimen.
't Duurde lang dien avond eer bet eten
klaar was.
Voor ze aan tafel gingen liad Vader
ernstig met de jongen-s gepraat en hun het
ve*keerde van 'hun gedrag onder 't cog
gebracht. Straf kregen zo ditmaal vlot.'Zo
waren door den angst dien ze hadden ge
had al zwaar genoeg gestraft vond Vader.
Teen het eten gedaan was, waarbij het
gebeurde nogeens besproken werd, nam
Vader den Bijbel en las hij uit Johannes
X van den Goeden Herder.
't Was een bekend hoofdstuk, maar nog
nooit hadden zo zoo naar hot lezen ge
luisterd. 't Was of ze nu veel beter de be-
teefcenis ervan begrepen.
Moeder pinkte in stilte oen traan weg.
En de jongens keken strak.
Ja. zoo was liet. Zij- waren ontrouw, ge
weest. Ze gevoeld-en zich als huurlingen.
En uit -volle borst zengen ze mee, loon
Stans zich achter het orgel plaatste en op
verzoek van Moeder de melodie van P3oIm
103 speelde:
Geen vader, sloeg met greoter mede-
dcogen
Op ;t teeder kroost, ooit- zijn. ontfer-
de oogen
Dan Israels Heer, op ieder die IT m
vreest.
Toen een poos later Mies en do jongens
naar bed gingen, zei Vader: dat was nu
niet bepaald een prettige dag vandaag.
Maar toch ook een heerlijke dag vond
Moe.
En de jongens zeiden 't haar»na.
Goed beschouwd, toch wel een echte*
vacantiedag
(Wordt vervolgd.)
Waar is uw Schat?
Do Evangelist Moody bezocht- eens een
rijk-en boer in Amerika.
Hij stond naast hem op het balkon van'
zijn mooie woning en hoorde hoe zijn gast
heer tob hem zeide: „Alles, wat gij daar
vóór u ziet, is van mij. Al die schap-en enj
runderen en paarden, al die akkers en
bosschen hooren mij toe. En in de stad
daarginds zijn heele straten mijn cigen-
dom.
Als een arme jongen bon ik hier in t
land gekomen, maar door vlijt en geluk
heb ik het zoo ver gebracht."
Moody had dit alles zwijgend aange
hoord, maar toen hief hij plechtig zijn
hand ten hemel op. .,En wat bezit gij
d&ar?"
Wat bed-oelt u?-vroeg de rijke grond
bezitter.
„Daar in den homo 1."
Jad&ar bezit ik niets!
Zeventig jaren had die man op aarde
geleefd, maar nu stond hij voor do poort]
der eeuwigheid, en daar bezat dö]
stakker niets, heelemaal niets.
1 Ons Babbelhoekje. I
l>«!iïsaa50aa!SEB!SOTïKa!aa'»»!!SBp!aap^>^»»s«
Beste jongens en meisjes.
Ik heb een goede tijding.
Deze week kreeg ik twee pakjes ge
stuurd. Het eene bevatte copie voor oen
- jeugdverhaal getiteld: Op vorkeer
de paden door „Francme", dezelfde
schrijfster die ons al eens eerder een paar
maal met oen verhaal verrastte.
Als dus ,,De vacantie op Heideheuvel"
achter den rug is, dan ligt er al weer een
ander verhaal klaar.
Maar zooals ik zei, ik ontving nog een
pakje en dat was veel dikker dan het
eerste.
Heb bevatte niet minder dan zeventien
mooie boekjes, die mij eveneens door de
zelfde schrijfster gratis werden aangebo
den om ze als prijsjes te gebruiken.
Ik, laat hier de titels van deze boekjes
volgen':
Van Piet en, Gootje door J.
L. F. de Liefde; Om tweeachit-
t(?r oogjes door W. G. v. d. Hulst;
Duisternis en Licht door
Betsy; Mijn Naa ste -door P. J.
Kloppers; Moeders kindje
doof Linda Erica; Henks geheim
door Wim Kolle; Toch een flin
ke jongen door Heieen; Gods
Voorzienigheid door E. J.
YeenondaalWilde Walter door
Quirina; Toen Vader op zee
was door A. N. S.; Kareis droom
door Betsy; M ij n zusje door Betsy,
Broertjes Kerstlied door
C. v. Dort: De blauwe enve-
loppe door M. C. Vallentin; E 1 i a. de
strijder voor Gods eer
door Geertruida; Op de pasto
rie door D. A. CramerSchaap; Naar
den molen ^oor G. Schroover.
Julilc begrijpt dat ik met deze schen
king in mijn knollentuin was.
Zoodra September in 't land is hoop ik
nu weer prijsraadsels te geven waarvoor
dan een deel van deze boekjes als prijzen
gebruikt kunnen worden cn een paar we
ken later dc-en we dan weer hetzelfde.
Het ziet er dus niet kwaad uit, voor de
toekomst en ik verwacht dat op deze wij
ze dc belangstelling voor ons hoekje niet
sal verminderen.
Aan de juffrouw die ons zoo vriendelijk
bedacht en die in ons hoekje zooveel be
lang blijkt te stellen breng ik ook namens
al onze neefjes en nichtjes een woord van
hartelijken dank.
En dan heb ik nog een verrassing.
Een. poosje geleden ontving ilf van een
onzer neefjes ©en raadsel, met de mede
deeling dat voor de beste oplosser een
heerlijke tulband beschik
baar wordt gesteld.
Bedoeld raadsel wordt eveneens in Sep
tember geplaatst.
Dat noem ik nu nogeens echte vacantie-
verrassingen,
En jullie?
Veel te correspondeeren heb ik niet dit
maal. j
De post wist m'n adres niet te vinden,
tenminste bijna niet, maar wat ik ont
ving, stel ik dan ook des temeer op prijs.
„Waterlelie" Noord'wijk. Hartelijk
dank voor je mooie ansicht, 't- Is daar nu
zeker wel een waterrijk land, want- je
krijgt het daar van twee kanten. Geluk
kig dat we deze week ook een paar mooie
dagen hebben gehad.
>S. cn C. W. Woubrugge. De nnsicht heb
ik ontvangen. Waren jullie misschien op
weg naar Katwijk? Ik vond heb aardig dat
jullie aan mij hebben gedacht.
„De G e r m a a n" Leiden. Op Poelgeest
was het heel mooi. Prettig dat je het te
Katwijk zoo goed hebt getroffen. Ja, dat
spel kan ik wel; 't- is ©en heel aardigo
tijdpasseering. Goed, ik hou-d, je aan je
woord.
„E e k h o o r n t j e", H a r t e d i e f je"
en „Scholier" Leiden. Ik begreep er
niets van, dat jullie heelemaal niet meer
schreven. Ik had jullie bijna al bij de de
serteurs ingedeeld. En nu kreeg ik zoo in
eens een ansicht uit Katwijk. Hartelijk
dank hoor! Hebben jullie veel pret ge
had?
„Maurits" Leiden. Je zit dus nu al
in Bijsoord, waar je naar ik hoop veel
zult genieten. Over dat donateurschap zal
ik nogeens denken, maar ik weet niet
waar het voor is. Ik moet zeggen dat je al
flink kunt typen.
„Blondine" Koudekerk. Wel gefelici
teerd hoor, met je verjaardag. En heb je
©en prettige dag gehad Vrijdag? Je moet
me nogeens schrijven hoe heb met de eie
ren is afgeloopen. Ik denk dat je fiets nu
wel mooi in orde komt.
„De Kleinste" Koudekerk. Ik had
jullie weieens willeji zien fietsen. In zoo'n
geval mag je wel een stevige kar hebben.
Toch was het een gemakkelijke manier
om thuis te komen.
„Dirk III" Leiden. Zoo, dus je bent
ook naar „Oud-Poelgeest' geweest. Zelf
had ik geen gelegenheid, maar ik hoorde
dat heb een mooie middag geweest was.
En wat- prettig dab het weer toen juist
zoo mooi was!
„Jan van Sc h a f f e 1 a a r" Leiden'. Ja
Woensdag was het echt mooi. Maar van
daag (Vrijdag) is het niet bijzonder ge
schikt om naar Katwijk te gaan. Ik denk
dat jullie het wel uitgesteld hebt tot Dins-
dag.
Voor de grooteren.
Mijn geheel bestaat uit 59 letters;
Een inham noemt men een 21 12 2 22 18.
Een 51 45 50 10 20 9 dient tot beveili
ging tegen de 6 52 41.
33 5 8 36 30 17 39 is een provincie.
55 58 7 36 29 38 ia een eiland.
47 16 35 27 28 32 53 44 46 is een zeegat.*
Een 6 24 17 43 4 48 15 13 is een on
diepte. i
Op de klei worden 4 16 34 59 54 15 ver
bouwd'.
Een 19 26 57 1 3 schip vindt men aan de
kust.
Do zee eischt menig 14 23 23 11 49.
Over de 40 31 42 25 3 29 wordt dezen
zomer niet veel geklaagd.
56 en 37 zijn klinkers.
Voor de Kleintjes.
Mijn geheel bestaat uit 18 letters.
1 17 5 is een verkorte meisjesnaam.
14 2 3 is eenl insect.
18 15 5 is ©en kleedingstuk.
14 9 2 13 wordt uit gerst bereid.
16 7 11 4 8 13 is een jongensnaam.
De 10 9 3 12 6 is voor de boeren' van
groot belang.
Hartelijke groeten van
Oom FELIX.
DE VACANTIE OP HEIDEHEUVEL.
Zoo gauw als dat .maar mogelijk was,
werden nu ook de andere jongens bij el
kaar getrommeld en met het blijde nieuw»
in kennis gesteld.
De sombere en angstige stemming was
ineens verdwenen.
De een voelde zich al meer vermoeid
dan de ander, maar allen wareni zo even
opgewekt. Terwijl zooev-en de gezichten
nog' strak stonden, zag men nu weer glim
lachen.
Do jongens begrepen wel, dat er nog een
kleine rekening viel to vereffenen, maar
daarover werd op dit oogenblik niet ge
sproken.
Mies was terecht, dat was de hoofd
zaak.
En teen Mevr. van Mandere. die even
weggegaan was terugkwam en allen met
een. kop thee verrastte, was het haast of er
feest gevierd werd.
Toen. ze zich een weinig verkwikt had
den- werd afgesproken dab Vader en Stans
Mies terug zouden halen.
Ze kon bij vader op do fiets zitten en
anders zou men in Elspeet een wagen moe
ten huren.
Van het aanbod van boer Vliem, om mee
te gaan daar hij den scheper heel goed
kende en ook precies wist waar deze woon
de, werd een dankbaar gebruik gemaakt.
Als alle® goed ging, hoopten -ze nog -iet
voor donker thuis te zijn.
MoedeT zou een poesje gaan rusten om
weer wat op verhaal te komen en "een van
de jongens zou de boerin waarschuwen,
dat haar man voorloopig niet thuis kwam-
Een half uurtje later arriveerden de
drie fietsers te Elspeet-, waar ze, toen ze
dicht bij de woning van den scheper
kwamen door hard bellen de aandacht
poogden te trekken.
En blijkbaar had Mies hen gehoord
want teen ze afstapten stond de kleine
vondelinge voor het raam.
Met een schreeuw vloog ze naar de deur
waar ze door Vader werd opgevangen.
Dat gaf een blijdschap!
De scheper en zijn vrouw, ontvingen de
bezoekers heel hartelijk en ze waren vol
lof over het flinke deerntje, dat zich zoo
goed had gehouden en dat de versche
melk zooveel eer had aangedaan.
Uit wat Mies vertelde bleek dat ze uit
de tent was gegaan om te zien waar de
jongens bleven. Vlak boven haar in een
boom had toenl een eekhoorntje gezeten
dat ze was nageloopen. Toen ze terug wil
de keeren had ze den verkeerden weg go-
nomen enl was ze eindelijk op de heide te
recht gekomen, waar de scheper haar hui
lende had aangetroffen.
Dat was een lastig geval, zei de man.
De schapen kon ik niet aan hun lot
overlaten en ik kon toch ook dat kind niet
hulpeloos laten staan.
En ze wilde niet met hem mee. ook. Dat
mocht niet van Moeder had ze gezegd.
Nooit mocht ze met vreemden meegaan.
Maar ze had hem zeker nogal vertrouwd
want toen hij stellig had beloofd dat hij
ze weer thuis zou brengen', lia-d ze hem
een hand gegeven! en was nebjes meege-
stapt. Eerst had hij echter een, paar bla
den uit een oud zakboekje gescheurd en
die met heb bekende opschrift aan een
paar boomen bevestigd, in de hoop, dat op
die manier haar verblijfplaats bekend zou
worden.