Regenmantels en Waierproofmantels vanaf f8.75 A.WAALS Haarl.str. 114 Leiden ZEER LAGE PRIJZEN VOOR sssa Enorme sorteering in alle moderne genres HET LEVEN OP GROOTE HOOGTEN. De Fauna op 22.000 voet; Majoor R. W. G. Hingston, lid van de Mount Everest expeditie, heeft een rap port opgesteld over de aanwezigheid N van dierlijk leven op groote hoogten, gelijk dat door de leden van de Mount Everest- expeditie is waargenomen en over den in vloed van het leven in de hoogcre lucht lagen op den mensch. De expeditie heeft do* kennis daaromtrent vermeerderd. Wij weten nu, dat de mensch tot op een hoogte van 28.000 voet kan leven zonder van groote uitputting te lijden en dat hij daar zelfs physieke inspanning kan on dergaan. In verband daarmede kan het van belang zijn te weten op welke hoog ten verschillende dihrfen gewoonlijk le-' ven. De Burchel, een soort wild schaap van de Himalaya, is in den regel erg schuw, maar op de moraines aan den voet van de glelschers op den Mount Everest wa ren ze zoo mak, dat ze tot op 20 meter van het kamp kwamen. Heele kudden van deze mooie dieren stijgen tegen de berg hellingen op tot aan de - uiterste grens van den plantengroei, dikwijls tot 17.000 voet hoogte. Op de hoopen steengruis on der aan de gletschers vinden ze hier en daar nog wat gras tusschen de steen en. Een veel kleiner soort zoogdieren komt ook nog op groote hoogten voor. Daar is bijv. de zeldzame, kleine „frika", die on der de steenen wegschuilt en somtijds ziet men nog op een hoogte van 17.000 voet een haas wegrennen. Boven deze hoogte komen, voorzoover men heeft kunnen waarnemen, warmbloedige zoogdieren zel den of nooit voor. Vogels daarentegen wel. Op lum trek bereiken vogels soms zeer groote hoogten en waarschijnlijk trekken zelfs kleine vogeltjes de hoogste bergruggen over, maar daarnaast zijn er andere, die gere geld leven op de hooge bergplateaux, waaronder verschillende moerasvogels, die voorkomen, zoo hoog er maar moerassige plekken zijn. De Thibetaansche gans en de rossige zaaghek komen tot op 14.000 voet hoogte in heele troepen voor. De duiker, of dompelaar die ieder stroo- mend riviertje in de Himalaya bewoont, wordt tot op 16.000 voet hoogte aange troffen tot waar de stroompjes uit de glet schers te voorschijn komen. Het mooie kleine roodsfaartje komt nog hooger, ge woonlijk blijft het bij het stroomend wa ter, maar 't is toch ook gezien op de ijs velden aan den voet van dc Everest, op 18.000 voet. Andere vogels stijgen nog hoo ger, maar dat is toch maar nu en dan en ioevallig of wanneer ze op trek zijn. De lammergier bijvoorbeeld ziet men soms op meer dan 20.000 voet hoogte langs de bergwanden zweven en men heeft kou wen gezien dio in een troop rondom een bergspits vlogen, 24.000 voet hoog. Die zelfde vogels volgden de bergklimmers ook tot 27.000 voet. Tot dusver kent mén geen andere lévendo wezens, die tot zoo'n groote hoogte stijgen. De meeste diereu komen niet hooger dan waar ze gewoon lijk hun voedsel kunnen vinden. De phy sieke invloeden van het leven op groote hoogte zullen hun niet zoozeer hinderen; zo kunnen den kouden wind en de ijle at mosfeer goed verdragen, als ze maar vol doende voedsel kunnen krijgen en als er een kamp op den top van de Everest werd opgeslagen behoeft men er niet aan te twijfelen dat het geregeld door kouwen zou worden bezocht. Diezelfde opmerking geldt voor men- scken. Thibetanen bouwen dorpen tot op 15.000 voet hoogte; daarboven kunnen ze den grond niet meer bewerken, maar wei trekken ze met hun kudden hooger den berg op, zoo hoog als er maar voedsel voor. de dieren groeit. Wat de lagere diervormen betreft, die worden op groote hoogte aangetroffen. Op do bergplateaux leeft een kjieine ha gedissoort, waarvan de kleur opmerke lijk overeenkomt met die van den grond. Onder de steenen op de hoogvlakte vindt men nu en dan insecten; in 't vroe ge voorjaar dikwijls nog in haar winte? slaap, met ingetrokken kop en pooten. In dezen toestand brengen ze de lango win termaanden door en doorstaan ze tot op 17.000 voet hoogte de felle koude. Maar soms in April zijn zo nog zoo verstijfd, dat zo zich nauwelijks kuiinen bewegen. Nu en dan vindt.men op den berg een mierenkolonie, die ook de koude trot seert, maar 't zijn niet de'vlugge bewege lijke mieren van de laagvlakte in de bos- schen, doch een trager, armoediger soort. Op een mooien zonnigen dag komen de werkers wel naar buiten, maar meestal zijh ze in haar onderaardsche <*angen ver borgen. Hooger dan 15.000 voet komen ze niet. Een zeldzame soort _wesn. die zijn nest van klei maakt, komt tot op 7.000 voet voor. Ze werken alleen maar op zon nige dagen en moeten zich dan haasten, want de zomer duurt op deze onherberg zame hoogten slechts kort. Het dierlijk leven kom'c voor op aanzien- lijko hoogte hoven de grens van den plantengroei. De hoogst groeiende plant was een blauwe wikko op 18.000 voet, maar de dieren leven tot op 22.000 voet hoogte. Een kleine, zwarte spin kruipt daar over de barre rotsen en verbergt zich onder de losse steenen waar toevallig de sneeuw is weggewaaid. Waar deze die ren op zoo groote hoogte van leven is een raadsel; er is geen ander leven, niets dan rotsen en ijs cn dit spinnetje verdient een extra vermelding, want het is stellig de hoogste vaste bewoner van onze aarde, die daar ver hoven de sneeuwgrens zijn woonplaats heeft. Wie had gedacht dat men in een van de kampen, op 21.000 voet, bezoek zou krijgen van een vlindertje, dat een mot tot zoo groote hoogte zou stijgen en dat een bij de bloemen van het dal beneden zou verlaten om te stijgen tot 3000 voet hoven de sneeuwgrens? Zoo bljkt dan alweer dat er geen plek ter wereld is noch in de diepten van den oceaan, noch op de toppen der hoogste bergen, of er komen nog levende wezens voor, zelfs te midden van de witte onein digheid van sneeuw en ijs. He! afkondigen van verordeningen. In Beemster heerscht nog een merkwaar dig oud gebruik met betrekking tot het af kondigen van verordeningen tegen welker overtreding straf is bedreigd. De gemeen tewet bepaal^ dat de afkondiging van die verordeningen „geschiedt op de wijze te bepalen bij een plaatselijke verordening." In de memorie van toelichting tot liet ontwerp (1851) werd destijds gezegd, dat het moeilijk ware om bij de wet omtrent de wijze van afkondigen regelen te stel len omdat, wat ten opzichte hiervan voor de eene gemeente behoort te gelden, in de andere onuitvoerlijk zou kunnen zijn. Het werd dus aan de gemeentebesturen overgelaten op welke wijze de verordenin gen afgekondigd zouden worden. En zoo werd de wijze van afkondigen verschillend bij verordening geregeld. Te Beemster nu werd bepaald, dat de verordeningen aan de deur van het raad huis afgelezen moeten worden en daarna worden aangeplakt. En voor het aflezen moest do klok geluid worden. In die afkondigingsverordening van 15 September 1851 lezen wij o.a.: „Binnen acht dagen na de ontvangst van het herigt van heer en Ged. Staten van de ontvangst van een afschrift der verordening, zal, deze voor de deur van het Raadhuis der Gemeente worden af gekondigd en hmnen vier en twintig uren daarna aan de daartoe bestemde plaatsen binnen de gemeente worden aangeplakt." „De afkondigingen zullen worden inge- rigt volgens het bij artikel 173 der wet van 29 Juy 1859, Stbl. 85 (Gemeente wet) gegeven voorschriften en door den bode der Gemeente worden afgelezen, nadat gedurende minstens vijf minuten te voren de klok van het Raadhuis zal hebben geluid." „Dadelijk na afkondiging zal de veror dening door den secretaris in een daar toe aan te leggen, boek worden ingeschre ven en bij herhaling der afkondiging daar van in hetzelfde boek aanteekening wor den gehouden met verwijzing naar het blad, alwaar de verordening is ingeschre Soms had hij haar oen eindje gedragen en dan had ze weer met hem achter de schaapjes geloopen. Ja, zei Mies en ze vertelde van do stou te schapen die wegliepen en. boè de hond ze weer terughaalde. Ik heb bet echt ge zien Vader I Do oude man was heel tevreden over Mies en zij was het niet minder over den goeden herder, die zoo trouw op haar ge past had en bij wie ze zich geheel op haar gemak gevoelde. De vrouw van den scheper had vreemd opgekeken toen haar man met ©en vonde linge thuis kwam en ze voelde zich zeer vereerd omdat Mies zoo vertrouwelijk op haar schoot had gezeten en hoewel ze verdrietig was, zich toch zoo thuis had gevoeld. De schaapherder en zijn vrouw, wilden van geen dank weten. Alleen stonden ze er op, dat de bezoekers voor ze weggin gen ©en kop koffie gebruikten. Nu dat wilden ze wel, want de fiets tocht had dorstig gemaakt. Een! sigaar 'dóór Vader gepresenteerd werd graag aangenomen. Maar hij; werd niet in brand gestoken, dock nebjes op het kabinet weggeborgen. Die is voor den Zondag, zei de scheper. Dat is geen door de weeksche kost voor ons. tang bleef men niet meer plakken. Al len verlangden naar huis, waar hun komst tfict spanning werd verbeid. Hartelijk namen ze afscheid. Mies gaf den schaapherder een hand en de oude vrouw kreeg een klinkenden zoen, wat haar de tranen in de oogen bracht; Als om zich te verontschuldigen zei ze: ik dacht aan ons deerntje dat daar al twintig jaar bij de kerk rust Toen ze weg zouden gaan haalde Stans óen enveloppe te voorschijn, "die ze aan de schepersvrouw gaf. Dat moest ik u geven van Moe, zei ze. De vrouw schrok er van, omdat ze meende, dat men haar wilde beloonen. Neen, neen. dat wilde ze niet. Nooit zotf ze voor zooiets een belooning aannemen. Maar dat was de bedoeling niet. In de enveloppe zat een briefkaart, met een kiekje van Mies er op, die Moe baar in de haast nog had meegegeven. Dat vond dó vrouw echt aardig. En nog mooier vond zev het-, toen Vader beloofde, dat ze vanuit Leiden een portret ter her innering zouden sturen. En van mij krijgt u een ansicht, zei Mies. Haastig werd teen de terugtocht aan vaard. v Thuis verkeerden allen in do grootste spanning. Toen Moeder na een kwartiertje bene den kwam want ze kon het boven niet •uithouden vond ze do jongens druk be zig een stoel met groen en bloemen te vergieren. Ze liet ze maar stilletjes begaan, omdat ze begreep dat de jongens behoefte had den! hun vreugde te uiten. Het wachten duurde lang. Maar eindelijk begon Cor, die zich op den weg had opgesteld, met zijn armen te zwaaien. Daar komen ze, schreeuwde hij, daar komen ze. En ja hoor, luid bellend kwamen de fiet sers aan. Nog een paar minuten en Mies lag ven." Deze verordening Is sinds 185Ï niet gewijzigd en dus geschiedt de afkon.3 diging der strafverordening te Beemsteü op hoven omschreven wijze. Ook do vorige week Is aldus geachiedj Nadat vijf minuten de klok op het raad-d huis had geluid, verscheen de veldwach-3 ler-bode_ in de deur van het raadhuis om] de gewijzigde politie-verordening af t3] lezen De rijwielbelasting. Het hoofdbestuur van den Algem. Me*' iderl. bond van arbeiders in het land- en tuinbouw- cn zuivelbedrijf heeft onlangst een brief aan den minister gezonden met' .de mededeeling dat in verschillende plaaU sen de> belasting-ambtenaren de bepalingen! zoo uitleggen, -dat van kostelooze belasting-/ plaatjes alleen gebruik mag worden ge< maakt voor het gaan en komen van het! ,werk. Het antwoord van den minister hierop j luidt, naar Het Volk meldt, als volgt: i! „In antwoord op uw brief van 2 Augus tus 1924 heb ik de eer u mede te deelen, dat personen, aan welke een kosteloos rij-», wielmerk is uitgereikt, hun van dit merk' voorziene rijwiel mogen berijden, onver schillig met welk doel dit geschiedt. Het gebruik van dit merle is echter be->, perkt tot "den, persoon aan wien di't is uit-! gereikt." ff De minister verzoekt Jan verder om op-i gave van de ambtenaren, die de desbetref fende artikelen anders uitleggen, opdat hij dezen de noodige opheldering kan geven. AAN JONGELINGEN. Wanneer gij aan het kruispunt naakt, En daar u zelf den. weg verkiest. Bid God dan dat Hij u bewaakt. Opdat ge 'fc spoor daar niet verliest. Gij ziet er menig schijnsel dansen. Dat gij, door valschen waan misleid, Of wel uit onbezonnenheid, Zoudt aanzien voo-r een sterrenglansen, Mistrouw dien schijn, hoed u ervoor! Waar gij dien volgt. gij. raaüct van 'fc spoor. Die dwaalweg is een hellen* vlak: Hoo meer ge- uw lust den teugel viert, Sluit zich uw oog ook voor uw zwak, En door geen vaste hand bestierd, Slaat dra uw wagen aan liet hollen, En weet ten langenlaatst niet meer Van stilstaan of teruggekeer. Maar vliegt steeds voort in tccmlecs dol len En als de wagen eindlijk staat, Dan is t helaas, veeltijds te laat. schreiend en lachend tegelijk, ia Moeders arm 't Was of ze weken weg was geweest In- plaats van enkele uren. Mevrouw van Mandere stopte haar oen groote plak chocolade in de hand. Thijs en Nico kwamen bij wijze van huldo met ©en bouquet veldbloemen aandragen en even nadat boer Vliem was weggegaan, kwam zijn vrouw met oen groote schaal vol met heerlijke pruimen. 't Duurde lang dien avond eer bet eten klaar was. Voor ze aan tafel gingen liad Vader ernstig met de jongen-s gepraat en hun het ve*keerde van 'hun gedrag onder 't cog gebracht. Straf kregen zo ditmaal vlot.'Zo waren door den angst dien ze hadden ge had al zwaar genoeg gestraft vond Vader. Teen het eten gedaan was, waarbij het gebeurde nogeens besproken werd, nam Vader den Bijbel en las hij uit Johannes X van den Goeden Herder. 't Was een bekend hoofdstuk, maar nog nooit hadden zo zoo naar hot lezen ge luisterd. 't Was of ze nu veel beter de be- teefcenis ervan begrepen. Moeder pinkte in stilte oen traan weg. En de jongens keken strak. Ja. zoo was liet. Zij- waren ontrouw, ge weest. Ze gevoeld-en zich als huurlingen. En uit -volle borst zengen ze mee, loon Stans zich achter het orgel plaatste en op verzoek van Moeder de melodie van P3oIm 103 speelde: Geen vader, sloeg met greoter mede- dcogen Op ;t teeder kroost, ooit- zijn. ontfer- de oogen Dan Israels Heer, op ieder die IT m vreest. Toen een poos later Mies en do jongens naar bed gingen, zei Vader: dat was nu niet bepaald een prettige dag vandaag. Maar toch ook een heerlijke dag vond Moe. En de jongens zeiden 't haar»na. Goed beschouwd, toch wel een echte* vacantiedag (Wordt vervolgd.) Waar is uw Schat? Do Evangelist Moody bezocht- eens een rijk-en boer in Amerika. Hij stond naast hem op het balkon van' zijn mooie woning en hoorde hoe zijn gast heer tob hem zeide: „Alles, wat gij daar vóór u ziet, is van mij. Al die schap-en enj runderen en paarden, al die akkers en bosschen hooren mij toe. En in de stad daarginds zijn heele straten mijn cigen- dom. Als een arme jongen bon ik hier in t land gekomen, maar door vlijt en geluk heb ik het zoo ver gebracht." Moody had dit alles zwijgend aange hoord, maar toen hief hij plechtig zijn hand ten hemel op. .,En wat bezit gij d&ar?" Wat bed-oelt u?-vroeg de rijke grond bezitter. „Daar in den homo 1." Jad&ar bezit ik niets! Zeventig jaren had die man op aarde geleefd, maar nu stond hij voor do poort] der eeuwigheid, en daar bezat dö] stakker niets, heelemaal niets. 1 Ons Babbelhoekje. I l>«!iïsaa50aa!SEB!SOTïKa!aa'»»!!SBp!aap^>^»»s« Beste jongens en meisjes. Ik heb een goede tijding. Deze week kreeg ik twee pakjes ge stuurd. Het eene bevatte copie voor oen - jeugdverhaal getiteld: Op vorkeer de paden door „Francme", dezelfde schrijfster die ons al eens eerder een paar maal met oen verhaal verrastte. Als dus ,,De vacantie op Heideheuvel" achter den rug is, dan ligt er al weer een ander verhaal klaar. Maar zooals ik zei, ik ontving nog een pakje en dat was veel dikker dan het eerste. Heb bevatte niet minder dan zeventien mooie boekjes, die mij eveneens door de zelfde schrijfster gratis werden aangebo den om ze als prijsjes te gebruiken. Ik, laat hier de titels van deze boekjes volgen': Van Piet en, Gootje door J. L. F. de Liefde; Om tweeachit- t(?r oogjes door W. G. v. d. Hulst; Duisternis en Licht door Betsy; Mijn Naa ste -door P. J. Kloppers; Moeders kindje doof Linda Erica; Henks geheim door Wim Kolle; Toch een flin ke jongen door Heieen; Gods Voorzienigheid door E. J. YeenondaalWilde Walter door Quirina; Toen Vader op zee was door A. N. S.; Kareis droom door Betsy; M ij n zusje door Betsy, Broertjes Kerstlied door C. v. Dort: De blauwe enve- loppe door M. C. Vallentin; E 1 i a. de strijder voor Gods eer door Geertruida; Op de pasto rie door D. A. CramerSchaap; Naar den molen ^oor G. Schroover. Julilc begrijpt dat ik met deze schen king in mijn knollentuin was. Zoodra September in 't land is hoop ik nu weer prijsraadsels te geven waarvoor dan een deel van deze boekjes als prijzen gebruikt kunnen worden cn een paar we ken later dc-en we dan weer hetzelfde. Het ziet er dus niet kwaad uit, voor de toekomst en ik verwacht dat op deze wij ze dc belangstelling voor ons hoekje niet sal verminderen. Aan de juffrouw die ons zoo vriendelijk bedacht en die in ons hoekje zooveel be lang blijkt te stellen breng ik ook namens al onze neefjes en nichtjes een woord van hartelijken dank. En dan heb ik nog een verrassing. Een. poosje geleden ontving ilf van een onzer neefjes ©en raadsel, met de mede deeling dat voor de beste oplosser een heerlijke tulband beschik baar wordt gesteld. Bedoeld raadsel wordt eveneens in Sep tember geplaatst. Dat noem ik nu nogeens echte vacantie- verrassingen, En jullie? Veel te correspondeeren heb ik niet dit maal. j De post wist m'n adres niet te vinden, tenminste bijna niet, maar wat ik ont ving, stel ik dan ook des temeer op prijs. „Waterlelie" Noord'wijk. Hartelijk dank voor je mooie ansicht, 't- Is daar nu zeker wel een waterrijk land, want- je krijgt het daar van twee kanten. Geluk kig dat we deze week ook een paar mooie dagen hebben gehad. >S. cn C. W. Woubrugge. De nnsicht heb ik ontvangen. Waren jullie misschien op weg naar Katwijk? Ik vond heb aardig dat jullie aan mij hebben gedacht. „De G e r m a a n" Leiden. Op Poelgeest was het heel mooi. Prettig dat je het te Katwijk zoo goed hebt getroffen. Ja, dat spel kan ik wel; 't- is ©en heel aardigo tijdpasseering. Goed, ik hou-d, je aan je woord. „E e k h o o r n t j e", H a r t e d i e f je" en „Scholier" Leiden. Ik begreep er niets van, dat jullie heelemaal niet meer schreven. Ik had jullie bijna al bij de de serteurs ingedeeld. En nu kreeg ik zoo in eens een ansicht uit Katwijk. Hartelijk dank hoor! Hebben jullie veel pret ge had? „Maurits" Leiden. Je zit dus nu al in Bijsoord, waar je naar ik hoop veel zult genieten. Over dat donateurschap zal ik nogeens denken, maar ik weet niet waar het voor is. Ik moet zeggen dat je al flink kunt typen. „Blondine" Koudekerk. Wel gefelici teerd hoor, met je verjaardag. En heb je ©en prettige dag gehad Vrijdag? Je moet me nogeens schrijven hoe heb met de eie ren is afgeloopen. Ik denk dat je fiets nu wel mooi in orde komt. „De Kleinste" Koudekerk. Ik had jullie weieens willeji zien fietsen. In zoo'n geval mag je wel een stevige kar hebben. Toch was het een gemakkelijke manier om thuis te komen. „Dirk III" Leiden. Zoo, dus je bent ook naar „Oud-Poelgeest' geweest. Zelf had ik geen gelegenheid, maar ik hoorde dat heb een mooie middag geweest was. En wat- prettig dab het weer toen juist zoo mooi was! „Jan van Sc h a f f e 1 a a r" Leiden'. Ja Woensdag was het echt mooi. Maar van daag (Vrijdag) is het niet bijzonder ge schikt om naar Katwijk te gaan. Ik denk dat jullie het wel uitgesteld hebt tot Dins- dag. Voor de grooteren. Mijn geheel bestaat uit 59 letters; Een inham noemt men een 21 12 2 22 18. Een 51 45 50 10 20 9 dient tot beveili ging tegen de 6 52 41. 33 5 8 36 30 17 39 is een provincie. 55 58 7 36 29 38 ia een eiland. 47 16 35 27 28 32 53 44 46 is een zeegat.* Een 6 24 17 43 4 48 15 13 is een on diepte. i Op de klei worden 4 16 34 59 54 15 ver bouwd'. Een 19 26 57 1 3 schip vindt men aan de kust. Do zee eischt menig 14 23 23 11 49. Over de 40 31 42 25 3 29 wordt dezen zomer niet veel geklaagd. 56 en 37 zijn klinkers. Voor de Kleintjes. Mijn geheel bestaat uit 18 letters. 1 17 5 is een verkorte meisjesnaam. 14 2 3 is eenl insect. 18 15 5 is ©en kleedingstuk. 14 9 2 13 wordt uit gerst bereid. 16 7 11 4 8 13 is een jongensnaam. De 10 9 3 12 6 is voor de boeren' van groot belang. Hartelijke groeten van Oom FELIX. DE VACANTIE OP HEIDEHEUVEL. Zoo gauw als dat .maar mogelijk was, werden nu ook de andere jongens bij el kaar getrommeld en met het blijde nieuw» in kennis gesteld. De sombere en angstige stemming was ineens verdwenen. De een voelde zich al meer vermoeid dan de ander, maar allen wareni zo even opgewekt. Terwijl zooev-en de gezichten nog' strak stonden, zag men nu weer glim lachen. Do jongens begrepen wel, dat er nog een kleine rekening viel to vereffenen, maar daarover werd op dit oogenblik niet ge sproken. Mies was terecht, dat was de hoofd zaak. En teen Mevr. van Mandere. die even weggegaan was terugkwam en allen met een. kop thee verrastte, was het haast of er feest gevierd werd. Toen. ze zich een weinig verkwikt had den- werd afgesproken dab Vader en Stans Mies terug zouden halen. Ze kon bij vader op do fiets zitten en anders zou men in Elspeet een wagen moe ten huren. Van het aanbod van boer Vliem, om mee te gaan daar hij den scheper heel goed kende en ook precies wist waar deze woon de, werd een dankbaar gebruik gemaakt. Als alle® goed ging, hoopten -ze nog -iet voor donker thuis te zijn. MoedeT zou een poesje gaan rusten om weer wat op verhaal te komen en "een van de jongens zou de boerin waarschuwen, dat haar man voorloopig niet thuis kwam- Een half uurtje later arriveerden de drie fietsers te Elspeet-, waar ze, toen ze dicht bij de woning van den scheper kwamen door hard bellen de aandacht poogden te trekken. En blijkbaar had Mies hen gehoord want teen ze afstapten stond de kleine vondelinge voor het raam. Met een schreeuw vloog ze naar de deur waar ze door Vader werd opgevangen. Dat gaf een blijdschap! De scheper en zijn vrouw, ontvingen de bezoekers heel hartelijk en ze waren vol lof over het flinke deerntje, dat zich zoo goed had gehouden en dat de versche melk zooveel eer had aangedaan. Uit wat Mies vertelde bleek dat ze uit de tent was gegaan om te zien waar de jongens bleven. Vlak boven haar in een boom had toenl een eekhoorntje gezeten dat ze was nageloopen. Toen ze terug wil de keeren had ze den verkeerden weg go- nomen enl was ze eindelijk op de heide te recht gekomen, waar de scheper haar hui lende had aangetroffen. Dat was een lastig geval, zei de man. De schapen kon ik niet aan hun lot overlaten en ik kon toch ook dat kind niet hulpeloos laten staan. En ze wilde niet met hem mee. ook. Dat mocht niet van Moeder had ze gezegd. Nooit mocht ze met vreemden meegaan. Maar ze had hem zeker nogal vertrouwd want toen hij stellig had beloofd dat hij ze weer thuis zou brengen', lia-d ze hem een hand gegeven! en was nebjes meege- stapt. Eerst had hij echter een, paar bla den uit een oud zakboekje gescheurd en die met heb bekende opschrift aan een paar boomen bevestigd, in de hoop, dat op die manier haar verblijfplaats bekend zou worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 8