abonnementsprijs Dagblad voor Leiden en Omstreken. E1DSCHE COURANT Ik Leldn ei traitn Liidei waar agMw garostlgd zijl Per kwartaal. f2.60 Per weekf 0.19 franco per poet per kwartaalf 2.9P 5de JAARGANG. MAANDAG 14 JULI 1924 - No. 1259 BureauHooigracht 35 - Leiden - Tal. int. 1278 - Postrekening 58938 ADVERTENTIE-PRIJS Gewone advertentièn per regel 2272 eentt Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarien Bij contract, belangrijke reductie. Kleine advertentièn bij vooruitbeta* ling van ten hoogste 30 woorden, worde® dagelijks geplaatst ad 50 cent. y ■1 ,<x' V Onderwijs-versobering. Alles en een ieder roept om bezuiniging en versobering. Wanneer het echter van woorden tot da den komt en werkelijke bezuinigingsvoor stellen worden gedaan, dan breekt van alle jijden de critiek los. Dat heeft de Regeering ondervonden en 3at ondervindt ook de Leidsche wethouder van onderwijs, de heer Meynen. De zaak is deze, dat een wetsontwerp tot wijziging van de wet op het L. O. is aangenomen, dat tot belangrijke bezuini ging op de onder wijs-uitgaven kan lei den, mits ook de Gemeentebesturen mee werken. Is dat niet het geval, dan krijgen we een verplaatsing van uitgaven en wordt de voorgenomen bezuiniging ongedaan ge maakt. Vandaar dat B. en W. van Leiden geko men zijn met voorstellen tot reorganisatie van het L. O., die geen ander doel hebben dan verkooging van de uitgaven te voor komen. Ook hierbij z:et men het verschijnsel dat allerlei bedenkingen worden geopperd. Wij zullen niet al die bezwaren gaan bespreken, maar willen toch op een paar punten de aandacht vestigen. Vooreerst de bewering als zou een maxi mum-aantal leerlingen van 48 per klasse teveel zijn voor vruchtdragend onderwijs. Deze opmerking is in haar algemeenheid niet juist. Er kunnen gevallen zijn dat een hooger aantal leerlingen dan het thans geldende maximum bezwaren meebrengt, maar als de onderwijzers berekend zijn voor hun taak, en dat mag toch Worden verondersteld, dan behoeft men zich om trent de resultaten van het onderwijs niet bezorgd te maken. Wie een de vorige week door ons ge plaatst schrijven leest, zou den indruk kunnen krijgen als zou een getal leerlin gen van 48 per klasse regel worden. Uit de stukken blijkt echter dat het ge middelde aantal 'leerlingen pl.m. 42 zal bedragen, een getal dat als regel zeker niet te hoog kan worden genoemd. Onjuist is de meen'ng, dat dit voorstel voor de K'jzondere scholen groote kasten zou' brengen. Aan de inspecteurs is n.l. de bevoegdheid gegeven om in dit opzicht van de bestaande regeling af te wijken en zoo noodig toe te staan dat meer leerlingen in een lokaal worden geplaatst dan thans regel is. Deze bevoegdheid is gegeven met de speciale bedoeling, dat daaTvan gebruik zal worden gemaakt, om eventueele ver bouwingen te voorkomen. Feit is dan ook dat geen enkele school verbouwd zal behoeven te worden. In hooge mate grievend Voor den wet houder is de voorstelling a^ zou zijn streven zijn de gelijkstelling ongedaan te maken en het bijzonder onderwijs boven het openbare te bevoordeelen. Tegen die ongemotiveerde aanklacht wenschen wij met kracht op te komen. De meening wordt uitgesproken dat de financieele gevolgen van de voorstellen van B. en W. minder gunstig zullen zijn, dan in het prae-advi,es wordt aangegeven. Verzuimd wordt echter te wijzen op het feit, dat door deze plannen de bouw van een bijzondere school wordt voorkomen, wat alleen reeds een besparing beteekent van pl.m. f 100.000. Wij zijn overtuigd dat door de aange kondigde plannen het onderwijs niet wordt geschaad. Worden die voorstellen echter, wat. de hoofdzaken betreft, afgewezen, dan zal de belastingheta'end'e burgerij zeer diep in den zak hebben te tasten, zonder dat daar door de belangen van het onderwijs wor den gediend. STADSNIEUWS. GEMEENTERAAD. De werkloozensteun. Door den heer v. Stralen is aan den Ge meenteraad het volgende schrijven ge richt: Door de Commissie voor Steunverle ning zijn in het Reglement voor de Steun- verleening een aantal wijzigingen aange bracht, waarvan sommige naar het oor deel van ondergeteekende zoodanige ver slechteringen van de werkloozenzorg in houden, dat hij zdch genoodzaakt ziet den Raad zich daarover te doen uitspreken. Artikel 12 van het gewijzigde reglement bepaalt: „Geen uitkeering wordt verstrekt aan: c. diegenen, die een jaar uit een werk- loozenkas en/of een steunregeling uitkee ring hebben genoten, zonder in dien tijd ten minste een maand te hebben gewerkt. d. e. f. diegenen, die moeten worden geacht, niet meer aan het werk te zullen komen in den bedrijfstak, waarin zij geregeld ge werkt hebben. Het zou naar^de meening van onderge teekende, zeer onbillijk zijn werkloozen, die tengevolge der crisis werkloos gewor den zijn en ondanks hun pogingen geen werk hebben kunnen bekomen, van steun verlening uit te sluiten, ook al duurt hunne werkloosheid dan langer alsp een jaar. De stellige bewoordingen van het geci teerde artikel sluiten zelfs de mogelijkheid uit, dat door het instellen van beroep uit schakeling uit den steun kan worden voor komen. Ondergeteekende heeft daarom de eer de navolgende motie in te dienen: De Raad noodigt Burgemeester en Wet houders uit de Commissie voor Steunver lening te verzoeken in het Reglement voor de Steunverlening zoodanige wijziging aan te brengen, dat le. hij afvoering van de s beun verlee ning wegens het bepaalde bij artikel 12 sub. c, voor de betrokken vakvereeniging of werklooze beroep openstaat, zoodat er zekerhe'd is, dat slechts zij worden afge voerd, die geen pogingen hebben gedaan om werk te vinden. 2e sub f. te doen vervallen. Door den heer van Stralen is een voor stel hij den Raad ingediend om te beslui ten dat de ondersteuning aan uitgetrokken werkloozen niet wordt verminderd, doch bepaald blijft op f 13.50 voor man en vrouw, plus f 1.50 per kind. Zweminrichting. De heeren Wilbrink, Eikerbout en.Spendel hebben bij den gemeenteraad een voorstel iDgediend om het beheer en onderhoud van de nieuwe zweminrichting gedurende het jaar 1924 op te dragen aan de Zwem- vereeniging „De Zijl", onder toezicht en ten genoegen van B. en W. Reorganisatie L. 0. Door den heer V^rweij is een voorstel bij den Raad ingediend om de behande ling van pimt 44 van de raadsagenda uit te stellen tot een volgende vergadering, op grond dat deze voorstellen tot reorgani satie van het Lager Onderwijs van zooda- nigen ingrijpenden aard zijn, dat zij niet wel mogelijk in de enkele dagen, die lig gen tusschen de verschijning dezer voor stellen en de openbare behandeling, kun nen worden voorzien. Ds. Joh. W. Groot Enzerink. Onder overweldigende belangstelling van de zijde der gemeente is Ds. Joh. W. Groot Enzerink gisteravond voor het eerst na zijn zeer ernstige krankheid weer in de bediening des Woords opgetreden. Reeds een. uur vóór den ana vang waren alle geschikte zitplaatsen in do ruime Pie terskerk ingenomen, en nog hield de stroom van menschen aan, zoodat ten slotte honderden zich met een staanplaats moesten vergenoegen. In de officieele banken werden behalve verschillende raadsleden en vooraan staande personen opgemerkt de behande lende geneesheeren van Ds. G. E., de doctoren de Bruine Groenevold en Lees berg, en de burgemeester. Jhr. de Gijse- laar, alsmede de overige predikanten der Ned. Herv, Gem., Ds. Locher, Ds. Hart- wic-hsen, Ds. Punselie, Ds. Beekenkamp. Dr. Riemens en Ds. Goedhard, (Ds. Bois- sevain was verhinderd.) Nadat aangevangen was met het zingen van Psalm 63: 10 en 17, en de zegen was uitgesproken las Ds. Groot Enzerink on der diepe stilte den 116den Psalm voor. Als uitgangspunt voor zijn prcdicatio koos spr. het doel van de genezing des blindgeborenen. Joh. 9: 3.... ,,Noch deze heeft gezondigd, noch zijne ouders, maar dit is geschied, opdat de werken Gods in hem zouden geopenbaard worden", om naar aanleiding hiervan te spreken over: Het probleem van het 1 ij den. waarbij achtereenvolgens werd gewezen op een rijken troost, op een groote heer lijkheid, op de werken Gods. Nu liet den Heeve van leven en dood be haagd heeft hem te sparen in het leven en voor zijn arbeid, terwijl alle hoop op herstel was afgesneden, wil spr. stilstaan bij dit probleem, voor hetwelk wij telkens in het leven komen te staan. Dat zien van Jezus is heerlijk. Maar zonder Hem, zonder iets van Hem te zien, wat is dat benauwd, gelijk spr. ook in de dagen die achter hem liggen wel eens heeft ervaren. En dan plotseling die last te voelen afgenomen ziende te zijn. Wee den rnensch die dat niet kent. Wat is het leven dan wreed. Het leven is geen strafgevangenis, maar een oefenschool. Zoo ziet Christus liet leven, dab voor ons zoo dikwijls lijden beteekent. Waarom, vraagt spr. dan, zijt ge hier in zoo buitengewoon grooten getale bij eengekomen Spr. hoopt dat het zal zijn. om stil te staan bij het wonder dat God aan hem heeft verricht, nu hij kennelijk is gespaard voor zijn gezin en zijn arbeid in Gods wijngaard. Want we staan hier bij een gobeds- verhooring. God is een hoorder van het gebed. Hij heeft verhoord de gebeden die zijn gemeen te voor spr. heeft opgezonden, en ook die van zijn vorige gemeente en van de velen in den lande die hem hebben gedacht. In zijn toepassing wijst spr. er dan op dat we ons in alles moeten buigen voor den wil van God. Evenmin als er hoop is voor den kranke die wijzer wil zijn dan de geneesheer, is er redding voor den mensch die zelf het Leven wil verwerven. Wij moeten ons voor alles gevangen geven onder het woord van God. Spr. hoopt dan tenslotte dat er voor de gemeente vrucht zal overblijven voor het zien van de heerlijkheid van Christus, zooals ons God die heeft geopenbaard. Dat- zien zal ons tot zeg en zijn of tot een oordeel. Aan het einde van zijn predicatie peka- men, liet spr. zingen Gezang 14: 1 en 7, waarna hij zich richtte tot verschillende personen. Allereerst tot de geneesheeren die hem hebben behandeld, de doktoren de Bruine Groeneveld en Leesberg. Gij hebt, aldus spr., in Gods hand als instru menten gediend om mij te herstellen. God heeft uw werk buitengewoon willen zege nen. Het heeft spr. getroffen dat de weten schap zoo diep soms durft ingrijpen in de vezelen van het menschelijk bestaan. Spr. dankt vooral voor de oprechte toewijding en het hartelijk medeleven dat hij van hen mocht ondervinden, 't geen ook geldt- van zijn huisarts, dr. Persant Snoep, van Leiderdorp. Spr. is er van overtuigd, dat zij zich daardoor in de harten van vele patiënten een blijvende plaats hebben verworven. Stelle de Heere uw arbeid nog voor velen ten zegen. Do Zustei'3 in het Diaconessenhuis dankt spr. hartelijk voor de liefde, de toewijding en groote zorg waarmee zij hem hebben omringd, inzonderheid de twee zusters die hem hebben verpleegd. Het was him nooit to veel. Hoe duidelijk is hier gebleken, dat de vrouw op het terrein der barmhartigheid eerst recht in haar element is. In treffende bewoordingen gewaagt spr. van de toewijding en den moed van zijn vrouw en zijn oudsten zoon, waarvan de laatste zich niet alleen zonder eenige aarzeling beschikbaar stelde toen de ge neesheeren zijn bloed wenschten te ge bruiken ,wat in Gods hand het middel tot spr.'s genezing is geworden, doch ook door 7.'n geloofsvertrouwen zijn moeder heeft bijgestaan. Met de andere familieleden en kennis sen die in die droeve dagen meeleefden zal spr. nog lang aan dat alles denken. Zijn collega's dankt spr.. niet alleen oor het bereidwillig waarnemen van de preek beurten maar ook voor den overigen pas toralen arbeid in zijn wijk. en vooral voor hun voorbede in de samenkomsten der ge meente. Ook de predikanten van andere kerkformaties die hem in het gebed op droegen dankt spr. Hoe treffend kwam hierin de gemeenschap der heiligen uit. Den burgemeester, die zelfv meer dan iemand weet wat lijden is, dankt. spr. voor zijn treffende belangstelling in de da gen van zijn ziekte en ook nu weer. En ten slotte de gemeente, van wie spr. een buitengewoon medeleven mocht ondervin den, en die ook zijn zorgen" heeft willen verlichten. Den afgevaardigde van de gemeente (e Leeuwarden verzoekt spr. eveneens zijn dank te "vertolken voor liaar liefde en ge beden. Na in dankgebed te zijn voorgegaan, liet Ds. G. E. als slotzang zingen: ,,Zoo ik niet had geloofd dat in dit leven Bij het uiteengaan hief de gemeente de Zegenbede uit Psalm 134 aan, waarvoor de lccraar hartelijk dankte, en waarin hij levens aanleiding vond nog iets te zeggen. Spr. hoopte dat inderdaad Gods gunst hem zal omringen, en hem in staat zal stellen eerstdaags zijn geheelen arbeid weer te hervatten. Boven alles echter wenschte hij, dat door dit alles Gods Naam zal worden groot gemaakt, waarom hij ten slotte ver zocht te zingen Ps. 72 12: ,.Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen. De Reorganisatie van het Opcnb. L. (T. Zaterdagavond werd in het „Nut" een bijna uitsluitend door openbare onderwij zers en onderwijzerssen bezoclije openba re vergadering ^gehouden ter bespreking van de voorstellen van B. en W. van Lei den tol Reorganisatie van het Openbaar Lager Onderwijs. Inleider was de lieer Jac. Tjalsma, lid van de Plaatselijke Schoolcommissie. Spr. begon met een woord van protest tegen de overhaaste behandeling eener zoo belangrijke zaak. Niet slechts, dat aan de betrokkenen geen advies is gevraagd, hun is zelfs geen tijd gegeven voor ongevraagd advies. Dit alleen is reeds voldoende motief voor de raadsleden om te weigeren deze zaak in behandeling te nemen, alvorens aan de belanghebbenden advies is ge vraagd. Spr. gaf voorts een overzicht van de be zuinigingen op het onderwijs, die de re geering reeds heeft toegepast, en verg&J leek daartoe de begrooting voor 1924 met1 de uitgaven over 1922. Verschillende plannen, door den Minis-} ter naar voren gebracht, waren later ween; teruggenomen, doch aangenomen door dn) Tweede en de Eerste Kamer is het ,.fala-'. le" wetje tot tijdelijke wijziging van dn, Onderwijs- en Leerplichtwet. Spr. ging vervolgens na, waarom dezé tijdelijke wet z.i. zoo noodlottig oefende critiek op het opvoeren van het/ aantal leerlingen per onderwijzer tot 48/ dat fnuikend is voor den vertrouwelijker!/ omgang tusschen leerlingen en onderwij-} zers, alsmede op de afschaffing van liet 7de leerjaar. Daarna critiseerde spr. het beleid van B. en W., wier plicht het z.i. was geweest./} nu de verplichting voor het 7de leerjaar was opgeheven, dit onderwijs althans zoo aantrekkelijk mogelijk te maken, opdat; zooveel mogelijk ouders er hun kinderen van doen genieten. Doch we zien juist dat B. en W. hurl best doen, zoo spoedig mogelijk zich, aaci de bepalingen der tijdelijke wet aan to passen, ook wat het aantal leerlingen per klas betreft. Spr. had het beter gevonden, indien B. en W .hier het uitstervingssysteem hadden toegepast en bij tusschentijdsche vacatu res tijdelijke leerkrachten hadden aange steld; dit offer had de gemeente moeten willen brengen. Spr. wees vervolgens op een ander punb% waar z.i. bezuiniging op haar platas ware geweest, en weer gelijkstelling gewenscht, n.l. de standenbevoorrechting voor* de scholen aan de Aalmarkt, de Boommnrkb en de Pieterskerkstraat is het aantal leer krachten dat volgens de wet van 1920 vot>r rekening van de gemeente komt 2 en vol gens de technische herziening 3. Deze cij fers bedragen voor de school aan de Bree- straat resp. 1 en 2 en voor de z.g. Oplei dingsschool aan de Oude Vest zelfs 6 en 7, Voor de andere openbare scholen daaren* tegen zijn deze cijfers in den regel 0 en 1, een enkele maal zelfs 0 en 0. Ten slotte zou spr. de school aan <'o Verlengde Oosterstraat met die aan de Verlengde Munnikenstraat willen samen smelten, hoewel hij bekennen moest, niet met de verschillende onderscheidingen van de bijzondere scholen op de hoop; e te zijn en dus niet te weten of het hief scholen van eenzelfde schoolvcreeniging betreft. Spr. eindigde met een peroration waarin hij verband bracht tusschen deze soort en het vloekverbod: een goed ondcrwcz.a en goed opgevoed mensch vloekt, niet. Van de gelegenheid tot debat werd ge bruik gemaakt door den heer T. S. G o s- linga, den voorzitter van de Plaatselijk^ Schoolcommissie. Deze sprak er zijn spijt over uit, dat de heer Tjalsma zoo negatief staat tegen over de voorstellen van B. en W. Heeft de sprekeT zich uitgesproken voor heb uitstervingssysteem,- spr. acht voor u gemeente als Leiden het aanpassingss- systeem het juiste. Het is niet in het belang van liet onder wijs in iedere vacature door tijdelijke leerkrachten te voorzien. Toen spr. dit zeide, uitten oenige damet onverstaanbare interrupties, die een pro test- moesten betekeenen tegen deze laat* ste uitspraak. De voorzitter der vergadering lichtte toe, dat deze dames daarmee bedoelden, dat zij tijdelijk werkzaam waren ge weest. en in dien tijd toch wel goed werk in het belang van het onderwijs verricht hadden. De heer Goslinga wees vervolgens op de tendenz, die er in de voorstellen van B. en W. ligt, de kinderen uit de buitenwij ken, der stad naar de binnenstad te stu-j ren. Dit is niet juist, want de scholen moeten de bevolking volgen; zoo doet heb FEUILLETON De Sterren hadden gelogen. Verhaal uit den der tig jarigen oorlog. 17) Deze roofden en plunderden brandschat ten en moordden en waren weldra de 6chrik der Katholieke landbewoners, maar riet minder der Protestantsche. Volgens het gevoelen van den /eldlieer, die inderdaad niet bij machte was, hun soldij uit te reiken, moest de krijg den krijg voeden en, als niemand zijne solda ten betaalde, was 't immers niet meer dan natuiiilijk, dat ze het loon zelf namen, waar zij het vinden konden. Zóó werd de graaf van Mansfeld, bij al zijne edele eigenschappen een waar roof ridder, en zijne soldaten, ondanks de hei-» Üge zaak, waarvoor zij streden; een woeste rooveibende, de schrik en de geesel voor de streek, waar zij zich bevonden. Maar zijne heldenfeiten maakten 3it aU les goed voor het hart van de Duitsch-Pro-i tesfantsebe bevolking. Vergeefs trok Tilly met een groot leger tegen hem op. Mansfeld wist hem te out-» komen en vertoonde zich plotseling aan den Rijn, waar hij de bisdommen plunder de cn den Elzas verwoestte. Terwijl hij hier met zijne legerscharen schrik en ontsteltenis verspreidde, wies zijn leger telkens aan. Allen, die zich in den krijg wenschten te verrijken, schaarden zich onder zijne vanen. Vervolgden en vogelvrijverklaarden tra den in zijne gelederen, beroofden van hun ne goederen trachtten onder hem hunno schade te herstellen. 't Was een dagelijksch verschijnsel, dat eene nieuwe bende onder de leiding van den een of anderen ridder zich naar de tent van den veldheer begaf, dat het hoofd der bende zich eenige oogenblikken met bom beraadde en, straks uit de tent we-; dergekeerd, den zijnen mededeelde, dat ze onder de dappere krijgers van den graaf van Mansfeld opgenomen waren, dat ze bet zich hier maar zoo goed mogolijk moesten maken en hun een plaats zou aangewezen worden. Toch scheen het heden een zeldzame ruf- terafdeeling te zijn, welke door de leger plaats reed. Een ridder in geheel vreemde uitrusting trok door de uitgestrekte legerplaats van den graaf. Evenals velen uit zijn gevolg hield hij het gelaat onder het vizier verborgen en de anderen, die den helmkap opgeslagen hielden, toonden in hunne uitrusting, dat zij de ontberingen nog niet kenden, welke een eerlijk krijgsma tot een roofridder maakten. Toen zij aan de tent van den veldheer gekomen waren, stelde de aanvoerder der afdeeling den adjudant een gesloten schrijven ter hand en verzocht hom dit den graaf terstond te overhandigen. Nauwelijks kon de graaf kennis van den inhoud genomen hebben, of bij snelde bui ten de tent, heette den aanvoerder welkom en hielp hem bij het afstijgen, waarna Hij zich eenige oogenblikken met hem onder hield. Daarna gelastte hij den adjudant den ove rigen heeren de noodige kwartieren aan te wijzen, terwijl hij twee of drie hunner, die het gelaat onder hun vizier verborgen, verzocht hem in zijne tent te volgen. De komst der vreemde ruiters wekte al lerlei vermoedens in het leger. De een giste dit, de ander weer wat an ders, doch niemand wist het rechte. Ook schenen de ruiters, toen z;j, van hunne reize zekomen bijnde, de leger plaats in oogenschouw namen, vast beslo ten noch hunne herkomst te verraden, noch mede te doelen, wie zijzclven of hun aanvoerder waren. Welhaast gaf men de moeite op om iets uit hen te krijgen, en de onbevredigde nieuwsgierigheid stolde zich schadeloos met het opgesmukt verhaal der helden* feiten, welke men onder de bevelen van den veldheer bedreven had. De aanvoerder der bende bleef gedu rende eenige dagen de gast van den her tog, doch wat er gesproken werd daarbin nen in de tent, dat bleef tusschen de gor dijnen. Tegen het vallen van den avond dwaalde een der rutiers door de -legerplaats en be gaf zich naar de uiterste liniën. Zijne gansche houding toonde, dat zijne wandeling geenerlei bepaalde bedoeling had. Waarschijnlijk zocht bij slechts eenige oogenblikken buiten het gewoel van het kamp met zijne gedachten alleen te zijn. Naarmate hij de grenzen van het kamp naderde, ontmoette hij minder krijgslie den, doch de weinige, die hij ontmoette schenen zijne belangstelling minder gaan de te maken; bij ging ze althans mot een stijven groet voorbij en verwaardigde zich nauwelijks ze aan te zien. Doch ginds nadert een krijgsman, die zijne opmerkzaamheid tot zich trekt. 't Is een officier, wiens uitrusting den Hongaar deed kennen. De ruiter trok zijne wenkbrauwen saam. om beter te kunnen onderscheiden, en een glans van vergenoegen vloog over zijn gelaat. De ander scheen hem nog niet opgemerkt le hebben, doch toen de ruiter naderbij kwam, staarden zij elkander een oogem blik aan. „Zijt gij het, van Mitzau?" „Die ben ik, en gij? Wilhelm Probst?" „Dezelfde! Wat voert u hierheen? Ik dacht juist aan u en aan allenl" „In dat geval kruisten onze gedachten elkander. Wilhelm! Kom. laat ons naar mijne tent gaan. Ze is niet ver van h>r en we kunnen daar rustig bij onze herin* neringen leven!" „Niets liever, Frans! Doch zeg mij, boe maakt het uwe zuster?" „Gij meent ongetwijfeld in de eerste plaats naar Anna te vragenl Nu, ik kan u over beiden geruststellen. Eenigen tijd na uw vertrek zijn we allen naar Maagdenburg gevlucht en ik liet hen daar weiir'ge maanden geleden in wel* stand achter." „God zij gedankt! We wisten, d it allen ontvloden waren, juist te rechter tijd. oer die afschuwelijke beulen hun bloedbad in Praag aanrichtten. We wisten, dat geen uwer bij de terecht* geslelden behoorde; doch hoe ik ook on* derzook deed. ik kon mets van uw tegen* woordig verblijf te welen konien. Ook Zeni was uit Praag verdwenen: men wist n et waarhoen, en ik begreep, dat h f de eenige zou zijn, die mij inlichting ge ven kon." I (Wordt vervolgd}. 4>

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 1