ÉUWelÉSÉCorat Tweede Biadj Zaterdag 5 Juli 1924 tr _Z Een brandende en lichtende kaars. Hij was een brandende en lich tende kaars en gij hebt u voor een korten tijd in zijn licht willen ver- hengen. Johannes V, 35. Velen, vooral op het platteland, zullen $ich zeker uit de oorlogsjaren nog herin- Heren, hoe de kaarsen opnieuw in eere Awamen. Een- jaar of wat geleden, scheen ?t een artikel te zijn dat ten doode was opgeschreven, 't had zijn tijd overleefd, '*ya3 men geneigd te -zeggen. Immers gas- 3n electrisch licht, en waar men dat niet had, petroleumlicht, was toch oneindig heter. Maar wat kwam het kaarslicht toen jweer in tol! De kaarsen genoten de hooge eer tot de distributie-artikelen te hehooren, Hebt gij een kaars wel eens aandachtig hekeken? 't Schijnt zulk een doodsch en onbeduidend ding. Maar steek haar aan en hoe geheel an ders vertoont zij zich! Ja, dan wordt het sen helder lichtend vlammetje, dat in een donkere kamer on9 voorgaat met zijn Schijnsel, dat ons den weg wijst en vrien delijk helpt. Wat - is het merkwaardige van een «kaars? Dit, in de cvlindervormige slang van vet of was as een geprepareerde pit van ka toen draden, die, wanneer ze wordt aangestoken, licht geeft. Zoo is er in lederen mensch ook iets dat licht kan geven, dat licht moet ver spreiden. Als 't niet in aanraking komt met het eeuwige Licht, dan zijn wij vrijwel gelijk •aan een kaars, die, zonder dienst te doen an de kast ligt en geen schijnsel van -zich geeft. Wordt 't echter aangestoken, dan komt er gloed in ons oog en warm wordt onze ziel. Jezus vergeleek Johannes -den Dooper $ens mei eene kaars. De mond der waarheid zeide van hemj •Hij was een brandende en lichtende kaars, 2n gij hebt u voor een korte poos in zijn licht willen verheugen. Het optreden van Johannes trok dadelijk algemeen de aandacht Deze jonge pre diker sprak met buitengewone vrijmoedig heid; hij liet zich -door niets terughouden ien wees de verschillende klassen der maat schappij op hun vele en groot* overtre dingen. Toen werden de eenzame Jordaan-cevers tot eon bevolkt land, zooals wij bij Mat- theus lezen: Jeruzalem en geheel Judea ten de geheele omtrek der Jordaan ging tot liem uit. Vele wonderbare iooneelen- hebben de "oevers van deze rivier aanschouwd. Jozua lieeft de Israëlieten, op hun tocht uit Egypte naar liet beloofde land, daar door geleid; NaÊiman, de Syriër, heeft in 'haar wateren zijn gezondheid terug gekre gen; Ella en Eliza trokken er droogvoets door, maar eer dergelijk toon eel, als in de dagen van den Vcörlooper, hadden zij tnooit gezien. Mannen, vrouwen, moeders met hare kinderen aan de 'hand. Schriftgeleerden, iFarizeën, Sadduceën, tollenaren en krijgs lieden, stroomden to zaam, uit alle oor den des lands om -den nieuwen profeet te ihooren. Met niets ontzienden moed wees hij hen •op hunne tekortkomingen. Maar wat hen mog meer aangreep was dit, dat hij hen voortdurend wees op Een die meerder was dan hij. De niet-weder.geboron mensch is ge neigd zich grooter voor te doen dan hij ü's; hij neemt dikwijls den schijn aan meer •te kunnen, dan werkelijk het geval is. Zoo komt 't, dat, naarmate wij meer men- ischen leercn kennen, -zij ons dikwijls te genvallen. Zij worden a.k.w. kleiner. Daarentegen wordt Johannes grooter. Waarom? Omdat hij gering van zichzelf Jenkt. Nog moer omdat hij niets is in $igen oog. Op do vragen hem gedaan antwoordt bij: ik hen hier om de komst voor te be reiden van hem, wiens schoenen ik niet ^waardig ben aan to dragen." Johannes laat zich kennen als een edel karakter. Hij zeide:, ik ben de weg niet, ik ben slechts een handwijzer, die u den weg •aanwijst. En dit kan ik u met groote zekerheid zeggen, als gij den ,w&j gaat, -dien ik !u .wijs dan zult gij niet bedrogen uitkomen. Dit is de grootheid van den wegberei der, dat hij, op Jezus wijzende, nitriep: het doet er niets toe ,of ik minder werd, als H ij slechts meerder wordt. Toen hij zoo sprak, was Johannes waar- lijk_ groot al zag Kajafas niets van die grootheid, al bleef ze voor Herodes verbor gen. Gij hebt natuurlijk de maan zien schij nen, vroeg in den morgen, maar wanneer de zon opgaat, dan verbleekt de maan. Al Wat de maan kan doen is, wanneer haar ■tijd weer komt, het licht der zon weer kaatsen. Dat is 't wat Johannes deed. Hij had van het eeuwige Licht iets op gevangen in Zijn ziel, en nu weerkaatste hij het licht van de zon der gerechtig heid. Van'nu af draagt zijn prediking ook "een ander karakter. Hji had gepredikt: Bekeert u! maar nu werd het: Zie het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt! Ik hen niets, hij ds alles. Dat is de grootheid geweest van Johan nes. Jezus heeft dat Tater bij verschillen de gelegenheden uitgesproken. Bekend is «de lofspraak: .Onder die van vrouwen ge boren zijn is niemand meerder profeet dan 'Johannes de Dooper." Ook het woord hierboven vermeld, dat ik uit 't oog schijn verloren te hebben, pleit ten gunste van Johannes: hij was een brandende en lichtende kaars." Straks bij het begin heb ik gezegd, dat er in iederen mensch iets is dat licht kan geven, dat licht moet verspreiden. Johanues heeft dat iets, dat vonkje, aan geblazen tot een heldere vlam. Er ging een goed, helder, brandend licht van hem uit, en 't was hem tot vreugde dat hij ande ren tot een wegwijzer kon zijn. Dat goddelijk licht, dat in ons ontstoken •kan worden, is. het helderste en witste licht, waarbij ge duidelijk uw levensweg kunt zien. En niet alleen eigen levensweg kimt ver lichten, maar «ook een goed schijnsel geeft op anderer levensweg. Dank zij dat licht kon Johannes weer stand bieden aan de verzoeking om niet steeds meerder te willen zijn. Neen, in eigen -oog wilde hij kleiner worden, en toen werd hij meerder in Gods oog. Daardoor werd hij anderen ten zegen, een goede gids óp den weg naar het Va derhuis. Dat komt na zijn dood nog duidelijk «aan den dag. Aan liet einde van Joh. X vertelt de evangelist, dat Jezus .de Jordaan «over steekt en ongeveer op de plaats predikt waar Johannes zijn arbeidsveld had ge vonden. Het was niet 'zoover van Jeruzalem of velen konden hem komen hooren, zooals zij gedaan hadden om den Wegbereider te hooren. 't Was niet te verwonderen, dat, ter plaatse waar, hij had gedoopt velen zich herinnerden wat Johannes van Jezus ge zegd had. Vandaar dat zij zeiden: „Johan nes deed wel geen teeken;. imaar alles wat' Johannes van dezen zeide was waar." Johannes' prediking was na zijn dood tniet vergeten, hoewel zij gedurende zijn loven weinig vrucht scheen vooTt te .bren gen. Herodes kon zijn "dienstwerk verkor ten, hem gevangen nemen en hem ont hoofden, maar liij kon niet beletten, dat Johannes' woorden herdacht werden. Zegt dat niet veel?... Eigenlijk.alles? Verspreiden wij in de donkore wereld om ons heen een goed, helder licht? WIJ WILLEN GOD ONS HERTE GEVEN Wij willen God ons liert© geven, En treeden 'fc aardse met de voet. Op dat ons 'fc eeuwig hemels leven, In plaats van 't helse kwaad ontmoet. 'Ach hoeveel schoonder is het dagen. Van 'fc Zomerdagsche Morgenrood, 'Als 't nypen van de Noorder vlaagen, Bij d'onk'ren nacht, zo naar en dood. *v' Elk spreekt en preekt van 't eerste wezen Als van haar Moeder, en den grond Waar uit zy in 'fc beginsel roepen, Want. alles heeft zyn open mond. Hier staan wij nu, gelyk genooden. Om aan te vatten wat ons lust. Van rechts en lings, ons aangeboden, Eer 'fc licht des levens worid geblust. Uitslag ■■iaMrii Ëüij spoedig en zeker genezen Ie aangetaste plekken iederen I te behandelen met AKKER's Klooster balsem Zoo laat ons wel en wys'lijk keuren, Het blijde good, voor 't droevig kwaad, Wyl 'fc ons uib liefde mag gebeuren, En voor 't begeeren open staat. JAN LUIJKEN. KERKJE* SCHOOL NED. HERV. KERK. Beroepen. Te Dinteloord: A. C. En kelaar te Hasselt. J; Vacatures Ned. Herv. Kerk. Op 1 dezer waren er in de Ned. Herv. Kerk 252 vacante plaatsen tegen 247 op 1 Jan. j.l. en 255 op 1 Juli 1923. Naar de provinciën verdeeld waren vacant in: Gel derland 28, Zuid-Holland 50, Noord-Hol land 40, Zeeland 20, Utrecht 11. Friesland 24, Overijsel 14, Groningen 31, Noord-Bra bant 15, Limburg 5 en Drente 14. De Waalsche Gemeenten. Over dit onderwerp schrijft de Waar heidsvriend: Er worden wel eens dingen aan de hand gehouden, die men waarlijk wel kon la ten schieten, omdafc ze afgedaan hebben. Vooral do modernen staan nog al eens klaar met het verwijt aan ons adres, dafc wijv ah verstokte conservatieven, zoo'n massa dingen, die al lang uit den tijd zijn, willen bewaren; onder welke dingen, die verouderd zijn, zij dan ook rekenen.... de hoofdwaarheden van ons christelijk ge loof. Zoo zouden ze liefst heel onze belijdenis maar aan kant zetten. En van de drie For mulieren van Eenigheid willen ze niet weten. Zulke oude dingen, wat heeft men er aan Betere dingen kenden zij nu evenwel doen. Heel die regeling met de Waalsche Ge meenten is uit den tijd; dat past absoluut niet meer in liet kader van ons kerkelijk leven; laten, vooral de modernen, nu eens meehelpen om hier alles radicaal te wijzi gen.! 'fc Is noodig! De WaaNcho Iverken worden hn dooi de Regeering èn door de Synodale organi satie voor ,,vol" aangezien. En ze zijn dat in werkelijkheid niet; wat bij den eersten aanblik duidelijk is. Na dan een lijst te hebben gegeven van de Gemeenten met heb aantal leden vervolgt het blad: Dafc zijn dus 16 (17) gemeenten, waar van er zijn met 21, 23, 33, 36, 75, 85, 90 enz. leden, samen met 21 predikanten! Die gemeenten genieten Rijkslracfce- ment: Amsterdam f 4469.met Rijkseme- ritaatspensioen van f 42800.Arnhem f 1050.met Rijksemcritaatspensioen van f 1470.—; Breda f 1000.met Rijkseme.Ti- taatspensioen van f 1400.—; Den Haag met. f 3050— f 2850.— f 5900.— Rijkstraotement f 2800.f 2660. f 5460.Rijkspensioen enz. enz. Hoe vindt men nu zulke toestanden, politiek genomen 1 Groningen met 85 leden geniet f 1300 Rij les tra c tement met een Rijksemeritaats- pensieen van f 1820.per jaar; Maas tricht met 33 leden krijgt f 1600 Rijks- tractemenb met een Rijksemeritaatspen- sioen, van f 2240.per jaar. Kon dat nu niefc gemakkelijk anders 1 Kunnen die uitgaven uib 's Rijks schat kist niet beter besteed worden? b.v. door er predikantsplaatsen van de Hervormde Gemeente van te maken? Zou het gold uit de Noderlandsche schatkist dan niet meer beantwoorden aan de behoeften, die er zijn? Maar om nu te blijven bij de plaats die do Waalsche Kerken ia heb midden' van ons kerkelijk leven en ten opzichte van do Synode innemen; ig het billijk en is heb te verdedigen, dat die 16 gemeenten, waar van, er verscheiden© buitengewoon klein zijn (21, 23, 33, 36, 75, 85, 90 enz. leden tellend) gelijk staan met een provincie ten onzent «n b.v. nu weer twee leden afvaar digen (2/19 van het geheel)? Niemand, die dat zal kunnen verdedi gen Tomeer waar b.v. een provincie als Limburg eenvoudig niet gerekend wordt bij de afvaardiging naar de Synode, door dat liet bij Noord-Biabant is ingedeeld. Zoo zenden Noord-Brabant en Limburg samen. 3ifc jaar één afgevaardigde naar dé Synode, terwijl do .Waalsche Commissie cr twee zendt! En Limburg telt. nog 19 gemeenten, waarvan Maastricht 1500, Meersseni 140, Heerlen 6000, Koensbrock 2500, Bruns^um 2000, Kerkrade 2000, Sifctard 400, Roer mond 800, Yenlo G00 enz. leden heeft, sain met 23 predikanten. De Waalsche kerken. 1G in getal, met 21 predikanten, vaardigen dus iu 1924 twee leden af. Do Noderlandsche Kerken in Limburg, 19 in getal, met 23 predikanten, tellen.... niet mee. Moet dat nu niet veranderen? Het antwoord kan niet twijfelachtig wezen, zelfs bij de modernen niet, al zijn ze soms nog zoo conservatief, als 't in hun kraam te pas komt. Zakbijbelbond. De viering van het tienjarig bestaan van den Zakbijbelbond wordt voorbereid tegen 1 tot 3 Ootober. Het bestuur besloot de herdenking te houdten in oen drietal sa menkomsten, n.L Woensdag 1 October te Amsterdam. Donderdag 2 October in Den Haag en Vrijdag 3 October te Dordrecht, waarbij ook de aanwezigheid van eenigc buitenlandsche afgevaardigden verwacht wordt» Hooger Onderwijs op Geref. Grondslag. In do middagvergadering van de Vereen voor H. O. op G. G. refereerde Prof. D r. A. Goal in ga, hoogleeraar aan de V. U. over: „De Litterarischo Faculteit en ons Middelbaar Onderwijs". Spr. merkt op, dab heb hier gekit een faculteit waarover heel weinig ge3proken wordt. «Spr. ver haalt nu een en andeT van de betrokken faculteit, die thans G leerkrachten telt. n.l. 5 professoren en oen lector. Spr. schetst opkomst en ontwikkeling van het M. O. dat vooral d© laatst© jaren enorme vlucht nam. De inrichtingen voor M. O. telden in 1923 in ons land ruim 31.000 leerlingen. Dat getal zal stijgen nu er een libtorair-eeonomisoho afd. aan de H. B. S. zal verbonden worden. In 1901 werd in ons land de eeTste Chr. H. B. S. (die t© Rotterdam) geopend. D© toevoer van studenten voor de Litt. faculteit? der V. U. viel wel wat "tegen, wat te verklaren is. Spr. maakt, diverse detail-opmerkingen om aan het slot van zijn referaat ook voor deze faculteit te vragen do kinderen van ons volk en hot gebed x de gaven van dat volk. (Applaus.) Aan de discussie op dit referaat namen deel do hecren Mr. S. de Vries Czn., Prof. Dr. R. Woltjer, Min. Mr. Th. Heemskerk en Prof. Dr. F. W. Grosheide. Na breede repliek van Prof. Goslinga, Tefereerde Mr. H. Bijleveld van Den Haag over: ,,De Vrij© Universiteit en de politiek." Spr. begon met op te merken, dat wie id© liefde voor do V. U. verklaren wil, haar wordingsgeschiedenis leaen moet, die dui delijk uitspreekt dafc geen menacbenwerk, maar Gods werk iets wrochten kan. Spr. releveert oen en ander, als de ongesteld heid van Kuypcr, de inzinking en de scher pe resolutie van Kappcijno, om dan te la ten zien. dafc toch de V, U. tob stand kwam ais e.on monument van Calvinis tisch eohfc nationaal leven. De V. U. koos in onderscheiden opzicht positie en haar beginsel is universeel. Bij de eenvoudige oprichters der V. U. was de breedte van den wiekslag grooter dan zij zelve besef ten. Het ging om de eer© Gods en daar om culmineerc in de V. U. niets anders dan die eere. Spr. stond nu nader stil bij de principi eel© beteekenis der V. U. .voor de politiek. Het terrein der politiek is dat waar de mensch in relatie komt met do Overhoid en met een overvloed van vraagstukken. Do politiok plaatst on3, voor principieel© en practische vragen en stelt ons voor groot© problemen. De wetenschap is een eenheid en daar om kan de V. U. geen een faculteit mis sen. Die eènheid komt ook uit op politiek gebied en daarom moet heb Geref. - olk ook hier hebben mannen die het spoor principieel banen. Spr. uit den wensoh dat de Kuyper-eathoder spoedig kome opdat ook de politieke en sociale vragen princi pieel worden belicht. God heeft de V. U. willen gebruiken opdat Nederland op so ciaal en politiek gebied een uitzonderings positie zou innemen. Nergens ter wereld heeft het Calvinisme een stempel op het Staatkundig loven gezet dan in Neder land. Dab dan professoren on studenten trouw blijven aan het principieel beginsel en zorgen dat de V. U. blijft staan in het centrum van het Geref. leven. Bpr. richt een ernstig woerd iofc do sfc* denten' die begrijpen moeten dat in de puin riteinach© levensopvatting van hot Geref,' volk oen gecadogavo Gods ligt. Het Ge«' ref. volk heeft recht op de studenten. Spr.' eindigt met een Vivat C'rescafc floriafc onze Vrije Universiteit(Daverend applaus.) De voorzitter dankt den inleider voor zijn betoog en allen die medewerkten de vergadering te doen slagen. ij Prof. Mr. A. Anema dankt den voor zitter voor zijn gewaardeerde leiding. (Ap plaus.) i Na het zingen van Pa. 72: 11 sloot de lieer Idenburg de welgeslaagde verga dering met dankzegging. Na afloop zaten velen aan een gemeen schappelijke n maaltijd aan in 't Jaar beursgebouw. Aan tafel stelde de presi dent Mr. S. de Vries Czn., een dronk in. op H. M. de Koningin en werd menig goed woord gesproken. PROFESSOR OP DE BOKKENJACHT. Aan een brief van Prof. H. H. Kuyper over zijn reis naar Z.-Afrika is het vol gende jachtverhaal ontleend: Een professor, die „hokken schiet", ia voor ons Hollandsch oor wat vreemdklin-» kend, zelfs al vat men dit niet oveTdrach-». telijk op. p Maar het bokschieten behoort in Zuid-» Afrika tot de meest geliefde vermaken, waaraan ook predikanten en professoren •met het grootste genot deelnemen. HeÉ zou 'dan ook een tekortkoming zijn in heÉ beeld, dat ik van het Zu:d-Afrikaanscke leven teeken, wanneer ik aan zulk eetf jachtpartij niet enkele woorden wijdde. De Zuid-Afrikaner is "een geboren ja-» ger; ik ben zelden uit geweest, of dege-» Tien, die me vergezelden, namen een ge weer mede om te schieten. En al is het! groote en gevaarlijke wild de Zuid-» Afrikaner noemt dit „ongedierte" naar minder bevolkte gedeelten verdreven, men' heeft overal nog „springboliken" en „bles-» bokken", die door de boeren op liun plaatsen worden bewaard, om daarop' jacht te kunnen maken. Ik bob tweemaal aan zulk een jachlpar-» tij deelgenomen, eerst te Bloemfontein en. daarna te Co'esberg, en iets daarvan wil ik bier mededeelen. Uit Golesberg, in de Kaapkolonie, niet ver van de grenzen van Oranje-Vrijstaat gelegen, was de aparte uitnoodiging tot me gekomen door de beide predikanten, Dr. Lamprecht en Ds. Hamersma om daarheen te komen, teneinde aan zulk een jachtpartij deel te nemen, en al heb 'k' geen Nimrods-natuur, ik meende toch die "vriendelijke uitnoodiging niet te mogen af-» slaan. f Een heel jacli(gezelschap had zich ge-» reedgemaakt, om me te vergezellen en por automobiel werden we naar do boeren-» plaats gereden, waar we dien. dag do gast van den landheer zouden zijn en op zijn bokken mochten schieten. Op het jachtterrein aangekomen ver-» deelden we ons in verschillende groepen, achter struiktrewas zooveel mcigelijk ver-» scholen. De boer met enkele knechts t© paard dreven nu het wild op, en ik be greep nu, waarom deze bokken, die zoo groot zijn als horten, den naa-m van springhokken droegen. Zoodra ze achtervolgd worden begin nen ze te „springen"; ze loopen niet, maat met de voor- en acliterpooten aan elkan der gesloten, springen ze twintig voet ver en het is een der meest interessanto ge-» zichten zulk een kudde springhokken to zien voorbijspringen. Daarbij komt dan nog do merkwaardig-» heid, dat terwijl de rug donkerbruin ge-» kleurd is wanneer ze stilstaan, zoodra zo springen gaan, de bruine opperharen ach-» ter aan den rrjg worden weggetrokken en dewitte haren daaronder in hellen liohbi glans te voorschijn komen. Hot heele type van het beest verandert daardoor. Den heelen dag bleven we deels in liet veld, deels op de hellingen der bergen in afwachting of het wild onder schot kwam. De dames, die ons vergezelden, «hadden voor een koatelijken maaltijd in de vrije natuur gezorgd. En 's avonds keerden we terug met veertien springhokken ate jachttrofee, waarvan één mij als buit werd toegewezen. Het vleesch dezer springhokken wordt zeer op prijs gesteld en is als wildbraad bijzonder smakelijk. Ik heb er mijn vrien den te Stellenbosch mede verblijd. Maar op de belangstellende vraag door de professoren aldaar tot mij gericht en die misschien ook hij mijn lezers zal op komen, of ik zelf het beest geschoten had, heb ik op zijn Afrikaansch met bcsehei-» denheid geantwoord: „Ons hê gesk:ot." De eer kwam niet aan mij toe, maar aan mijn medejagcr. l FEUILLËTOS* De Sterren hadden gelogen ^Verhaal uit den dér tig jarigen oorlog. „Och, Zeni, houd toch op!" „Heer landrechter, hoor mij nog een oogenblik aan! Ik bid er u om, om uws- ïelfs wil! Indien gij of de uwen ooit in tenig gevaar zijl, herinner u dan. dat ge een huis bezit tegen den wal, dat dat huis een kelder heeft, welke met een onderaard- «che gang buiten de wallen voert „Maar, Zend, ik bezit geen huis aan den wal! Gij zijt in de war. Uwe sterrenkun dige bespiegelingen doen u den draad verliezen in dit ondermaansche!" ..Heer Werner, gij bezit het huis van Zeni! Toen gansch Praag den heiden ver stiet, wiens vrouw en kindereu .ginds van gebrek dreigden om te komen, /hebt gij u over hem erbarmd. Gij hebt niet gevraagd, of hij mot of zon der de heilige Maaigd tot Jezus durfde ko men, dan of hij Allah vereerde. Gij zaagt een hulpeloos en door allen -rerstooten man, en steldet hem in staat, iijn huis weder te krijgeny om er gade en -roost een schuilplaats in te bezorgen. Dat ia het uwe, heer landrechter, dat luis en Zeni's invloed. Gun mij, als de ure des gevaars voor u begint te naderen, dat ik mijne dankbaar heid u bewijze! i Ik eisch niet, ik verzoek niet, dat gij zo aanvaardt, doch ik bid u, teeken de gele genheid mijner woning even aan, opdat ik u een offer der dankbaarheid brengen kan." „Zeni, ge zijt een zonderling man, doch ik acht ui" zeide de landrechter, terwijl hij een blad papier tevoorschijn haalde en de noodige a an t e eken i ngen nam, waardoor hij de bedoelde woning terugvinden ken. Een glans van genoegen vloog over zij ne bleeke en strakke gelaatstrekken, toen de landrechter met alle nauwkeurigheid den ganschen weg van diens woning naar het huis opnam, alsof hem dat voldoende ware. „Zijt gij nu tevreden?" zeide de heer Werner, terwijl liij het blad in zijn borst zak wegstak. „Volkomen, heer landrechter, binnen vier weken zie ik u weder!" antwoordde de sterrenwichelaar, en eerbiedig groeten de, liet hij den heer Werner zijn weg vervolgen, terwijl hij bij zichzelf sprak: „Ze moeten gered worden, 't koste wM het koste! Al zou ik' zolf omkomen, dezen «man noch den zijnen moet een haar ge krenkt worden. Voor 't overige, wat bekommer ik mij om al die heiligen en vroiraent Zé lieten Zeni omkomen in zijn ellende. Hij was de eenige, die zich over mij ont fermde. Zijn zoon bezorgde mij een pas door liet leger van von Thurn, en terwijl ik afwezig was en niemand zich bekommerde om mij ne zieko vrouw en hare kinderen, was zij ne dochter hun allen tot steun en troost! Al waren het stomme heidenen, Zeni zou zijn bloed voor ze vergieten!" 't Gesprek met den vreemdeling had de terugkomst van den landrechter niet wei nig vertraagd en. een weinig ontstemd verontschuldigde hij zich bij de beide meisjes over zijn lang uitblijven. „De Zigeuner is in dien tijd hier ge weest om u te spreken, vader," zeide Anna. „Mij kon hij niet zeggen, wat hij op het ■hart had, en ik vrees dus, dat hij u an dermaal zal komen ophouden." „Geen nood, kind! Ik heb hem reeds ontmoet, 't Is een vreemd inan, maar-ik begin hoe 'anger hoe meer in te zien, dat hij een edel mensch is!" „Had hij weer in de sterren gelezen?" waagde Anna te vragen. Bij deze vraag hief ook Andrea het hoofd op en scheen liet antwoord van den heer .Werner belangstellend af te wachten. Immers onder hare stamgenooten stond de sterrenwichelarij in hoog aanzien, en, ofschoon rij Christin was, had rij tQt ha-. den dezen heidenschen karaktertrek niet verloochend. Den landrechter was dit geenszins ont gaan en met te meer nadruk antwoordde hij: „Natuurlijk! En ik schat het naar waar de, dat eoni man, die nog niet gevoelt, hoe ons lot en leven in de' hand van een door Christus met ons verzoend God en Vader, wanhopig en in vrecze de sterren raad pleegt. Wij, kinderen, hebben het levende Woord onzes Gods, dat luider dan de 'sterren getuigt: „Dengenen, die God lief hebben, zullen alle dingen medewerken ten goede!" Gebiedt dan ook uw hart, dat het rustel Heden, waar go alle kracht noo dig zult hebben, bidt God, dat Hij uwe ziel sterke door Zijne genade! Ik gevoel al do pijn, welke uwe ziel doorsnijdt. Ook mijn hart is bij Carl, bij Wilhelm en bij onzen Frans! Ha, kon ik zelf nog modestrijden, doch ik kan niet meer dan gij: hopen en ver trouwen. Gij, o God, weet alleen wat voor Uwe zaak het best is! Doe met ons naar hetgeen goed is in Uwe oogen, en laat dat ons hart goed zijn!" „Amen!" zeiden Anna en Andrea, ter wijl zij eerbiedig opzagen tot don ouden landrechter, die, alsof hij in de tegenwoor digheid van Godzelf stond, het hoofd ont bloot, de handen gevouwen en de oogen ten hemel geslagen hield. „Geeft den keizer, wat des keizors is!" zoo was ook do eisch, dien de heide veld* heeren der keizerlijken aan de Protes* tantscho Bohemers stelden. Te twaalf uren, toon do morgennevel op getrokken was, welko op het slagveld hing. rukten hunne legers tegen den Wit-» ten Berg op, om hun eisch kracht bij te zetten. Zij werden echter door zulk een hevig geschutvuur ontvangen, dat hunne gelede-» ren begonnen te wijken. Door hunne bevelhebbers aangevuurd, drongen zij echter voort, en nu wierpen do kanonnen, die slecht gericht waren, hunne kogels boven de aanrukkende vijan-» den uit, zoodat de keizerlijken de hoogt» bestegen en de Hongaren onder von Thurn met zulk een geweld aangrepen, dat zij op de vlucht sloegen, ondanks al de pogingen van von Thurn om hen tot standhouden te bewegen. 1 Hunne lafhartigheid zou welhaast de Boheemsche ruiterij mede aan het weifelen gebracht hebben, indien niet de zoon van prins Christiaan van Auhalt er terstond met zijn regiment op ingereden was on de, keizerlijken teruggeslagen had. Tilly zagf^ zijno Tuiters wijken en zond een afdoehng Beierschen om- zo te steunen. (Wordt vervolgd), i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 5