flieuwelfiidsotieCoiiratil Jweede Bladj Eikohoomen der gerechtigheid. ter. En daarom tunned de werken der on gerechtigheid. der duisternis in zijn scha duw het best bedreven worden. Zoo verstaan we het dat alle „groene boomen" en a?le „dichte eiken" voor het! afgodische en zondige Israël sponden als1 schandpalen, als zichtbare teekenpn van' .hun zonde en ongerechtigheden, met name' van hun afgoderij en hoererij. De mensch van nature, de men'sch in' gijn zonde is een eikeboom der ongerech tigheid. Als God de Heere in Zijn vlekke-' looze heiligheid al dio groene hoornen, en die eiken der ongerechtigheid uitroeide,' Hij zou heili'g in Zijn spreken en rein in Zijn richten zijn. Maar de Heere is barmhartig en gena dig, lankmoedig en groot van goedertieren heid. Hij zendt den Zoon Zijner teedersté liefde en van het eeuwig welbehagen, met' een hlijde boodschap tot de rechtvaardi gen, om de gebrokenen van harte te veir- binden, en' den gevangenen vrijheid uit te' roepen en den gebondenen opening dor ge vangenis, en uit te roepen het jaar van' .het welbehagen des Ileeren. En nu lezen we: om den treur!gem Sions te beschikken dat hun gegeven worde sie raad voor asch, vreugdeolie voor treurig heid, het gewaad des lofs voor een be nauwden geest. En hoe doet God dé Heere ,dat nu? 1 Op die vraag nu geeft het antwoord de' profetie van de eikeboomen der gerech'iig- beiid. Sn wondere getnade maakt God de' Heere van den mensch, die van nature een eikeboom der zonde is, een eikeboom der' gerechtigheid. Hij maakt dat de mensch' niet langer de zonde en de ongereebtig- hejtd dient, maar God den Heere didn't e.n' leeft tot verheerlijking van Gods grooten' naam. God maakt van hem een eik der' gerechtigheid. Zoo spreekt deze naam Vata de genade der wedergeboorte, van het wonder der herschepping. Als God de Heere' een. uit verkorene wederbaart, dan maakt Hij ee.n eikeboom der ongerechtigheid tot een eike boom der gerechtigheidDat is Gods eigen werk, en het werk des Heeren alleen. Alle roem .aan 's menschen ka'nt ib hier geheel buitengesloten. Hij verwekt ui,t s'teenen Abrahams kinderen, eai Hij roept de din gen die niet zijn, alsof ze waren. Het moet erkend (worden dat di:e eike- hoomen der gerechtigheid een werk Gods zijn, daarom volgt er op: een plantinge des Heeren. Al wat door den mensch ge plant wordt is nooit idts anders dan een. eik der ongerechtigheid. Alleen Gofds ge nade en Gods almacht planten een eik der gerechtigheid. Als God de Heere met Zijn twerk komt, dan groeien en bloeien de eikten der gerechtigheid. Ze zijn e'en plan- jtiaige des Heeren. Hij die door Gods genade een eik der gerechtigheid mag zijn, heeft altoos te .erkennen en voortdurend te belijden: wie .roemt roeme in den Heere, iji de vrije gunst die eeuwig hem bewoog en in 't ge nadewerk dat hij wrocht in Zijn plantin ge. Het is een plantinge des Heeren op dal Hij verheerlijkt worde. HET NIEUW JERUZALEM. Daar zal .geen nacht meer wezen In 't nieuw Jeruzalem, En geen angst., geen schrik, geen vreezen Geen klagelijke stem. Geen bittre tranen in de oogen Geweld uit diepe smart. Want God zal aUe tranen drogen Genezen 't kranke hart'. Géén schrijnen van de wonden In pijnlijk zelfverwijt, Geen berouw om zware zonden Dat door de ziele snijdt. Geen sleep van droeve gebreken Geen honger, dorst en nood, Geen rouw die 't hart doet brok Geen ziekte en geen nood. Maar vrede kalm en ve lig, Maar steeds vernieuwde vreugd, Maar een leven frisch en heilig In eeuwig hlijde jeugd. "Maar dankhre, juhlende psahnen Met engten Gods le zaam In forsche, breede galmen, Ter eere van Zijn naam. Een volle zon zal schijnen Zacht koestrend, ongestoord, En van ondergaan en kwijnen Vergeet men zelfs het woord. Want God de Heere zal stralen Aan 's hemels hoog gewelf, Dat licht kan nimmer falen, 't Is eeuwig als God zelf. Daar wordt de boom des levens In 't- midden niet gemist, En de Gods-rivier daarnemens, Die alle ziel verfrischt. O weïk een godlijk leven! Wat een groote zaligheid! Wien zult Gij, Heer, dat gé/en Voor wien is dat bereid? KERjC EN SCHOOL NED. HERV. KERK. Bedankt. Voor Den Bommel: T. Lek- kerkerkcr te Delft. CHR. GEREF. KERK. Beroepen. Te Dragten: R. E. Sluiter te Assen; te IJmuiden: J. P. Meijering te Nieuwpoort. Ds. F. T. Salverda f Te Lollum is plotseling overleden Ds. F. T. Salverda, predikant bij de Ned. Herv. Kerk aldaar. Ds. Salverda, in 1883 predi kant geworden, diende vanaf 18P" -V Tf,-rv, Gem. van Lollum. Dienstknechten. „De ambtsdragers in de gemoeide zijn cr om haar. Is er geen gemeente, dan ko men er ook geen ambtsdragers. Is de ge meente klein, dan zijn er maar weinig ambtsdragers. Is zij groot, dan moet ook het aantal ambtsdragers grooter zijn, al naar gelang de grootte der gemeente is. Toch zijn de ambtsdragers geen dienst knechten der gemeente. Zij zijn dienstknechten Gods, zooals de Bijbel hen noemt en ook het formulier van bevestiging. ,Zij dienen de gemeente om Gods wil. De gemeente is het middel om hen aan te wijzen. Om 's Heeren wil heeft zij zich door hen te laten leiden naar Gods Woord De predikant vertegenwoordigt Christus als profeet, de ouderling als koning, de diaken als priester, indien wij de ambteii afzonderlijk bezien. Christus wil door hen ons onderwijzen, leiden, verzorgen." Bovenstaande sohreef Ds. J. Brouwer van Oude-Wetering in do Rijnlandscho Kerkbode. Dr. Impeta, nam. het in de Kam per Kerkbode over en haalde daarbij het bekende woord van wijlen Ds. Sikkel aan: „de ambtsdragers niet dienstknechten van de gemeente, alsof zij te gebieden had. Maar: de ambtsdragers dienstknech ten in de gemeente, van Jezus Christus. Gehoorzaam op Zijn woord en wenk." Evangelisatie en samenwerking. De kerkeraad der Geref. Kerk van Baarn kreeg op zijn vergadering bezoek van 2 afgevaardigden van den Herv. Ker keraad ter plaatse (pred. cn ouderling), waarbij de uitnoodiging tot hem kwam, om saam te werken in de evangelisatie. De kerkeraad heeft het verzoek in over weging genomen. Zuid-Afrikaansche eerediensL Op do Generale Synode der Geref. Ker ken in Zuid-Afrika werd de wenschelijk- lieid uitgesproken, dat het zingen staande zal geschieden en dat „met kort en lang note". Als besluit opgelegd werd dit ech ter niet. De zaak werd aan de vrijheid van eiken kerkeraad overgelaten. Over de psalmberijming in 't Afri- kaansch door prof. dr. J. D. du Toit (Tö- tius), die totdusver 50 psalmen in 't Afri- kaansch vertaalde, werd groote waardeo- ring uitgesproken, „Ons kan God dank oir so n digter, was die gevoele van di Siuode." De Synode besloot dat het gebruik de zer psalmen naast de ITollandsche be rijming bij de catechisatie en in de ge- moentelijke samenkomsten officieel aan bevolen wordt, Het verlof voor een jaar' aan dr. J. D. du Toit om zich geheel aan de Zuid-Afri kaansche bijbelvertaling te kunnen geven, wordt met blijdschap door de^Synode ver leend, en aan curatoren der Theol. School iensyolgens opdracht gegeven. Een syno dale commissie tot keuring der bijbelver taling werd benoemd. De Zending. In een persbericht van een '.iontal dagen c rieden hebben de Zes Samenwerkende Zsndingscorporaiies reeds herinnerd aan financieele moeilijkheden van het voorjaar 1924 en -er op gewezen, dat heb eerste 1:wartaal van dit jaar reeds een bedenke lijk tekort in de ontvangsten deed zien. Om dit jaar een debacle te voorkomen werd in de achter ons liggende weken tel kens weer aangespoord tob regelmatig ge ven; hoe dankbaar de Besturen ook zijn voor de vele bewijzen van sympathie, welke ontvangen werden, is bet resultaat zóó, dat de toestand zonder eenige over drijving ernstig -genoemd moet worden. En dat, terwijl het Zendingswerk pers pectieven opent als nimmer te voren! Dezer dagen zonden de Corporaties (de 7es in Cegstgeest samenwerkende) een e'rculaire, waarin gevraagd wordt de Pinkster-Collecte" te" houden en voor te bereiden. Straks op den Pinksterdag rekenen de corporaties op allen, die belang stellen in den ZendingsaTbeid. Moge er zijn oen rijke Pinksterzegen en een blijmoedig offer Een duisterling. De liberale N. R. Crt. bevat geregeld bijdragen onder het kopje „Men schrijft ons van Geref. zijde", welke bijdragen steeds ten doel hebben de Gereformeerden 'eens flink af te kammen en te kijk te stel len. Over dit bedrijf schrijft de Neder lander bet volgende: Er zijn geen schooner uren voor een journalist dan de a'vonduren. Dan schui ven vlugge krantrioopers -- vooral vlug in den tijd, dat er weer voorjaarsfooien te innen zijn al die schoone bladen in ■2:jn bus, waarin heel' het journal!stendiom van het vaderland zijn dagelijksche wijs heden gedeponeerd heeft, ieder naar zijn aard en opvoeding. En hoe verkwikken dan even later al die artikelen zijn ver moeiden geest. Ha...HetVolk en met gelukzaligen glimlacht duikt hij "weg in de onovertref baar objectieve artikelen van het sociaal- democratisch dagblad, zoo heelemaal ge- i speend van eenzijdigheid. Of hij spreidt met eerbiedig gebaar de allerdeftigste al ler Neder! andsche bladen, de N. R. Crt., voor zich open Eerbiedig, want 'hier beluistert hij de opperste, zuiverste "liberale wetenschap, een wetenschap, die wéét, dat ze weten- schab is, en zich dus hult in de deftige toga* der hautaine ongenaakbaarheid. En na dat alles dan te hebben 'ondergaan, haalt hij dan nog de Standaard voot den dag, waarvan ieder driestarren-zinne tje ate de dreunende vuistslag is vate een zwaar betoogenden CromweÜiaanschen rondkop. Maar soms komt door de fijne geniet:n- gen van geestelijken zomer even de ruk wind varen van een ate panischen schrik. Als men b.v. weer zoo aangenaam zich laat heenwiegeten op den stroom der egale N. R. Gt. kolommen, zacht voortglij dend van den eenen lichtboei naar den an deren, die al die keurig gestelde berichten zijn, vaart daar plots een schrikgolf door den op den berichtenstroom spelevarende. Dat is, als eT onder dat alles iets zijn aandacht trekt, dat daar per se niet hoort. We hebben dat vaak tegenwoordig. „Men schrijft ons van Gereformeerde zijne en dan weet men het wel. Schuilend tegen de deftige toga, spannend over de breede vrijzinnige borst van den Albeleerder, komt een of andere Gereformeerde jongere weer eens zijn tranen met tuiten huilen De stakkerd, lidj ziet n,:et, hoe* gering schattend het lachje is op het wijze hoofd daar boven hem, waarin spotgedachtetjes wakker worden om de zoetelijke lafheid van den knaap, die daar aan heel vrij zinnig Nederland vertelt, datnu ja,, zie je, mijn. igeloofsgenooten zijn niet veel, erg bekrompen, ziet u, maar ik ben dat ïvet. 0, hedein nee, gelukkig niet hoor Too- neel achten wij niet verkeerd en prof. Hepp is een echte nare man met zoo tee- lijk tegen die studenten te doen, nu ze „Sauli en David" van Querido speelden. En terwijl lie't spotlachje vervluchtigt van het deftige gelaat, nu de Gereformeer de jongere met den blik van een trekhond omhoog kijkt, bedelend om het goedkeu rend lenikje, kn'ppen even de wijze oogen tegen hem, oogen, die getuigen van veel weten en veel begrijpenMaar binnen, heel ver binnen in dat van vrijzinnige wetenschap wondervolle hoofd schampert de spot en dit spot is gerechtvaardigd. Over die Saul en David-kweslie spreken wij b'er niet, laat ide Gereformeerden dit uitvochten onder elkaar. Maar wel willen we zeggen, dat het niet ktesch is en niet fijn van Gereformeer de jongeren hun strijdproblemen weg te zeulen naar de vlakke velden van de pagi na's der N. R. Ct.. waaT vrijzinnig Neder land zich op de tribunes groepeert, om lol te hebben om „die calvinistische bekrom penheid". Deze jongeren doen denken aan de kweb belende vrouwtjes uit de steeg, die naar hun buurvrouw gaan, om intieme dingen te vertellen van hun eigen zuster." Men zal moeten toestemmen, merkt Ds. de Moor hierbij in Dei Heraut op, dat deze teekening naar waarheid is en de betee- kenis van dezen duisterling zeer juist taxeert. De assistent en bedrog. Iu bet „Chr. Schoolblad" Onze Vaca tures schrijft de eindredacteur K(euning) onder het opschrift „Bedrog": Zaterdag 31 Mei 1924 Opdat zij genaamd worden eikeboomen der ge rechtigheid, een plantin ge des Heeren, opdat Hij ver heerlijkt worde. Jesaja 61: 3. i Daar is een tale Kanaans. Maar daaronder hebben wij niet te ver staan een taal die de mensch zelf uitdacht, dio gebruikelijk is in kringen oenor dool- geraakte mystiek, maar wel de taal die God de Heere in Zijn heilig Woord ge bruikt heeft, en die alleen door Gods kite- dcren recht wordt verstaan. De zuivere uiting van vrome gedachten wordt in do Heilig© Schrift op het? schoonst gevonden. Nooit is de taal innte ger en dieper dan wanneer zij in. schrif-1 tuurlijk kleed is gehuld. Nooit heeft een' .uitdrukking meer vat op het religieust hart, dan wanneer ze ontleend is aan het' iWoord van God. Dat Woord, en daaronder hebben w.t tale Kanaans in den goeden zin te ver staan, spreekt op een bekende plaats van/ eikeboomen der gerechtigheid, e.n. deze uit drukking its zeer geliefd geworden. De1 vraag echter of ze i'n allerlei- kring goed' verstaan wordt, lean niet aanstonds ito be-' vestigenden zin beantwoord worden. Velen plegen onder die „eikeboomen der gerechtigheid" te verstaan menschen die ■op den weg des tevens veel hebben door-' gemaakt, d:e zware stormen in bun ziels leven hebben doorworsteld, die ifn de ge nade zeer ver gevorderd zijn. Men wil dan,' bij het maken van allerlei' onderschei'din-1 ,gén, zeer bepaald een onderscheid maken' Jtusschen hen die midden in de wereld le-' yen, en hen die vanwege hun zonde he-1 ■kommerd zijn .en zoeken naar licht en' troost, en hen die vastgeworteld staato in' het leven des geloofs, die eikeboomen der' •gerechtigheid zijn. Dit leidde tot een geestelijk gevaar. jWant zij die zich zóó als eikeboomen der' gerechtigheid beschouwen, liggen cr bloot voor boomen der eigengerechtigheid te worden. En eigen gerechtigheid is ten slot te tóch weer ongerechtigheid. Luisteren we naar de profetie van Je saja, dan verstaan we dat die „eikeboo men der gerechtigheid" een plantinge de^ 'Heeren zijn. Zóó en niet anders hebben1 we deze schoóne uitdrukking van de tale* Kanaans te verstaan. Onze kantteekenaars hebben de juiste/ uitlegging er van gegeven: „de eikeboomen1 der gerechtigheid worden gesteld tegenover de eikeboomen die •zij misbruikt hadden tot afgoderij". De tegenstelling wordt hier' gemaakt met de eikeboomen eter onge rechtigheid. En deze beeldspraak wordt! verstaan als we weten wat bij Israël een! .•schrikkelijke zonde was, waartegen ernstig' wordt gewaarschuwd. 1 Hoe menigmaal wordt Israël niet ge waarschuwd de gevaarlijke bosschen uit! te roeien, en zulks in verband met den :ge-' (vloekten afgoden deinst. Hun altaren zult! gij omwerpen en hunne opgerichte heel den zult gij verbreken, en hunne bosschen zult gij afhouwen. (Exod. 34:13; Deut. 7:' 5; Deut. 12:3). De Heidenen hadden de bosschen niet' hun greene boomen uitgekozen om daarin hun schandelijke afgoderij le bedrijven.' Deswege had do Heere bevel' gegeven die' hoogten te slechten en dié bosschen uit te Tóe.ien. En juitet daarom was het zoo' schrikkelijk van Israël, als het -deed wal' kwaad was i-n de oogen des Heeren, dat' het die hoogten weer opbouwde en beelde'n' oprichtte op alle hooge heuvelen en onder' aTten groenen boom. Do profeet Jesaja spreekt meer in bet' bijzonder van eiken, als hij over die af godische bosschen toornt. Zij zutién be schaamd worden om der eiken wil. (Jesaja1 1:29). Die hitt?g zijt in de eikenbosschen, •onder allen groenen boom, (Jesaja ó7:5.): We lezen in Ezeéhiël 6:13 waarom bij zonder de eiken gezocht werden voor hel!" bedrijven van de afgoderij met de daarbij' behoorendo zonde van allerlei ongerech tigheid, op alle hooge heuvel én, op alle' Soppen der hergen, en orjpr a.ll-en groenen' boom, en onder alle dichte eiken. De eikeboom heeft een dicht gebladerte. Dn der zijn schaduw fs het het meest don-1 FESJSLLETOS* EINDELIJK VEP5EENIGD. 79) Hij stond op en liep een oogenblik hecD en weer döoT de kamer, met gebogen hoofd en gebalde vuisten; vervolgens voor Serge st:lstaande, zeido hij: „Gij zult dadelijk aan generaal N. schrijven, ofgij zult geen nacht meer onder dit dak Vertoeven." Déze woorden waren met een doffe stem uitgesproken, waarin zich verkropte woe de liet hooTen. „Vader, ik smeek u!" riep Serge. „Schrijf nog vanavond," herhaalde de admiraal, ofen 'hij wees naar de deur. „Ik kan niet schrijven," zeide Serge op een toon, die van een (onwankelbaar be sluit getuigde. Dc generaal' schoot woedend met opgehe ven hand op zijn zoon toe. -Er 'had een vreeselijke worsteling in zijne ziel plaats. Ditmaal kreeg de vijand de overhand. Het waste veel voor des jongelings hoogmoed. Met een gloeiend gelaat en bewogen stem riep hij: „Gij vergeet dat ik geen kind meer ben. Ik hen meerderjarig cn bijgevolg meester van mijne handelingen." vfict is dus niet genoeg, dat ik bij mijne onderhoorigen woderspannigheid ontmoet, mijn zoon zelfs verzet zich tegen zijn va der. Ga uit mijn oogen!" Serge ging inderdaad do kamer uit, maar zooals Petrus naar hui ten was ge gaan, nadat hij zijn Meester verloochend had. Hij ging naar buiten en weende. In do gang ontmoette hij Tatiana, die aan de deur geluisterd had en bevend© naar hem toekwam; maar hij zond haar met een wenk weg, en "liep naar, zijn eigen kamer, waar hij zich opsloot. Dezelfde jonge man met het driftig ka rakter, die zooeven zijn vader in het aan gezicht weerstaan had, wierp zich op de knieën en schreide als een kind. Hij was inderdaad diep gevallen. Al had hij niet zooals Petrus zijn Meester verloochend, al had hij zich niet geschaamd -zijn geloof te belijden, hij had nochtans den naam, dien hij droeg, bezoedeld door driftig te wor den en zijn vader niet met den verschul- digden eerbied te behandelen; hij had zich oen onwaardig discipel getoond van een Meester, die zachtmoedig was en nederig van hart. Ja, Surge weende en bedekt© zijn gelaat. Wat valt het bitter, wanneer do eerste schuld een Christelijke loopbaan bezoedelt, wanneer een eerste val een oponthoud ver oorzaakt op den weg naar den hemel. Maar de tranen van Serge waren toen als die van Petrus, trauen van berouw. Nadat hij zich vernederd had voor zijn hemel- schenVader, stond hij op, om zich to ver nederen voor den aardschen vader, dien hij bolecdigd had. Deze bevond zich niet meer in de eetzaal. Serge klopte aan de deur van zijne kamer, en geen antwoord krijgende, ging hij naar binnen. Zijn va der zat met den rug naar do deur gekeerd. Hij schreef een brief. „Vader," zeido Serge op verlegen toon cn in nederige houding, „ik ben oneerbie dig jegens u geweest. Ik vraag er u verge- ivitig voor." De grijsaard keer do zich om, en wierp hem een blik toe, waarin verbazing en on- geloovigheid veretenigd waren. Nog nooit bad zijn zoon hem vergeving gevraagd. „Gij bekent dat gij ongelijk gehad ,bebt," zeide hij op minachtenden toon. „Indien gij wilt dat ik aan uw berouw ge- Jooven zal, schrijf dan aan generaal N.; hier is papier." „Ik heken dat ik ongelijk, ja groot on gelijk gehad heb, om tegen u te spreken, •zooals ik gedaan heb Ik heb er oprecht berouw over, maar ik kan niet op mijn be sluit terugkomenik kan niet aan gene- ,raal N. sohriiven." „In dat geval weet ik niet wat ik van uw berouw denkeu moet. Een moote gods dienst, die u leert ongehoorzaam td zijn ,jegens uwen vader! Pak uw goedgij zult morgen naar Gorochino vertrekken." 1 Serge boog het hoofd en verliet de ka mer. Het ware nutteloos hiertegen jiets in te brengen. Het besluit van zijn vader stond vast. Zijn eigen verkeerdheid had ihem zelïs het recht ontnomen zijn mede lijden in te roepen. Ware hij getrouwer geweest, dan zou hij blijde geweest zijn voor zijn Meester te lijden; maar *zijn on bedachtzame woorden veranderden die vreugde in overmaat van droe'fheild. De arme jongen keerde naar zijne kamer te rug, en bracht het overige van den nacht biddende door. Tegen den ochtend wierp liij zich uitgeput van vermoeienis op zijn bed, en viel in een vasten slaap. Toen hij wakker werd, had de zon rcteds genr nien tijd het ijs van de Newa doon schitteren, en de stadsklokken luidden met vollen klank, om de geloovigen uit te noodi'gen zich le verblijden iu de onuitsprekelijke gave aan deze aarde geschonken, name lijk Jezus, den Zaligmaker der wereld. Serge herinnerde zich toen dat het Kerst- piis was. Hij streek de hand over het voorhoofd en zuchtte. „Ge'ef, Heer!" fluisterde hij, „dat ik mij ook moge kunnen verheugen." Vervolgens stond hij op, kleedde zich, <?n schelde om Fedor. Inplaats van deze verscheen Tatiana op den drempel der -deur. „Laat mijn koffer hier brengen," zeide hij koxtaf. „Nu lezen we weer in een enkel orgaai^ dat deze assistenten alleen maar gebruikü zullen worden, om enkele hand- en span* diensten te verrichten onder het toezicht van een volledig bevoegde. Met deze voorstelling pleegt men ge woonweg bedrog. Zoo is het niet. Wc heb ben dit reeds eerder gezegd, maar bet schijnt noodig, het nog eens te zeggen. De assistenten zullen ook mogen werk zaam zijn in een lokaal, waarin geen vol- lodig-bevoegde aanwezig is. Al moeten de tusschendeuren dan ook open zijn, feit is en blijft, dat zoo'n assitent bijna geheel zelfstandig zal mogen optreden. „Als dit de bedoeling niet was. dan had de minister voor hen wel dezelfde beper king gemaakt, als ook geldt voor de kwee- kelingen. Die mogen alleen in een lokaal werkzaam zijn, waarin een volledig-be- voegde aanwezig is. Die werken dan al leen onder voldoende leiding en toezicht. Met de assistenten staat het gansch an ders. En het gaat niet aan, nu met een onschuldige voorstelling te komen, die dat feit zal moeten verdoezelen. „Dat is bedrog', zegt de scIit. BONDSDAGEN NED. JONGELINGS VERBOND. Het Nederlandsck Jongelingsverbond vergaderde 28 en 29 Mei te Groningen. Den eersten dag maakte in het bijzonder het perswerk van het Verbond een punt van bespreking uit". Er worden namelijk thans drie weekbladen. De Jongeman, Jonge Kracht en Jong Holland, en twes maandbladen uitgegeven, t.w. Het Koren, land, een geillustreerd maandschrift voor ontwikkeling en ontspanning, en een Or gaan voot Leiders van Knapenvcreenigin gen. De tweede dag werd aangevangen met een vroegdienst in de Noorderkerk, waar prof. dr. A. van Veldhuizen voorging. In de morgenvergadering, waar ca. 1500 be zoekers aanwezig waren, hield de voor zitter ds. P. Veen de traditioneele bonds- rede: Het Verbond in de toekomst. Verschillende afgevaardigden en vrien den van den arbeid spraken hun geluk- wenschen uit, onder wie de heeren jhr. mr. dr. E. Tjarda van Starkenburg Stad hou wer, Commissaris der Koningin in dc prov. Groningen, en de heer jhr. mr. O. van Swinderen, beiden leden van 't eere-comité de afgevaardigden van de Engelschc cc Duitsche vereenigingen en anderen. Als bestuursleden werden herkozen de heeren H. A. de Beer Azn., A. H. Sillem en J. A. Auiesz, en gekozen de heeren J. Sparrebocm, D. Hoekstra en C. B. Kool haas. In de middagzitting refereerde ds. Joh. v. d. Spek, van Den Dolcler, over: Het verantwoordelijkheidsbesef, waarna prof. dr. W. J. Aalders een toespraak hield over: „De waarde van geestelijk bezit". '*s Avonds was nog een zeer druk bezoch te samenkomst met de gemeente in de Martinikerk, waar ds. G. Grootjans Th.zn., van De Meern, sprak over: Wel resultaati naar aanleiding van Ruth 11:15 en 16, dr. Joh. de Groot, van Den Haag, over Karak ter of Karikatuur, daarbij Openb. 3:1422 tot uitgangspunt nemende. DUITSCHE HUMOR. Von AsbergRa&ern hoet hij, voluit! Zéér oud-adellijk, oer-blauw bloed! Groot landeigenaar in de Duitsche OosU zee-provinciën, te midden eener weinig ontwikkelde bevolk'ng van kleine arbei ders, visschers, enz. En 't zat hem allang dwars. Hij kreeg brieven, briefkaarten, o d g. van de menschen, en 't was dan allererg gerlijkst, hoe zij op 't adres soms zijn naam verhaspelden; van alles werd er van gemaakt!och, ieder weet web dat onze kleine luvden zich in lange namen en 'n dwaze titulatuur verwarren kun nen. Eindelijk werd Jt liem te erg. En zoo plaatste hij uit de hoogte van zijn seigneuraal standpunt, in 't plaatse-- lijk blad 'n breedgekoterade, vetgedrukte advertentie: „Ik heet niet Von Asberg; ik heet niet Von Radern; ik heet Von Asberg-Ra-i dern." Twee dagen later stond op dezelfde plaats, met dezelfde letter, in dezelfde krant, de treffelijke pendant: „Ik heet niet Hans; ik heet niet "Worst; ik heet Hansworst!" Ondanks alle misère, zegt het F r. Dgbl., is ér toch gelachen, daar in die kreits. „Mijn schat," zeide Tatiana met een be-? zorgd gelaat, „wat beteekent dit alles? jZijne Excellentie is gisteren avond erg ,boos geweest; men heeft u verdriet aange-1 daan. Daarom wilt gij vertrekken." „Mijn vader zendt mij naar Gorochino," ,antwoordde Serge; „ik- kan u niet uitleg gen waarom. Ik moef ,met den sneltrein ,van vier uur vertrekken." „Heer! is het mogelijk! Naar Gorochi no! in het hart van den^inter, vandaag» iop Kerstdag. Maar gij zult geen lijd ge< noeg hebben uw goed in te pakken." „Dat zal niet lang zijn," zeide Serge .treurig. „Laat mij niiju koffer brongeu." Ditmaal gehoorzaamde Tatiana. „Arme lievelingl liem gedurende de leesten alleen laten vertrekken!" herhaal- dé 'zij tot zichzelve, terwijl zij de trap af en naar de keuken ging. „Ik weet waar-i lijk niet hoe Zijne Excellentie er aan idenkt. Zijn terugkeer brengt ons nooit an ders dan onheil aan. God vergéve het hemt Pavloucha," riep zij de keukendeur opc*- inende, „ga den koffer van Serge Petro^ vftch van den zolder halen, en breng dien in zijne kamer." (We d. w.v

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 5