flieuwelfiidsotieCoiiratil
Jweede Bladj
Eikohoomen der gerechtigheid.
ter. En daarom tunned de werken der on
gerechtigheid. der duisternis in zijn scha
duw het best bedreven worden.
Zoo verstaan we het dat alle „groene
boomen" en a?le „dichte eiken" voor het!
afgodische en zondige Israël sponden als1
schandpalen, als zichtbare teekenpn van'
.hun zonde en ongerechtigheden, met name'
van hun afgoderij en hoererij.
De mensch van nature, de men'sch in'
gijn zonde is een eikeboom der ongerech
tigheid. Als God de Heere in Zijn vlekke-'
looze heiligheid al dio groene hoornen, en
die eiken der ongerechtigheid uitroeide,'
Hij zou heili'g in Zijn spreken en rein in
Zijn richten zijn.
Maar de Heere is barmhartig en gena
dig, lankmoedig en groot van goedertieren
heid. Hij zendt den Zoon Zijner teedersté
liefde en van het eeuwig welbehagen, met'
een hlijde boodschap tot de rechtvaardi
gen, om de gebrokenen van harte te veir-
binden, en' den gevangenen vrijheid uit te'
roepen en den gebondenen opening dor ge
vangenis, en uit te roepen het jaar van'
.het welbehagen des Ileeren.
En nu lezen we: om den treur!gem Sions
te beschikken dat hun gegeven worde sie
raad voor asch, vreugdeolie voor treurig
heid, het gewaad des lofs voor een be
nauwden geest. En hoe doet God dé Heere
,dat nu? 1
Op die vraag nu geeft het antwoord de'
profetie van de eikeboomen der gerech'iig-
beiid. Sn wondere getnade maakt God de'
Heere van den mensch, die van nature een
eikeboom der zonde is, een eikeboom der'
gerechtigheid. Hij maakt dat de mensch'
niet langer de zonde en de ongereebtig-
hejtd dient, maar God den Heere didn't e.n'
leeft tot verheerlijking van Gods grooten'
naam. God maakt van hem een eik der'
gerechtigheid.
Zoo spreekt deze naam Vata de genade
der wedergeboorte, van het wonder der
herschepping. Als God de Heere' een. uit
verkorene wederbaart, dan maakt Hij ee.n
eikeboom der ongerechtigheid tot een eike
boom der gerechtigheidDat is Gods eigen
werk, en het werk des Heeren alleen. Alle
roem .aan 's menschen ka'nt ib hier geheel
buitengesloten. Hij verwekt ui,t s'teenen
Abrahams kinderen, eai Hij roept de din
gen die niet zijn, alsof ze waren.
Het moet erkend (worden dat di:e eike-
hoomen der gerechtigheid een werk Gods
zijn, daarom volgt er op: een plantinge
des Heeren. Al wat door den mensch ge
plant wordt is nooit idts anders dan een.
eik der ongerechtigheid. Alleen Gofds ge
nade en Gods almacht planten een eik der
gerechtigheid. Als God de Heere met Zijn
twerk komt, dan groeien en bloeien de
eikten der gerechtigheid. Ze zijn e'en plan-
jtiaige des Heeren.
Hij die door Gods genade een eik der
gerechtigheid mag zijn, heeft altoos te
.erkennen en voortdurend te belijden: wie
.roemt roeme in den Heere, iji de vrije
gunst die eeuwig hem bewoog en in 't ge
nadewerk dat hij wrocht in Zijn plantin
ge. Het is een plantinge des Heeren op dal
Hij verheerlijkt worde.
HET NIEUW JERUZALEM.
Daar zal .geen nacht meer wezen
In 't nieuw Jeruzalem,
En geen angst., geen schrik, geen vreezen
Geen klagelijke stem.
Geen bittre tranen in de oogen
Geweld uit diepe smart.
Want God zal aUe tranen drogen
Genezen 't kranke hart'.
Géén schrijnen van de wonden
In pijnlijk zelfverwijt,
Geen berouw om zware zonden
Dat door de ziele snijdt.
Geen sleep van droeve gebreken
Geen honger, dorst en nood,
Geen rouw die 't hart doet brok
Geen ziekte en geen nood.
Maar vrede kalm en ve lig,
Maar steeds vernieuwde vreugd,
Maar een leven frisch en heilig
In eeuwig hlijde jeugd.
"Maar dankhre, juhlende psahnen
Met engten Gods le zaam
In forsche, breede galmen,
Ter eere van Zijn naam.
Een volle zon zal schijnen
Zacht koestrend, ongestoord,
En van ondergaan en kwijnen
Vergeet men zelfs het woord.
Want God de Heere zal stralen
Aan 's hemels hoog gewelf,
Dat licht kan nimmer falen,
't Is eeuwig als God zelf.
Daar wordt de boom des levens
In 't- midden niet gemist,
En de Gods-rivier daarnemens,
Die alle ziel verfrischt.
O weïk een godlijk leven!
Wat een groote zaligheid!
Wien zult Gij, Heer, dat gé/en
Voor wien is dat bereid?
KERjC EN SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Bedankt. Voor Den Bommel: T. Lek-
kerkerkcr te Delft.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen. Te Dragten: R. E. Sluiter
te Assen; te IJmuiden: J. P. Meijering te
Nieuwpoort.
Ds. F. T. Salverda f
Te Lollum is plotseling overleden Ds. F.
T. Salverda, predikant bij de Ned. Herv.
Kerk aldaar. Ds. Salverda, in 1883 predi
kant geworden, diende vanaf 18P" -V Tf,-rv,
Gem. van Lollum.
Dienstknechten.
„De ambtsdragers in de gemoeide zijn
cr om haar. Is er geen gemeente, dan ko
men er ook geen ambtsdragers. Is de ge
meente klein, dan zijn er maar weinig
ambtsdragers. Is zij groot, dan moet ook
het aantal ambtsdragers grooter zijn, al
naar gelang de grootte der gemeente is.
Toch zijn de ambtsdragers geen dienst
knechten der gemeente.
Zij zijn dienstknechten Gods, zooals
de Bijbel hen noemt en ook het formulier
van bevestiging.
,Zij dienen de gemeente om Gods wil.
De gemeente is het middel om hen aan te
wijzen. Om 's Heeren wil heeft zij zich
door hen te laten leiden naar Gods Woord
De predikant vertegenwoordigt Christus
als profeet, de ouderling als koning, de
diaken als priester, indien wij de ambteii
afzonderlijk bezien. Christus wil door hen
ons onderwijzen, leiden, verzorgen."
Bovenstaande sohreef Ds. J. Brouwer
van Oude-Wetering in do Rijnlandscho
Kerkbode. Dr. Impeta, nam. het in de Kam
per Kerkbode over en haalde daarbij het
bekende woord van wijlen Ds. Sikkel aan:
„de ambtsdragers niet dienstknechten
van de gemeente, alsof zij te gebieden
had. Maar: de ambtsdragers dienstknech
ten in de gemeente, van Jezus Christus.
Gehoorzaam op Zijn woord en wenk."
Evangelisatie en samenwerking.
De kerkeraad der Geref. Kerk van
Baarn kreeg op zijn vergadering bezoek
van 2 afgevaardigden van den Herv. Ker
keraad ter plaatse (pred. cn ouderling),
waarbij de uitnoodiging tot hem kwam,
om saam te werken in de evangelisatie.
De kerkeraad heeft het verzoek in over
weging genomen.
Zuid-Afrikaansche eerediensL
Op do Generale Synode der Geref. Ker
ken in Zuid-Afrika werd de wenschelijk-
lieid uitgesproken, dat het zingen staande
zal geschieden en dat „met kort en lang
note". Als besluit opgelegd werd dit ech
ter niet. De zaak werd aan de vrijheid van
eiken kerkeraad overgelaten.
Over de psalmberijming in 't Afri-
kaansch door prof. dr. J. D. du Toit (Tö-
tius), die totdusver 50 psalmen in 't Afri-
kaansch vertaalde, werd groote waardeo-
ring uitgesproken, „Ons kan God dank
oir so n digter, was die gevoele van di
Siuode."
De Synode besloot dat het gebruik de
zer psalmen naast de ITollandsche be
rijming bij de catechisatie en in de ge-
moentelijke samenkomsten officieel aan
bevolen wordt,
Het verlof voor een jaar' aan dr. J. D.
du Toit om zich geheel aan de Zuid-Afri
kaansche bijbelvertaling te kunnen geven,
wordt met blijdschap door de^Synode ver
leend, en aan curatoren der Theol. School
iensyolgens opdracht gegeven. Een syno
dale commissie tot keuring der bijbelver
taling werd benoemd.
De Zending.
In een persbericht van een '.iontal dagen
c rieden hebben de Zes Samenwerkende
Zsndingscorporaiies reeds herinnerd aan
financieele moeilijkheden van het voorjaar
1924 en -er op gewezen, dat heb eerste
1:wartaal van dit jaar reeds een bedenke
lijk tekort in de ontvangsten deed zien.
Om dit jaar een debacle te voorkomen
werd in de achter ons liggende weken tel
kens weer aangespoord tob regelmatig ge
ven; hoe dankbaar de Besturen ook zijn
voor de vele bewijzen van sympathie,
welke ontvangen werden, is bet resultaat
zóó, dat de toestand zonder eenige over
drijving ernstig -genoemd moet worden.
En dat, terwijl het Zendingswerk pers
pectieven opent als nimmer te voren!
Dezer dagen zonden de Corporaties (de
7es in Cegstgeest samenwerkende) een
e'rculaire, waarin gevraagd wordt de
Pinkster-Collecte" te" houden en voor te
bereiden.
Straks op den Pinksterdag rekenen de
corporaties op allen, die belang stellen in
den ZendingsaTbeid. Moge er zijn oen
rijke Pinksterzegen en een blijmoedig
offer
Een duisterling.
De liberale N. R. Crt. bevat geregeld
bijdragen onder het kopje „Men schrijft
ons van Geref. zijde", welke bijdragen
steeds ten doel hebben de Gereformeerden
'eens flink af te kammen en te kijk te stel
len.
Over dit bedrijf schrijft de Neder
lander bet volgende:
Er zijn geen schooner uren voor een
journalist dan de a'vonduren. Dan schui
ven vlugge krantrioopers -- vooral vlug
in den tijd, dat er weer voorjaarsfooien
te innen zijn al die schoone bladen in
■2:jn bus, waarin heel' het journal!stendiom
van het vaderland zijn dagelijksche wijs
heden gedeponeerd heeft, ieder naar zijn
aard en opvoeding. En hoe verkwikken
dan even later al die artikelen zijn ver
moeiden geest.
Ha...HetVolk en met gelukzaligen
glimlacht duikt hij "weg in de onovertref
baar objectieve artikelen van het sociaal-
democratisch dagblad, zoo heelemaal ge- i
speend van eenzijdigheid. Of hij spreidt
met eerbiedig gebaar de allerdeftigste al
ler Neder! andsche bladen, de N. R. Crt.,
voor zich open
Eerbiedig, want 'hier beluistert hij de
opperste, zuiverste "liberale wetenschap,
een wetenschap, die wéét, dat ze weten-
schab is, en zich dus hult in de deftige
toga* der hautaine ongenaakbaarheid. En
na dat alles dan te hebben 'ondergaan,
haalt hij dan nog de Standaard voot
den dag, waarvan ieder driestarren-zinne
tje ate de dreunende vuistslag is vate een
zwaar betoogenden CromweÜiaanschen
rondkop.
Maar soms komt door de fijne geniet:n-
gen van geestelijken zomer even de ruk
wind varen van een ate panischen schrik.
Als men b.v. weer zoo aangenaam zich
laat heenwiegeten op den stroom der
egale N. R. Gt. kolommen, zacht voortglij
dend van den eenen lichtboei naar den an
deren, die al die keurig gestelde berichten
zijn, vaart daar plots een schrikgolf door
den op den berichtenstroom spelevarende.
Dat is, als eT onder dat alles iets zijn
aandacht trekt, dat daar per se niet hoort.
We hebben dat vaak tegenwoordig. „Men
schrijft ons van Gereformeerde zijne
en dan weet men het wel. Schuilend tegen
de deftige toga, spannend over de breede
vrijzinnige borst van den Albeleerder,
komt een of andere Gereformeerde jongere
weer eens zijn tranen met tuiten huilen
De stakkerd, lidj ziet n,:et, hoe* gering
schattend het lachje is op het wijze hoofd
daar boven hem, waarin spotgedachtetjes
wakker worden om de zoetelijke lafheid
van den knaap, die daar aan heel vrij
zinnig Nederland vertelt, datnu ja,, zie
je, mijn. igeloofsgenooten zijn niet veel, erg
bekrompen, ziet u, maar ik ben dat ïvet.
0, hedein nee, gelukkig niet hoor Too-
neel achten wij niet verkeerd en prof.
Hepp is een echte nare man met zoo tee-
lijk tegen die studenten te doen, nu ze
„Sauli en David" van Querido speelden.
En terwijl lie't spotlachje vervluchtigt
van het deftige gelaat, nu de Gereformeer
de jongere met den blik van een trekhond
omhoog kijkt, bedelend om het goedkeu
rend lenikje, kn'ppen even de wijze oogen
tegen hem, oogen, die getuigen van veel
weten en veel begrijpenMaar binnen,
heel ver binnen in dat van vrijzinnige
wetenschap wondervolle hoofd schampert
de spot en dit spot is gerechtvaardigd.
Over die Saul en David-kweslie spreken
wij b'er niet, laat ide Gereformeerden dit
uitvochten onder elkaar.
Maar wel willen we zeggen, dat het niet
ktesch is en niet fijn van Gereformeer
de jongeren hun strijdproblemen weg te
zeulen naar de vlakke velden van de pagi
na's der N. R. Ct.. waaT vrijzinnig Neder
land zich op de tribunes groepeert, om lol
te hebben om „die calvinistische bekrom
penheid".
Deze jongeren doen denken aan de kweb
belende vrouwtjes uit de steeg, die naar
hun buurvrouw gaan, om intieme dingen
te vertellen van hun eigen zuster."
Men zal moeten toestemmen, merkt Ds.
de Moor hierbij in Dei Heraut op, dat deze
teekening naar waarheid is en de betee-
kenis van dezen duisterling zeer juist
taxeert.
De assistent en bedrog.
Iu bet „Chr. Schoolblad" Onze Vaca
tures schrijft de eindredacteur K(euning)
onder het opschrift „Bedrog":
Zaterdag 31 Mei 1924
Opdat zij genaamd worden
eikeboomen der ge
rechtigheid, een plantin
ge des Heeren, opdat Hij ver
heerlijkt worde.
Jesaja 61: 3.
i Daar is een tale Kanaans.
Maar daaronder hebben wij niet te ver
staan een taal die de mensch zelf uitdacht,
dio gebruikelijk is in kringen oenor dool-
geraakte mystiek, maar wel de taal die
God de Heere in Zijn heilig Woord ge
bruikt heeft, en die alleen door Gods kite-
dcren recht wordt verstaan.
De zuivere uiting van vrome gedachten
wordt in do Heilig© Schrift op het?
schoonst gevonden. Nooit is de taal innte
ger en dieper dan wanneer zij in. schrif-1
tuurlijk kleed is gehuld. Nooit heeft een'
.uitdrukking meer vat op het religieust
hart, dan wanneer ze ontleend is aan het'
iWoord van God.
Dat Woord, en daaronder hebben w.t
tale Kanaans in den goeden zin te ver
staan, spreekt op een bekende plaats van/
eikeboomen der gerechtigheid, e.n. deze uit
drukking its zeer geliefd geworden. De1
vraag echter of ze i'n allerlei- kring goed'
verstaan wordt, lean niet aanstonds ito be-'
vestigenden zin beantwoord worden.
Velen plegen onder die „eikeboomen der
gerechtigheid" te verstaan menschen die
■op den weg des tevens veel hebben door-'
gemaakt, d:e zware stormen in bun ziels
leven hebben doorworsteld, die ifn de ge
nade zeer ver gevorderd zijn. Men wil dan,'
bij het maken van allerlei' onderschei'din-1
,gén, zeer bepaald een onderscheid maken'
Jtusschen hen die midden in de wereld le-'
yen, en hen die vanwege hun zonde he-1
■kommerd zijn .en zoeken naar licht en'
troost, en hen die vastgeworteld staato in'
het leven des geloofs, die eikeboomen der'
•gerechtigheid zijn.
Dit leidde tot een geestelijk gevaar.
jWant zij die zich zóó als eikeboomen der'
gerechtigheid beschouwen, liggen cr bloot
voor boomen der eigengerechtigheid te
worden. En eigen gerechtigheid is ten slot
te tóch weer ongerechtigheid.
Luisteren we naar de profetie van Je
saja, dan verstaan we dat die „eikeboo
men der gerechtigheid" een plantinge de^
'Heeren zijn. Zóó en niet anders hebben1
we deze schoóne uitdrukking van de tale*
Kanaans te verstaan.
Onze kantteekenaars hebben de juiste/
uitlegging er van gegeven: „de eikeboomen1
der gerechtigheid worden gesteld tegenover
de eikeboomen die •zij misbruikt hadden
tot afgoderij". De tegenstelling wordt hier'
gemaakt met de eikeboomen eter onge
rechtigheid. En deze beeldspraak wordt!
verstaan als we weten wat bij Israël een!
.•schrikkelijke zonde was, waartegen ernstig'
wordt gewaarschuwd. 1
Hoe menigmaal wordt Israël niet ge
waarschuwd de gevaarlijke bosschen uit!
te roeien, en zulks in verband met den :ge-'
(vloekten afgoden deinst. Hun altaren zult!
gij omwerpen en hunne opgerichte heel
den zult gij verbreken, en hunne bosschen
zult gij afhouwen. (Exod. 34:13; Deut. 7:'
5; Deut. 12:3).
De Heidenen hadden de bosschen niet'
hun greene boomen uitgekozen om daarin
hun schandelijke afgoderij le bedrijven.'
Deswege had do Heere bevel' gegeven die'
hoogten te slechten en dié bosschen uit te
Tóe.ien. En juitet daarom was het zoo'
schrikkelijk van Israël, als het -deed wal'
kwaad was i-n de oogen des Heeren, dat'
het die hoogten weer opbouwde en beelde'n'
oprichtte op alle hooge heuvelen en onder'
aTten groenen boom.
Do profeet Jesaja spreekt meer in bet'
bijzonder van eiken, als hij over die af
godische bosschen toornt. Zij zutién be
schaamd worden om der eiken wil. (Jesaja1
1:29). Die hitt?g zijt in de eikenbosschen,
•onder allen groenen boom, (Jesaja ó7:5.):
We lezen in Ezeéhiël 6:13 waarom bij
zonder de eiken gezocht werden voor hel!"
bedrijven van de afgoderij met de daarbij'
behoorendo zonde van allerlei ongerech
tigheid, op alle hooge heuvel én, op alle'
Soppen der hergen, en orjpr a.ll-en groenen'
boom, en onder alle dichte eiken.
De eikeboom heeft een dicht gebladerte.
Dn der zijn schaduw fs het het meest don-1
FESJSLLETOS*
EINDELIJK VEP5EENIGD.
79)
Hij stond op en liep een oogenblik hecD
en weer döoT de kamer, met gebogen hoofd
en gebalde vuisten; vervolgens voor Serge
st:lstaande, zeido hij:
„Gij zult dadelijk aan generaal N.
schrijven, ofgij zult geen nacht meer
onder dit dak Vertoeven."
Déze woorden waren met een doffe stem
uitgesproken, waarin zich verkropte woe
de liet hooTen.
„Vader, ik smeek u!" riep Serge.
„Schrijf nog vanavond," herhaalde de
admiraal, ofen 'hij wees naar de deur.
„Ik kan niet schrijven," zeide Serge op
een toon, die van een (onwankelbaar be
sluit getuigde.
Dc generaal' schoot woedend met opgehe
ven hand op zijn zoon toe. -Er 'had een
vreeselijke worsteling in zijne ziel plaats.
Ditmaal kreeg de vijand de overhand. Het
waste veel voor des jongelings hoogmoed.
Met een gloeiend gelaat en bewogen stem
riep hij:
„Gij vergeet dat ik geen kind meer ben.
Ik hen meerderjarig cn bijgevolg meester
van mijne handelingen."
vfict is dus niet genoeg, dat ik bij mijne
onderhoorigen woderspannigheid ontmoet,
mijn zoon zelfs verzet zich tegen zijn va
der. Ga uit mijn oogen!"
Serge ging inderdaad do kamer uit,
maar zooals Petrus naar hui ten was ge
gaan, nadat hij zijn Meester verloochend
had. Hij ging naar buiten en weende. In
do gang ontmoette hij Tatiana, die aan
de deur geluisterd had en bevend© naar
hem toekwam; maar hij zond haar met een
wenk weg, en "liep naar, zijn eigen kamer,
waar hij zich opsloot.
Dezelfde jonge man met het driftig ka
rakter, die zooeven zijn vader in het aan
gezicht weerstaan had, wierp zich op de
knieën en schreide als een kind. Hij was
inderdaad diep gevallen. Al had hij niet
zooals Petrus zijn Meester verloochend, al
had hij zich niet geschaamd -zijn geloof te
belijden, hij had nochtans den naam, dien
hij droeg, bezoedeld door driftig te wor
den en zijn vader niet met den verschul-
digden eerbied te behandelen; hij had zich
oen onwaardig discipel getoond van een
Meester, die zachtmoedig was en nederig
van hart. Ja, Surge weende en bedekt© zijn
gelaat.
Wat valt het bitter, wanneer do eerste
schuld een Christelijke loopbaan bezoedelt,
wanneer een eerste val een oponthoud ver
oorzaakt op den weg naar den hemel.
Maar de tranen van Serge waren toen als
die van Petrus, trauen van berouw. Nadat
hij zich vernederd had voor zijn hemel-
schenVader, stond hij op, om zich to ver
nederen voor den aardschen vader, dien
hij bolecdigd had. Deze bevond zich niet
meer in de eetzaal. Serge klopte aan de
deur van zijne kamer, en geen antwoord
krijgende, ging hij naar binnen. Zijn va
der zat met den rug naar do deur gekeerd.
Hij schreef een brief.
„Vader," zeido Serge op verlegen toon
cn in nederige houding, „ik ben oneerbie
dig jegens u geweest. Ik vraag er u verge-
ivitig voor."
De grijsaard keer do zich om, en wierp
hem een blik toe, waarin verbazing en on-
geloovigheid veretenigd waren. Nog nooit
bad zijn zoon hem vergeving gevraagd.
„Gij bekent dat gij ongelijk gehad
,bebt," zeide hij op minachtenden toon.
„Indien gij wilt dat ik aan uw berouw ge-
Jooven zal, schrijf dan aan generaal N.;
hier is papier."
„Ik heken dat ik ongelijk, ja groot on
gelijk gehad heb, om tegen u te spreken,
•zooals ik gedaan heb Ik heb er oprecht
berouw over, maar ik kan niet op mijn be
sluit terugkomenik kan niet aan gene-
,raal N. sohriiven."
„In dat geval weet ik niet wat ik van
uw berouw denkeu moet. Een moote gods
dienst, die u leert ongehoorzaam td zijn
,jegens uwen vader! Pak uw goedgij
zult morgen naar Gorochino vertrekken."
1 Serge boog het hoofd en verliet de ka
mer. Het ware nutteloos hiertegen jiets in
te brengen. Het besluit van zijn vader
stond vast. Zijn eigen verkeerdheid had
ihem zelïs het recht ontnomen zijn mede
lijden in te roepen. Ware hij getrouwer
geweest, dan zou hij blijde geweest zijn
voor zijn Meester te lijden; maar *zijn on
bedachtzame woorden veranderden die
vreugde in overmaat van droe'fheild. De
arme jongen keerde naar zijne kamer te
rug, en bracht het overige van den nacht
biddende door. Tegen den ochtend wierp
liij zich uitgeput van vermoeienis op zijn
bed, en viel in een vasten slaap. Toen hij
wakker werd, had de zon rcteds genr nien
tijd het ijs van de Newa doon schitteren,
en de stadsklokken luidden met vollen
klank, om de geloovigen uit te noodi'gen
zich le verblijden iu de onuitsprekelijke
gave aan deze aarde geschonken, name
lijk Jezus, den Zaligmaker der wereld.
Serge herinnerde zich toen dat het Kerst-
piis was. Hij streek de hand over het
voorhoofd en zuchtte.
„Ge'ef, Heer!" fluisterde hij, „dat ik mij
ook moge kunnen verheugen."
Vervolgens stond hij op, kleedde zich,
<?n schelde om Fedor. Inplaats van deze
verscheen Tatiana op den drempel der
-deur.
„Laat mijn koffer hier brengen," zeide
hij koxtaf.
„Nu lezen we weer in een enkel orgaai^
dat deze assistenten alleen maar gebruikü
zullen worden, om enkele hand- en span*
diensten te verrichten onder het toezicht
van een volledig bevoegde.
Met deze voorstelling pleegt men ge
woonweg bedrog. Zoo is het niet. Wc heb
ben dit reeds eerder gezegd, maar bet
schijnt noodig, het nog eens te zeggen.
De assistenten zullen ook mogen werk
zaam zijn in een lokaal, waarin geen vol-
lodig-bevoegde aanwezig is. Al moeten de
tusschendeuren dan ook open zijn, feit is
en blijft, dat zoo'n assitent bijna geheel
zelfstandig zal mogen optreden.
„Als dit de bedoeling niet was. dan had
de minister voor hen wel dezelfde beper
king gemaakt, als ook geldt voor de kwee-
kelingen. Die mogen alleen in een lokaal
werkzaam zijn, waarin een volledig-be-
voegde aanwezig is. Die werken dan al
leen onder voldoende leiding en toezicht.
Met de assistenten staat het gansch an
ders. En het gaat niet aan, nu met een
onschuldige voorstelling te komen, die dat
feit zal moeten verdoezelen.
„Dat is bedrog', zegt de scIit.
BONDSDAGEN NED. JONGELINGS
VERBOND.
Het Nederlandsck Jongelingsverbond
vergaderde 28 en 29 Mei te Groningen.
Den eersten dag maakte in het bijzonder
het perswerk van het Verbond een punt
van bespreking uit". Er worden namelijk
thans drie weekbladen. De Jongeman,
Jonge Kracht en Jong Holland, en twes
maandbladen uitgegeven, t.w. Het Koren,
land, een geillustreerd maandschrift voor
ontwikkeling en ontspanning, en een Or
gaan voot Leiders van Knapenvcreenigin
gen.
De tweede dag werd aangevangen met
een vroegdienst in de Noorderkerk, waar
prof. dr. A. van Veldhuizen voorging. In
de morgenvergadering, waar ca. 1500 be
zoekers aanwezig waren, hield de voor
zitter ds. P. Veen de traditioneele bonds-
rede: Het Verbond in de toekomst.
Verschillende afgevaardigden en vrien
den van den arbeid spraken hun geluk-
wenschen uit, onder wie de heeren jhr. mr.
dr. E. Tjarda van Starkenburg Stad hou
wer, Commissaris der Koningin in dc prov.
Groningen, en de heer jhr. mr. O. van
Swinderen, beiden leden van 't eere-comité
de afgevaardigden van de Engelschc cc
Duitsche vereenigingen en anderen.
Als bestuursleden werden herkozen de
heeren H. A. de Beer Azn., A. H. Sillem
en J. A. Auiesz, en gekozen de heeren J.
Sparrebocm, D. Hoekstra en C. B. Kool
haas.
In de middagzitting refereerde ds. Joh.
v. d. Spek, van Den Dolcler, over: Het
verantwoordelijkheidsbesef, waarna prof.
dr. W. J. Aalders een toespraak hield
over: „De waarde van geestelijk bezit".
'*s Avonds was nog een zeer druk bezoch
te samenkomst met de gemeente in de
Martinikerk, waar ds. G. Grootjans Th.zn.,
van De Meern, sprak over: Wel resultaati
naar aanleiding van Ruth 11:15 en 16, dr.
Joh. de Groot, van Den Haag, over Karak
ter of Karikatuur, daarbij Openb. 3:1422
tot uitgangspunt nemende.
DUITSCHE HUMOR.
Von AsbergRa&ern hoet hij, voluit!
Zéér oud-adellijk, oer-blauw bloed!
Groot landeigenaar in de Duitsche OosU
zee-provinciën, te midden eener weinig
ontwikkelde bevolk'ng van kleine arbei
ders, visschers, enz.
En 't zat hem allang dwars.
Hij kreeg brieven, briefkaarten, o d g.
van de menschen, en 't was dan allererg
gerlijkst, hoe zij op 't adres soms zijn
naam verhaspelden; van alles werd er
van gemaakt!och, ieder weet web dat
onze kleine luvden zich in lange namen
en 'n dwaze titulatuur verwarren kun
nen.
Eindelijk werd Jt liem te erg.
En zoo plaatste hij uit de hoogte van
zijn seigneuraal standpunt, in 't plaatse--
lijk blad 'n breedgekoterade, vetgedrukte
advertentie:
„Ik heet niet Von Asberg; ik heet niet
Von Radern; ik heet Von Asberg-Ra-i
dern."
Twee dagen later stond op dezelfde
plaats, met dezelfde letter, in dezelfde
krant, de treffelijke pendant:
„Ik heet niet Hans; ik heet niet
"Worst; ik heet Hansworst!"
Ondanks alle misère, zegt het F r.
Dgbl., is ér toch gelachen, daar in die
kreits.
„Mijn schat," zeide Tatiana met een be-?
zorgd gelaat, „wat beteekent dit alles?
jZijne Excellentie is gisteren avond erg
,boos geweest; men heeft u verdriet aange-1
daan. Daarom wilt gij vertrekken."
„Mijn vader zendt mij naar Gorochino,"
,antwoordde Serge; „ik- kan u niet uitleg
gen waarom. Ik moef ,met den sneltrein
,van vier uur vertrekken."
„Heer! is het mogelijk! Naar Gorochi
no! in het hart van den^inter, vandaag»
iop Kerstdag. Maar gij zult geen lijd ge<
noeg hebben uw goed in te pakken."
„Dat zal niet lang zijn," zeide Serge
.treurig. „Laat mij niiju koffer brongeu."
Ditmaal gehoorzaamde Tatiana.
„Arme lievelingl liem gedurende de
leesten alleen laten vertrekken!" herhaal-
dé 'zij tot zichzelve, terwijl zij de trap
af en naar de keuken ging. „Ik weet waar-i
lijk niet hoe Zijne Excellentie er aan
idenkt. Zijn terugkeer brengt ons nooit an
ders dan onheil aan. God vergéve het hemt
Pavloucha," riep zij de keukendeur opc*-
inende, „ga den koffer van Serge Petro^
vftch van den zolder halen, en breng dien
in zijne kamer."
(We d. w.v