Dagblad voor Leiden en Omstreken, 4de JAARGANG. - ZATERDAG 8 DECEMBER 1923 - No. 1109 BureauHooigracht 35 Leiden - Tel. Int. 1278 - Postrekening 58936 A830ÜNEiHEi8TSPfllJS In Leiden en buiten Lelden waar agenten gevestigd lijn per kwartaal f2150 Per week f0.19 (Franco per post per kwartaal f 2.90 t Qift nummer bestaat uit twee bladen. Vrijhandel of bescherming. Er is in breed© kringen plotseling weer belangstelling gekomen voof onze han delspolitiek. De toestand van onze nijverheid wordt voortdurend slechter, het wordt, althans voor sommige industriën steeds moei lijker de concurrentie met het buitenland vol te houden, met het gevolg dat het le ger der werkloozen een ongekenden om vang verkrijgt. Vandaar dat steeds sterker wordt de aandrang van hen, die een andero han delspolitiek wensch en te volgen en dij bij de Regeering op het helpen van de in dustrie door het nemen van beschermen de maatrege'en aandringen. Wij behoeven slehts te wijzen op het dezer dagen gehouden congres van R.-K. werkgevers. Maar daartegenover staan anderen, die onder geen beding van beschermende maatregelen willen weten en voor wie de vrije handel het heilige huisje is, waaraan nooit of te nimmer mag worden geraakt. Het kan daarom nuttig zijn aan dit on getwijfeld be'angrijke vraagstuk enkele beschouwingen te wijden. Niet om deze kwestie op te lossen en een afdoend antwoord te geven op de vraag of voor ons land in de gegeven om standigheden aan vrijen handel dan wel aan protectie de voorkeur moet worden igegeven, want dat is niet zoo eenvoudig. Daarvoor is het vraagstuk te ingewik keld. W e 1 echter is het noodig dat wij ons ©enigermate oriënteeren, zoodat we, in dien we al niet in staat zijn over dit vraagstuk in vollen omvang to oordee'en, althai# de daarover gewerd© debatten be ier kunnen volgen. Wij zien in onze dagen weer hetzelfde verschijnsel dat ook vroeger herhaalde lijk werd waargenomen. Wanneer niet maar zoo onder ons, maar in 't openbaar en met aandrang ge vraagd wordt bescherming» van den ar beid. mede door middel van verhooging van het tarief, dan loopt onmiddelijk zoo ongeveer heel de vrijzinnigheid te hoop, om duidelijk te maken, dat dit een geheel verkeerde leuze is. Neen, zoo roept men uit, wij z;ju een vrij volk en wij willen geen bescher ming, maar vrijen handel. Daarmee is ons land vooruitgegaan; door vrijhandel zijn handel en nijverheid gaan bloeien, en vrijhandel alleen is in 't werkelijk begrepen belang van ons volk. Een beschermend tarief, zoo wordt be toogd, zou de ondergang zijn van onzèn handel, het einde van onze bloe;ende in dustrie; het zou tengevolge hebben dat eten en drinken, kleeding en voedsel, in één woord dat alles even duur "werd, waarom wordt gefconcludeerd, dat be schermende rechten zouden' zijn een ramp voor ons land. O Willen wij over deze zaak meespreken en daarover een oordeel vormen, dan is oen eerste vereischte dat wij weten wat ouder do begrippen vrijhandel en be scherming moet worden verstaan. Wat is vrijhandel? Eigenlijk wordt het begrip door het woord voldoende aaugedu:d. Vrijhandel te hebben wil zeggen, dat in 't geheel geen inkomende rechten wor den geheven, dat de goederen overal vrij kunnen worden ingevoerd, maar ooi zonder eenige belemmering kunnen wor den uitgevoerd; dat men dus overal vrij kan koopen, maar ook verkoopen, dat geen tol, geen accijns, niets wordt be taald. Zulk een toestand heeft men vroeger toen nijverheid en handel en verkeer nog niet tot ontwikkeling waren gekomen ge had. Reeds betrekkelijk vroeg echter be gonnen verschillende vorsten accijnzen te heffen in ruil waarvoor bescherming van eigendom en leven werd toegezegd. Mede tengevolge van de gebrekkige verkeerswegen konden oorspronkelijk de gewoue verbruiksartikelen beter in liet eigen land worden vervaardigd, en be stond er dus eigenlijk een natuurlijke be scherming. Langzamerhand kwam hierin echter verandering. Reeds in de lie eeuw begon b.v. Enge land een beschermende politiek te voe ren. Opdat Engeland zijn eigen kleed:ng zou vervaardigen en dragen, werd in 1337 de uitvoer van wol en de invoer van klee deren vooral uit Vlaanderen verbo den. Do opkomst van het beschermende stelsel dateert echter meer uit de 16e eeuw, toen de wereld door allerlei ontdek kingen een ander aanzien kreeg, toen het aantal handelsartikelen vermeerderde en bet handelsgebied sterk werd uitgebreid. Het was in dien tijd dat Engeland een zeer sterke bescherming invoerde, waar van niet het minst onze voorouders de ge volgen hebben ondervonden. Onze handel en industrie hadden toen een ongekende hoogte bereikt, wij waren meester fan de Europeesclie vrachtvaart, onze scheepstimmerwerven lakenfa brieken bloeiden, terwijl daarentegen ln Engeland, nijverheid, bundel en scheep vaart veel minder beteekenden. Het was daarom dat in Engeland hot roer werd omgegooid. En de gevolgen hieven niet uit. Het wa pen door Cromwell gehanteerd overwon, met het gevolg dat Engeland later op handelsgebied een eerste plaats kon inne men. Ook in Frankrijk en andere landen werd het heilzame van deze politiek in gezien en ging men door bescherming den invoer van bewerkte artikelen tegenhou den door vermindering van rechten den invoer van grondstoffen bevorderen en door ontheffing en zoo noodig door uit- voer-premiën den uitvoer van inlandsche artikelen bevorderen. Later kwam er een kentering» Ook geestelijke factoren oefenden hierop invloed uit. Toen overal de vrijheidsleuze gehoord werd, werd ook vrijheid gevraagd voor den handel. Het wgord vrijheid was tot eün orakel spreuk geworden. Het eerst keerde zich in Engeland den strijd tegen de gehate graanrechten. Daarbij kwam nog, dat de Engelsche industrie een groot deel van de wereld beheerschte en geen bescherming meer noodig had, terwijl men bovendien door zelf het beschermende stelsel prijs te ge ven ook andere volken daartoe hoopte over te halen om zoo, voor do sterk ont- w'kkelde industrie een grooter afzetge bied te krijgen. In andere landen werd dit streven met meer of minder succes nagevolgd. Sinds 1870 evenwel is bijna overal een kentering ten gunste van beschermende rechten waar te nemen. Amerika ghig voor, en Frankrijk en Duitschland volgden, zoodat ons land aan alle kanten door tamelijk hooge tarief muren werd ingesloten. Engeland, waar nog min of meer het vrijhandehtóte'sel wordt gehuldigd, maakt hierop een uitzondering, maar ook daar is een sterke strooming om met dit stelsel te breken, zoo zelfs, dat thans de daar gevoerde verkiezingsstrijd door dit vraagstuk goeddeels wordt beheerscht. Wat ons land betreft, ook hier is van vrijhandel in den waren zin des woords geen sprake. In de eerst© plaats toch hebben wij hier het bedenkelijk voorrecht dat we zeer hooge accijnzen heffen, die als een sterke belemmering voor den handel kun nen worden aangemerkt -en waarbij de eerste levensbehoeften als vleesch en sui ker niet zijn gespaard. Maar ook al laten wij die accijnzen bij do bespreking van dit onderwerp geheel buiten beschouwing, dan nog kunnen wij hier niet van vrijen handel spreken. Do handel met het buitenland is niet vrij. Het lijkt er niet op. De eenige d:o nog eenige vrijheid ge niet en niet al te zeer belemmerd wordt, is de buitenlander. Wij hebben hier oen betrekkelijk vrijen handel, voor den vreemdeling, n.l. om de goederen die hij kwijt wil zijn naar ons land te zenden en onze eigen in dustrie te Lenadeelen of het beslaan on mogelijk te maken. Voor ons echter is er geen vrijheid. Wanneer wij onze goederen willen uit voeren stooten we overal ons' hoofd en vinden wo overal de markten gesloten. Wij hebben hier dus geen vrijen han del, maar kunnen hoogstens van. een be trekkelijk vrijen invoer spreken. V De Crisis Met de oplossing van de Kabinetscrisis "wil het nog niet vlotten. De pogingen van den heer Kooien om een parlementair Kabinet samen te stel len zijn mislukt. En ook de heer Beelaerts van Blokland, die opdracht kreeg een extra-parlemen tair Kabinet te vormen, zag zich genood zaakt aan H. M. de Koningin ontheffing van deze opdracht te vragen. Ook de heer Beelaerts is niet geslaagd. Een bewijs van hoe ernstigen aard deze crisis is. Op de vraag in welke Tichting nu een oplossing moet worden gezocht is niet go- makkelijk een antwoord te geven. De linkerzijde kan niet regeeren. Daar voor mist zij de noodige kracht en sa menhang. In het negatieve, als het er om gaat een rechtsch Kabinet te Ver moorden is men één, maar als gebouwd moet worden, dan staat men onmachtig. En bij de rechterzijde ontbreekt belaas het onderlinge en toch absoluut onmisba re vertrouwen. Het feit staat nu eenmaal vast, onöm- stootelijk vast, dat een deel der recht se lie 'eden, bij zeer gewicht'ge punten van staatsbeleid inet de oppositie samen spande en het Kabinet ten val bracht. Daardoor is een Kabinet steunende op de rechtsch© groepen onmogelijk gewor den, t e n z ij zekerheid wordt verkregen dat dergelijke onaangename verrassingen zich in do toekomst niet meer zullen voor doen. Dit spreekt dunkt ons zóó vanzelf, dat iedere nadere toelichting hier overbo dig is. Juist daarom echter verwondert het ons, in de Ghr. Hist. Z u i d-H o 11 a n- d e r een beschouwing te lezen, die feite lijk een beschuldiging inhoudt aan het adres van de anti-revolutiouairen. Sprekende over het mis'ukken van de pogingen, van den heer Kooien, schrijft dit orgaan: „Den Chr. H\st. treft geen schuld, zij hebben het kab;net-Ruys gesteund en ook Mr. Kooien om te kom<m, en met nadruk vestigen wij hier de aandacht op, tot een reclitsch kabinet. Wanneer dus de onmacht der parle mentaire meerderheid, reeds tweemaal naar voren treedt, dan is dat niet te wijten aan de Chr. Hist." „En waar de onmacht der parlemen taire meerderheid ook bestaat ten op zichte van het voeren van beginselpoli- t'ek met eenig Tesultaat, daar gaan de Chr. Hist, vrij uit, en dit geeft hun moed en kracht om ook in de toekomst voort te gaan onder het volk en in het parlement, de Christ. H'st. beginselen onverzwakt te handhaven." Met nadruk wordt hier verklaard, dat den Chr. Hist, geen schu'd treft, dat zij berpid waren Mr. Kooien te steunen. Waaruit dan zou volgen, dat do schuld van deze crisis-misère met al de ernstige gevolgen daarvan komt voor rekening van de A. R. partij. Een voorstelling d:e n'ct geheel ju;st is. Immers, ook de Anti-revo'utionaire zijn in 's lands belang bereid een rechtsch Kabinet te steunen. Alleen, die steun is 'niet onvoorwaarde lijk. Vooruit moet vaststaan, dat een her haling van het gebeurde op 26 October niet mogelijk is. Vermoedelijk denken de Ghr. Hist, daarover n et anders. Do Nederlander wist a1 thans mee te deelen dat de Ghr. H:st Kamerfractie zich in beginsel bereid had verklaard, maar dat, de nader van die zijde te stel len voorwaarden allicht niet zouden zijn meegeval'en. Practisch is er dus tusschen de hou ding van de beide Protestantsch Christe lijke groepen weinig verschi'. De Antrevolut'onairen stel Ion de zaak alleen een weinig scherper en duidelij ker. Maar daarom juist past het ook niet, om zoo met nadruk op do*i voorgrond te ste'len, dat de Chr. Hist, in onderschei ding van. de Anti-revolutionairen bereid waren een rechtsch Kabinet te steunen. STAOSÜIEUtVS. Toorop's werk. ïn het Stedelijk Museum „de Lakenhal" liield Otto van Tusschenbroek gieter avond voor een zeer aandachtig .publiek een voordracht over onzen groot en Ne- derl. schilder Toorop. Zoowel het feit, dat men zich daarheen begaf, gaande langs het tentoongestelde oeuvre van den mees ter, alsmede de omstandigheid, dat onze spreker in jarenlange vriendschapsband met Toorop stond, schiepen al van den beginne aan een sfeer van intimiteit, schonken ons het gevoel als van een per soonlijke ontmoeting met dezen onvolpre zen kunstenaar. Spreker had zich voorgesteld om hot eerste gedeelte van den avond iets van den. levensgang, de werkwijze en tenslotte het karakteristieke van Toorop te schet sen, om dan na een korte rust door een reeks van lichtbeelden het gesprokene te verduidelijken en toe te lichten. Toorop werd den 20sten December 1858 in Indië geboren, zoodat het dus 20 De cember a.s. een feestdag voor hem z;jn zal, zijn 65e verjaardag, als ieder, die ooit door zijn werk momenten van echt- diep kunstgenot heeft mogen smaken, den jubilaris voor dien dag een enkel woord van hulde of waardeering deed toekomen, al was het maar op een briefkaartje, dan kan hij rekenen op de dankbaarheid van den kunstenaar voor zulk een blijk van erkenning. Hij werd geboren in Indië, zeiden wij. Als halfbloed: hieruit verklaart spreker die eigenaardige mengeling van het war me Oostersche met het koel-intellectueele Westersche, die den schilder kenmerkt. Al spoedig ging hij naar Holland, waar hij eerst de kostschool te Driebergen be zocht, later te Delft studeerde. In zijn jeugd was hij eon echte wilde bras, met donker voorkomen, donker haar, donkere oogen, zóó herinnert hem zich spreker's vader nog, een mede-scholier van Toorop in Driebergen; toen bleek nog geen bijzon der teekentalent. Het jongensachtig wilde van dien tijd was de uiting van zijn groote, spontane levenskracht, welke een der tot op zijn ouderdom blijvende eigenschappen van den kunstenaar geweest is. Na eenigën tijd te Delft gestudeerd te hebben, gaat Toorop werken aan de Aca demie van Beeldende Kunsten te Amster dam; hier ontdekte een der leeraars den kunstenaar in hem, binnenkort had hij al een vriendenkring, wij noemen Jan Veth, van der Kinderen, van Looij. Eenmaal hie'd hij een lezing over Javaansche Kunst. Hij was in die dagen geestelijk rijk; speelde veel piano, genoot van veel, maar had het geldelijk niet breed. Uit dezen tijd dateert spreker's kennisma king, als een kind nog, met hem. Teu huize van de familie Nijland te Delft, waar deze altijd een gastvrijen inloop had, hoorde h'j eens gamelan-muziek; zachtjes deed hij de deur open van het yertrek van waar die zonderlinge klanken vandaan kwamen: daar stond hij tegen over Toorop, die zijn prachtige eigen fan tasieën verklankte, he'der en fijn. Na zijn Amsterdamschen tijd gaat Toorop met van der Kinderen naar Bel gië; h'er werkt hij van 1880-'84; nog is hij n;et geheel los van het academische al blijkt reeds meesterschap en een eigen visie der dingen. Hij vervaardigt zijn „Aprèr l'enterrement", „Le faucheur" en andere werken, de boeren-arbeiders tot thema hebbend. Een treffend staaltje van zijn geldelijke armoede uit dezen tijd is wel, dat hij beide doeken moet overschil deren b'j gebrek aan materiaal (evenals Rodin tijden gekend heeft, waarin hij geen ge'd bezat om af te gieten) Bekend is ook zijn „Gauwdief". In 'het kind, dat met de zonnebloem speelt ziet spr. reeds een eerste trek van het later zoo vol uit gegroeide symbolisme. Hij krijgt con tact met Camille de Meunier, komt in aanraking met de licht-kunstenaars, dan volgt P"''i;s met Radin eii Monnet. In 1885 volgt Londen, een zonderhng contrast vormde deze wilde bras met de Engclsche soc'etv people, die hem toch gaarne in hun salons zagen. Dit is de tijd van z'jn kennismaking j-not Miss Jariet Hall, die twp© jaar latei- Mevrouw Toorop zou worden. Bij zijn toenemende liefde voor licht-effecten is ook de invloed van Turner op te merken. Hier dient verme'd: zijn „Before the door of a house of refuge", waar wij in de meisjesfiguur reeds den eersten aanvang van het later zoo zeer typische Toorop- meisje bemerken. Dan*trekt hij weer naar België en werkt in de Borinage, tijdens de mijnwerkersstaking. In do mijnwerkers-stukken is hij „kan tig en kranig", maar uit één stuk; vol in gehouden wildheid van jeugd. In zijn Katwijksche tijd in 1889 wordt de rich ting van zijn kunst duidelijker, neemt de reeds aanwezige tendenz vaster vorm aan; hij teekent niet meer het bijzonder geval „alléén", maar het karakter, de ziel. Hij komt van het type tot het sym bool, waar het eerste maar een uitbeel ding van is. Zijn symltblisme treed dui delijk en uitgesproken naar voren, 't Is de tijd van zijn „Tuin der weeën" (geïn spireerd op do lectuur van Thomas a Kempis) van „Tijd en Eeuwigheid", van „O grave, whore is Hy victory" naar Po pe's gedicht. Als hij later in 1900 in den Haag komt, is „Pulchri" hem tc doodsch, te conventioneel; hij sticht de Haagsche Kunstkring, Dan vooral geldt, dat zijn le ven werken is, zijn werken zijn leven. Bij zijn mede-arbeiden aan 't werk voor de Beurs te Amsterdam blijkt voor Toorop duidelijk en pijnlijk de haat van do menigte, van de middel- matigen voor den bijzondere; do taal van den kunstenaar wordt niet verstaan, om dat hij zijn tijd vooruit is, omdat het niet de taal van het heden is; do menigte heeft hier een sterk middel: de lach, die tracht te dooden, wat niet begrepen wordt Behalve den Chineesch Li-Soi-po (8e eeuw na Christus), op wiens fluitspel niet de mensch, maar wèl de goden, omdat slechts zij 't begrepen, daDsten, haalde spr. ook Gustav Mahler als sprekend voorbee'd aan; bij zijn eer~le optreden, te Amsterdam, ontbrak het bij het toch zoo deftige publiek niet aan. hoon: deftig Am sterdam vergat zoozeer zichzelve, dat het den kunstenaar tegenloeido in de zaal; tien jaren later werd er tijdens de Mah- ler-feesten den zelfden kunstenaar ter eere een medaille geslagenl Maar keeren wij tot Tootop terug: ten slotte wordt ook hij in 't gelijk gesteld; en krijgt nieuwe opdrachten. In den winter 1903'04 werkt hij in Domburg, waar hij o.a. voorbeelden vond voor zijn latere apostel-stukken. Een nei ging tot het Katholicisme, die Teeds lang aanwezig was, trad in 1905 geheel naar buiten; in dat jaar ging hij openlijk over tot de Katholieke Kerk; dit bezorgde hem veel vijanden, die er minder edele motieven achter zochten. Nu komen 7..1 prachtige koppen: Dr. Raaymakers. Dr. Ariëns, verder de bisschop van Haar- dem. Mgr. Gallier. Na Haarlem komt Nij megen, met de beroemde glasramen in de S(. Jozef-keTk, hier is de groei van 't mo AilVERTEtiTIE-PalJS Gewone advertentiën per regel 22K cent» Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarief» Bij contract, belangrijke reductie. Kleine advertentiën bij vooruitbeta ling van ten hoogste 30 woorden, worden numentale: de apostelen zijn alle kloek en klaar van expressie. De drie trekken van Toorop's karakter zijn hier harmonisch vereenigd: zijn manlijke kracht, zijn vrouwlijke teeder- heid, ziin kinderlijke eenvoud. Van 't een voudigst materiaal maakt hij het prach tigste kunststuk. Zijn Pelgrim, een mees terstuk, is een houtskoolteeken'ng op or- dma:r „papier sanssin"; al neuriënd werkt hij er aan; bij inspiratie: „het wordt hem gegeven". Hij is fel tegen de gladde techniek, die als een gepolijst kastpaneel is „leur ideal, c'est une b'ï'e de billard!" Hij bant het bruin en al'e aarde-kleuren; hij w:l n:et „boteren"; maar onmiddellijk wetend, driftig doende zet hij kleur naast kleur; toch heeft hij het gevaar van andere licht-kunstenaars die tenslotte hij het wit alleen uitkwam, vermeden. Dan vertelt spreker iets van zijn werkwijze: Hij beoefent allerlei tech niek: het werken met het tempermes; het pointilleeren, hij werkt met penseel en waskrijt; maakt aquarellen (als het ju- wee'tje: „Wareissus poeticus", maakt houtsneden, ook etsen. Overal, in aUe techniek 's h-'j een meester. Zijn karakteristiek, die reeds bij de beschrijving van zijn 'evens'oop gebleken is, is wel 't best saam te vatten in die 3 hoofdtrekken: het teedere. bijna broze (in de miesjes-f'gurrn); het krach tige, bijna brutale (in de boeren-arbe- ders de m'jnwerkers, de fabrieksarbei ders); het k'nderlijke en eenvoudige (b.v. in Jezus en de discipelen tijdens de storm op het meer). Daarbij z*jn a'tiid jong blijven, zijn eeuwige jeugd, nooit wordt hij een onverzettelijke grijsaard, maar voqral zijn zienerschap, zooa's dat spreekt uit zijn symbol'ek. Hierop vo'gde een korte pauze. In het tweede gedeelte van deD avond liet spr. een reeks lichtbee'den zien, die het ge sprokene verduidelijkte; hierbij las hij op verzoek van Toorop oen fragment voor van A'hert Plasschaerts uit de „Groeno Amsterdammer" waarin deze de voor do tegenpartij zoo uiterst p\jnlijko kwestie van de kerlcramen in den Haag bospreekt. Met een warm woord van welverd endo dank, den spr. tenslotte gebracht, kon ieder der 'aanwezigen het eeri3 zijn. Door een groote mate van b°scheidonheid h°d deze zichzelf steeds op de achtergrond gep'aatst om alleen den grooten meester te doen uitkomen. Voor velen der aanwe zigen is daardoor ongetwijfeld diens fi- gtiur dichterbij gekomen; daarvoor komt alle lof den spreker toe. Eigen drukkerij. Wij ontvingen deze week van iemand die onbekend wenscht te blijven, voor da installatie van onze drukkerij een gift an f 100.—. Wij betuigen den gever (geefster) on-» zen hartelijken dank voor deze schenking. „Staalwijk" en de Zending. I>e tweede van do zes Zendingssamen- komsten, uitgaande van ©enige zendeling- Candida ten der zendingsschool te Oegst- geesl werd gisteravond in het wijbgebouw „Staalwijk" gehouden. Was de eerste samenkomst gewijd aan ©en beschouwing over den strijd der zen ding in nieuweren tijd (de geschiedenis der protestantsche zending op Bali), door den heer Arps op ernstig welsprekende wijze voorgedragen, de tweede lezing? t,Bonifacius" behandelde den strijd der zending in vroegoren tijd. Na het zingen van Gezang 3G vors 1 en' 2 door do aanwezigen en het lezen van ©on Schriftgedeelte door Da. Goedhard, leidde deze den eigenlijken spreker van dezen avond, den heer S. van der Lin de, in, het onderwerp even aantoonendo. Het was waarlijk geen verloren avond. Wijnfried's jougd, karakter, kloosterleven! en studio tot hij op dertigjarigen leeftijd, priester werd, zijn ongeëvenaarde zon- dings ij ver en alles wat in de geschiedenis der achtste eeuw tot hem in betrekking staat werd op duidelijke wijze uiteengezet» Voor ons trad Wijnfried, met den veel- j zeggend-en naam Bonifacius begiftigd, op als een waar christenheld, beheerschendcf I zijn tijd door zijn uitnemendo eigenschap- pen cn zedelijke kracht, nog meer ons liet f door zijn getrouw volgen van zijn Heiland. Dit is nu eens historieteckening zooals j hot wezen moet; geen dorre opsomming van feiten en jaartallen mar een wnarlii.c groot man, voorgesteld in do lijst van zijrj 1 tijd. Met zulke mannen zijn grooten eni kleinen in goed gezelschap. Eerbied vervult ons bij hot schouwen op dezen held en toch zoo eenvoiwigen chris ten, niet omgeven door verhalen van zins verrukkingen en wonderen, maar wel door reine waardigheid; hoe ook Js ons dier baar zijn martelaarsdood als 75-jang grijs aard bij Dokkum. Terecht getuigde spr.S „Friesland's kerk is niet gesticht door heb zwaard van Karei den Grooto maar door liet bloed der martelaren." Wat hebben wij aan de zending te o in leen en wat hebben wij nog voor do /en ding te deen! Ook deze vraag is ons itf dozen beantwoord. Mejuffrouw Valkenburg 7.mg wr lLt| eenige schoone zcrdingslic leren. De N 0 j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 1