Dagblad voor Leiden en Omstreken,
4de JAARGANG. - ZATERDAG 8 DECEMBER 1923 - No. 1109
BureauHooigracht 35 Leiden - Tel. Int. 1278 - Postrekening 58936
A830ÜNEiHEi8TSPfllJS
In Leiden en buiten Lelden
waar agenten gevestigd lijn
per kwartaal f2150
Per week f0.19
(Franco per post per kwartaal f 2.90
t
Qift nummer bestaat uit twee
bladen.
Vrijhandel of bescherming.
Er is in breed© kringen plotseling weer
belangstelling gekomen voof onze han
delspolitiek.
De toestand van onze nijverheid wordt
voortdurend slechter, het wordt, althans
voor sommige industriën steeds moei
lijker de concurrentie met het buitenland
vol te houden, met het gevolg dat het le
ger der werkloozen een ongekenden om
vang verkrijgt.
Vandaar dat steeds sterker wordt de
aandrang van hen, die een andero han
delspolitiek wensch en te volgen en dij bij
de Regeering op het helpen van de in
dustrie door het nemen van beschermen
de maatrege'en aandringen.
Wij behoeven slehts te wijzen op het
dezer dagen gehouden congres van R.-K.
werkgevers.
Maar daartegenover staan anderen, die
onder geen beding van beschermende
maatregelen willen weten en voor wie de
vrije handel het heilige huisje is, waaraan
nooit of te nimmer mag worden geraakt.
Het kan daarom nuttig zijn aan dit on
getwijfeld be'angrijke vraagstuk enkele
beschouwingen te wijden.
Niet om deze kwestie op te lossen en
een afdoend antwoord te geven op de
vraag of voor ons land in de gegeven om
standigheden aan vrijen handel dan wel
aan protectie de voorkeur moet worden
igegeven, want dat is niet zoo eenvoudig.
Daarvoor is het vraagstuk te ingewik
keld.
W e 1 echter is het noodig dat wij ons
©enigermate oriënteeren, zoodat we, in
dien we al niet in staat zijn over dit
vraagstuk in vollen omvang to oordee'en,
althai# de daarover gewerd© debatten be
ier kunnen volgen.
Wij zien in onze dagen weer hetzelfde
verschijnsel dat ook vroeger herhaalde
lijk werd waargenomen.
Wanneer niet maar zoo onder ons,
maar in 't openbaar en met aandrang ge
vraagd wordt bescherming» van den ar
beid. mede door middel van verhooging
van het tarief, dan loopt onmiddelijk zoo
ongeveer heel de vrijzinnigheid te hoop,
om duidelijk te maken, dat dit een geheel
verkeerde leuze is.
Neen, zoo roept men uit, wij z;ju een
vrij volk en wij willen geen bescher
ming, maar vrijen handel.
Daarmee is ons land vooruitgegaan;
door vrijhandel zijn handel en nijverheid
gaan bloeien, en vrijhandel alleen is in 't
werkelijk begrepen belang van ons volk.
Een beschermend tarief, zoo wordt be
toogd, zou de ondergang zijn van onzèn
handel, het einde van onze bloe;ende in
dustrie; het zou tengevolge hebben dat
eten en drinken, kleeding en voedsel, in
één woord dat alles even duur "werd,
waarom wordt gefconcludeerd, dat be
schermende rechten zouden' zijn een
ramp voor ons land.
O
Willen wij over deze zaak meespreken
en daarover een oordeel vormen, dan is
oen eerste vereischte dat wij weten wat
ouder do begrippen vrijhandel en be
scherming moet worden verstaan.
Wat is vrijhandel?
Eigenlijk wordt het begrip door het
woord voldoende aaugedu:d.
Vrijhandel te hebben wil zeggen, dat
in 't geheel geen inkomende rechten wor
den geheven, dat de goederen overal vrij
kunnen worden ingevoerd, maar ooi
zonder eenige belemmering kunnen wor
den uitgevoerd; dat men dus overal
vrij kan koopen, maar ook verkoopen, dat
geen tol, geen accijns, niets wordt be
taald.
Zulk een toestand heeft men vroeger
toen nijverheid en handel en verkeer nog
niet tot ontwikkeling waren gekomen ge
had. Reeds betrekkelijk vroeg echter be
gonnen verschillende vorsten accijnzen te
heffen in ruil waarvoor bescherming van
eigendom en leven werd toegezegd.
Mede tengevolge van de gebrekkige
verkeerswegen konden oorspronkelijk de
gewoue verbruiksartikelen beter in liet
eigen land worden vervaardigd, en be
stond er dus eigenlijk een natuurlijke be
scherming.
Langzamerhand kwam hierin echter
verandering.
Reeds in de lie eeuw begon b.v. Enge
land een beschermende politiek te voe
ren. Opdat Engeland zijn eigen kleed:ng
zou vervaardigen en dragen, werd in 1337
de uitvoer van wol en de invoer van klee
deren vooral uit Vlaanderen verbo
den.
Do opkomst van het beschermende
stelsel dateert echter meer uit de 16e
eeuw, toen de wereld door allerlei ontdek
kingen een ander aanzien kreeg, toen het
aantal handelsartikelen vermeerderde en
bet handelsgebied sterk werd uitgebreid.
Het was in dien tijd dat Engeland een
zeer sterke bescherming invoerde, waar
van niet het minst onze voorouders de ge
volgen hebben ondervonden.
Onze handel en industrie hadden toen
een ongekende hoogte bereikt, wij waren
meester fan de Europeesclie vrachtvaart,
onze scheepstimmerwerven lakenfa
brieken bloeiden, terwijl daarentegen ln
Engeland, nijverheid, bundel en scheep
vaart veel minder beteekenden.
Het was daarom dat in Engeland hot
roer werd omgegooid.
En de gevolgen hieven niet uit. Het wa
pen door Cromwell gehanteerd overwon,
met het gevolg dat Engeland later op
handelsgebied een eerste plaats kon inne
men.
Ook in Frankrijk en andere landen
werd het heilzame van deze politiek in
gezien en ging men door bescherming den
invoer van bewerkte artikelen tegenhou
den door vermindering van rechten den
invoer van grondstoffen bevorderen en
door ontheffing en zoo noodig door uit-
voer-premiën den uitvoer van inlandsche
artikelen bevorderen.
Later kwam er een kentering»
Ook geestelijke factoren oefenden
hierop invloed uit.
Toen overal de vrijheidsleuze gehoord
werd, werd ook vrijheid gevraagd voor
den handel.
Het wgord vrijheid was tot eün orakel
spreuk geworden.
Het eerst keerde zich in Engeland den
strijd tegen de gehate graanrechten.
Daarbij kwam nog, dat de Engelsche
industrie een groot deel van de wereld
beheerschte en geen bescherming meer
noodig had, terwijl men bovendien door
zelf het beschermende stelsel prijs te ge
ven ook andere volken daartoe hoopte
over te halen om zoo, voor do sterk ont-
w'kkelde industrie een grooter afzetge
bied te krijgen. In andere landen werd
dit streven met meer of minder succes
nagevolgd.
Sinds 1870 evenwel is bijna overal een
kentering ten gunste van beschermende
rechten waar te nemen.
Amerika ghig voor, en Frankrijk en
Duitschland volgden, zoodat ons land aan
alle kanten door tamelijk hooge tarief
muren werd ingesloten.
Engeland, waar nog min of meer het
vrijhandehtóte'sel wordt gehuldigd,
maakt hierop een uitzondering, maar ook
daar is een sterke strooming om met dit
stelsel te breken, zoo zelfs, dat thans de
daar gevoerde verkiezingsstrijd door dit
vraagstuk goeddeels wordt beheerscht.
Wat ons land betreft, ook hier is van
vrijhandel in den waren zin des woords
geen sprake.
In de eerst© plaats toch hebben wij
hier het bedenkelijk voorrecht dat we
zeer hooge accijnzen heffen, die als een
sterke belemmering voor den handel kun
nen worden aangemerkt -en waarbij de
eerste levensbehoeften als vleesch en sui
ker niet zijn gespaard.
Maar ook al laten wij die accijnzen bij
do bespreking van dit onderwerp geheel
buiten beschouwing, dan nog kunnen wij
hier niet van vrijen handel spreken.
Do handel met het buitenland is niet
vrij.
Het lijkt er niet op.
De eenige d:o nog eenige vrijheid ge
niet en niet al te zeer belemmerd wordt,
is de buitenlander.
Wij hebben hier oen betrekkelijk vrijen
handel, voor den vreemdeling, n.l.
om de goederen die hij kwijt wil zijn
naar ons land te zenden en onze eigen in
dustrie te Lenadeelen of het beslaan on
mogelijk te maken.
Voor ons echter is er geen vrijheid.
Wanneer wij onze goederen willen uit
voeren stooten we overal ons' hoofd en
vinden wo overal de markten gesloten.
Wij hebben hier dus geen vrijen han
del, maar kunnen hoogstens van. een be
trekkelijk vrijen invoer spreken.
V De Crisis
Met de oplossing van de Kabinetscrisis
"wil het nog niet vlotten.
De pogingen van den heer Kooien om
een parlementair Kabinet samen te stel
len zijn mislukt.
En ook de heer Beelaerts van Blokland,
die opdracht kreeg een extra-parlemen
tair Kabinet te vormen, zag zich genood
zaakt aan H. M. de Koningin ontheffing
van deze opdracht te vragen.
Ook de heer Beelaerts is niet geslaagd.
Een bewijs van hoe ernstigen aard deze
crisis is.
Op de vraag in welke Tichting nu een
oplossing moet worden gezocht is niet go-
makkelijk een antwoord te geven.
De linkerzijde kan niet regeeren. Daar
voor mist zij de noodige kracht en sa
menhang. In het negatieve, als het
er om gaat een rechtsch Kabinet te Ver
moorden is men één, maar als gebouwd
moet worden, dan staat men onmachtig.
En bij de rechterzijde ontbreekt belaas
het onderlinge en toch absoluut onmisba
re vertrouwen.
Het feit staat nu eenmaal vast, onöm-
stootelijk vast, dat een deel der recht
se lie 'eden, bij zeer gewicht'ge punten
van staatsbeleid inet de oppositie samen
spande en het Kabinet ten val bracht.
Daardoor is een Kabinet steunende op
de rechtsch© groepen onmogelijk gewor
den, t e n z ij zekerheid wordt verkregen
dat dergelijke onaangename verrassingen
zich in do toekomst niet meer zullen voor
doen.
Dit spreekt dunkt ons zóó vanzelf, dat
iedere nadere toelichting hier overbo
dig is.
Juist daarom echter verwondert het
ons, in de Ghr. Hist. Z u i d-H o 11 a n-
d e r een beschouwing te lezen, die feite
lijk een beschuldiging inhoudt aan het
adres van de anti-revolutiouairen.
Sprekende over het mis'ukken van de
pogingen, van den heer Kooien, schrijft
dit orgaan:
„Den Chr. H\st. treft geen schuld, zij
hebben het kab;net-Ruys gesteund en
ook Mr. Kooien om te kom<m, en met
nadruk vestigen wij hier de aandacht
op, tot een reclitsch kabinet.
Wanneer dus de onmacht der parle
mentaire meerderheid, reeds tweemaal
naar voren treedt, dan is dat niet te
wijten aan de Chr. Hist."
„En waar de onmacht der parlemen
taire meerderheid ook bestaat ten op
zichte van het voeren van beginselpoli-
t'ek met eenig Tesultaat, daar gaan de
Chr. Hist, vrij uit, en dit geeft hun
moed en kracht om ook in de toekomst
voort te gaan onder het volk en in het
parlement, de Christ. H'st. beginselen
onverzwakt te handhaven."
Met nadruk wordt hier verklaard, dat
den Chr. Hist, geen schu'd treft, dat zij
berpid waren Mr. Kooien te steunen.
Waaruit dan zou volgen, dat do schuld
van deze crisis-misère met al de ernstige
gevolgen daarvan komt voor rekening van
de A. R. partij.
Een voorstelling d:e n'ct geheel ju;st is.
Immers, ook de Anti-revo'utionaire zijn
in 's lands belang bereid een rechtsch
Kabinet te steunen.
Alleen, die steun is 'niet onvoorwaarde
lijk. Vooruit moet vaststaan, dat een her
haling van het gebeurde op 26 October
niet mogelijk is.
Vermoedelijk denken de Ghr. Hist,
daarover n et anders.
Do Nederlander wist a1 thans mee
te deelen dat de Ghr. H:st Kamerfractie
zich in beginsel bereid had verklaard,
maar dat, de nader van die zijde te stel
len voorwaarden allicht niet zouden zijn
meegeval'en.
Practisch is er dus tusschen de hou
ding van de beide Protestantsch Christe
lijke groepen weinig verschi'.
De Antrevolut'onairen stel Ion de zaak
alleen een weinig scherper en duidelij
ker.
Maar daarom juist past het ook niet,
om zoo met nadruk op do*i voorgrond te
ste'len, dat de Chr. Hist, in onderschei
ding van. de Anti-revolutionairen bereid
waren een rechtsch Kabinet te steunen.
STAOSÜIEUtVS.
Toorop's werk.
ïn het Stedelijk Museum „de Lakenhal"
liield Otto van Tusschenbroek gieter
avond voor een zeer aandachtig .publiek
een voordracht over onzen groot en Ne-
derl. schilder Toorop. Zoowel het feit, dat
men zich daarheen begaf, gaande langs
het tentoongestelde oeuvre van den mees
ter, alsmede de omstandigheid, dat onze
spreker in jarenlange vriendschapsband
met Toorop stond, schiepen al van den
beginne aan een sfeer van intimiteit,
schonken ons het gevoel als van een per
soonlijke ontmoeting met dezen onvolpre
zen kunstenaar.
Spreker had zich voorgesteld om hot
eerste gedeelte van den avond iets van
den. levensgang, de werkwijze en tenslotte
het karakteristieke van Toorop te schet
sen, om dan na een korte rust door een
reeks van lichtbeelden het gesprokene te
verduidelijken en toe te lichten.
Toorop werd den 20sten December 1858
in Indië geboren, zoodat het dus 20 De
cember a.s. een feestdag voor hem z;jn
zal, zijn 65e verjaardag, als ieder, die
ooit door zijn werk momenten van echt-
diep kunstgenot heeft mogen smaken, den
jubilaris voor dien dag een enkel woord
van hulde of waardeering deed toekomen,
al was het maar op een briefkaartje, dan
kan hij rekenen op de dankbaarheid van
den kunstenaar voor zulk een blijk van
erkenning.
Hij werd geboren in Indië, zeiden wij.
Als halfbloed: hieruit verklaart spreker
die eigenaardige mengeling van het war
me Oostersche met het koel-intellectueele
Westersche, die den schilder kenmerkt.
Al spoedig ging hij naar Holland, waar
hij eerst de kostschool te Driebergen be
zocht, later te Delft studeerde. In zijn
jeugd was hij eon echte wilde bras, met
donker voorkomen, donker haar, donkere
oogen, zóó herinnert hem zich spreker's
vader nog, een mede-scholier van Toorop
in Driebergen; toen bleek nog geen bijzon
der teekentalent.
Het jongensachtig wilde van dien tijd
was de uiting van zijn groote, spontane
levenskracht, welke een der tot op zijn
ouderdom blijvende eigenschappen van
den kunstenaar geweest is.
Na eenigën tijd te Delft gestudeerd te
hebben, gaat Toorop werken aan de Aca
demie van Beeldende Kunsten te Amster
dam; hier ontdekte een der leeraars den
kunstenaar in hem, binnenkort had hij al
een vriendenkring, wij noemen Jan Veth,
van der Kinderen, van Looij. Eenmaal
hie'd hij een lezing over Javaansche
Kunst. Hij was in die dagen geestelijk
rijk; speelde veel piano, genoot van veel,
maar had het geldelijk niet breed. Uit
dezen tijd dateert spreker's kennisma
king, als een kind nog, met hem. Teu
huize van de familie Nijland te Delft,
waar deze altijd een gastvrijen inloop
had, hoorde h'j eens gamelan-muziek;
zachtjes deed hij de deur open van het
yertrek van waar die zonderlinge klanken
vandaan kwamen: daar stond hij tegen
over Toorop, die zijn prachtige eigen fan
tasieën verklankte, he'der en fijn.
Na zijn Amsterdamschen tijd gaat
Toorop met van der Kinderen naar Bel
gië; h'er werkt hij van 1880-'84; nog is
hij n;et geheel los van het academische
al blijkt reeds meesterschap en een eigen
visie der dingen. Hij vervaardigt zijn
„Aprèr l'enterrement", „Le faucheur" en
andere werken, de boeren-arbeiders tot
thema hebbend. Een treffend staaltje van
zijn geldelijke armoede uit dezen tijd is
wel, dat hij beide doeken moet overschil
deren b'j gebrek aan materiaal (evenals
Rodin tijden gekend heeft, waarin hij
geen ge'd bezat om af te gieten) Bekend
is ook zijn „Gauwdief". In 'het kind, dat
met de zonnebloem speelt ziet spr. reeds
een eerste trek van het later zoo vol uit
gegroeide symbolisme. Hij krijgt con
tact met Camille de Meunier, komt in
aanraking met de licht-kunstenaars, dan
volgt P"''i;s met Radin eii Monnet.
In 1885 volgt Londen, een zonderhng
contrast vormde deze wilde bras met de
Engclsche soc'etv people, die hem toch
gaarne in hun salons zagen.
Dit is de tijd van z'jn kennismaking
j-not Miss Jariet Hall, die twp© jaar latei-
Mevrouw Toorop zou worden. Bij zijn
toenemende liefde voor licht-effecten is
ook de invloed van Turner op te merken.
Hier dient verme'd: zijn „Before the door
of a house of refuge", waar wij in de
meisjesfiguur reeds den eersten aanvang
van het later zoo zeer typische Toorop-
meisje bemerken. Dan*trekt hij weer naar
België en werkt in de Borinage, tijdens de
mijnwerkersstaking.
In do mijnwerkers-stukken is hij „kan
tig en kranig", maar uit één stuk; vol in
gehouden wildheid van jeugd. In zijn
Katwijksche tijd in 1889 wordt de rich
ting van zijn kunst duidelijker, neemt de
reeds aanwezige tendenz vaster vorm
aan; hij teekent niet meer het bijzonder
geval „alléén", maar het karakter, de
ziel. Hij komt van het type tot het sym
bool, waar het eerste maar een uitbeel
ding van is. Zijn symltblisme treed dui
delijk en uitgesproken naar voren, 't Is
de tijd van zijn „Tuin der weeën" (geïn
spireerd op do lectuur van Thomas a
Kempis) van „Tijd en Eeuwigheid", van
„O grave, whore is Hy victory" naar Po
pe's gedicht. Als hij later in 1900 in den
Haag komt, is „Pulchri" hem tc doodsch,
te conventioneel; hij sticht de Haagsche
Kunstkring, Dan vooral geldt, dat zijn le
ven werken is, zijn werken zijn leven.
Bij zijn mede-arbeiden aan 't werk
voor de Beurs te Amsterdam blijkt
voor Toorop duidelijk en pijnlijk de
haat van do menigte, van de middel-
matigen voor den bijzondere; do taal van
den kunstenaar wordt niet verstaan, om
dat hij zijn tijd vooruit is, omdat het niet
de taal van het heden is; do menigte
heeft hier een sterk middel: de lach, die
tracht te dooden, wat niet begrepen wordt
Behalve den Chineesch Li-Soi-po (8e
eeuw na Christus), op wiens fluitspel niet
de mensch, maar wèl de goden, omdat
slechts zij 't begrepen, daDsten, haalde
spr. ook Gustav Mahler als sprekend
voorbee'd aan; bij zijn eer~le optreden, te
Amsterdam, ontbrak het bij het toch zoo
deftige publiek niet aan. hoon: deftig Am
sterdam vergat zoozeer zichzelve, dat het
den kunstenaar tegenloeido in de zaal;
tien jaren later werd er tijdens de Mah-
ler-feesten den zelfden kunstenaar ter
eere een medaille geslagenl
Maar keeren wij tot Tootop terug: ten
slotte wordt ook hij in 't gelijk gesteld;
en krijgt nieuwe opdrachten.
In den winter 1903'04 werkt hij in
Domburg, waar hij o.a. voorbeelden vond
voor zijn latere apostel-stukken. Een nei
ging tot het Katholicisme, die Teeds lang
aanwezig was, trad in 1905 geheel naar
buiten; in dat jaar ging hij openlijk
over tot de Katholieke Kerk; dit bezorgde
hem veel vijanden, die er minder edele
motieven achter zochten. Nu komen 7..1
prachtige koppen: Dr. Raaymakers. Dr.
Ariëns, verder de bisschop van Haar-
dem. Mgr. Gallier. Na Haarlem komt Nij
megen, met de beroemde glasramen in de
S(. Jozef-keTk, hier is de groei van 't mo
AilVERTEtiTIE-PalJS
Gewone advertentiën per regel 22K cent»
Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarief»
Bij contract, belangrijke reductie.
Kleine advertentiën bij vooruitbeta
ling van ten hoogste 30 woorden, worden
numentale: de apostelen zijn alle kloek
en klaar van expressie.
De drie trekken van Toorop's karakter
zijn hier harmonisch vereenigd: zijn
manlijke kracht, zijn vrouwlijke teeder-
heid, ziin kinderlijke eenvoud. Van 't een
voudigst materiaal maakt hij het prach
tigste kunststuk. Zijn Pelgrim, een mees
terstuk, is een houtskoolteeken'ng op or-
dma:r „papier sanssin"; al neuriënd
werkt hij er aan; bij inspiratie: „het
wordt hem gegeven". Hij is fel tegen de
gladde techniek, die als een gepolijst
kastpaneel is „leur ideal, c'est une b'ï'e
de billard!" Hij bant het bruin en al'e
aarde-kleuren; hij w:l n:et „boteren";
maar onmiddellijk wetend, driftig doende
zet hij kleur naast kleur; toch heeft hij
het gevaar van andere licht-kunstenaars
die tenslotte hij het wit alleen uitkwam,
vermeden.
Dan vertelt spreker iets van zijn
werkwijze: Hij beoefent allerlei tech
niek: het werken met het tempermes; het
pointilleeren, hij werkt met penseel en
waskrijt; maakt aquarellen (als het ju-
wee'tje: „Wareissus poeticus", maakt
houtsneden, ook etsen. Overal, in aUe
techniek 's h-'j een meester.
Zijn karakteristiek, die reeds
bij de beschrijving van zijn 'evens'oop
gebleken is, is wel 't best saam te vatten
in die 3 hoofdtrekken: het teedere. bijna
broze (in de miesjes-f'gurrn); het krach
tige, bijna brutale (in de boeren-arbe-
ders de m'jnwerkers, de fabrieksarbei
ders); het k'nderlijke en eenvoudige (b.v.
in Jezus en de discipelen tijdens de storm
op het meer). Daarbij z*jn a'tiid jong
blijven, zijn eeuwige jeugd, nooit wordt
hij een onverzettelijke grijsaard, maar
voqral zijn zienerschap, zooa's dat
spreekt uit zijn symbol'ek.
Hierop vo'gde een korte pauze. In het
tweede gedeelte van deD avond liet spr.
een reeks lichtbee'den zien, die het ge
sprokene verduidelijkte; hierbij las hij op
verzoek van Toorop oen fragment voor
van A'hert Plasschaerts uit de „Groeno
Amsterdammer" waarin deze de voor do
tegenpartij zoo uiterst p\jnlijko kwestie
van de kerlcramen in den Haag bospreekt.
Met een warm woord van welverd endo
dank, den spr. tenslotte gebracht, kon
ieder der 'aanwezigen het eeri3 zijn. Door
een groote mate van b°scheidonheid h°d
deze zichzelf steeds op de achtergrond
gep'aatst om alleen den grooten meester
te doen uitkomen. Voor velen der aanwe
zigen is daardoor ongetwijfeld diens fi-
gtiur dichterbij gekomen; daarvoor komt
alle lof den spreker toe.
Eigen drukkerij.
Wij ontvingen deze week van iemand
die onbekend wenscht te blijven, voor da
installatie van onze drukkerij een gift
an f 100.—.
Wij betuigen den gever (geefster) on-»
zen hartelijken dank voor deze schenking.
„Staalwijk" en de Zending.
I>e tweede van do zes Zendingssamen-
komsten, uitgaande van ©enige zendeling-
Candida ten der zendingsschool te Oegst-
geesl werd gisteravond in het wijbgebouw
„Staalwijk" gehouden.
Was de eerste samenkomst gewijd aan
©en beschouwing over den strijd der zen
ding in nieuweren tijd (de geschiedenis
der protestantsche zending op Bali), door
den heer Arps op ernstig welsprekende
wijze voorgedragen, de tweede lezing?
t,Bonifacius" behandelde den strijd der
zending in vroegoren tijd.
Na het zingen van Gezang 3G vors 1 en'
2 door do aanwezigen en het lezen van
©on Schriftgedeelte door Da. Goedhard,
leidde deze den eigenlijken spreker van
dezen avond, den heer S. van der Lin
de, in, het onderwerp even aantoonendo.
Het was waarlijk geen verloren avond.
Wijnfried's jougd, karakter, kloosterleven!
en studio tot hij op dertigjarigen leeftijd,
priester werd, zijn ongeëvenaarde zon-
dings ij ver en alles wat in de geschiedenis
der achtste eeuw tot hem in betrekking
staat werd op duidelijke wijze uiteengezet»
Voor ons trad Wijnfried, met den veel- j
zeggend-en naam Bonifacius begiftigd, op
als een waar christenheld, beheerschendcf I
zijn tijd door zijn uitnemendo eigenschap-
pen cn zedelijke kracht, nog meer ons liet f
door zijn getrouw volgen van zijn Heiland.
Dit is nu eens historieteckening zooals j
hot wezen moet; geen dorre opsomming
van feiten en jaartallen mar een wnarlii.c
groot man, voorgesteld in do lijst van zijrj 1
tijd. Met zulke mannen zijn grooten eni
kleinen in goed gezelschap.
Eerbied vervult ons bij hot schouwen op
dezen held en toch zoo eenvoiwigen chris
ten, niet omgeven door verhalen van zins
verrukkingen en wonderen, maar wel door
reine waardigheid; hoe ook Js ons dier
baar zijn martelaarsdood als 75-jang grijs
aard bij Dokkum. Terecht getuigde spr.S
„Friesland's kerk is niet gesticht door heb
zwaard van Karei den Grooto maar door
liet bloed der martelaren."
Wat hebben wij aan de zending te o in
leen en wat hebben wij nog voor do /en
ding te deen! Ook deze vraag is ons itf
dozen beantwoord.
Mejuffrouw Valkenburg 7.mg wr lLt|
eenige schoone zcrdingslic leren. De N 0 j