Aan het einde der Week j Het is nog nacht! 5 '.Ta, het is nog nacht in Europa. Hoe men ook zijn oor te luisteren legt en spiedend zijn blik laat rondgaan, ner gens is ook maar iets wat op een blijde boodschap of op eeii straal van hoop ge lijkt, te ontdekken. In Duitschland duurt de partij strijd voort en het schijnt wel alsof naar mate de druk van buiten toeneemt ook de oneenigheid grooter wordt. Eigenlijk behoeft dit niet te verwonde ren. De toestand is zoo donker, dat geen regeering het iemand naar den zin kan maken en vooral niet een regeering die voor krasse maatregelen terugdeinst. Het eind van het. lied zal wel zijn een Ontbinding van den Rijksdag en mis schien zelfs wel ontbinding van de Rijks gemeenschap. De terugkeer van den ex-Kroonprins Was voor F r a n k ri j k aanleiding om weer op nieuwe stappen van de zijde der geallieerden aan te dringen. Engeland doet echter niet mee. Het denkt er niet aan den vroegeren Kroonprins tot martelaar te maken en evenmin wil het van nieuwe door Frank rijk gewensclite strafmaatregelen, die fei telijk niets anders dan "de afscheiding van het Rijnland bedoelen, iets weten. Intusschen zijn er ftisschen Frankrijk en Duitschland weer nieuwe moei lijkheden gerezen. De industrieelen in het Roergebied had den zich na. lang onderhandelen bereid verklaard gratis kolen aan Frankrijk te leveren. Komt er dan later weer orde in de Duitsche financiën dan zou geprobeerd kunnen worden het geld terug te krijgen. Nu heeft de Fransche regeering ech ter plotseling bedacht, dat de kolen niet als herstelleveringen beschouwd zullen worden, maar om de kosten van de in vasie in het Roergebied daarvan te beta- jen. 1 Aangezien er niet de minste kans is, dat de Duitsche regeering ooit zulke re gelingen zal vergoeden, spreekt het wel vanzelf, dat de mijneigenaars bezwaar maken om te leveren. Weer een nieuwe kwestie dus. Tn Engeland zijn plotseling de poli tieke hartstochten in beroering geko-^ men, doordat Baldwin een uitspraak van het volk wenscht over de vraag of het thans niet tijd is het dogma van den vrijhandel los te laten, wat door hem noodzakelijk wordt geacht. Aangezien een t a r i e f s I r ij d nu eenmaal niet zonder hartstocht gevoerd schijnt te kunnen worden, staat een heete verkiez:ngskamp te wachten. Om niet al te onvolledig te zijn zouden we in elk geval nog dienen te memoree- ren de putsch-plannen in Beieren. Van de aanstokers, die hun vaderland waarschijnlijk een slechten dienst bewe zen hebben, geldt echter: nauw versche- nne, gingen zij al ras weer henen, en daarom zullen wij ze voorloopig ook maar met rust laten. Heï heengaan van den ex-Kroonprins scheen aanvankelijk voor ons land nog een onaangenamen kant te zullen krijgen. Het klonk ietwat somber, dat de geal lieerde gezanten zich' met een nota tot de Regeering hadden 'gericht. De zaak is echter met een sisser afge- loopen, wat met een Minister als Jhr. Van Karnebeek trouwens ook haast niet an ders te verwachten was. Met do Kabinetscrisis 2ijn we nog niet veel verder gekomen. Het is nu drie weken 'geleden, dat bet Kabinet zijn ontslag aanbood en nog we ien we niets anders, dan dat Mr. Kooien een verzoek om een Kabinet te formeeren in overweging beeft genomen. Of hij slagen zal, en in welken geest hij een oplossing zal zoeken, moet nog na der blijken. Het gevolg Is Intusschen dat niet al leen de parlementaire arbeid zoo goed als stilstaat maar dat ook krachtige maatre gelen om tot bezuiniging te komen, ach terwege blijven. De rechtsche heereri die meehielpen bet Kabinet ten val te brengen en die zoo lichtvaardig een der pooten waaiop het steunde stuksloegen, hebben wel een groote verantwoordelijkheid op zich' ge laden. Met belangstelling wachten wij af, wat de komende dagen zullen brengen. GEEN HULP VAN DEN HEMEL. Bij de bespreking over het optreden van den beer H. Colijn als Minister van Financiën, wordt in het Weekblad van de Ned. Ver. van Spoor- en Tramwegperso-> xieel o.m. opgemerkt: „Wij vertrouwen niet op hulp van den hemel, doch slechts op hulp van ons zelf; hulp, steun, vertrouwen, sa menwerking, die wij' elkander zullen bieden in onze Organisatie, die thans meer dan ooit strijdorganisatie dient te worden." Het oude evangelie van Lamech, zegt „Troffel en Zwaard" in een 'modernen vorm. Wij moderne arbeiders, wij i>. D. 'A. P.ers," wij vertrouwen alleen op ons zelf. Geen hoogere macht, geen andere hulp. De mensch in eigen kracht, alleen. Maar ook weer voor de zooveelste maal het overduidelijk voorbeeld, dat in die kringen voor de arbeiders welke op hooge re macht vertrouwen, die wel gelooven en belijden dat aan Gods Zegen 't al gelegen is, ook op het terrein van het maatschap pelijk leven, geen plaats is. Dat geen Christen in een Modern© Vakbeweging zich kan begeven. Hier wordt alle Godsvertrouwen over boord geworpen. Eigen kracht ten troon verheven. Hier is volmaakt afgerekend met den God van hemel en aarde, met alle Godsbestuur en leiding. Hier is alle vertrouwen in Hem, Die gezegd heeft: „Ik wil U tot een God zijn en Gij zult Mij tot een volk zijn", volkomen uitge bannen. „Wij", schrijft men. Dat zijn alle ar beiders in de Moderne Vakbeweging ge organiseerd. „Wij", zij zeggen bet hier ook namens die arbeiders, die, alhoewel de Christelijke levensbeschouwing nog willende aanvaarden, lid zijn van een der Moderne Vakbonden. Tegenover dit „wij" moet gesteld wor den door elk Christen-arbeider, „Ik ge loof in God den Vader, den Almachtige, Schepper van Hemel en Aarde". Moet ge steld worden een Christelijke vakorgani satie, waarin erkend wordt, dat „onze hulpe is van den Heere, die hemel en aarde gemaakt heeft". Moet versterkt worden die Christelijke Vakbeweging, waarvan wij mogen zeggen, dat ze „met de hulpe van onzen God staat tot op den huidigen dag." Gemeenteraad Leimuiden. Vergadering van den gemeenteraad ge houden op Donderdag 15 Nov. des nam. 7 uur. De Voorz., de heer Bakhuizen', bur gemeester, opent de vergadering met ge bed. Aanwezig zijn vijf leden!; afwezig de heeren Bernard en Heenk. De notulen worden door deri Secretaris gelezen en daarna onveranderd vastge steld. Punt 2. Ingekomen is van de R. K. ver- eeniging voor moederschapszorg te Heer len, een adres om subsidie voor deze nut tige zaak. De Voorz. zegt, dat de leden! zich wel zullen herinneren, dat ook een vorig jaar van deze vereeniging een verzoek om steun is ingekomens waarop toen afwij zend is beschikt, daar het geven van sub sidies beperkt moet worden en door den verren afstand onze gemeente er toch niet van kan profiteeren. Hij stelt voor afwij zend te beschikken; aldus wordt besloten. Voorts is ingekomen een adres van den beer P. T. van Graas om in het perceel Dorpsstraat 94 vergunning te verkrijgen! om te slachten; adressant is bereid alle noodslacbtingen daarin te doen. De Vjorz, doet mededeeling waarom aan den heer v. Graas het slachten is ver boden, hij had geen vergunning en het spijt hem voor adressant, dat bij ook nu weer aan het verkeerde adres is. Een der gelijke aanvraag moet volgens de Hinder wet aan B. en W. gedaan worden en niet aan d)en Raad. Êpr. stelt voor dit adres voor kennisge ving aan te nemen. Enkele heeren willen over het adres het woord, maar de Voorz. kan daartoe geen vergunning geven. Besloten wordt het adres voor kennisgeving aan te nemen. Van Ged. Staten is een schrijven ingeko men^ waarin kennis Wordt gegeven van het niet goedkeuren van het raadsbesluit be treffende het opzeggen van het contract met Leiden tot uitvoering van de Vleesch- keuringswet. De Voors. zegt over deze zaak liefst geen discussie meer te voeren, hij zelf is niet van inzicht veranderd en meent ook van den Raad niet. De heer v. D am wetK vraagt het.woord. Spr. laakt de houding van Gedeputeerden omtrent deze zaak, terwijl zij niets van zich laten hoorem omtrent de vordering van f 300, voor de schrijfmachine. De Voorz. bestrijdt deze meening en vraagt nogmaals geen discussie. Tot stemming overgaande wordt met al gemeen© stemmen besloten het raadsbe sluit to handhaven. Schrijven Ged. Staten waarin er op wordt aangedrongen, om aan den Inspec teur van het L. O. benmis te geven, van het besluit, om het vervolgonderwijs op te heffen. c Punt 3. Vaststelling gemeenteTekening dienst 1922. i De Voorz. leest het rapport van de Commissie tot het nazien van deze reke ning voor. Do Commissie stelt deni raad voor deze rekening goed te keuren» Zij heeft nogal eenige bemerkingen over de nog niet geïnd zijnde som van ruim f 2000 gemeentelijke lasten» De Voorz. deelt mede dat door hem alle moeite is gedaan, maar de wet zegt, diat het innen van belastingen uitsluitend door den ontvanger moet geschieden; en! deze slaat alle raadgevingen en aansporin gen in den' wind, zelfs als hij in strijd met zijn instructie, niet bomt op de vergade ring van dien Taad, als hij daartoe is uit- genoodigd. Van bedoelden ambtenaar is een schrijven ingekomen, dat hij na eerst te Leimuiden en) daarna te Rij nsaterwoude zitting gehad te hebben, geen lust meer gevoelt des avonds op de raadsvergadering te komen, i Do Voorz. vindt zijn houding onver antwoordelijk, er zijn dezen ambtenaar bijna geen stukken uit de handen te krij gen» Met veel moeite is liet spr. gelukt de staten te krijgen over do niet betaalde gemeentelasten van af 1917. Spr. wil den raad eenige mededeelingen dolen, waaruit blijkt dat er minstens een bedrag van f 6000 voor de gemeentekas is verloren gegaan door verjaring; als er niet spoedig ingegrepen wordt, zal ook het achterstallige van 1922 weer verjaard zijn. Er moet hier verandering komen', wa/nt er is nog veel meer, maar daar wil hij liever over spieken in de geheime raadszitting. Hij acht het echter ook wen- 6chelijk dat er iets van wordt medegedeeld in het openbaar. De houding van den ge meente-ontvanger wordt door spr. gelaakt. Alsnu brengt do Voorz. in bespreking een verordening betreffende bet innen van de plaatselijke inkomsten-belasting, waaruit blijkt dat na bet uitreiken dei- biljetten er minstens vijf maandeni gele genheid moet gegeven worden tot beta ling. Deze verordening wordt zonder hoof delijke stemming aangenomen. Punt 4. Comptabele besluiten worden! eveneens goedgekeurd. De Voorz. zegt dat er van de elcctri- citeitsleendng 3 aandeelen moeten uitgeloot worden» Uitgeloot worden de Nos. 89, 14 en 57. Daar niemand bij d© rondvraag het' woord verlangt sluit de Voorzitter de openbare vergadering. De sigaar. De „Maasbode" bevat liet volgende weekpraatje. In Januari 1924 zal te New-York het feit worden herdacht, dat de sigaar 125 jaar bestaat. Wij zouden ondankbaar ziijn, als wij de herdenking van dit jubi leum alleen aan de Amerikanen overlie ten. Daarvoor heeft de sigaar een te be- heerschende plaats gekregen in ons aller leven. Al doet de bezuiniging ons tegenwoor dig vaker een pijpje stoppen met de kruiïge Heerenbaai, Varinas of oude Krul, de sigaar blijft toch de premier. Zelfs naast do zich opdringende cigaret. De cigaret is de jeugd, de luchthartig heid, de sigaar is do ernst, de bedacht^ zaamheid. De cigaret is de hors d'oeuvre; de si gaar is de degelijke teerkost; van een „after diner" spreekt men alleen bij de kloeke sigaar. De cigaret ds do 'één-acter, geestig, pit tig, gekruid; de sigaar is een vijfacter vol gedachten en ideeën. De cigaTet hoort bij een vrooMjken lach, bij een lichte kout; de sigaar past bij het ernstige ge sprek, bij het gedegen discours. De cigaret wordt gerookt, gedachteloos nonchalant, de sigaar met overleg, ge dachte, smaak. De cigaret is spot en spel, de sigaar is levensernst, wijsheid, erva ring. De cigaret staat een flaneur, de sigaar past meer bij een bestendig man. Do cigaTet geeft verstrooiing, een ver zetting der zinnen, de sigaar wekt op tot intensieve arbeid, tot droomen, tot denken, tot overwegen en mijmeren. De cigaret kweekt een spotter, de si gaar vormt een denker. De cigaret zet tot gewoonte, sleur, de sigaar vraagt een kenner, ontwikkelt den smaak. De cigaret ds onverschillig, de sigaar heeft kwalilei- ten. Wn'e een cigaret presenteert, geeft een klein rolletje met tabak gevuld, maar wie een sigaar presenteert, geeft zich bloot, zal geoordeeld worden naar de waarde van zijn gave. De cigaret is een niemendalletje, een soort pasmunt, maar de sigaar is het symbool van de hoffelijkheid, de vriend schap, de gastvrijheid. Samen een sigaar rooken liet is de in troductie tot het gesprek, tot het overleg, tot het zakendoen, de intimiteit. De weg naar verzoening en vrede. De sigaar. Zou men haar nog kunnen weg denken uit onze samenleving? Als de ochtenkrant komt, wekt zij meteen een trek naar een sigaar. Als de arbeid wordt begonnen, wordt de ambi tie geprikkeld door de sigaar. Als het werk is gedaan, grijpt men ver licht naar zijn sigaar. Als het eten goed heeft gesmaakt, de gemakkelijke stoel aangeschoven, de avondkrant is opengevouwen, dan volgt vanzelf het aansteken van de sigaar. De sigaar is de huiselijkheid, de ge zelligheid, het welbehagen, de gemoede lijkheid. Als een vriend het hars komt binnen vallen, zegt de lïeer des huizes: „Een sla gaar op-steken?" nog alvorens de vrouw kon vragen: „Een kop thee?" De sigaar is het altijd welkome ge schenk de graag- aanvaarde belooning, dq immer dankbare appreciatie. De sigaar is een talisman. Men zal iemand boozc dingen willen zeggen, ern stige verwijten doen, bij een sigaar wordt alles milder van toon, slinkt de scherpte van uitdrukking weg. Bij het uitrooken van een sigaar wordt het accoord. getroffen, het overleg gevon den. Waar een wil is en een sigaar, is ook altrjd een weg. De cigaret is coquet maar dom, de sigaar geeft beschaving en ontwikkeling. Een eindelooze serie van gebruiks artikelen heeft de sigaar in haar gevolg: een si garenknipper, een aschbak, een rookstandaard, een sigarenpijp, een siga renkoker, een sigarenkast, een sigarenr trommel, een sigarenaansteker, als men zich deftig behuist, heeft met een rook kamer en als men zich deftig kleedt, doet men dat bij voorkeur in een „smoking". De sigaar maakt optimist. „Mooi weer tje", wenscht ons de verkooper. „Wat rookt ge daar een lekkere sigaar", zegt opgewekt je vrouw. „Pa,: rook eens door je neus, of blaas eens kringetjes", lachen de kinderen. „Conducteur, een sigaretje?" zegt ge in goed humeur. Als de dokter zegt: „niet meer roo ken I" dan is 't zoo goed als met je ge daan. Maar als ge hooTt: „laten we nog eens opsteken," dan is alles in orde,' en gaat alles goed. 't Is jammer, dat men ook de sigaar aan banden heeft gelegd, de ringen alleen stonden haar zoo goed en vriendelijk. De stervenden. Het Hoofdbestuur van het Nederland- sche Roode Kruis vraagt ons plaatsing van het volgende: De brieven, om hulp die wij de laatste weken uit Duitschland hebben ontvangen zijn ontzettend. Met geen droge oogen zijn ze te lozen. Voorbeelden? Een brief van een jongen uit een arbei dersgezin, werkzaam bij een advocaat..., vrij hebben niets meer te eten; alles ver kocht, zend mij één gulden voor mijn broertjes en zusjes. Een brief van een 18-jarig meisje,... Moeder is van uitputting gestorven. Van een geestelijke: Ik sta aan het hoofd van een klein ziekenhuis. Er zijn patiënten, die in twee dagen niets meer hebben gegeten. Uit een ander schrijven: ....Wij gingen een bekende delicatessenzaak voorbij. Een man bleef er voor staan en drukte z'n gezicht tegen de ruit. Plotseling zakte hij in elkaar en als men hem wegbracht kon hij slechts uitroepen: honger! Iemand uit Nieuwied naar Holland ge komen, om hulp te halen, vertelt: de toe stand is hier zoo, dat wanneer ik zonder iets terugkeer, ik wel eon kanon kan rie men en alles doodschieten, omdat de men- schen uitgeput van honger, niets meer te verwachten, hebben. Nog een voorbeeld, Op het oogenblik staan weduwen van hooggeplaatste amb tenaren bij de banken en vragen aan hen die ze verlaten cm een aalmoes. Een generaal schrijft: Ik heb vandaag mijn laatste paar laarzen' verkocht voor een stuk brood. Het Nederlandsche volk moet steun ver- leenen, gelijk de andere volkeren dit doen. Wij zonden een vertegenwoordiger naar Berlijn om met de Regeering en speciaal met den Minister van Voedselvoorziening alsmede het Duitsche Roode Kruis te overleggen hoe het beste te helpen. Wij stellen ons voor teneinde meer een heid in de hulpverleening te brengen de vertegenwoordigers van bestaande Ne derlandsche Organisaties, die thans reeds hulp in Duitschland bieden en waarvan wij hierbij om onverwijlde opgave van hare adressen verzoeken, tot een bond te vereenigen. En dit speciaal met het oog op een te houden algemeene openbare collecte waarvan de opbrengst in nader overleg tusschen de verschillende corpo- ratiën zou zijn te verdeelen. Doch in afwachting van het rapport van onzen vertegenwoordiger en het samenstellen van een bond van de ver schillende organisaties vragen wij U: Stuurt nu reeds geld aan het Hoofdbe stuur van het 'Nederlandsche Roode Kruis, Princessegracht 27 den Haag-, on der aanduiding: „Duitschland" of „Ne derlanders in Duitschland", want do hon- gerigen kunnen niet langer meer wach ten. (Ook aan de Redactie van dit blad kunnen giften worden gezonden). LEIDSCHE FENKR&SSEN Amice. Wij leven toch eigenlijk wel in een hoogst merkwaardigen tijd. Daaraan dacht ik zooeven toen de post mij net de kranten had gebracht, die vol stonden met berichten uit alle oorden van de wereld. Ik las de nuchtere en zakelijke en toch ook schitterende rede die de heer Golijn te Amsterdam had gehouden en waarin de zaken die thans óns volksleven beroeren zoo duidelijk wor den uiteengezet, maar ik las tegelijkertijd allerlei belangrijke of ook niet belangrijke berichten uit Duitschland en Rusland en Amerika en weet ik al wat voor landen meer. Ér bestaan geen afstanden meer zegt men weieens, en wie zijn kranten bijhoudt die moet dat toestemmen. Gebeurtenissen uit het verre Indië vernemen we. soms nog vlugger dan dingen die in onze aller naaste omgeving plaats vinden. Over het nut en de beteekenis van de dagbladpers wordt verschillend geoor deeld. Toegegeven moet dunkt me wor den, dat de pers meewerkt om het léven oppervlakkig te maken. Het getal van hen die in onzen tijd nog lust hebben een de gelijk boek te doorworstelen is, als ik het goed zie, betrekkelijk klein. Men leest al les en nog wat, maar de tijd ontbreekt vaak om het gelozene rustig te verwerken en door de overvloed van stof en de veel heid der indrukken, vermindert ook de lust om van bepaalde onderwerpen meer ernstig studie te maken. Ik denk dat ik niet heel ver mis ben, als ik zeg, dat mis schien nog niet zoozeer het lezen van Góds Woord, maar wel het Bijbel-o n- der zoek daaronder lijdt. tVie heeft in dezen voortjagend en tijd nog tijd en lust om dat Woord rustig te onderzoeken* teksten met teksten te vergelijken en ver klaringen te raadplegen? Inzooverre is de pers en dan spreek ik nog niet eens van de onchristelijke of wilt ge de anti-christelijke pers zeer zeker een gevaar, waaraan we zeker wel aandacht mogen schenken. En toch is die pers ook weer zulk een mooie zaak. Neem nu alleen maar, de berichtgeving op zichzelf. Of is het niet een wonder, dat wij de wereldhistorie van dag tot dag als voor onze oogen zien afwikkelen? Neen, de wonderen van de techniek hebben den mensch niet almachtig en niet alwetend gemaakt, maar bij alle zwakheid en onwetendheid die nog is overgebleven, is de mensch toch tot een duizelingwekkende hoogte gestegen. Het ongeluk is, dat we ons zoo weinig den tijd gunnen om bij die dingen stil te staan en als we dat een enkele maal soms doen, dat we de dingen zoo vaak in het verkeerde licht beschouwen. Was dat niet het geval, het lezen van onze dagbladen zou ons er eiken dag toe brengen om uit te roepen: hoe gróót zijn Heere uwe werken. Immers, die pérs licht als het ware telkens weer opnieuw een tip van den sluier op, die de heerlijkheid Gods bedekt, Ik behoor nog niet tot hep die onder de „oudere garde" gerangschikt worden. Maar als ik zoo de krant lees, wat zie ik dan veel dingen die toen ik jong was voor onmogelijkheden gehouden wer den en die als ze in den Bijbel hadden ge staan zeker als ouderweische. fabelen zou den zijn veroordeeld. Wie had betrekkelijk korte jaren gole- dep. kunnen denken, wat we nu zien op het gebied van de draadlooze telegrafie? Als er toen iemand was geweest die ver klaarde dat hij kon beluisteren de mu ziek die te Parijs of te Londen ten beste gegeven wordt, men zou hem geen aan dacht waardig hebben gekeurd. Ik denk hier aan de vliegmachines die nu al tot de meest gewone zaken van het moderne leven behooren en waarvan men vroeger zelfs niet dorst droomen. Wie zoo het leven beziet, wie de won deren der techniek beziet als gaven Gods, die nog slechts een zeer flauwe afspiege ling geven van de kracht Gods, die moet door het lezen van zijn 'dagblad wel ko men onder den indruk van de heerlijk heid van den almachtigen God, die ook in onze dagen nog wonderen werkt. En nu is het alleen maar jammer dat. we aan al die dingen zoo gewoon raken, dat we het wonder in de wonderen die ons omringen slechts zelden-opmerken en, zo zonder meer als de meest natuurlijke In zaken van de wereld beschouwen. >oi Maar ook in ander opzicht kan de lecw ftr- tuur van het dagblad goede diensten be-: J)< wijzen. Ik las b.v. dezer dagen enkele fct brokstukken uit de debatten over of naar ev aanleiding van de Amsterdamsche ge-; O meentebegrooting. Over 't geheel behoort dat niet tot de és meest interessante lectuur, maar toch js ontmoet men telkens uitdrukkingen, d:e eI tot nadenken stemmen. L Zoo las ik, om nu maar iets te noemen jt over de kosten van de gemeentelijke zie-i L kenhuizen. Terwijl de kosten van een r patiënt per dag in de Geref. Ziekenver- L pleging, in het O. L. V. G. en in dat der ;-r Ned. Ilerv. Diaconie gemiddeld f3.69 per I dag Ledragen, kost een patiënt in de [r, openbare ziekenhuizen gemiddeld f 7.68 1 per dag of meer dan tweemaal zooveel. e| Dat dit een zaak van beteekenis is bl:jkt 1 wel daaruit, dat door deze opdrijving dei- e kosteu, de lasten voor de bt-lastingbeta«i 01 Iers met meer dan twee millioen gulden j1' per jaar worden bezwaard. Zie amice, we kunnen allerlei zwaar- f1: wichtige beschouwingen hóuden over het l nut en de beteekenis van het particulier l{ iriitiatief, maar als mén zulke cijfers ziet, dan gevoelt men al dadelijk dat het so- 1 cialistische ideaal om alles, zooveel mo- gelijk aan de gemeenschap te brongen, afgezien van allerlei andere bezwaren, een dure liefhebberij is. ft Precies hetzelfde zien we op het gebied; van do krankzinnigenverpleging. Ik weet niet of er veel verschil is in de verple ging, maar zonder vrees voor tegen spraak, kan wel worden vastgesteld dat de verpleging in de particuliere gestich ten als regel beter is, terwijl de kosten veel en veel lager zijn. Hieruit blijkt, dat de anti-revolutio naire beginselen niet alleen principieelo beteekenis, maar juist daardoor ook prac- tische betdbkenis hebben. We zullen dat opmerken, als we maar de moei'e doon om de dingen te willen zien. Bij de Amsterdamsche beschouwingen werd ook de opmerking gemaakt, dat ter wijl het vroeger moeite kostte om de ge schikte' personen tot het wethoudersambt te brengen, en het aannemen van een be- aoeming als een offer werd beschouwd, er in onzedagen een groole begeerigheid naar dit ambt bestaat en zich liefhebbers bij de vleet aanmelden. Bij de verkiezing van wethouders te Amsterdam was er niet de minste moeite om candidaten te vin den, maar was het veeleer een vechten van de verschillende groepen om zooveel mogelijk zete's te bèmachtigeri. Nu staat Amsterdam in dit opzicht niet alleen. In andere gemeenten ziet men vaak precies hetzelfde. Dat begint al bij de Raadsverkiezingen. Het is een drin gen en duwen van belang om toch maar het Raadhuis binnen te komen, met het gevolg dat menschèn die daar in de eer ste plaats thuis hooren liever een straatje omgaan en er voor bedanken in het ge drang te staan. Dit laatste keur ik niet goed. Zij die door hun invloed en gaven boven do massa uitsteken, hebben ook een veel grootere verantwoordelijkheid, maar ver klaarbaar is hun optreden toch wel, met het gevolg, dat niet het bezetten van do wethouderszetels veel moeite kost, want bijna overal is het aanbod veel grooter dan de wraag, maar wel, dat het moeite kost waarlijk geschikte en b e k w a- m e mannen op 'deze verantwoordelijke posten te pliatsen. Ge zult misschien vrager., amice, waar om ik thans over deze dingen schrijf. En dan is mijn antwoord, dat de aanlei ding is te zoeken in wat ik las over de behandeling van de Amsterdamsche be grooting. Maar mijn bedoeling is tevens, om hierop thans, nu geen Verkiezingen op handen zijn, en we dergelijke zaken dus rustig kunnen behandelen, eens do aandacht te vestigen. Voor onze Kiesver- eenigingen. opdat ze tijdig kunnen trach ten werkelijk bekwame mannen aan zich te verbinden en tot zich te trekken en van do meer begaafden om zich aan den prac- tischen arbeid meer te geven, opdat ze later als vanzelf naar voren komen. We moeten niet vergeten amice, dat het hier en dan denk ik niet alleen aan het bezetten van wethouderszetels om zeer belangrijke dingen gaat. Precies het zelfde geldt ook van onze Gemeenteraden en van de vertegenwoordigende lichamen, aan welks bezetting zooa's. den laatsten tijd is. gebleken zoo heel veel afhangt. Ik zou hiermee kunnen eindigen, had ik niet toevalligerwijze in handen gekre gen de bijlagen behoorende bij het ver slag van den toestand der Gemeente Lei- denover 1922, qen, boekdeel waarvan ik het aantal bladzijden schat op ongeveer 600. Dit verslag bevat allerlei wetenswaar digheden, maar bij. het doorbladeren trof ik ook allerlei zaken aan,'die dunkt me, zonder de gemeentebelangen maar in iet;, te schaden, veel en veel beknepter ver meld hadden kunnen worden. Ik geloof niet te overdrijven als ik zeg, dat men met een boekwerk van twee a driehonderd bladzijden, zeker hetzelfde doel had kun nen bereiken. Waarvoor is het noodig dat allerlei jaarverslagen woordelijk worden afge drukt? Waarom kan op dergelijke uitga ven nu eens niet heel sterk worden be»* zuinigdr Ik wijs hierop, amice, omdat naar mijn oordeel in onze schrikkelijk dure gemeen-" tehuishouding, zonder bezwaar nog wel heel wat bezuinigd zou kunnen worden. Ik zou nog wel meer staaltjes kunnen noe men, maar om niet te lang van stof te worden wijs ik daarop misschien een vol gend maal. Het komt me weieens voor, dat hier in Leiden vaak wel wat veel in een sleur wordt geleefd, die allerminst in het belang van de Gemeente is.- Ik maak daarvan het gemeentebestuur, dat ook niet alles kan doen geen verwijt, maar juist daarom verwacht ik ook, dat men er mij geen verwijt van zal maken als ik zoo nu en dan eens op zaken aio m.i. niet in oide zijn, de aandacht vestig. VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 6