NieuweLeltisclieCourant
Tweede Bladf
Zaterdag 13 October 1923
Wij zijn des Heeren.
Van 's levens diepten.
aiMNENLAggD
JJli Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat
5 wij sterven, wij zijn des Heeren.
jf!T;T 1 Romeinen 14 8.
ïn het leven, maar ook in 't sterven is
<le Christen het bi zonder eigendom van
zijn Heiland. Zijn bizonder eigen
dom.
Niet in den zin, gelijk alle dingen aan
Zijne voeten onderworpen zijn. Maar als
Hem toebehoorende uit kracht van een
zeer innige en teedere betrekking.
Het is toch op grond van des Heilands
sterven en wederopstaan, dat Hij Zijn
eigendom in geheel bizonderen zin is ge
worden. Lees slechts het verband. Wat
toch mag hij belijden?
Voor mij is de Heere nedergedaald in
deze arme wereld; voor mij ingegaan in
de volle diepte van zijn plaatsbekleedend
lijden; voor mij verslonden door 't ge
weld des doods, maar ook voor mij opge
wekt, opgewekt om mijne rechtvaardi
ging; voor mij weder levend geworden
met het eeuwig zaligend: „Ik leef en gij
zult leven" op de lippen en zóo, zoo heeft
Hij het stempel Zijns eigemdoms op al
Zijne gekochten gedrukt: Des Heeren, des
Heeren zijn ze.
Dan: des Heeren is een recht
streeksere vrucht van den dood en de
opstanding van Christus. Zeker, die za
lige vrucht durft kleinmoedig onze ziel
dikwerf niet aanvaarden.
Het is te groot, te machtig. Wie durft
zeggen: Ik hen des Heeren? En toch, tot
die onmisbare gevolgtrekking mag, moet
en zal hij komen, dien het hoogste ziels
zucht werd een onderdaan te zijn in het
rijk van Hem, die heide over dooden en
levenden heerscht.
Hij mag het. De Heere toch begint
geen daad, of Hij zet die voort. Hij
vangt het werk der genade aan, om het
te voltooien.
In een genomen goed kunt ge u niet
verblijden, maar die Zijn scepter voert
over levenden en jlooden, rust niet, voor
gij Zijn genadegoed als een geschenk vol
ontferming uit Zijne hamd ontvangt, 't Is
God er om te doen, om door Zijn Geest
het stempel Zijns eigendoms te drukken
in de ziel.
'Ja, gij moet er toe komen. Heel Zijn
Woord wijst het aan. Al Zijn beloften
richten zich daarheen. Zelfs Zijn teeke
nen, die Hij immers tot zegelen maakt,
schilderen het: des Heeren u voor
oogen.
En 't verbond van Gods genade begint
.en eindigt met een: Ik ben uw God en
gij zijt mijn volk, terwijl elk onderdeel
ervan met een almachtig: „ïk zal geven",
het bevestigt.
Zoo zult gij, er toe komen. Niet op
eenmaal. Niet langs,wegen vam droomen
en visioenen.
Maar meest in den geleidelijken weg
van ontdekking, verheldering, voorlich
ting, inleiding en versterking in Gods
Woord.
En daar klinkt het, ten volle bewust,
onuitsprekelijk zalig, van de lippen:
„Hetzij dat wij leven, wij leven den Hee
re; hetzij dat wij sterven, wij sterven
den Heère. Hetzij dan dat wij leven, het
zij dat wij sterven, wij zijn des Hee-
r e n."
Des Heerenwelk een troost! Gij
kent he<t onverbeterlijk sclioone antwoord
van den Catechismus op de vraag: Welk
is uw eenige troost in leven en in ster
ven? Des Heeren eigendom te zijn!
Denk die gedachte u in. Die eenmaal de
Zijne is, behoeft -oor niets meer te vree-
zen. Niets kan hem deeTen.
Niets. Maar de zonde dan?
Zie, Jezus Christus snijdt hare handen
doo? en veert tot de vrijheid der heerlijk
heid der kinderen van God.
Maar de vloek dan. die de zonde
brengt? Christus wentelt hem af van
ons hoofd en zegt: Die in Mij gelooft,
wordt niet veroordeeld.
De oude slang? Het zaad der vtouw
heeft haar den kop vermorzeld en de Zij
nen zullen den aanklager overwinnen in
het bloed des Lams.
Het trage vleesoh en bloed? Christus
leert ons met blijdschap in dit land der
vreemdelingschappen Zijne inzettingen
mnVon tot onze gezangen.
De dood? Christus legt zelf den jubel
op onze lippen: Dood, waar is uw prik
kel? Hel, waar is uw geweld. Gode zij
dank, die ons de overwinning geeft door
Jezus Christus onzen Heere.
Maar de verdoemenis dan? Daar is geen
verdoemenis voor degenen, die in Chris
tus Jezus zijn. Zijt gij de Zijne, dan zijt
gij het geheel en voor eeuwig, In leven,
maar cok in sterven.
Zijn mond verzekerde: Ik ga heen om
u plaats te bereiden en zoo wanneer Ik
heengegaan zal zijn en u plaats zal be
reid hebben, zoo kom Ik weder en zal
u tot Mij nemen, opdat gij ook moogt
zijn, waar Ik ben.
Des Heeren? Wie roemt het geluk,
de zaligheid hierin gelegen? Laat het
stormen uit het Oosten of vit het Wes
ten, de kiel zet koers naar de goede ha
ven.
En te midden van alle overgeblevene
zwakheid en dagelijksche struikeling is
het: des Heeren, de veilige anker
grond, waar het scheepje, als het nood-
getij wast, zijn ankers vallen laat.
Ja, te midden ook van de zwaarste
rampen en droefenissen des levens is het:
des Heeren, de onwankelbare sterk
te van het dikwerf moegestreden hart.
Armoede is een drukkend leed. Maar
die des Heeren is, is Gods erfgenaam en
de mede-erfgenaam van Christus.
Ballingschap kan ondragelijke een
zaamheid scheppen. Maar de aarde is des
Heeren en zelfs in het diep ia de aarde
gedolven graf vergeet God hen niet, die
des Heeren zijn.
Krankheid kan groote smart aandoen."
Maar ook krankheid is -een oefenschool
en^de roe der kastijding hrergt zielsme-
dicijn.
Miskenning is een bitterheid des gees-
tes. Maar die des Heeren is, is het eigen
dom van Hem, dien men op aarde Beël-
zebul schold.
Teleurstelling, hoe ontmoedigend is
haar werking! Maar wie dos Heeren is,
kan alle luchtkasteelen hier heneden ten
slotte blijmoedig zien verdwijnen.
Des Heeren! En hij zingt het on
vergelijkelijk schoone lied: De Heere is
mijn Eerder. Mij zal niets ontbreken. Al
ging ik ook in een dal der schaduwen des
doods, zie Gij zijt met mij, Uw stok en
Uw staf, die vertroosten mij.
,,'k Ben de Uwe, Heer, in dood en le
ven, Gij hebt mij lief ten einde toe."
Is het wonder, dat de Lede er zich aan
paart:
„0, geef, dat ik door tark gedreven
In alles Uw behoort© doo:'.
Des Hoeron! iuvvr dat eischt dan
ook: den Ecere!
En zóo, deze hiJovend, staat do
gemeente van Ghr.vlxis hij het bankroet
der moderne ciiituuc nüzt al de ellende,
die dit meebrengt. Maar aij staat er niet
hopeloos. Zij kent haar eeuwige bestem
ming en juicht in de Imvnwel barer on
vergankelijke kracht.
Zij heeft dan ook goeden moed, aM zij
op haren Christus ziet. Hoe stond het
hem, toen Hij stierf? Was zijn. zaak niet
verloren?
Geen toekomst was er meer voor dezen
Nazarener.
Zóo ook is het soms met de zaak van
Gods Kerk. Oppervlakkig beschouwd, is
er geen verwachting voor haar in deze
dagen. Maarde ondergang van den
Main van Smarte was niet het laatste, dat
Hij den Zijnen te aanschouwen gaf. Het
kruis staat fn het licht der Opstan
ding. Bezie in dit licht Christus.
En gij, o volk van God, hezie u dage
lijks in het licht van deze twee:
Des Heeren, die opgestaan is, tot in
eeuwigheid de Zijne.
En het: Den Heere, die leeft, in leven
en sterven beide.
KERK EN SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Bedankt. Voor Beesd: J. Booy te
Vrieaemveen; voor Biervliet: J. P. Snoep
te Ten Boer; voor Waddinxveem: P. Zandt
te Delft.
GEREF. KERKEN.
Beroepen. Te Opperdoes: cand. H.
de Zwart to Halliun; to Amerongen: G.
Veenendaal te Elburg.
Bedankt. Voor Oost- en West-Sou
burg: A. B. W. M. Kok te Wommels,
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen. Te Bussum: L. H. van
der Meiden te Dordrecht.
Voorganger.
De classis Rotterdam der Chr. Geref.
Kerk heeft met algemeen© stemmen inge
willigd een verzoek om den heer J. W.
van RKee te Schiedam té benoemen fot'
vasten voorganger bij de Chr. Geref. Ge
meente aldaar.
Beroepbaar.
De heer K. Holwerda, te Marrum (Fr.)
is, na volgens Art. 8 K. O. te zijn geëxa-
minerd en een tijdlang in de Kerken der
Classe te hebben geproponeerd, door de
Glas se Hallum op haar vergadering van 10
Oct. j.l. met algemeene stemmen beroep
baar gesteld hij de Gereformeerde kerken
in Nederland.
Ambtsjubileum.
Den 4den November hoopt D s. 'A. Vöo-
gel, predikant bij de Geref. Kerk van
Kamerik, zijn 40-jarige ambtbediening te
herdeniken. Achtereenvolgens diende hij
de Kerken van Emmen, Zalk, Emlenkamp,
Holten, Dinteloord, Gouda, Waar der, Put-
terslioek en sedert 2 Nov. 1919 de gemeen
te Kamerik. *s>" A
Kerkinstitueersng.
In do laatste vergadering van de classis
Gouda der Geref. Gemeenten werd beslo
ten tot de institueering van een gemeen
te te ZoetermeerZegwaari.
Aan den consulent Ds. J. Overduin te
Gouda werden met den kerkeraad do
voorhereddendo maatregelen opgedragen.
Opleiding predikanten.
In de Saambinder, het corres
pondentieblad' der Geref. Gemeenten in
Nederland bepleit Ds. Kersten sinds eeni-
gen tijd een meer wetenschappelijke op
leiding van predikanten.
Naar aanleiding van ontvangen brie
ven waarin o.a. een onderwijzer de vraag
stelde of 6tichting van een opleidings
school wel noodig is, komt Ds. K. daarop
thans nader terug.
Hij verklaart niet te hegrijpen hoe oen
onderwijzer zulk een vraag kan stellen
en vervolgt dan:
Velen eohber zullen het l>ezwaar van
den tweeden briefschrijver deelen. Deze
toch wijst er op, dat van de scholen nu
juist niet de_Ieeraars kwamen, die, in het
gemeen gesproken, Gods Woord getrouw
bedienden; den rechtvaardige hét wel,
den goddelooze het kwalijk aanzeggend.
Hoorde ik nog onlangs niet de opmer
king, dat men liever onbestudeerde leer
aars hoorde, dan zulke door liooge scho
len afgeleverde, die wel roemden op hun
wetenschap, doch bij wier prediking het
eenvoudige volk niet hij kan? En voor
waar, er ligt een kern van waarheid in
cleze opmerking.
Adh, Hoe zijn onze Hoogescholen ver
donkerd! Ware dat niet zoo, ik zou met
ge'heel andere voortetellen komen; doch
vooralsnog zijn wij op eigen vorming
aangewezen. En nu het streven naar
degelijke onderlegging. Onze gemeenten
vragen wel allerminst geleerdheids-ver
toon; trouwens dat moet ieder walgen in
een Dienaar des Woords. Deze wandele
in dies, doch vooral op den preekstoel in
eenvoudigheid. Hij wete zich dienaar der
gemeente, en >iohte zich niet op enkele
meer ontwikkelde, hoorders, zoo dat de
massa over het lidófd gepreekt worden.
Menschen, die den geleerde willen spelen,
beklimmen in geen geval den preekstoel.
Doch gaat het nu aan, omdat er (nog ge
zwegen van Modernen Etdschen, Neo-Ge-
reformeerden etc.) zulke wanschepsels
zijn, de opleiding te verwerpen? Heeft
men kennis genomen van de bezwaren,
verbonden aan de bediening, van een niet
middellijk gevormden predikant? Onze
catechisanten willen wij de geloofsleer
inprenten. Hoe zal dat gaan, zoo de leer-
aar zelf die geloofsleer niet kent. En die
leert God hem niet onmiddellijk; daar-
voer moet hij studeeren; veel meer dan
wel beseft wordt, blijkbaar. Of komt de
jongelingschap ter Catechisatie om elke
week hetzelfde te hooren? Gaat het aan
ze daar te bepreeken in stee van te on
derwijzen? Zou een leeraar gerust kun
nen sterven, zoo vraagt Brakel, die geen
werk van zijn catechisanten heeft ge
maakt? Vraag voorts, of niet de kerk ge
regeerd moet worden naar de regelen, die
Slons Koning haar gaf? Maar hoe zullen
wij naar die regelen wandelen zoo wij ze
niet kennen? Is bestudeering van kerk
recht een overbodige zaak? Gods Woord
te bedienen is nog iets anders dan eeno
bekeering vertellen; vordert wat meer dan
liet mededeelen van enkele levens-erva
ringen, die deze of gene doorleefde. Wij
maken zoo dikwijls van het Woord Gods
wat wij er van meenen te kunnen gebrui
ken. Dooh dan spreekt niet het Woord
des Heeren maar het Woord eens men
schen. Vordert de bedening eens leeraars
met gegronde kermis van Gods getuige
nis?
Onze Synoden beantwoordden die
vraag hij herhaling in bevestigden zin
FEUILLETON
22)
„Mooi, flink gezegd, Barbara; maar 1
vergeef me je praat onzin. Jij naast
mij op de plaats der beschuldigden is
een onmogelijkheid; en dat ik je verlaten
heb, maakt mijn zaak des te slechter.
Wat meer zegt, onze jongen ons eenig
kind heb je aan hem gedacht? Weet
je wat er van zijn leven zou worden?"
De hand, die in de zijne rustte, kneep
zich krampachtig samen; het jonge ge
laat scheen opeens oud te worden en lee-
kende zich met diepere lijnen van zorg en
smart onder den zwarten rouwkap.
„Ze zouden hem met den vinger na
wijzen als den zoon van den moordenaar
hij zou een hard, ondraaglijk leven heb
ben. De zonde van den vader zou ver
haald worden op het kind."
Ja, nu kon hij wèl aan zijn kind den
ken het ooilam, dat de moeder zoo
trouw en angstvallig had bewaakt in tij
den van zorg en nood. Hij had het wa-
Pen gevonden, waarmee hij haar hart
zeker zou doorboren. Terwijl Wyhert
sprak, zag zij haar jongen schreien on
der de hoonende woorden van de men
schen; zij zag hem vroeg oud en gehro-
»en op zijn levenspad; gebukt onder de
schuld van den vader; zij'zag hem lang
zamerhand wegzinken onder dien last en
eindelijk in een onbeweend eerloos
graf.
Zij weerhield met moeite den kreet, die
in haar opreés en hijgde:
„0, doe zooals je wilt! Zeg me maar,
wat ik moet doen?"
„Je moet teruggaan naar Durham. Elk
oogenhlik dat je hier bent, maakt mijn
toestand hier des te gevaarlijker."
„En wat moet ik dan aan dominéé
Chester zeggen? Ik heb de bétrekking al
aangenomen en zou zoo spoedig mogelijk
aan het werk gaan."
„0, laat dat maar aan mij over. Ik zal
hem vertellen, dat ik je overgehaald heb
om mijn aanbod aan te nemen."
„Hij zal mij voor erg wispelturig hou
den."
„Wel daar staan jullie vrouwen immers
voor bekend?" Zij keerde zich met een
vuurrood gezicht naar hem toe, toen deze
ondoordachte woorden over zijn lippen
rolden. „Maar jij maakt een schutprendo
uitzondering op dien regel, Barbara,"
haastte hij zich er bij te voegen, om ze
wat te verzachten.
„Spaar mc je complimentjes," zeide zij
mat; „ik. zou nog graag willen weten, of
je nog eens komt kijken naar het kind,
voor wiens goeden naam je zoo hang
hftnL" A
„Ja, Barbara; zoo gauw ik kan kom ik
over, daar kun je op aan."
Toen opende hij de deur en bracht haar
naar beneden hij den dominee en zijn
zuster. Wyhert vertelde hen den uitslag
van hun gesprek.
„U bent grooter diplomaat, dan ik,"
zeide de dominee. „Ik hen blij en tege
lijk spijt liet mij, dat wij zoo'n goede on
derwijzeres zullen moeten missen."
Daarna namen zij afscheid en gingen
heen.
„Jeanette," zeide de dominee, toen de
beide bezoekers door 't tuinhek verdwe
nen waren, „ik zal nooit meer zoo voor-
harig en pedant zijn om te denken, dat
ik iemands karakter ken, want ik heb mij
heel erg vergist in deze jonge weduwe,
die ik voor flink eu onafhankelijk heb
gehouden.
„Ja, ik heb me erg vergist. Zeker, de
hesten van ons zijn zwak en wankel in
daden en gedachten. Wij zijn menschen,
die met het getij der omstandigheden op
en afgaan. Arme, arme menschheid. Wat
zouden wij beginnen op de levenszee
zonder onzen grooten stuurman?"
„Ja, wat? zeide zijn zuster, terwijl zij
de twee weggaande gestalten nakeek.
HOOFDSTUK XIII.
Zuster Clara lette met iunige belangstel
ling op elk teeken van ontwakend bewust-.
en zonder opleiding zijn wij sinds dien
niet meer. Alleen ik wenschte die oplei
ding vaster vorm te geven, en in meer ge
ordende hanen te leiden.
Combinatie van gemeenten.
De Algem&eno Synodale Commissie der
Nederlandsche Hervormde Kerk heeft,
naar in het weekblad dier kerk wordt
medegedeeld, aan de Provinciale kerkbe
sturen een circulaire gezonden om hun te
verzoeken, met raadpleging van de Clas-
sicale Besturen in hun ressort, te onder
zoeken welke gemeenten in hun ressort
gecombineerd of opgeheven behooren te
worden en de resultaten van het onderzoek
mede te deélen aan de Algemeene Syno
dale Commissie.
Centrale jeugdkerk te Utrecht.
Zondagochtend is in het dienstgebouw
der Nederl. Hervormde gemeente te
Utrecht de eerste centrale jeugdkerk al
daar gehouden,. Een flinke schare jonge
menschen was opgekomen. De zaal was
géheel bezet. Ds. P. de Haas ging vooi en
zette allereerst in een kort woord uiteen,
dat door middel van deze jeugddiensten
getracht wordt een groot aantal jongeren
to bereiken, die anders slechts op de cate
chisatie en niet in de groote kerk komen
otm hen zoo nader tot Jezus te brengen;
vervolgens sprak .hij naar aanleiding van
Mattheus 24: 35.
De dienst duurde een uur. Alle werk
zaamheden, ook het orgel-bespélen ge
schieden door de jongeren zelf.
lederen Zondag zal een dergelijke gods
dienstoefening in het dienstgebouw worden
gehouden.
De Leerplicht-misère.
Wat de leerplichtwet en haar uitvoering
met duizenden kaarten en honderden kas
ten den lande kost, kan blijken 'uit het
3de Verslag der Bezuimgifig&commissie,
waaraan het volgende ds ontleend:
Als vooriooper op het algemeen rapport
der Commissie nopens het Departement
van Onderwijs, K. en W. meende de
Commissie do aandacht van den Minister
te moeten vestigen op de hooge kosten
van drukwerk ten dienste van de uitvoe
ring der Leerplichtwet (in 1922 carton
voor kaarten bijna f 23.000), in verhand
waarmede de Commissie naging of door
verandering van werkwijze bezuiniging
ware te verkrijgen, zoowel op de uitga-
ven voor materieel als op die voor perso
neel.
De zeer uitvoering© en minutieus© be
handeling, die hier plaats vindt, vereischt
veel personeel; het aantal werkkrachten,
hij' de inspecties alleen met deze admi
nistratie belast, ia te schatten op 35 en
zal per jaar aan salaris wel ten minsbe
f 80.000 kosten en aan materieel f 10.000.
Do Commissie meende den Minister be
paalde vereenvoudiging in deze werkwijze
te mogen in overweging geven, waarvan
zij een besparing verwachtte van pijn.
f 65.000.
Of aain deze voorstellen eenig gevolg is
of zal worden gegeven, was aan de Com
missie hij de vaststelling van dit Vers/lag
nog niet gebleken.
Salarisvermindering.
De besturen van de Yereeniging van
Christelijke onderwijzers en onderwijze
ressen in Nederland e<n O.B., de Unie van
Christelijke onderwij'zers en onderwijze
ressen in Nederland; de Vereeiwging tot
behartiging van de belangen der Christe
lijke Mulo-scholen in Nederland, en de
Vereenigiug tot bevordering van het Chr.
onderwijs aan achterlijke zwakzinnige
kinderen, hebben de regeering verzocht,
vooralsnog -niet tot intrekking van art
40 van het Bezoldigingsbesluit over te
gaan en in geen geval tot vermindering
van de salarissen te hesluiten zonder
principieele herziening van het geheele
salarisstelsel, met name wat het onder
wijs betreft.
Leger/ermindering.
De „Avp." verneemt, dat een eventueele
opheffing van een divisie zal bestaan in
het opheffen van één divisie en drie bri
gade-staven.
Het ligt n.l. in het voornemen om het
aantal regimenten infanterie intact te la
ten, doch door indeeldng van vier, in-
plaats Van drie regimenten infanterie bij
elke brigade tot de opheffing van drie
brigade-staven en een divisie-staf te kun
nen overgaan, waardoor een aanmerke
lijke bezuiniging wordt verkregen zonder
het aantal regimenten te verminderen.
zijn in Frits, zooals een teedere moedor
elk bewijs van verstandsontwikkeling van
baar kind nagaat. De eerste twee, drie
dagen nai den storm deed zij dit nog
nauwkeuriger, aLs dat al mogelijk was.
Het feit, dat hij met dien donderslag
iets verstandigs had. gezégd en dat hij er
Gods stem in gehoord had, had een die
pen indruk op haar gemaakt.
Zij zag nog dien vragenden, verwon
derden blik in zijn oogen en voelde nog
dio lichte aanraking op haar schouder op
dien gedenkwaardigen avond.
Eén ding echter vond zij erg verdrie-
lig. Hij weigerde halsstarrig om te luiste
ren, als zij hem aansprak met Wyhert, en
om hem zijn zin te geven noemde zij
hem daarom nu Frits. Voorzichtig be
proefde zij zijn verstand op allerlei ma
nieren op te wekken.
„Weet je wel, wat dat is, Frits?" vroeg
zij hem eens op een wandeling en wees
naar boven in de blauwe lucht.
Hij keek op en staarde langen tijd naar
hoven zonder ontwoord te geven, zoodat
zij 't hog eens vroeg.
„Ja zeker, zuster Clara dat is de
hemel."
„Weet je wel, wie daar vandaau is ge
komen?"
Hij keek haar met starende oogen aan
en schudde zijn hoofd. Zij probeerde 't
nu op een, andere manier, zooals een on,-
Een Nederlandsch-Rüsstsch
concern.
Naar wij vernemen is er een concern van
Nederlandsche fabrikanten gevormd, ten
doel hebbende het drijven van ex-en im-
porthandel met Rusland. Het initiatief tok'
het oprichten van dit Nederlandsck-Rus-
siscli handelsconcern is genomen dooc
do volgende firma's: Oliefabrieken Calvé
Delft, N. V. Ned. Vliegtuigenfabriek Fok
ker te Amsterdam, Int. Handel- cn Cre-<
diet-Mij (Thee en Rubber) Amsterdam*
firma Scheurleer (Haringvisscherij) Den
Haag, Biscuitfabriek „Victoria" te
Dordrecht, bankiersfirma Pierson en Go.
te Amsterdam, C. J. van Houten en Zn.
te Weesp, Hollandia-fabriek van melkpro-.
ducten te Vlaardingen. Tot directeuren;
zijn aangezocht de heer E. W. Hendriksa
te Amsterdam voor het kantoor in Ne
derland en dr. Milner voor het kantoor in
Rusland.
Congres over bedrijfsorganisatie.
De besturen van hei; Chr. Nat. Vakver
bond en het Bureau voor do R. K. Vak
organisatie hebben zich gewend tot do
R. K. en Christelijke organisaties van'
werkgevers en landbouwers met het ver
zoek door e>en gezamenlijke bespreking
na te gaan, of de Christelijke vakorgani
saties van patroons en arbeiders het stand
punt van den. H. R. v. A. inzake de moge
lijkheid van decentralisatie bij opbouw eh
uitvoering der sociale wetgeving als basis
zouden willen neinen voor een vruchtbare
samenwerking. Bij de wet zou dan de in
stelling van bedrijfsraden worden voorbe
reid voor bepaalde takken van hot be
drijfsleven, waarin al een regelmatig over
leg bestaat.
Alle bedoelde organisaties, te weten heb
R. K. Verb, van Werkgevers-Vakvereeui-
gingen; de Veroeniging van Chr. Werk
gevers en Groothandelaren in Nederland;
de R. K. Middenstandsbond; de Ver. van
den Chr. Handeldrijvenden en Ind. Mid
denstand in Nederland; de Ned. Boeren
bond en de Chr. Boeren- en Tuindersbond
hebben geantwoord aan de bespreking,
welke op Dinsdag 16 October te Utrecht
gehouden wordt, te zullen deelnemen.
EEN GEBED VAN DA COSTA.
't Was, schrijft het Fr. Dagh> 1., in den
zomer van 't jaar 1843.
Lang geleden dus, tachtig jaar!
In het zoo liefelijk gelegen Heemstede
brachten enkele familiën, wier namen be
kend zijn in de Geschiedenis van het Ré
veil, of den zomer door, of kwamen er
telkens oendgo da-g>ei\ dat ze uitbreken
konden, cjn te genieten van de heerlijke
natuur en van den omgang met elkander.
Ook mr. Isaac da Costa was er.
Hij logeerde in het dorpslogement, te
genover de kleine kerk staande.
Daar waren ook leden van de bekende
Amsterdamscho familie Pierson onderge
bracht en zoo» verhaalde vele jaren later
de bekende dr. Allard Pierson, teen eett
elf-jarige knaap, was hij gelogeerd in een
kamer, slechts door een dun houten be
schot gescheiden van het vertrek, dat aan;
da Qosta toegewezen was.
Laat in den avond zo<u deze ter ruste
gaan.
Voor hij zich neerlegde, deed hij echter
zijn avondgebed, waarvan de jonge Allard
dus zonder opzettelijk te luisteren oorge
tuige was.
Zijn leven lang bleef 1 -m dat bij!
Ook toen hij zelf gec. .ijk geheel v. eg-
zwierf van 't Vaderhuis.
Het bidden werd smeeken, werd een
worstelen voor den Troon der Genade.
En wat Pierson bovenal zoo trof:
Dat het da Costa in de eenzaamheid
zijns gebeds bovenal te doen was om de
eere Gods, om 't behoud des volks, om
het heil der zielen!
Juist kwam toen. op de zoogenaamde
Thüringer School, die met haar bijbelcri-
tiek de waarheid cn waarachtigheid des
evangelies aantastte en, daarmee de grond
des geloofs ondergroef. De elfjarige knaap
herinnerde zich vele jaren later, hoe da
Costa pleitte voor Gods Troon, voor ds
zaak van volrst Messias, tegen de listige
omleidingen des Boozen.
Dit was niet het publiek gebed.
't Was het verborgen, gebed der binnen
kamer.
En heeft God het met verhoord t Eon
volk overgelaten in dez*cn lr|ide, ja deer»
wassen, dat dooi de bewa/:nde kracht
van Gods Geest niet ontzonken is aan de
vastigheden des geloofs!
Maar dan ook: welk een voorbc-ei
Hoe staat het bij ons met het stil go bed
voor de tijdelijke en bovenal de geeste
lijke nooden van land en volk?
derwijzeres zijn leerlingen zoekt te hel-i
pen.
„Je weet toch wel, wie het laat onweer
ren?"
„Ja, God," antwoordde hij vlug.
„En wie was God's Zoon?"
Hij keek in de lucht, toen naar de bcr-«
gen en toen weer peinzend naar den
grorud.
Opeens beurde hij zijn hoofd op en een
vroolijke glans lichtte in zijn oogen:
„Jezus."
Clara's hart sprong op van vreugde bij
dit antwoord, en zij fluisterde een ho^t,
innig gebed aan Hem, wiens naam de
idioot gezegd had;
„Jezus, ik dank U!"
Ofschoon de zieke zich weinig bemoeide
met menschen, behalve zuster Clara, was
't aardig te zien, wélk een vriendschap,
er bestond tusschen hem en de koeien, die
op de bergweiden graasden. Zij kende**
zijn stap. Zoo was 't ook met de vogele.
Zij werden zóo mak, dat zij soms op zijn
schouder Vlogen en uit zijn hand pik*
ten. Op zekeren avond kwam Clara naar.
hem toe, terwijl hij op een ouden l*>ora-
stam zat, dio door den hevigen Alpen*
storm omgewaaid was.
(Wordt vervolgd.)'