NieuweLeltisclieCourant Tweede Bladf Zaterdag 13 October 1923 Wij zijn des Heeren. Van 's levens diepten. aiMNENLAggD JJli Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat 5 wij sterven, wij zijn des Heeren. jf!T;T 1 Romeinen 14 8. ïn het leven, maar ook in 't sterven is <le Christen het bi zonder eigendom van zijn Heiland. Zijn bizonder eigen dom. Niet in den zin, gelijk alle dingen aan Zijne voeten onderworpen zijn. Maar als Hem toebehoorende uit kracht van een zeer innige en teedere betrekking. Het is toch op grond van des Heilands sterven en wederopstaan, dat Hij Zijn eigendom in geheel bizonderen zin is ge worden. Lees slechts het verband. Wat toch mag hij belijden? Voor mij is de Heere nedergedaald in deze arme wereld; voor mij ingegaan in de volle diepte van zijn plaatsbekleedend lijden; voor mij verslonden door 't ge weld des doods, maar ook voor mij opge wekt, opgewekt om mijne rechtvaardi ging; voor mij weder levend geworden met het eeuwig zaligend: „Ik leef en gij zult leven" op de lippen en zóo, zoo heeft Hij het stempel Zijns eigemdoms op al Zijne gekochten gedrukt: Des Heeren, des Heeren zijn ze. Dan: des Heeren is een recht streeksere vrucht van den dood en de opstanding van Christus. Zeker, die za lige vrucht durft kleinmoedig onze ziel dikwerf niet aanvaarden. Het is te groot, te machtig. Wie durft zeggen: Ik hen des Heeren? En toch, tot die onmisbare gevolgtrekking mag, moet en zal hij komen, dien het hoogste ziels zucht werd een onderdaan te zijn in het rijk van Hem, die heide over dooden en levenden heerscht. Hij mag het. De Heere toch begint geen daad, of Hij zet die voort. Hij vangt het werk der genade aan, om het te voltooien. In een genomen goed kunt ge u niet verblijden, maar die Zijn scepter voert over levenden en jlooden, rust niet, voor gij Zijn genadegoed als een geschenk vol ontferming uit Zijne hamd ontvangt, 't Is God er om te doen, om door Zijn Geest het stempel Zijns eigendoms te drukken in de ziel. 'Ja, gij moet er toe komen. Heel Zijn Woord wijst het aan. Al Zijn beloften richten zich daarheen. Zelfs Zijn teeke nen, die Hij immers tot zegelen maakt, schilderen het: des Heeren u voor oogen. En 't verbond van Gods genade begint .en eindigt met een: Ik ben uw God en gij zijt mijn volk, terwijl elk onderdeel ervan met een almachtig: „ïk zal geven", het bevestigt. Zoo zult gij, er toe komen. Niet op eenmaal. Niet langs,wegen vam droomen en visioenen. Maar meest in den geleidelijken weg van ontdekking, verheldering, voorlich ting, inleiding en versterking in Gods Woord. En daar klinkt het, ten volle bewust, onuitsprekelijk zalig, van de lippen: „Hetzij dat wij leven, wij leven den Hee re; hetzij dat wij sterven, wij sterven den Heère. Hetzij dan dat wij leven, het zij dat wij sterven, wij zijn des Hee- r e n." Des Heerenwelk een troost! Gij kent he<t onverbeterlijk sclioone antwoord van den Catechismus op de vraag: Welk is uw eenige troost in leven en in ster ven? Des Heeren eigendom te zijn! Denk die gedachte u in. Die eenmaal de Zijne is, behoeft -oor niets meer te vree- zen. Niets kan hem deeTen. Niets. Maar de zonde dan? Zie, Jezus Christus snijdt hare handen doo? en veert tot de vrijheid der heerlijk heid der kinderen van God. Maar de vloek dan. die de zonde brengt? Christus wentelt hem af van ons hoofd en zegt: Die in Mij gelooft, wordt niet veroordeeld. De oude slang? Het zaad der vtouw heeft haar den kop vermorzeld en de Zij nen zullen den aanklager overwinnen in het bloed des Lams. Het trage vleesoh en bloed? Christus leert ons met blijdschap in dit land der vreemdelingschappen Zijne inzettingen mnVon tot onze gezangen. De dood? Christus legt zelf den jubel op onze lippen: Dood, waar is uw prik kel? Hel, waar is uw geweld. Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door Jezus Christus onzen Heere. Maar de verdoemenis dan? Daar is geen verdoemenis voor degenen, die in Chris tus Jezus zijn. Zijt gij de Zijne, dan zijt gij het geheel en voor eeuwig, In leven, maar cok in sterven. Zijn mond verzekerde: Ik ga heen om u plaats te bereiden en zoo wanneer Ik heengegaan zal zijn en u plaats zal be reid hebben, zoo kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook moogt zijn, waar Ik ben. Des Heeren? Wie roemt het geluk, de zaligheid hierin gelegen? Laat het stormen uit het Oosten of vit het Wes ten, de kiel zet koers naar de goede ha ven. En te midden van alle overgeblevene zwakheid en dagelijksche struikeling is het: des Heeren, de veilige anker grond, waar het scheepje, als het nood- getij wast, zijn ankers vallen laat. Ja, te midden ook van de zwaarste rampen en droefenissen des levens is het: des Heeren, de onwankelbare sterk te van het dikwerf moegestreden hart. Armoede is een drukkend leed. Maar die des Heeren is, is Gods erfgenaam en de mede-erfgenaam van Christus. Ballingschap kan ondragelijke een zaamheid scheppen. Maar de aarde is des Heeren en zelfs in het diep ia de aarde gedolven graf vergeet God hen niet, die des Heeren zijn. Krankheid kan groote smart aandoen." Maar ook krankheid is -een oefenschool en^de roe der kastijding hrergt zielsme- dicijn. Miskenning is een bitterheid des gees- tes. Maar die des Heeren is, is het eigen dom van Hem, dien men op aarde Beël- zebul schold. Teleurstelling, hoe ontmoedigend is haar werking! Maar wie dos Heeren is, kan alle luchtkasteelen hier heneden ten slotte blijmoedig zien verdwijnen. Des Heeren! En hij zingt het on vergelijkelijk schoone lied: De Heere is mijn Eerder. Mij zal niets ontbreken. Al ging ik ook in een dal der schaduwen des doods, zie Gij zijt met mij, Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. ,,'k Ben de Uwe, Heer, in dood en le ven, Gij hebt mij lief ten einde toe." Is het wonder, dat de Lede er zich aan paart: „0, geef, dat ik door tark gedreven In alles Uw behoort© doo:'. Des Hoeron! iuvvr dat eischt dan ook: den Ecere! En zóo, deze hiJovend, staat do gemeente van Ghr.vlxis hij het bankroet der moderne ciiituuc nüzt al de ellende, die dit meebrengt. Maar aij staat er niet hopeloos. Zij kent haar eeuwige bestem ming en juicht in de Imvnwel barer on vergankelijke kracht. Zij heeft dan ook goeden moed, aM zij op haren Christus ziet. Hoe stond het hem, toen Hij stierf? Was zijn. zaak niet verloren? Geen toekomst was er meer voor dezen Nazarener. Zóo ook is het soms met de zaak van Gods Kerk. Oppervlakkig beschouwd, is er geen verwachting voor haar in deze dagen. Maarde ondergang van den Main van Smarte was niet het laatste, dat Hij den Zijnen te aanschouwen gaf. Het kruis staat fn het licht der Opstan ding. Bezie in dit licht Christus. En gij, o volk van God, hezie u dage lijks in het licht van deze twee: Des Heeren, die opgestaan is, tot in eeuwigheid de Zijne. En het: Den Heere, die leeft, in leven en sterven beide. KERK EN SCHOOL NED. HERV. KERK. Bedankt. Voor Beesd: J. Booy te Vrieaemveen; voor Biervliet: J. P. Snoep te Ten Boer; voor Waddinxveem: P. Zandt te Delft. GEREF. KERKEN. Beroepen. Te Opperdoes: cand. H. de Zwart to Halliun; to Amerongen: G. Veenendaal te Elburg. Bedankt. Voor Oost- en West-Sou burg: A. B. W. M. Kok te Wommels, CHR. GEREF. KERK. Beroepen. Te Bussum: L. H. van der Meiden te Dordrecht. Voorganger. De classis Rotterdam der Chr. Geref. Kerk heeft met algemeen© stemmen inge willigd een verzoek om den heer J. W. van RKee te Schiedam té benoemen fot' vasten voorganger bij de Chr. Geref. Ge meente aldaar. Beroepbaar. De heer K. Holwerda, te Marrum (Fr.) is, na volgens Art. 8 K. O. te zijn geëxa- minerd en een tijdlang in de Kerken der Classe te hebben geproponeerd, door de Glas se Hallum op haar vergadering van 10 Oct. j.l. met algemeene stemmen beroep baar gesteld hij de Gereformeerde kerken in Nederland. Ambtsjubileum. Den 4den November hoopt D s. 'A. Vöo- gel, predikant bij de Geref. Kerk van Kamerik, zijn 40-jarige ambtbediening te herdeniken. Achtereenvolgens diende hij de Kerken van Emmen, Zalk, Emlenkamp, Holten, Dinteloord, Gouda, Waar der, Put- terslioek en sedert 2 Nov. 1919 de gemeen te Kamerik. *s>" A Kerkinstitueersng. In do laatste vergadering van de classis Gouda der Geref. Gemeenten werd beslo ten tot de institueering van een gemeen te te ZoetermeerZegwaari. Aan den consulent Ds. J. Overduin te Gouda werden met den kerkeraad do voorhereddendo maatregelen opgedragen. Opleiding predikanten. In de Saambinder, het corres pondentieblad' der Geref. Gemeenten in Nederland bepleit Ds. Kersten sinds eeni- gen tijd een meer wetenschappelijke op leiding van predikanten. Naar aanleiding van ontvangen brie ven waarin o.a. een onderwijzer de vraag stelde of 6tichting van een opleidings school wel noodig is, komt Ds. K. daarop thans nader terug. Hij verklaart niet te hegrijpen hoe oen onderwijzer zulk een vraag kan stellen en vervolgt dan: Velen eohber zullen het l>ezwaar van den tweeden briefschrijver deelen. Deze toch wijst er op, dat van de scholen nu juist niet de_Ieeraars kwamen, die, in het gemeen gesproken, Gods Woord getrouw bedienden; den rechtvaardige hét wel, den goddelooze het kwalijk aanzeggend. Hoorde ik nog onlangs niet de opmer king, dat men liever onbestudeerde leer aars hoorde, dan zulke door liooge scho len afgeleverde, die wel roemden op hun wetenschap, doch bij wier prediking het eenvoudige volk niet hij kan? En voor waar, er ligt een kern van waarheid in cleze opmerking. Adh, Hoe zijn onze Hoogescholen ver donkerd! Ware dat niet zoo, ik zou met ge'heel andere voortetellen komen; doch vooralsnog zijn wij op eigen vorming aangewezen. En nu het streven naar degelijke onderlegging. Onze gemeenten vragen wel allerminst geleerdheids-ver toon; trouwens dat moet ieder walgen in een Dienaar des Woords. Deze wandele in dies, doch vooral op den preekstoel in eenvoudigheid. Hij wete zich dienaar der gemeente, en >iohte zich niet op enkele meer ontwikkelde, hoorders, zoo dat de massa over het lidófd gepreekt worden. Menschen, die den geleerde willen spelen, beklimmen in geen geval den preekstoel. Doch gaat het nu aan, omdat er (nog ge zwegen van Modernen Etdschen, Neo-Ge- reformeerden etc.) zulke wanschepsels zijn, de opleiding te verwerpen? Heeft men kennis genomen van de bezwaren, verbonden aan de bediening, van een niet middellijk gevormden predikant? Onze catechisanten willen wij de geloofsleer inprenten. Hoe zal dat gaan, zoo de leer- aar zelf die geloofsleer niet kent. En die leert God hem niet onmiddellijk; daar- voer moet hij studeeren; veel meer dan wel beseft wordt, blijkbaar. Of komt de jongelingschap ter Catechisatie om elke week hetzelfde te hooren? Gaat het aan ze daar te bepreeken in stee van te on derwijzen? Zou een leeraar gerust kun nen sterven, zoo vraagt Brakel, die geen werk van zijn catechisanten heeft ge maakt? Vraag voorts, of niet de kerk ge regeerd moet worden naar de regelen, die Slons Koning haar gaf? Maar hoe zullen wij naar die regelen wandelen zoo wij ze niet kennen? Is bestudeering van kerk recht een overbodige zaak? Gods Woord te bedienen is nog iets anders dan eeno bekeering vertellen; vordert wat meer dan liet mededeelen van enkele levens-erva ringen, die deze of gene doorleefde. Wij maken zoo dikwijls van het Woord Gods wat wij er van meenen te kunnen gebrui ken. Dooh dan spreekt niet het Woord des Heeren maar het Woord eens men schen. Vordert de bedening eens leeraars met gegronde kermis van Gods getuige nis? Onze Synoden beantwoordden die vraag hij herhaling in bevestigden zin FEUILLETON 22) „Mooi, flink gezegd, Barbara; maar 1 vergeef me je praat onzin. Jij naast mij op de plaats der beschuldigden is een onmogelijkheid; en dat ik je verlaten heb, maakt mijn zaak des te slechter. Wat meer zegt, onze jongen ons eenig kind heb je aan hem gedacht? Weet je wat er van zijn leven zou worden?" De hand, die in de zijne rustte, kneep zich krampachtig samen; het jonge ge laat scheen opeens oud te worden en lee- kende zich met diepere lijnen van zorg en smart onder den zwarten rouwkap. „Ze zouden hem met den vinger na wijzen als den zoon van den moordenaar hij zou een hard, ondraaglijk leven heb ben. De zonde van den vader zou ver haald worden op het kind." Ja, nu kon hij wèl aan zijn kind den ken het ooilam, dat de moeder zoo trouw en angstvallig had bewaakt in tij den van zorg en nood. Hij had het wa- Pen gevonden, waarmee hij haar hart zeker zou doorboren. Terwijl Wyhert sprak, zag zij haar jongen schreien on der de hoonende woorden van de men schen; zij zag hem vroeg oud en gehro- »en op zijn levenspad; gebukt onder de schuld van den vader; zij'zag hem lang zamerhand wegzinken onder dien last en eindelijk in een onbeweend eerloos graf. Zij weerhield met moeite den kreet, die in haar opreés en hijgde: „0, doe zooals je wilt! Zeg me maar, wat ik moet doen?" „Je moet teruggaan naar Durham. Elk oogenhlik dat je hier bent, maakt mijn toestand hier des te gevaarlijker." „En wat moet ik dan aan dominéé Chester zeggen? Ik heb de bétrekking al aangenomen en zou zoo spoedig mogelijk aan het werk gaan." „0, laat dat maar aan mij over. Ik zal hem vertellen, dat ik je overgehaald heb om mijn aanbod aan te nemen." „Hij zal mij voor erg wispelturig hou den." „Wel daar staan jullie vrouwen immers voor bekend?" Zij keerde zich met een vuurrood gezicht naar hem toe, toen deze ondoordachte woorden over zijn lippen rolden. „Maar jij maakt een schutprendo uitzondering op dien regel, Barbara," haastte hij zich er bij te voegen, om ze wat te verzachten. „Spaar mc je complimentjes," zeide zij mat; „ik. zou nog graag willen weten, of je nog eens komt kijken naar het kind, voor wiens goeden naam je zoo hang hftnL" A „Ja, Barbara; zoo gauw ik kan kom ik over, daar kun je op aan." Toen opende hij de deur en bracht haar naar beneden hij den dominee en zijn zuster. Wyhert vertelde hen den uitslag van hun gesprek. „U bent grooter diplomaat, dan ik," zeide de dominee. „Ik hen blij en tege lijk spijt liet mij, dat wij zoo'n goede on derwijzeres zullen moeten missen." Daarna namen zij afscheid en gingen heen. „Jeanette," zeide de dominee, toen de beide bezoekers door 't tuinhek verdwe nen waren, „ik zal nooit meer zoo voor- harig en pedant zijn om te denken, dat ik iemands karakter ken, want ik heb mij heel erg vergist in deze jonge weduwe, die ik voor flink eu onafhankelijk heb gehouden. „Ja, ik heb me erg vergist. Zeker, de hesten van ons zijn zwak en wankel in daden en gedachten. Wij zijn menschen, die met het getij der omstandigheden op en afgaan. Arme, arme menschheid. Wat zouden wij beginnen op de levenszee zonder onzen grooten stuurman?" „Ja, wat? zeide zijn zuster, terwijl zij de twee weggaande gestalten nakeek. HOOFDSTUK XIII. Zuster Clara lette met iunige belangstel ling op elk teeken van ontwakend bewust-. en zonder opleiding zijn wij sinds dien niet meer. Alleen ik wenschte die oplei ding vaster vorm te geven, en in meer ge ordende hanen te leiden. Combinatie van gemeenten. De Algem&eno Synodale Commissie der Nederlandsche Hervormde Kerk heeft, naar in het weekblad dier kerk wordt medegedeeld, aan de Provinciale kerkbe sturen een circulaire gezonden om hun te verzoeken, met raadpleging van de Clas- sicale Besturen in hun ressort, te onder zoeken welke gemeenten in hun ressort gecombineerd of opgeheven behooren te worden en de resultaten van het onderzoek mede te deélen aan de Algemeene Syno dale Commissie. Centrale jeugdkerk te Utrecht. Zondagochtend is in het dienstgebouw der Nederl. Hervormde gemeente te Utrecht de eerste centrale jeugdkerk al daar gehouden,. Een flinke schare jonge menschen was opgekomen. De zaal was géheel bezet. Ds. P. de Haas ging vooi en zette allereerst in een kort woord uiteen, dat door middel van deze jeugddiensten getracht wordt een groot aantal jongeren to bereiken, die anders slechts op de cate chisatie en niet in de groote kerk komen otm hen zoo nader tot Jezus te brengen; vervolgens sprak .hij naar aanleiding van Mattheus 24: 35. De dienst duurde een uur. Alle werk zaamheden, ook het orgel-bespélen ge schieden door de jongeren zelf. lederen Zondag zal een dergelijke gods dienstoefening in het dienstgebouw worden gehouden. De Leerplicht-misère. Wat de leerplichtwet en haar uitvoering met duizenden kaarten en honderden kas ten den lande kost, kan blijken 'uit het 3de Verslag der Bezuimgifig&commissie, waaraan het volgende ds ontleend: Als vooriooper op het algemeen rapport der Commissie nopens het Departement van Onderwijs, K. en W. meende de Commissie do aandacht van den Minister te moeten vestigen op de hooge kosten van drukwerk ten dienste van de uitvoe ring der Leerplichtwet (in 1922 carton voor kaarten bijna f 23.000), in verhand waarmede de Commissie naging of door verandering van werkwijze bezuiniging ware te verkrijgen, zoowel op de uitga- ven voor materieel als op die voor perso neel. De zeer uitvoering© en minutieus© be handeling, die hier plaats vindt, vereischt veel personeel; het aantal werkkrachten, hij' de inspecties alleen met deze admi nistratie belast, ia te schatten op 35 en zal per jaar aan salaris wel ten minsbe f 80.000 kosten en aan materieel f 10.000. Do Commissie meende den Minister be paalde vereenvoudiging in deze werkwijze te mogen in overweging geven, waarvan zij een besparing verwachtte van pijn. f 65.000. Of aain deze voorstellen eenig gevolg is of zal worden gegeven, was aan de Com missie hij de vaststelling van dit Vers/lag nog niet gebleken. Salarisvermindering. De besturen van de Yereeniging van Christelijke onderwijzers en onderwijze ressen in Nederland e<n O.B., de Unie van Christelijke onderwij'zers en onderwijze ressen in Nederland; de Vereeiwging tot behartiging van de belangen der Christe lijke Mulo-scholen in Nederland, en de Vereenigiug tot bevordering van het Chr. onderwijs aan achterlijke zwakzinnige kinderen, hebben de regeering verzocht, vooralsnog -niet tot intrekking van art 40 van het Bezoldigingsbesluit over te gaan en in geen geval tot vermindering van de salarissen te hesluiten zonder principieele herziening van het geheele salarisstelsel, met name wat het onder wijs betreft. Leger/ermindering. De „Avp." verneemt, dat een eventueele opheffing van een divisie zal bestaan in het opheffen van één divisie en drie bri gade-staven. Het ligt n.l. in het voornemen om het aantal regimenten infanterie intact te la ten, doch door indeeldng van vier, in- plaats Van drie regimenten infanterie bij elke brigade tot de opheffing van drie brigade-staven en een divisie-staf te kun nen overgaan, waardoor een aanmerke lijke bezuiniging wordt verkregen zonder het aantal regimenten te verminderen. zijn in Frits, zooals een teedere moedor elk bewijs van verstandsontwikkeling van baar kind nagaat. De eerste twee, drie dagen nai den storm deed zij dit nog nauwkeuriger, aLs dat al mogelijk was. Het feit, dat hij met dien donderslag iets verstandigs had. gezégd en dat hij er Gods stem in gehoord had, had een die pen indruk op haar gemaakt. Zij zag nog dien vragenden, verwon derden blik in zijn oogen en voelde nog dio lichte aanraking op haar schouder op dien gedenkwaardigen avond. Eén ding echter vond zij erg verdrie- lig. Hij weigerde halsstarrig om te luiste ren, als zij hem aansprak met Wyhert, en om hem zijn zin te geven noemde zij hem daarom nu Frits. Voorzichtig be proefde zij zijn verstand op allerlei ma nieren op te wekken. „Weet je wel, wat dat is, Frits?" vroeg zij hem eens op een wandeling en wees naar boven in de blauwe lucht. Hij keek op en staarde langen tijd naar hoven zonder ontwoord te geven, zoodat zij 't hog eens vroeg. „Ja zeker, zuster Clara dat is de hemel." „Weet je wel, wie daar vandaau is ge komen?" Hij keek haar met starende oogen aan en schudde zijn hoofd. Zij probeerde 't nu op een, andere manier, zooals een on,- Een Nederlandsch-Rüsstsch concern. Naar wij vernemen is er een concern van Nederlandsche fabrikanten gevormd, ten doel hebbende het drijven van ex-en im- porthandel met Rusland. Het initiatief tok' het oprichten van dit Nederlandsck-Rus- siscli handelsconcern is genomen dooc do volgende firma's: Oliefabrieken Calvé Delft, N. V. Ned. Vliegtuigenfabriek Fok ker te Amsterdam, Int. Handel- cn Cre-< diet-Mij (Thee en Rubber) Amsterdam* firma Scheurleer (Haringvisscherij) Den Haag, Biscuitfabriek „Victoria" te Dordrecht, bankiersfirma Pierson en Go. te Amsterdam, C. J. van Houten en Zn. te Weesp, Hollandia-fabriek van melkpro-. ducten te Vlaardingen. Tot directeuren; zijn aangezocht de heer E. W. Hendriksa te Amsterdam voor het kantoor in Ne derland en dr. Milner voor het kantoor in Rusland. Congres over bedrijfsorganisatie. De besturen van hei; Chr. Nat. Vakver bond en het Bureau voor do R. K. Vak organisatie hebben zich gewend tot do R. K. en Christelijke organisaties van' werkgevers en landbouwers met het ver zoek door e>en gezamenlijke bespreking na te gaan, of de Christelijke vakorgani saties van patroons en arbeiders het stand punt van den. H. R. v. A. inzake de moge lijkheid van decentralisatie bij opbouw eh uitvoering der sociale wetgeving als basis zouden willen neinen voor een vruchtbare samenwerking. Bij de wet zou dan de in stelling van bedrijfsraden worden voorbe reid voor bepaalde takken van hot be drijfsleven, waarin al een regelmatig over leg bestaat. Alle bedoelde organisaties, te weten heb R. K. Verb, van Werkgevers-Vakvereeui- gingen; de Veroeniging van Chr. Werk gevers en Groothandelaren in Nederland; de R. K. Middenstandsbond; de Ver. van den Chr. Handeldrijvenden en Ind. Mid denstand in Nederland; de Ned. Boeren bond en de Chr. Boeren- en Tuindersbond hebben geantwoord aan de bespreking, welke op Dinsdag 16 October te Utrecht gehouden wordt, te zullen deelnemen. EEN GEBED VAN DA COSTA. 't Was, schrijft het Fr. Dagh> 1., in den zomer van 't jaar 1843. Lang geleden dus, tachtig jaar! In het zoo liefelijk gelegen Heemstede brachten enkele familiën, wier namen be kend zijn in de Geschiedenis van het Ré veil, of den zomer door, of kwamen er telkens oendgo da-g>ei\ dat ze uitbreken konden, cjn te genieten van de heerlijke natuur en van den omgang met elkander. Ook mr. Isaac da Costa was er. Hij logeerde in het dorpslogement, te genover de kleine kerk staande. Daar waren ook leden van de bekende Amsterdamscho familie Pierson onderge bracht en zoo» verhaalde vele jaren later de bekende dr. Allard Pierson, teen eett elf-jarige knaap, was hij gelogeerd in een kamer, slechts door een dun houten be schot gescheiden van het vertrek, dat aan; da Qosta toegewezen was. Laat in den avond zo<u deze ter ruste gaan. Voor hij zich neerlegde, deed hij echter zijn avondgebed, waarvan de jonge Allard dus zonder opzettelijk te luisteren oorge tuige was. Zijn leven lang bleef 1 -m dat bij! Ook toen hij zelf gec. .ijk geheel v. eg- zwierf van 't Vaderhuis. Het bidden werd smeeken, werd een worstelen voor den Troon der Genade. En wat Pierson bovenal zoo trof: Dat het da Costa in de eenzaamheid zijns gebeds bovenal te doen was om de eere Gods, om 't behoud des volks, om het heil der zielen! Juist kwam toen. op de zoogenaamde Thüringer School, die met haar bijbelcri- tiek de waarheid cn waarachtigheid des evangelies aantastte en, daarmee de grond des geloofs ondergroef. De elfjarige knaap herinnerde zich vele jaren later, hoe da Costa pleitte voor Gods Troon, voor ds zaak van volrst Messias, tegen de listige omleidingen des Boozen. Dit was niet het publiek gebed. 't Was het verborgen, gebed der binnen kamer. En heeft God het met verhoord t Eon volk overgelaten in dez*cn lr|ide, ja deer» wassen, dat dooi de bewa/:nde kracht van Gods Geest niet ontzonken is aan de vastigheden des geloofs! Maar dan ook: welk een voorbc-ei Hoe staat het bij ons met het stil go bed voor de tijdelijke en bovenal de geeste lijke nooden van land en volk? derwijzeres zijn leerlingen zoekt te hel-i pen. „Je weet toch wel, wie het laat onweer ren?" „Ja, God," antwoordde hij vlug. „En wie was God's Zoon?" Hij keek in de lucht, toen naar de bcr-« gen en toen weer peinzend naar den grorud. Opeens beurde hij zijn hoofd op en een vroolijke glans lichtte in zijn oogen: „Jezus." Clara's hart sprong op van vreugde bij dit antwoord, en zij fluisterde een ho^t, innig gebed aan Hem, wiens naam de idioot gezegd had; „Jezus, ik dank U!" Ofschoon de zieke zich weinig bemoeide met menschen, behalve zuster Clara, was 't aardig te zien, wélk een vriendschap, er bestond tusschen hem en de koeien, die op de bergweiden graasden. Zij kende** zijn stap. Zoo was 't ook met de vogele. Zij werden zóo mak, dat zij soms op zijn schouder Vlogen en uit zijn hand pik* ten. Op zekeren avond kwam Clara naar. hem toe, terwijl hij op een ouden l*>ora- stam zat, dio door den hevigen Alpen* storm omgewaaid was. (Wordt vervolgd.)'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5