UOOR DE JEUGD.) Uit de jeugd onzer Koningin. In een der bladen vonden we onlangs de volgende niet onaardige jeugdher innering uit het leven van onze Koningin »Toen Wilhelmina de eerste leerjaren te 'boven was en „verder" leeren ging, kreeg ze ook een Engelsche gouver nante. Dat was niet, omdat geen enkele Nederlandsche onderwijzeres knap ge noeg zou zijn geweest, om haar te onderwijzen, neen ze kreeg ook van allerlei Nederlanders onderricht, maar omdat ze op die manier het best en 't vlugst Engelsch leeren kon. Die ,,miss" nu was een beste vrouw Daér had moeder. Emma wel voor gezorgd. Maar zonder gebreken was ze niet. En Wilhelmina ook niet Zoo hield die miss wel wat érg veel van haar vaderland, Engeland, en prees dat soms op al te uitbundige wijze, zoodat Wilhelmina, die wel wist dat onze vaderen en haar voorouders 't met datzelfde Engeland weieens aan den stok hebben gehad, soms kriebelig werd, Ze wou toch weieens één keer De miss onderwees haar ook aardrijks- j kunde. Nu was op zekeren keer aan de beurt: „Nederland en zijn buren". De kaart hing er bij. Eerst werd Nederland van alle kanten bekeken en toen kregen de „buren" een beurt. En toen de mis aan Engeland kwam, stroomden haar de woorden van de lippen hoe groot Engeland was en hoe rijk en hoe machtig en hoeveel koloniën het had.neen, Nederland j bleef daarbij ver ten achter. Nu is dat de zuivere waarheid. Maar de manier, waarop Engeland j verheven werd en Nederland zijn klein- heid voelen moest, dit hinderde Wilhel- mina. Echter zij mocht niet tegenspreken, j Aan 't eind van de les kreeg ze haar j huiswerk op Ze moest een kaartje teekenen van Nederland en zijn naaste omgeving. Ineens schoot haar 'n idee door het hoofd, „Op welke schaal, miss?" vroeg zij. Dat wil zeggen Hoe groot ,,Nu, zie maar eens. hoe dat uitkomt met 't papier." Best. En Wilhelmina tijgt aan 't werk. Eerst teekent zij Nederland op forsche groote schaal. Er omheen een strook van Duitschland, van België en in 't Westen de Noordzee. „Maar nu staat Engeland er nog niet op en dat moet toch", mompelt zij. ,,'tls miss' haar geboorteland!'' Doch er was haast geen plaats meer. „Dan moet Engeland maar op kleiner schaalmis heeft zelf gezegd, ik moet maar zien, hoe 't uitkomt met 't papier En nu teekent ze in de wateren van de Noordzee een héél pietlutterug Enge- landje, precies gelijkend, maar véél kleiner dan Nederland Eo zóó geeft ze met een effen gezicht toen 't weer les was, de kaart aan miss. Wilt heden nu treden voor God den Heere Hem bovenal loven van herten seer End' maken groot syns lieven naemens eere. Haar belijdenis getrouw. Reeds op jeugdigen leeftijd heeft H.M. de Koningin belijdenis des geloofs af gelegd. Het was op 25 October 1896, toen Zij dus nauwelijks den zestienjarigen leeftijd had bereikt. In een der zalen van het Koninklijk paleis aan het Noordeinde had de een voudige plechtigheid plaats, in tegen woordigheid van een klein getal hoog- waardigheidsbekleeders, w. o. de Mi nisters en de leden der hofhouding. Dr. van der Flier die den dienst leidde had tot tekst gekozen: »Zijt getrouw tot den dood en ik zal u geven de kroon des levens». En met innige dankbaarheid mag het getuigd: Koningin Wilhelmina heeft zich hare belijdenis nooit geschaamd. Het „Le Christ, avant tout" Chris tus voor alles werd hare levens leuze. En het moge ook bij het ouder worden hare levensbegeerte blijven. ^JIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII^ Een doorluchte saam- komst. ^iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirH 't Was een sombere Decemberdag in 1918. Somberder nog was het in het leven der volken van Europa, al was Duitschland eerst voor kort aan zijn ondergang gekomen, die zich sinds dien met duizelingwekkende vaart heeft voortgezet. Maar in Nederland werd weer vrijer adem gehaald en zoo somber kon het in de natuur niet geweest zijn, of voor eenige duizenden Nederlanders, in de „doorluchte saamkomst" bijeengekomen in de groote zaal van het gebouw van Kunsten en Wetenschappen in den Haag op 2 December 1918, leeft die dag voort als een der schitterendste en zonnigste uit het leven van Vorsten huis en Volk. Waart ge er maar bij geweestGe zoudt heengegaan zijn met de over tuiging, dat het „God, Nederland en Oranje" nog iets meer is, dan slechts een historischen klank. Wat een menschen De reusachtige zaal, de kolossale galerijen, drie hoog, alles eivol met voor het overgroote deel menschen, die Troelstra nog altijd hoopt, dat ze „bewust" zullen worden. Menschen, ja, die vasthouden aan God en Zijn Wetten, ook voor het maatschappelijk leven. En daarmee ver draagt zich het bloedig rood van de revolutievaan niet, hoe men in het roode kamp ook past en meet. MULDIGin© OP MET MALIEVJEL Even twee uur waren alle plaatsen bezet. Langzaam vulde zich ook het podium. Nu en dan kondigde een luid applaus aan, dat de vergaderden weer een of meer hunner voormannen op het podium hun plaats zagen innemen. We genoten reeds van dien aanblik en nog zien we de oude heer Lohman door de zaal gaan, de ietwat gebogen gestalte, die luide begroet zich naar. zi»n plaats begaf. Voor het laatst zagen we Dr. Kuyper door een deur op het podium komen, de vrij groote hooge hoed op het korte gedrongen lichaam met de stok in de hand. terwijl hij toen reeds ons toescheen te minderen in kracht. Maar nauwelijks herkend, daverde de zaal van applaus en de „kleine luijden" daar voor hem-zullen hem bijna aan het einde van zijn leven ook met dit samenzijn geloond hebben voor zijn stoeren arbeid tot hun wel zijn verricht. Plotseling werd het stil. „De Koningin" fluisterde de menigte en van de le galerij klonk bezielend het oude Wil helmus, terwijl de Koninklijke familie door de zaal schreed. Daar was ze dan, in het midden Haars volks en als nog eens een Pieter Cornsz. Hooft de historie had kunnen schrijven, zou hij, als na Leidens beleg weer geschreven hebben „Daar was de beweegnis zoo geweldig, dat de harten van vroolijkheid en de oogen van tranen overliepen." Maar 't schoonste moment kwam nog. Toen het dubbel kwartet het eerste couplet had uitgezongen, zette de gansche vergadering, biddend- zingend met haar Koningin, ook staande meezingend in het»Mijn schild en mijn betrouwen zijt Gij, o God mijn Heer". Een heilig, ontroerend oogenblik, om nooit te vergeten. Als we ooit het drievoudig snoer bijna zichtbaar voor ons hadden, was het in dit gewijde oogenblik, toen Neerlands volk en Neerlands Koningin, Neerlands God daar samen als hun schild en betrouwen hebben aangeroepen. Neen, zoo zongen we 't Wilhelmus nimmer en menigeen, die misschien voor het woeden der revolutionaire machten geen oogenblik gevreesd had, kon nu van ontroering niet doorzingen, We voelden, God was het schild van het het Oranjehuis en ons volk geweest en bij die heilige zekerheid klopte het Oranjelievend hart sneller en wist het geen woorden te vinden, om God te danken voor zooveel gunst ons kleine volk bewezen. Wat voelden we ons rustig te midden der woedende golven, zooals eenmaal Prins Willem het in zijn devies schreef. Prof. Diepenhorst in zijn schitterende rede sprak uit, wat in aller hart leefde, toen hij zijn toespraak eindigde met die woorden, die als een eed der verga dering H.M. werden toegesproken „Gebogen onder den last dier genade rees bij dat volk de begeerte om in 's Heeren wegen te wandelen. Iets van den blijden glans dier gelouterde zielestemming viel ook op de door luchte saamkomst op 2 December in 's-Gravenhagé vergaard in onge- wonen luister, zich verheugend, door dien met de Raadslieden der Kroon in haar midden was H.M. de Koningin mét den Prins der Nederlanden, de Koningin-Moeder, die ons volk zoo innig dankbaar is, Prinses Juliana, die het teer bemint. Hier legde eene schare van vastberaden mannen en vrouwen ook de belofte af, dat zij nooit zullen ver* geten wat Koningin Wilhelmina, wat Oranje voor Nederland deed, dat zij nooit zullen verflauwen in het gebeddat Bil derdijk ons voor Oranje voorbad Staaf, Godhaar zetel, sterk haar hand Bedouw, besproei d'Oranjeplant. En opnieuw laaide de geestdrift op, toen de welsprekende pater Borromeüs de Greeve zijn toespraak hield, telkens door daverend applaus onderbroken, En hij had het goed, toen hij zeide „Het goud van het volkshart moet als op onze munt verbonden blijven met de beeltenis van Oranje" en „Het volk van Nederland ziet scherp en luistert goed en voelt diep, Wij hebben ge waardeerd Uw voorbeeldigen gods dienstzin, de groote zedelijke grootheid, die sprak uit al Uw daden, Uw ver heven plichtsbetrachting als moeder van de jongste telg van het Oranjehuis". Ook Minister Ruys de Beerenbrouck sprak woorden van dankbare erkentenis, maar aan het gejuich scheen geen einde te komen, toen H.M. zelf zich van haar plaats verhief en met heldere-klank- volle stem, voor elk in de reusachtige zaal verstaanbaar zich tot de vergade ring richtte en zeide „Het is mij een behoefte u, uit alle deelen des vaderlands saamge- stroomd, vertegenwoordigende de Katholieke en Christelijke organi saties, te danken voor uw aan wezigheid bij dit indrukwekkend samenkomen. De beteekenis, welke gij aan deze ure wilt geven, wordt door mij zeer gewaardeerd. Wij zijn veilig in Gods hand. Wij voelen, dat Zijne leiding aan onze historie gegeven, opnieuw is bevestigd. Wat was en is, zal ook in de j toekomst zijn. Het Evangelie behoort ook aan de toekomsthet is aan geen tijd gebonden het gaat met ons mede het gaat ons voor. Daaruit mijn kracht puttende in den nieuwen tijdkring, die zich voor ons vaderland ontsluit, is het mijn wensch, met mijn volk samen te werken, ten einde op te trekken het vele, waarvoor de hoeksteen thans gelegd zal worden." Waar zoo onze Landsmoeder sprak, richtte opnieuw ons volk het oog op der vaderen God, voelde men het, dat men met H.M. stond voor den troon van den Koning der koningen, Die de gebeden en de woorden gehoord had in dezp saamkomst geuit uit de ge moederen, die, zooals Prof. Diepenhorst het zeide, niet in tijdelijke beroering van kunstmatige opwinding leefden, maar uiting gaven aan hecht gefun deerde liefde, die in spannend moment roept om ruimte, om openbaring. En als H.M. zeide den indruk nooit te zullen vergeten stemmen wij daarmee in en zeggen 't Was een der mooiste dagen in ons leven." C. 189$ Jubileum-lied. 1923 Tooi u o zomer met gloeiende kleuren' Sier uwe velden met 't guldene graan, Verf uwe heem'len met 't purper der [zonne, die als een bruid naar heur hoogtij zal [gaan. Bloei met uw bloemen in velden en [tuinen, Wuif met uw geuren door huizen en hof, Zing met uw wind over zee, over [duinen „Holland vier feest! En geefGodeuw [lof!" Holland getooid met uw zomerschen [luister, die thans uw huid' aan uw Landsvrouwe [brengt, denk aan de dagen van schaduw en [duister, denk aan de jaren van oorlog Gedenk, hoe uwe zonen zich hielden ten strijde, voor uwe erve, uw huis en uw pand, hoe zij met Haar, uw vorstinne zich [wijdden, wijdden aan 't heil van uw vrijheid en [land. U, Wilhelmina de dank van ons leven Gij gingt ons voor in den nacht van den [tijd Gij hebt het lichtende voorbeeld gegeven van plicht en trouw, van verstand en [beleid. Gij weest ons zelf bij de grootste [gevaren Hém aan, Die vast, als een vuurbaak in [zee Licht werpt op ziedende, schuimende [baren en wijst den schepen hun veilige [steê Holland uw feestkleed, o draag het met [ootmoed, want straks de nevel uw velden weer [dekt Nog is 't de dag niet van stralende [voorspoed, Nog is de zon niet van Welvaart [gewekt. Zend dan opnieuw uwen God uwe bede, bid ze op deez' vierdag van Uw [Koningin „Heer, mocht het feestuur, het feestuur [van heden, luiden de Morgen van Welvaart weer [in." T. sommige winkels, om modellen op zicht te zenden aan de hofhouding, in de hoop dat deze de modellen aan hooger adres zullen aanbevelen. Maar zulke zendingen worden natuurlijk aan de afzenders teruggezonden zonder eenige bestelling. Toen ik de kist van naderbij bekeek, bemerkte ik, dat zij was af gezonden door een groote firma in Amsterdam, en meenende, dat dit een nieuwe wijze van reclame was, gaf ik last de kist a3n den besteller van 't station terug te geven, met de bood schap er bij, dat ik weigerde de kist in ontvangst te nemen. De heele ge schiedenis had mij mooi opgehouden en het werd dringend noodzakelijk mij te reppen gedurende den korten tijd, die nog over was voor het middagmaal. Vijf minuten later hoorde ik luid kloppen op mijn slaapkamerdeur, ge volgd door de boodschap, dat de mannen beneden absoluut weigerden, zoowel het paleis te verlaten zonder betaling, als de kist weer terug naar het station te brengen. Zij voegden er de mededeeling aan toe, dat het hooge bedrag veroorzaakt werd door het feit, dat de inhoud van de houten kist groote waarde had en tot een hoog bedrag verzekerd was. Er was niets aan te doen. De ellen dige kist moest opengemaakt worden, in de hoop, dat ik langs dezen weg wijzer zou worden. Toen eenige van de planken weggenomen waren vond ik een brief (blijkbaar geschreven door een lid der firma), waarin mij gemeld werd, dat aan een beroemd kunstenaar door voornoemde firma was opge dragen een mooi geëtst portret van H.M. de Koningin te maken, dat ver kocht zou worden tegen den geringen prijs van f 1,25; en dat de firma over tuigd was, dat ik tengevolge van de intieme verhouding, waarin ik tot de Koningin stond, zeker een der eerste koopsters van dit fraaie portret zou willen zijn Bovendien was, om mij moeite te besparen, het portret vast in een lijst gezet van f25, maar als de stijl dezer lijst niet naar mijn zin was, kon er zeer gemakkelijk een nog mooiere en duurdere lijst om gezet worden. Onmiddellijke betaling der gemaakte onkosten, zoo eindigde de brief, zou ten hoogste prijs op gesteld worden. Mijn verontwaardiging klom met iedere zinsnede, en de tijd verliep. Ik was natuurlijk laat voor het middag maal, maar niet het qainste besef om trent de eigenlijke beteekenis van de kist en haar inhoud doemde in mij op. Mijn leven gedurende de eerstvolgende dagen werd vergald door die ellendige geschiedenisWant ik bleef beslist weigeren, het portret in ontvangst te •nemen, en de firma in Amsterdam weigerde even beslist, het portret terug te nemen De toestand werd zoo on dragelijk, dat ik de hulp inriep van den particulieren secretaris der Koningin- Regentes. om zijn raad en hulp te vragen in een ongelegenheid, waarin ik geen uitweg zag. Deze stap mijnerzijds werd beschouwd als het grootste succes der geheele plagerijWant zoodra de Koningin er kennis van kreeg, kwam zij dadelijk naar mij toe en zeide lachend«Ik vind het even dierbaar als dwaas van u, dat u er heelemaal niet aan gedacht heeft, dat Sint-Nicolaas de kist gestuurd had ^lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHHII^ ^illllllllllllllllllllllilllllllllilllllllllllllllllllllllllillllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIilllllllll^ Hoe Koningin Wilhelmina voor St. Nicolaas speelde. In een Oranjekrant, gedrukt op oranjepapier, mag ook een speciaal hoekje voor de jeugd niet ontbreken. En 't spreekt ook vanzelf, dat er in dit hoekje iets verteld wordt uit den tijd toen de Koningin nog een meisje was en liever met de poppen speelde, dan zich met staatszaken te bemoeien. In een boekje door een vroegere Engelsche gouvernante over de Koningin uitgegeven, vond ik verteld, hoe de Koningin op St.-Nicolaas-avond hare gouvernante voor den gek hield. Ik laat het leuke verhaaltje hier volgen Het middagwerk was geëindigd, de laatste onderwijzer vertrokken en ik haastte mij naar mijn kamer te gaan, teneinde mij snel voor het middagmaal te verkleeden. Aan de deur van mijn zitkamer kwam ik een lakei tegen, die vertelde, dat er uit Amsterdam per spoor een groote houten kist was gekomen, aan mijn adres dat de kist in mijn kamer stond; en dat de mannen, die ze van 't station hadden gebracht, beneden bij den portier stonden te wachten op het geldtwaalf gulden voor de vracht en het bezorgen. „Dat moet een vergissing zijn. Ik wacht niets uit Amsterdam en ik zal zeker geen twaalf gulden betalen voor iets, dat mij op zicht gezonden wordt", zeide ik. Ik opende de deur van mijn kamer en was niet weinig geërgerd, toen ik er een reusachtige, houten, blijkbaar zeer zware kist vond staan, op zulk een onhandige wijze neergezet, dat ik bijna de kamer niet kon binnen komen. Mijn verontwaardiging gaf zich lucht in het beknorren van den lakei, dat hij zoo dom was geweest, een kist van die afmeting in mijn zitkamer te doen zetten en dan nog op zulk een onhandige manier, dat ik mijn kamer haast niet binnen kon gaan Nu is het niet ongewoon voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 3