EL w 5^ „Zoo BEVESTIG i^HEDEN DEN HECHTEtt fVYiD DIE TTISSCJiETI Ml) En Mn" VOLEyöESIAAT ETS HET ALOUD VERDOMD TUSSCME" MeDERIAMD En ORAMJE OPniELW BE2E6E1T TOE5PRAAK..VAN hf fVtDE KONIN6lfV OP/C SEPTEMBER, 1SSÖ TOT ÜLSTATENGONERAA1 3T Het levensdoel van Koningin Wilhelmina. Op 31 Augustus 1898 toen Koningin Wilhelmina gereed stond de schoone maar zware taak waartoe zij geroepen was te aanvaarden richtte zij tot haar volk een proclamatie, waaraan bet vol gende is ontleend „Mijne innig geliefde Moeder, aan Wien Ik onuitsprekelijk veel verschul digd ben, gaf Mij het voorbeeld van een edele en verhevene opvatting der plichten die nu op Mij rusten. Ik stel mij tot levensdoel, dat voor beeld na te volgen, te regeeren zooals van een Vorstin uit het Huis van Oranje wordt verwacht. Aan de grondwet getrouw, wensch Ik den eerbied voor den Nederlandschen Naam en de Nederlandsche vlag te bevestigen. Ik wensch bij het Opper bestuur over de Bezittingen en Koloniën in Oost en West rechtvaardigheid te betrachten en naar Mijn vermogen bij te dragen tot verhooging van Uw geestelijk en stoffelijk welzijn. Ik hoop en verwacht, dat U aller steun, in welken ambtelijken of maat- schappelijken werkkring binnen of buiten het Koninkrijk gij zijt geplaatst. Mij daarbij nooit ontbreken zal. Op God vertrouwende en met de bede dat Hij Mij sterke, aanvaard Ik de Regeering." Dit program, als we het zoo noemen mogen, werd bevestigd toen de jeugdige Koningin enkele dagen later in de Nieuwe Kerk te Amsterdam plechtig werd ingehuldigd. Het was een indrukwekkende plech tigheid. De prachtig versierde kerk was tot in alle hoeken gevuld. En in die kerk was bijeen een groote schare van edelen en machtigen en vooraanstaande mannen en .vrouwen in ons volksleven. Daar waren o.a, Indische vorsten, die hun hooge gebiedster kwamen hub digen, alle Ministers, de leden van den Raad van State, militaire en burgerlijke hoogwaardigheidsbekleders, en niet te vergeten de leden van de Staten- Generaal als vertegenwoordigers van heel het volk, die straks namens dat volk den eed van trouw zouden ab leggen. Precies te 11 uur hoorde men den donder van het geschut, ten teeken dat de Vorstin met haar gevolg hetjpaleis had verlaten. In de kerk heerschte een plechtige 3tilte. Alles was in spanning, tot een heraut aan den ingang der kerk ge plaatst de komst van de Koningin aan kondigde. Nauwelijks was de kerk bereikt, of een koor begeleid door het prachtige orgel zette een lied in waarvan het laatste couplet aldus luidt: Wilhelmina van Nassouwe Draag lang en blij de kroon Wij steunen op Uw trouwe Zoo steune God Uw troon 1 Zoo blijven U bewaken Zijn God'lijk oog en hand. En alle harten blaken Voor U en 't vaderland. Wonderschoon klonk dit lied door de ruime gewelven, maar 't was toch niet het hoogtepunt van de plechtigheid. Toen de laatste tonen waren weg gestorven nam Koningin Wilhelmina het woord. 't Was doodstil in de kerk. -En geen wonder. Daar zat op den sierlijken troon de jonge Oranjevorstin, gereed om zich voor altijd aan haar geliefde volk te verbinden. Tot in de verste hoeken verstaan baar, herinnerde zij aan den dood van Haren Vader en het regentschap van Hare Moeder, om dan te vervolgen „Thans is de ure gekomen, waarin Ik Mij. te middea van Mijn trouwe Staten-Generaal. onder aanroeping van Gods heiligen Naam zal verbinden aan het Nederlandsche Volk, tot instand houding van zijn dierbaarste rechten en vrijheden. Zoo bevestig ik heden den hechten band, die tusschen Mij en Mijn volk bestaat, en wordt het aloude Verbond tusschen Nederland en Oranje opnieuw bezegeld. Hoog is Mijn roeping, schoon de taak, die God op Mijn schouders gelegd heeft. Ik ben gelukkig en dankbaar het Volk van Nederland te mogen regeeren, een Volk klein in zielental, doch groot in deugden, krachtig door aard en karakter. Ik acht het een groot voorrecht, dat het Mijne levenstaak en plicht is, al Mijne krachten te wijden aan het wel zijn en den bloei van Mijn dierbaar Vaderland. De woorden van Mijn beminden Vader maak ik' tot de Mijne: Oranje kan nooit, ja nooit genoeg voor Nederland doen'. Aan die plechtige belofte, straks door een duren eed bevestigd, is H.M. ge trouw gebleven. Gedurende deze geheele kwarteeuw, heeft zij geleefd als onder den indruk van deze woorden. Al die jaren, zoo ras vervlogen, maar toch ook zoo rijk van inhoud, heeft dit haar levensdoel, onze Koningin voor oogen staan. Wel mag dan ook ons volk jubelen, nu zijn plichtgetrouwe Vorstin, die geen oogenblik week van den weg van den plicht, jubileert. Van Vorstenhuis en Vaderstad. Met dankbaarheid herdenkt ons Nederlandsche volk heden den dag waarop onze Vorstin voor vijf en twin tig jaren haar Kroon aanvaardde. En evenzeer met trots. Met rechtmatigen trots op onze Landsvrouwe voor Wier staatsbeleid in 'tafgeloopen tijdvak we alle reden tot dankbaarheid hebben. En met niet minder gepasten trots op de dynastie van Oranje-Nassau, op de lange rij van edele mannen van hoogen bloede, die vóór Haar hun krachten wijdden aan en veelal zelfs hun geld en goed en leven opofferden voor het zwakke hoopje volks der lage landen bij de zeehet volk dat hun zooveel te danken heeft en hen toch zoovele malen op schandelijke wijze met ondank heeft bejegend. Met gepasten trots Want die reeks van doorluchte namen brengt ons groote daden voor den geest: de dragers van velen dier namen zijn mannen en vrouwen geweest van schoonen zielenadel, met genialen veldheersblik, doorkneed in de inter nationale politiek en diplomatie. Herinneren we ons slechts de nobele figuur van Juliana van Stolberg, den strategischen roem van Frederik Hen drik, den onvergetelijken Willem den Zwijger, den Vader des Vaderlands en in 't bijzonder den Stadhouder Willem III, een marquante persoonlijk heid, wien Europa in 't algemeen dank verschuldigd is voor zijn pogingen tot bestendiging van het staatkundig even wicht en Engeland in 't bijzonder voor de moeite, die hij zich als Koning van dat land heeft gegeven ter invoering van betere toestanden. In den strijd om de vrijheid van ons land heeft onze stad geen gering aandeel gehad; Leiden heeft de Oranje s bij vele gelegenheden gesteund en om gekeerd heeft het ook aan ons Vorsten huis groote verplichtingen. Het groote feit, dat Leiden en Oranje op 't innigste verbond is natuurlijk geen enkelen Leidenaar onbekend. Het beleg en ontzet van Leiden in i 1574, toen de burgers onzer stad ter- wille van de vrijheid des lands den dood door hongersnood en pest zoo wel als door wapengeweld trotseerden, toen Lodewijk van Nassau, die om onze benarde stad te ontzetten met een hulpleger 't Zuiden van 't land was binnengedrongen, op de Mooker- heide werd verslagen en voor ons het leven liet, dat b-Ieg is iets, waarop we nog heden trotsch zijn. En omgekeerd bleef voor de stad de belooning voor haar dapperheid niet uit. Toen door de Staten tot stichting eener Universiteit besloten werd en Gouda er naar streefde die onderwijsinrichting binnen haar muren te zien verrijzen, wist Prins Willem I te bewerken, dat aan Leiden die eer te beurt viel. Zijn erkentelijkheid bleek wel uit de woorden waarmede hij z'n voorkeur motiveerde„ten aensien van den grooten last ende noot door henluyden in alder getrouwicheyt gesustineert ende gedragen in den voors. crych.« En de 8e Februari, de dag waarop de plechtige inhuldiging plaats vond, de dies natalis der Universiteit was een van die dagen, waarop de verknocht heid tusschen Leiden en Oranje duide lijk aan 't licht kwam. In Leidens geschiedenis zijn zulke dagen niet vreemd en 'tloont misschien de moeite nog eenige dier data in 't kort te memoreeren. In 1672, misschien wel het bekendste jaar onzer geschiedenis, toen alferwege het Oranjegezinde volk toonde, dat het van de heerschappij der regenten fami lies genoeg had en het Kind van Staat Willem III als Stadhouder, als bestuurder van den Staat wilde heb ben, bleef de Leidsche bevolking niet achter. Zooals overal in Holland eischte zij de verheffing van den Prins tot de waardigheden zijner voorvaderen. Op hem alleen had, zij vertrouwen, aan hem alleen wilde zij de leiding der zaken overgeven, zijn »absolute macht« scheen haar het eenige redmiddel in de zorgelijke omstandigheden van dien gedenkwaardigen tijd, toen ons kleine volkje zich weren moest tegen vier vijanden, DeD 14en en 30en Juni werden hier ter stede optochten met oranjevaandels uit een gedreven door de schutterij. Doch nadat den len Juli in de Staten vergadering het voorstel was gedaan den Prins weer in de waardigheden zijner voorvaderen te herstellen, kwam de Leidsche vroedschap Zondag daar op te halfelf bijeen, terwijl een op roerig gezinde en de stedelijke regee ring wantrouwende menigte naar het Stadhuis samenstroomde. Het „Eeuwig Edict" van 1688, dat den Prins voor altijd van het Stad houderschap uitsloot, werd, evenals de daarop gedane eed vernietigd en men was maar net met de beraadslaging klaar of de ongeduldige menigte, het wachten moede drong gewapend de burgemeesterskamer binnen en riep om de onmiddelijke verheffing van den Prins. De voorlezing van het zooeven ge nomen besluit bracht de menigte echter weldra in eed betere stemming. De Breestraat was in enkele oogen- blikken het tooneel van 'n uitbundige vroolijkheid. Het „al is ons Prinsje nog zoo klein" galmde door de stad, terwijl de Oranjevlaggen van de torens wapperden. Niet anders ging het in den jare 1747, na het 2de Stadhouderlooze tijdperk, tóen wederom de nood dreigde van Frankrijks kant en men bijgevolg weder zijn toevlucht nam tot een Oranjevorst. ,n Tijdgenoot schrijft daarvan in zijn dagboek Des Sondagsmorgensomtrent ten lOuuren begonnen de kinderen, door de Stadt met vaandeltjes en trommeltjes op te trekken en met oranje linten of strikken op de hoet of mutsen, liepen soo door de Stadt, onder kerktydt, telkens roepende Oranje booven, en wandelde soo over al tot dat er veele by malkander kwaamen en gingen omtrent ten 11 uuren voor het Stadhuys staan. Ook sommige mensen die in de kerk saaten liepen er uyt, die lopen kon die liep toe. De klok eenige rijs geluyt heb bende kwaamen de Regeerders de vensters uytlegge als ook meede de Practiseerende Advocaten kaamer alwaar de raamen op- geschoove waare en deese Hecren al te saamen persoonlijk daar uyt de vensters leggende, het welk die kaamer is boven de korte Garde, naast Burgemeesteren kaamer. Om kort te gaan den Secretaris David van Roojen, Secretaris deser Stadt, lesende ter Puyje van het Raadhuys of, dat die van de Geregte der Stadt lyden tot voldoening aan alle goede burgeren en ingeseetenen deser Steede bekent maaken als dat het gevaar het welk men te gemoet siet door de troepen van Syn Majcsteyt de Koning van Vrankrijk, den welke den Staat op een vijandelijke wys komt aan te vallen, en rigoereus wil aantasten soo dat wy uyt liefdens wille en tot behout van Vadcrlant met hulp van Godt hebben verkooren, Syn Doorlugtige Hoogheydt, den Heere Prince van Oranje en Nassouw tot Stadhouder, Admiraal, Kapityn-Gene- raal over dese Provintien. Onuytspreelijk was de Vreugt doe de Secretaris maar noemde Syn hoogheydt den Heere Prince van Oranje. Want elk een draayde de hoet boven het hooft ja selve de Regeerders; de Vreugt was niet uyt te drukken doe sag men het ouwe Prince vaandel op de Pers uytsteken het welk daar nagt en dag bleef wajen; het Stadhuys bleef geslooten. Dien geheeien dag was het als kermis op de breestraat en de heele Stadt door al wat men hoorde het was Oranje boven of Vivat Oranje. Ja, men liep malkander haast de beenen aan stuke van blijdschap want het Gejuyg dat was soo groot onder kleyn en groot, onder Jonk en Out, dat de vreugt tot in den Hemel oprees. Den dag naakte ten ynde, en al de Leydenaaren toonde een ander gelaat. En de derde van die data tenslotte de le December 1813. Ons land, evenals vele anderen, begon zich weer te roeren bij den val van het Fransche rijk, het trachtte zich vrij te maken van den druk der overheersching en onder aanvoering van enkele krachtige figuren als Hoogendorp, v. d. Duijn van Maas dam en v. Limburg Stirum, begon men de gehate Fransche troepen en ambtenaren te dwingen, zich terug te trekken uit het land, dat jaren van bittere 'ellende en vernedering had moeten verduren onder het Fransche juk, na aangelokt door de holle revolutieleuzen der Fransche „broeders" zijn Oranjevorst verdreven en de toe komstige overheerschers binnengehaald te hebben. Groote vreugde heerschte er ook hier ter stede, waar de bevolking angstige dagen had doorleefd, toen de Franschen Tullingh met z'n mannen uit Woerden verdreven en daar op gruwelijke wijze huis hielden.'n Paniek dreigde er zelfs reeds onder de Leide- naars, bij 't komen van die tijding en velen maakten zich reeds gereed tot de vlucht. 'n Beschamend voorbeeld gaf toen Mevr. Kemper, de vrouw van den bekenden Leidschen Professor, die met haar kindje op den arm zich op den stoep van haar huis aan de beangste Leidenaars vertoonde om de gemoe deren te kalmeeren. Den 27en Nov. werd onze stad echter van voldoende versterking voorzien om desnoods een Franschen aanval te kunnen doorstaan, terwijl de aftocht der Franschen uit Woerden en Utrecht en de komst van den Prins hier te lande de omwente* ling in Holland volledig besliste. Héél Leiden illumineerde op den avond van den len December en zooals een onzer historici 't op juiste wijze zegt, die spontane illuminatie scheen het gloren van een nieuwen dag voor het zoo lang geknechte vaderland, en ook voor onze stad, Onder 't voorspoedig bewind van onze Oranjevorsten heeft Nederland sinds dien een langen tijd van rust en vrede gekend als één geheel Koninkrijk, ver- eenigd door de liefde tot ons oud Oranjehuis. De tijd is voorbij, dat één enkele stad zooveel invloed kon uitoefenen op den loop der historie als in de dagen van het beleg, maar de tijd is gelukkig ook voorbij, dat ons land als een vrij losse vereeniging van zeven twistzieke rupubliekjes zijn krachten versnipperde in oneenigheid en besluiteloosheid door het te sterk gedecentraliseerd bestuur des lands. Laat de terloops even opgehaalde momenten uit Leidens geschiedenis ons dan doen inzien dat we reden hebben tot dankbaarheid voor onze huidige omstandigheden, voor onze regeerings- vorm en niet het minst dankbaarheid voor en aan ons Vorstenhuis S. H. M. Koningin Emma. In deze dagen van feestelijk her denken van de 25-jarige en veelszins gelukkige regeering van onze Koningin, denken we ook en niet in de laatste plaats aan hare Moeder, Koningin Emma. Zij toch was het, die de kleine Prin ses leerde hare knieën te buigen voor den Koning der Koningen. Zij was het, die op het leven van onze Vorstin een stempel zette van eenvoud en godsvrucht, die als een trouwe en vrome Moeder waakte over het jeugdige Vorstenkind, terecht de oogappel van ons volk geheeten. Zij was het ook, die tijdens de min derjarigheid van de Koningin in haar naam als Regentes optrad. De proclamatie waarmede zij haar taak als Regentes aanvaardde en die waard is herlezen te worden, laten wij hier volgen: „Het heeft Gode behaagd. Mijnen geliefden en geéerbiedigden gemaal, Koning Willem den Derde tot zich te nemen. Ruim een en veertig jaren schaar de zich het Nederlandsche Volk om Zijnen Troon, en gedurende dit tijdvak werden onder 's Heeren zegen rust, vrede en welvaart aan het Va derland geschonken. De Kroon is door Zijn afsterven, dat ons allen met diepen rouw ver vult overgegaan op Mijn beminde Dochter, Wilhelmina Helena Paulina Maria. Haar troon vinde haar hechten steun in de innige trouw en ver knochtheid van het Nederlandsche Volk aan het Huis van Oranje. Moge de Almachtige God de ge beden verhooren die tot Hem opge zonden worden voor onze Koningin Wilhelmina; Hij neme Haar onder Zijne heilige hoede en bescherming. Krachtens de wet ben Ik, gedu rende Hare minderjarigheid geroepen als Regentes van het Koninkrijk het Koninklijk gezag voor Haar waar te nemen. Vertrouwende op Hem in Wiens hand het lot is der Vorsten en Vol keren, neem ik de mij toevertrouwde regeeringstaak op mij, met de bede, dat hare vervulling in allen deele moge strekken tot heil van Land en Volk en tot bevestiging van het Koninkrijk" Deze bede is genadiglijk verhoord. Op loffelijke wijze heeft Koningin Emma zich van haar taak als Regentes gekweten. H M KONINGIN EMMfl REJjENTE.5 VÊNHETKONINKRIJK Imiiimiiiniimiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiimiiiiiii Het was meer dan een vorm, toen in 1898, bij het eindjgen van het Re gentschap, haar door het dankbare volk een nationaal huldeblijk werd aan geboden. Het was meer dan een vorm, toen Koningin Wilhelmina in de proclamatie die zij bij de troonsbeklimming tot Haar volk richtte ook deze woorden invlocht: „Mijne innig geliefde Moeder, aan wie ik onuitsprekelijk veel verschuldigd ben, gaf Mij het voorbeeld van een edele en verheven opvatting der plichten, die nu op Mij rusten En het is ook meer dan een blooten vorm wanneer wij in deze blijde jubel dagen ook Koningin Emma onze hulde brengen en de hoop uitspreken en de bede, dat God Haar nog lang mag sparen en haar levensavond met het licht zijns aanschijns, vriendelijk ver lichten. Leve, lang en gelukkig nog, Hare Majesteit, Koningin Emma! Geluckig is het Land Dat God de Heer beschermt. Groen over Oranje. Bij de herdenking van Nederlands onafhankelijkheid in 1863 schreef Groen van Prinsterer Het Huis van Oranje-N-ssau is door God tot een taak geroepen, met de roeping van geen ander Stamhuis ver gelijkbaar de taak om aan het hoofd van de Republiek, ten behoeve ook van geheel de Christenheid te waken en te strijden voor Evangelie, vrijheid en recht. In de reeks van schrandere en god vruchtige staatslieden en helden, heeft het deze grootsche bestemming luister rijk vervuld. Niet ten onrechte werden op hen met aandoenlijke volksliefde de woorden toepasselijk gemaakt„Wanneer de Heere den kinderen Israëls Richteren verwekte, zoo was de Heere met den Richter en verloste ze uit de hand hunner vijanden, alle de dagen des Richters; want het berouwde den Heere huns zuchtens halve vanwege die ze drongen en die ze drukten." Ja, het heeft Gode behaagd herwaarts een stamhuis van Duitschen bloede over te brengen, dat den overmoed van Spanje en Oostenrijk en Frankrijk aan banden gelegd, den vereenigden aanval van Frankrijk en Engeland gekeerd, in Nederland en Groot-Brittaniê, bij het beschermen allereerst van gewetens vrijheid. zich tegen elke verdrukking verzet heeft; een geslacht in het vuur der beproeving, met de Nederlandsche natie gelijk de dichter zegtgloeiende aanééngesmeed en zaamverbonden in lief en leed.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 2