Feestnummer ter herdenking ven de 25-jarige Regeering ven Koningin Itlilhelminn.
31 A.*_7«3LJS,*,'«LJS.
1933.
LEIDSCHE COURANT
Wilhelmus van Nassouwe
Ben ick van Duytschen bloet,
Den Vaderlant ghetrouwe
Blijf ick tot in den doet
Een Prince van Orangiën
Ben ick vrij onverveert,
Den Coninck van Hispangiën
Heb ick altyt gheëert.
i Na uijf-en-twlntig laren. 1
1898*1923. I
Dankt, dankt nu allen God
Met blijde feestgezangen.
Wanneer wij in deze dagen, nu Ko
ningin Wilhelmina haar zilveren Regee-
rings-jubileum viert, het tijdperk waarin
zij den scepter voerde overzien, dan
kan het niet anders of er komt bij ons
op een gevoel van dankbaarheid.
Dankbaarheid^omdat wij onze geliefde
Vorstin na 25 jaren regeerens nog
mogen bezitten.
't Had ook anders kunnen zijn.
Toen zij nog slechts enkele jaren
regeerde, werd het leven van de jeug
dige Koningin door zware krankheid
zeer ernstig bedreigd.
De vrees scheen niet ongegrond, dat
de laatste van deOranjes zou worden
weggenomen.
Haar leven hing dagen lang als aan
een zijden draadje, dat elk oogenblik
dreigde af te knappen.
Maar de gebeden werden verhoord,
de vrees beschaamd.
En bij hare Moeder voegt zich haren
Koninklijken Gemaal, die hoewel van
Duitschen bloede, toch mede een groote
plaats kreeg in het hart van haar volk.
En de dankbaarheid klimt als we
zien hoe het Koninklijk gezin werd ge
completeerd, door een nieuwen tak uit
den ouden Oranjestam en hoe ook
Prinses Juliana, de oogappel van hare
ouders, maar niet minder van het
Nederlandsche volk, deelt in de vreugde
en de blijdschap van de jubileerende
Vorstin.
Alleen deze feiten zijn reeds vol
doende om met blijdschap in te stem
men met het
Dankt, dankt nu allen God
Met blijde feestgezangen
Maar grooter wordt nog de dank
baarheid en inniger de blijdschap als
we zien wat zich bij anderen afspeelde.
De tijd ligt nog niet ver achter ons,
dat in letterlijken zin de kronen rolden
over de straten.
De eene monarchie na de andere
verdween.
Vorsten werden als overtollig speel
goed opgeruimd en verjaagd en zelfs
op gruwelijke wijze vermoord.
RE MAJESTEIT •WILhELMirtq
HELENA PAULINE 1 MARIA
BIJ DE GR/THE GODS
KONINGIN DER NEDERLANDEN
A? D! \9f25
En in een voortreffelijke gezondheid
mag thans Koningin Wilhelmina haar
Regeeringsjubileum vieren.
Maar zij viert dit feest niet alleen.
Naast haar staat hare koninklijke
Moeder, wie het zeker zeldzame voor
recht te beurt valt, dat zij mag zien
hoe hare Dochter, omringd en gedra
gen door de liefde van haar volk, mag
jubileeren.
Alles scheen te wankelen.
En ook in ons land werden schen-
nige banden uitgestoken, die het voort
bestaan van ons Vorstenhuis bedreigden.
Maar Gode zij dank de toeleg
mislukte, moest mislukken, omdat de
band die Oranje en Nederland bond,
onverbreekbaar bleek.
Indien ooit, dan is in deze revolutie?
dagen gevoeld de innige band der liefde,
die inplaats van los te rafelen, hechter
werd en sterker.
Een orkaan van geestdrift waaide
in die veelbewogen dagen over ons land.
een geestdrift die haar hoogtepunt vond
in het Malieveld te ,s-Gravenhage
waar zooals terecht is opgemerkt, de
eeuwen elkaar ontmoetten.
De geest van Willem de Zwijger
sprak zijn bloed voor dit volk vergoten
sprak.
„Erbarm U over mij en over dit
arme volkdat was zijn stervenssnik
geweest.
En dat volk was hier, en God had
het gebed verhoord tot op dezen stond
Dankbaarheid vervult ons hart om
dat wij nog bezitten onze geliefde
Koningin, haren Gemaal, haar veelbe
lovend kind en hare vrome en wijze
Moeder.
Maar we zijn dankbaar óók,
omdat ons volk in die jaren temidden
van de bruischende stormen bewaard
werd en staande bleef.
Bij den ontzaglijken wereldbrand, die
sinds 1914 een groot deel van Europa
teisterde, bleef ons land gespaard.
De ontzettende volkerenkrijg, waarin
alle ons omringende volken betrokken
werden, deerde ons niet.
Dank zij de goede organisatie en de
snelle mobilisatie van land- en zeemacht.
Dank zij niet minder het wijs beleid
van onze Vorstin en hare raadslieden
Maar toch,als door een wonder
van Gods hand.
Een wonder zóó groot, dat wie na
denkt, ook nu nog moet getuigenwij
zien het, maar doorgronden 't niet.
En terwijl overal de gevolgen van
den oorlog worden gevoeld, de geslagen
wonden nog naschrijnen en geheele
volken in kommer en ellende neerliggen,
mogen wij ons nog in een betrekkelijke
welvaart verheugen.
En zouden wij dan niet dankbaar
zijn
Neen we vergeten niet dat we ons
bevinden als in de nabijheid van een
sterfhuis.
Dat er voor uitgelatenheid en uit
bundig feestbetoon geen plaats is en
dat de vreugde dus getemperd behoort
te zijn.
Maar toch, we kunnen niet zwijgen.
Wij moeten spreken en wij zullen
gedenken, dankbaar gedenken, de
zegeningen die God ons schonk.
Met dankbaarheid is ons hart ver
vuld als we letten op de zegeningen
van materieelen aard die in deze kwart
eeuw ons deel werden.
Neen, we behoeven niet te roemen
in onszelf. Voor zelfverheffing is geen
aanleiding.
Er zijn nog tal van misstanden op
elk gebied, er is nog veel sociale
ellende.
Maar als we terugzien op den toe
stand, zooals die was in 't laatst der
vorige eeuw, dan is er zeker reden tot
blijdschap en dankbaarheid.
Een groot aantal sociale wetten kwam
gedurende de regeering van Koningin
Wilhelmina tot stand.
Wij denken aan de kinderwetten,
aan de verzekeringswetten die invaliden
en ouden van dagen een uitkeering
verzekeren, aan de beperking van den
vroeger overmatigen arbeidsduur, en
aan zooveel andere maatregelen, waar
door de positie van de maatschappe
lijke zwakken werd versterkt, de
scherpe tegenstellingen althans eeniger-
mate werden veracht en het maat
schappelijk onrecht werd beteugeld.
Zeggen we teveel, als we deze
regeeringsperiode betitelen als een tijd
perk van sociale rechtvaardigheid?
En zouden we dan niet met blijden
jubel dezen feestdag vieren?
Wij moeten ons beperken.
Wij kunnen niet op alle belang
rijke punten de aandacht vestigen.
Maar we kunnen toch niet nalaten te
herinneren hoe het schrikkelijk pleit
voor vrijheid en recht op het gebied
van het onderwijs, onder de regeering
van Koningin Wilhelmina, ten voor-
deele van het Christelijk onderwijs
werd beslist.
Wij denken met blijdschap aan de
uitbreiding van het Christelijk lager,
enmiddelbaaren voorbereidend Hooger
Onderwijs.
Aan den gestadigen groei van' de
Christelijke partijen, die de laatste
jaren zeer sterk aan invloed wonnen.
Aan het heuglijk feit, dat onze
Koningin gedurende ongeveer vijftien
jaren omringd werd door Ministers
die hunne afhankelijkheid van den
Koning der koningen belijden.
Wij denken aan de opkomst en den
bloei der Christelijke vakbeweging die
een overwegenden invloed verkreeg en
mede oorzaak was, dat in 1918 de
troon der- Oranjes onbewogen stond en
ons land voor een revolutionair schrik
bewind bewaard bleef.
Wij denken aan de ontwikkeling van
handel en nijverheid,'aan de activiteit
op het gebied van land- en tuinbouw,
waardoor ons land door heel de wereld
vermaard werd.
Er is thans, naar wij hopen tijdelijke,
inzinking.
De wereld-malaise bleef ook hier
niet zonder invloed.
Maar toch wat al zegeningen werden
ons deel.
Hoeveel stof hebben wij om in
deze dagen God ootmoedig te danken.
O, wanneer we onze oogen open
zetten, als we een poging willen doen
om de ontvangen zegeningen te tellen,
als we ons willen zetten om te ge
denken
Hoe voor dezen,
Ons de Heer heeft gunst bewezen
En de wond'ren gadeslaan
Die Hij heeft bij ons gedaan
dan kan het niet anders of dankbaar
heid moet ons hart vervullen.
Wij sluiten niet de oogen voor de
gevaren die ons bedreigen, voor de
donkere wolken die zich ook hier aan
den horizon vertoonen.
Maar op een dag als deze voeren
toch blijdschap en dankbaarheid den
boventoon.
En als we terugzien op de geze
gende regeering van H.M. Koningin
Wilhelmina, dan ruischt als vanzelf
de danktoon en jubelt ons hart
Gedanckt moet zijn de Heer,
De God, die eeuwig leeft!
Dat Hij ons 't zijnder eer
Dees schoone dagen geeft.
Wat wonder heeft de kracht
Des Heereo al gewracht
O Heer, o Heer, o Heer,
Hoe groot is Uwe macht
Van dood en leven.
't Was een sombere tijd voor ons
Oranjehuis in het laatste vierde deel
van de vorige eeuw.
De Oranjeboom werd geschud en ge
beukt, zóó dat 't scheen dat niet alleen
de takken zouden wegsterven en af
breken, maar dat met de dorre takken
ook de oude stam zou vergaan.
Kort na elkaar waren ze gestorven
Koningin Sophie een broeder, een oom
en twee zoons van Koning Willem III,
de prinsen Willem en Alexander.
En enkele jaren later, 23 November
1890 stierf ook de laatste Oranjevorst
en werd ook de grijze Koning grafwaarts
gedragen.
Voor de vijfde maal in twaalf jaar
ontsloot zich de Koninklijke grafkelder
te Delft, waar reeds drie en dertig
vorsten en vorstenkinderen uit het Huis
van Oranje den jongsten dag verbeiden,
jpr:
't Scheen haast, alsof de oude Oranje
boom die zoo lang gegroend had in het
midden van ons vclk zou vergaan.
Maar het was niet meer dan schijn.
Op een vraag: Is dan ons Konings
huis uitgestorven, mocht Ds. van Koets
veld de hofprediker die den lijkdienst
leidde antwoorden »Goddank niet ge
heeld
Neen, niet geheel!
Naast den dood kiemde het jonge
leven.
Terwijl het stoffelijk overschot van
Koning Willem III onder het donderen
van het geschut en het somber galmen
van de kerklokken, naar zijn laatste
rustplaats werd gedragen, toefden daar
in het paleis een treurende weduwe en
een jeugdig vorstenkind Koningin Em?
ma, met haar dochtertje Prinses Wil
helmina.
En terecht mocht Ds. van Koetsveld
opmerken
»Wat in een hoogeren zin de profeet
van Davids huis zeide is ook op 't onze
van toepassing een Rijske zal voort
komen uit den afgehouwen stam en een
scheut uit zijn wortel zal vrucht dragen".
Ons blijft een jeugdige Koningin, als
Prinses reeds de oogappel van ons volk,
dat nu met dubbelen nadruk bidtGod
bewaar en leid haar aan de hand eener
vrome en wijze Moeder, dat eens de
spruit een boom worde als vroeger, en
troost en sterk beiden in deze droeve
dagen.
Die jeugdige Koningin ze is ons ge
bleven.
Wel scheen het enkele jaren geleden
alsof haar levensdraad zou afknappen,
maar de gebeden werden verhoord en
de vrees beschaamd.
God heeft Koningin Wilhelmina be
waard en geleid en zij heeft in deze
25 jaren dat zij bij Godes gratie mocht
regeeren, getoond te zijn een echte ielg
uit het geliefde Oranjehuis.
Bij het standbeeld van de
Coligny.
Koningin Wilhelmina heeft zich nooit
hare belijdenis geschaamd.
Duidelijk bleek dit ook, toen zij in
1912 een bezoek bracht aan Parijs en
daar in die wufte omgeving aan den
voet van het standbeeld van den ge
loofsheld de Coligny o.m. het volgende
sprak
„Aan den voet van dit monument
vereenigd. heffen wij onze harten op
tot God, en zoeken vóór alle dingen
de verheerlijking van Zijn Naam.
Het is mijn levendige wensch, dat
ieder, die Christus als Zijn Zaligmaker
kent, in dat geloof moge worden ge
sterkt. en dat wij allen steeds meer
waarachtige getuigen des Heeren
mogen zijn".