I iiiilfiÉÉConit Tweede Blad Woensdag 8 Augustus 1923 UIT UE PERS KERK Eü SCHOOL eiüüEÏiLitaiD Den Vaderland ghetrouwe. Het auto-omnibusverkeer. „Met bijzondere snelheid zegt de Stan daard, ontwikkelt zich het auto-omni busverkeer. Langs allo wegen ziet men de groote en toch lichte voertuigen zich in flinke snelheid voortbewegen. De ondernemerslust heeft zich vooral op dit gebied met koortsachtigen ijver toege- legd. Met betrekkelijk geringe kosten is een wagen te verkrijgen- Voor de wegen leve ren deze voertuigen1 lang niet het gevaar op der zware vrachtauto's. Zij kunnen zelfs de uiterste uithoeken bereiken en halen als het ware de passa giers aan huis op en brengen ze in korten tijd, waar zij willen wezen. Hierdoor be- rokkenen zij de tot nu toe bestaande pu blieke middelen van verkeer, die trouwens ook veelal duurder zijn, veel schade. 1 Er zijn tramwegen, die tot voor kort mochten bogen op een druk verkeer en die thans zoo goed als geen personen-verkeer meer kennen. Het is nog niet in to zien tot welk een hoogte de ontwikkeling van dit herleven der oude omnibus, maar nu met moderne [snelheid en gemakkelijkheid, zal kunnen! stijgen. I En het is verre van ons een normale ontwikkeling van dit nieuwe verkeer te .willen verhinderen. Alleen mag de vraag gesteld, of er niet iets abnormaals is in de snelle ontwikke ling, dat op eenig gevaar duidt. Bij de wet zijn regelingen getroffen en voorwaarden gesteld voor de middelen van publiek ver keer. Maar het schijnt ons toe. dat van eenig toezicht op de deugdelijkheid van het nieuwe vervoer tot nu weinig sprake kan zijn. Van belang is, dat er aan de noodige voorwaarden voor de veiligheid wordt ge dacht. De vraag rijst, of die voorwaarden en voor allo rijtuigen en voor alle bestuur ders wel aanwezig zijn. Men hoorde gelukkig tot nu niet veel van ongelukken, maar zij kunnen komen en, gezien, de volle omnibussen, niet van geringen aard. Ook voor het verkeer zelf zou een goed toezicht van beteekenis zijn, want als ten gevolge van een of meer ongelukken de schrik er bij het publiek inkwam, zou do liefde voor do veiliger trein of tram terug- keeren. Misschien ware hier bij gemeentelijke verordening in elk geval iets te doen. Dat do Overheid geroepen is, zich om trent de beteekenis van het plotseling op komende nieuwe verkeersmiddel te verge wissen, schijnt ons zeker te zijn. Is zij niet in staat om aanstonds voor de veiligheid eenige regeling te treffen en uit te voeren, dan moeten wij maar hopen, dat geen ondernemer het belang van deze veiligheid uit het oog zal verliezen en dat het publiek zelf de noodige voorzichtig heid riet zal vergeten. GEBEF. KEBKEN. Beroepen. Te Sexbierum: L. van Urk te Westmaas; te Zalk: J. Oosterveen te iWilnis. Aangenomen. Naar Melissanfc (als leerend oud.): J. van der Lugt Wzn., te Bcrkel. CHR. GEREF. KERK. Beroepen. Te Zaamslag: A. Zwiep, oand. te Rotterdam. GEREF. GEMEENTEN. Bedankt. Voor Ridderkerk: J. Fraan- jc te Barneveld. Beroepbaar. Donderdag j.l. heeft de heer H. v. d. Els- kamp met goed gevolg voor de classis Zwolle zijn praeparatoir examen afgelegd, en is beroepbaar gesteld in de Geref. Ker ken. Hij stelt zich terstond beroepbaar. Zijn adres is, Kerkstraat 2, Kampen. Bevestiging, Intrede, Afscheid. Het afscheid van den heer J. Ver- s te egt van de Geref. Kerk te Ouddorp is bepaald op 16 September e.k. en zijn bevestiging en intrede te Groote Lindt op 30 September. Bevestiger is Ds. Ch. Rol- loos, van Zwijndrecht. D s. T h. Kramer, gekomen van Dricl, deed Zondag intrede bij do Ned. Herv. Gemeente te Drogeham. Hij werd bevestigd door zijn broeder Ds. J. Kra mer, van Nieuwolda, met een prediking over Eieze 11. De nieuwe predikant be paalde in zijn intreeprediking zijne hoor ders bij Jeremia 23: 23, 24 „Gods alom tegenwoordigheid". Na de prediking werd hij toegesproken door den consulent Ds. G. J. van Ingen, van Augustinusga, die hem en de zijnen deed toezingen Psalm 1214. In beide diensten! was de kerk stampvol. Ds. Graefe in Nederland. Ds. Graefe, predikant der Geref. Kerk te Görlitz, bij Breslau, brengt, daartoe welwillend in staat gesteld zijn vacantie door in Nederland en sprak Zondagavond na de godsdienstoefening in do Geref. Kerk te Den Helder zijn dank uit aan de vergaderde gemeenteleden, voor al het geen zij voor zijn gemeente, die zoo zwaar lijdt onder de tijdsomstandigheden hadden gedaan en nog doen. la enkele trokken verhaalde Ds. Graefe hoe in 1852 een Joodsch zendeling uit Schotland het zuivere Evangelie predikte in Breslau ;\i hoe 13 jaar later in Güilitz een Gcrcf. Kerk tot openbaring kwam. In 1893 werd Ds. Graefe, die in Kampen gestudeerd had, als predikant in het graafschap Bentheim door zijn leermeester Prof. Bavinck bevestigd en later vestigde hij zich weer te Görlitz. Deze kleine Gemeente, die in Sileziè geen vruchtbaren bodem vindt, lijdt thans natuurlijk grootelijks onder de ineenstor ting der midden-Europoescke rijken en met dank herdacht de reeds bejaarde prediker hoeveel gaven in geld en natura uit bieder- land naar de armen zijner Gemeente ge zonden waren, Ds. Graefe besloot zijn korte, maar roe rende toespraak, dio in bijna vloeiend Hol- landsch uitgesproken werd, met Gods zegen af te bidden over laud en voik, over Kerk en Koningin. Op verzoek van Ds. van der Werff zong de Gemeente hem Psalm 121:4 toe. Bij den uitgang werd gecollecteerd voor de arme Gereformeerden in Görlitz. A!g. Synode der Ned. Herv. Kerk. XVIII. Prof. Aalders brengt ter tafel de eindredactie van de aangenomen wijziging van art. 32 van het Reglement op de va caturen en van een art. 11 in het Regle ment op het godsdienstonderwijs, om die te onderwerpen aan de hoofdelijke stem ming van do leden der Provinciale Kerk besturen. Aan de orde komt het reglement op het Pensioenfonds ten behoeve van predikan ten der Ned. Herv. Kerk. Een rapport daarover werd uitgebracht door D. Eilerts de Haan, die met enkelo wijzigingen voorstelt het voorgestelde re glement voorloopig aan te nemen. Prof. Aalders brengt hulde aan de verschillende commissies, die hebben ge werkt aan het tot stand komen van dit re glement. Hij acht het gelukkig, dat, wan neer de traktementen beter geregeld zijn, de predikanten moeten betalen voor hun pensioen. De last kan niet op de gemeen ten gelegd worden. Verder erkent hij, dat men dienstdoende predikanten niet kan verplichten. Hij acht het gelukkig, dat door de commissie van rapport ook werd voorgesteld bij overlijden van oen onge huwd deelnemor een pensioen ten goede te doen komen aan eeno nabestaande, die de huishouding heeft waargenomen. Prof. Knappert sluit zich aan bij prof. Aalders. Hij acht het een voorrecht, dat ook met ethische beginselen in dit on derwerp rekeuing wordt gehouden. De Secretaris is ook voor dit ont werp. Hij is ook van oordeel, dat de Rijks- emeritaatspensioemen buiten rekening moe ten blijven! bij de bepaling van heb pen sioen uit dit fonds; het Rijksemeritaats- pensioeri is een voorrecht aan eene be paalde standplaats verbonden. Wel komen er zware lasten voor de predikanten. De vice-president is ook van oor deel dat dit reglement moet ingevoerd worden. Do predikanten moeten ook leeren voor hun pensioen te betalen, evenals an denen. Hij zou het een zegen achten, als dit reglement tot stand kwam. De heer Van Pa assen vraagt.: Is het zoo vaststaand, dat dienstdoende predikan ten niet kunnen worden verplicht tot deel neming? Hij wil ook het Rijksemeritaats- pensioen losmaken van het pensioen uit dit fonds. De heer Schokking zou ook gaarne een vraag willen doen. Als iemand de kerk verlaat, is het dan billijk, hem het pen sioen te onthouden, waarvoor hij jaren, be taald heeft. De heer Eilerts de Haan beant woordt de verschillende sprekers. Ook naar zijn oordeel kunnen dienstdoende predikanten niet verplicht worden. Wat de vraag van dr. Schokking betreft, dat pen sioen wordt betaald volgens art. 5. De heer Voerman stelt een amende ment voor op art. 29; hij wil dan geen pro- ratobetaling, maar het pensioen voor dat kwartaal doen doorloop-en. Het amendement van den heer Voerman wordt verworpen- Aan art. 28 wordt op voorstel van de commissie van rapport uit de Synode toegevoegd: Indien de Pensioen raad. daartoe termen aanwezig acht, kan hij op grond van een over te leggen me disch attest de uitkeering van de wiskun dige reserve in plaats van premievrij pen sioen weigeren. Daarop komt in bespreking de vraag: Of de pensioenen uit het fonds zich moe ten aansluiten; aan het Rijksemeritaats- pensioen of daarvan geheel losblijven? De Synode gaat mee met de bedoeling van de meerderheid van de commissie voor de samenstelling van het reglement, zoodat Rijksemeritaatspensioen en pensioen uit dit fonds van elkaar gescheiden blijven. Het Reglement wordt ten slotte met al gemeen e stemmen aangenomen. Tot lid van den Raad van beroep vol gens het Reglement op de predikantstrak tementen wordt benoemd baron G. C. van A s b e c k te 's-Gravenhage. Tob afgevaardigde naar do conferentie voor inwendige zending in September te Wittenberg te houden, wordt benoemd prof. d r. Slotemaker deBruine. De Gezangen-kwestie. In de „Wachter" schrijft Prof. L. Lin deboom van Kampen over de Gezangen kwestie en toont met een citaat aan, hoe hij in zijn jongen dominees-tijd er al net over dacht als nu en vervolgt dan: Ook deze opmerking gelieven de tegen standers met hun heele en half-helpcr3 eens te overdenken: is het recht, is het broederlijk, nu reeds vele 1 O-tallen jaren, te eischen, dat de Kerken uit den weg zullen; gaan vcor him tegenzin, tegenzin tegen' hetgeen, waartegen Gods Woord niet getuigt en een slot te leggen op de duizenden harten en monden van kinderen Gods, die verlangen, uit liefde tot den Ilecre en zielsbehoefte,. Jezus heerlijk ver lossingswerk „Christus en dien gekruist" ook in het gezang der Gemeente te ver heerlijken? Mag de Kerk om z.g. „zwakke broeders", maar die sterk zijn in antipa thieën, en zure gezichten en dreigende v/oorden, nalaten God Drieëenig te loven in Zijn eigen Huis voor do onuitsprekelijke gave van den Borg en Zaligmaker en, diens vernedering en verhooging luide te roemen? Te zwak om in de Kerk Jeztfs' lof te zin gen waarlijk, dat is een ander soort „zwakheid", dan de H. Schrift bedoelt als zij, vaak met het oog op de Christenen uit do Besnijdenis, spreekt ,.van den broeder", die zwak is." Iu da Kerk heeft alleen Jezus Christus, onze Heere en Koning, zeggenschap. Dat te belijden is de eere van de Gereformeer de Kerken, vooral tegen Rome en de Ned. Herv. Kerk. Laat ons dan toezien dat wij niet binden waar Hij niet bindt en niet sterken een geest die niet uit God is, maar „een geest der dienstbaarheid weder om tob vreeze." Sion, zing uw God ter eer, Prijs zijn grootheid, loof den Heer. Collecte of offer. Ds. K. Schilder vertelt in den „Delft- sehen Kerkbode" de volgende aneodote: „Verleden week boorde ik van iemand, die op eigenaardige wijze een collecte aan beval. Hij vertelde van een jongetje, ik noem hem Piet, die aan tafel een stukje vleesch van zijn portie afnam voor den hond; ik zal hem maar Kees noernem Maar de familie vond, dat Piet te veel aan Kees gaf; Kees kon wel met de botjes volstaan en de familie, Piet incluis, moest het vleesch maar verorberen. Na den maal tijd haalde Piet al de afgekloven beentjes dus van de borden, en bracht ze aan Kees, int de waarden: „Kees, ik had je een offer toegedacht, maar wat ik je nu breng, dat is maar een collecte." Piet wist 't goed: e erjcollecte en een of fer zijn niet altijd gelijk," Raadslid en kerkelijk ontvanger. Het nieuwbenoemde Raadslid van Arn hem, de lieer H. A. Burgers (H. G. S.) Avas tot dusver kerkelijk ontvanger der Ned. Herv. Gemeente. De kerkvoogdij heeft echter gemeend dat dit ambt niet kan samengaan met dat van lid van den Raad. Nu de heer Burgers besloten heeft niet als Raadslid te bedanken heeft de kerk voogdij hem met ingang van 1 December a.8. eervol ontslag verleend als kerkelijk ontvanger. Over dit besluit bestaat in de kringen der H. G. S. groote ontstemming. De af- deeling zal een protest tot do kerkvoogdij richten. Hef beheer der Rijksgebouwen. In „De Residentiebode" doet „een inge wijde" een boekje open naar aanleiding van de arrestatie van een rijksbouwmees ter in verband met diens praktijken bij den dienst der rijksonderwijsgebouwen. Hij schrijft o.m.: Maar verder heeft men zich er slechts over te verbazen dat men hier en daar nog zoo lang de veeg van den bezem heeft kunnen ontsnappen. Iedereen wist er immers reeds lang het zijne van. En wie in ons ambtelijk Jeruzalem geen on bekende is, begrijpt maar niet dat een en ander zoo lang kon voortduren. Want nergens waar de zoogenaamde „warme" lees gevulde hand van den aannemer zooveel wonderen ken doen als hier. Ook nergens waar de bevoorrechting van en kelen zoo in het oog loopend was als bij deze diensten, waar zelfs een openbare aanbesteding tot een wassen neus werd gemaakt. Altijd maar dezelfde namen die VQpr werken van onderhoud als anderzins in aanmerking kwamen. Wie zich de moeite zou willen gunnen om met deze namen van enkele leveranciers op den Burgerlijken Stand te gaan pluizen, zou tevens tot de ontdekking komen dat zelfs een familieverband niet ontbreekt, en die of gene altijd maar weer een zwager had, die voor de levering van dit of dat vóór anderen in aanmerking kwam. Al behoeft het daarom r»o.g geen uitgemaakte zaak te zijn, dat „do warme hand" ook hier haar diensten deed, de schijn was er ze ker. En het zou ongetwijfeld waarschijn lijkheid zijn gebleven, ware het niet, dat de niet steeds zeer bescheiden levenswijze van hen die hij de uitvoering van een en ander controle hadden uit te oefenen bij Jan Publiek niet onopgemerkt bleef. Zelfs voor de werklieden zelf bleef dat befooien niet verborgen en ook zij gaven wel eens hunne verbazing er over te kennen, dat een bescheiden salaris het sommigen wel mogelijk maakt om toch een man in bo nis te worden. Maar zij dachten er het hunne van. Niet minder moest het de opmerkzaam heid dezer eenvoudige lieden ontsnap pen, dat, slaagde een outsider er in om den begunstigde uit zijne machtige posi tie te verdringen en zich het werk gegund te zien, hij toch altijd aan het kortste eind trok. Niets dat er van zijn werk deugde. Nu eens dit, dan weer dat. Maar altijd wat. Aanmerkingen geen gebrek. Steeds en waar men kans zag moest de man murw worden gremaakt door zijn werk af te keuren. Geen wonder dat hem met dien eenen keer voor altijd de lust werd benomen om nogmaals in te sohrij- ven. Met het gevolg dat het monopolie een volgend maal weer op zijn plaats kwam en het oude leventje weer als voorheen begon. Was er geen werk aan den winkel, dan werd er werk gemaakt. Het eene jaar trokken de ververs zoo'n gebouw binnen om er al het muurwerk te verven. Maar bet volgend jaar werd die voor een groot deel ongedaan gemaakt. Men bikte bet er weer af en bezette de muren met tegeltjes. Zoo wierp men elkaar den bal toe. Maar heusch niet uitsluitend voor de goede be doeling alleen. Natuurlijk bleef een en ander door den tijd niet geheel verborgen en werd de be trokken Minister ingelicht. Nimmer ech ter met zooveel resultaat, dat er aan der gelijke ingekankerde toestanden een ein de kon komen. Waarover men zich niet zoo heel bijzonder heeft te verbazen. Om de eenvoudige reden dat dergelijke brie ven het op den weg naar het Ministerieel Kabinet oen heel eind konden brengen, doch slechts bij uilzondering zoover, dat do Minister zelf ze in handen kreeg. Moest er op deze correspondentie wor den geantwoord, dan werd het schrijven als regel in handen gesteld van den schuldige zelf. Men kan nagaan hoe dat antwoord er dan uitzag. Onnoodig te zeg gen hoezeer 's "Rijks financieel belang daarbij in het gedrang kwam. Want met de fooien die hier en daar moesten val len werd de aannemingssom bezwaard. En waar het belangrijke gevallen van huur of koop betreft, kon men steeds wel oen vorm vinden om er voor een der par- tijen een voordeeltje aan te verbinden. Waardoor het begrijpelijk wordt, u.:! hol Rijk altijd duur uit was." De inzender besluit: „Het door het De partement van Financiën ingestelde ac- coutantsonderzoek kan nu de bezem worden, waarmede eindelijk eens schoon-* schip wordt gemaakt. Wat tijd wordt. Het heeft al veel te lang geduurd. Ook de ergernis der góe-gemeento die anderen zich straffeloos zag verrijken ten koste van 't land, op gemeene manier. Daarom twijfel ik geen oogenblik of, de schrik en ontzetting, die de bureaux onzer Onderwijs-giebouwen deze week kwam binnenstappen, ook wel elders en verder in deze stad zal zijn gevoeld." Gift van H. M. de Koningin-Moeder. H. M. de Koningin-Moeder heeft een belangrijke gift doen toekennen aan den heer L. Hoejenbos, directeur van den Gemeentelijken Dienst Maatschappij Hulpbetoon, ten behoeve van M. Toet te Scheveningen, wiens schokker Sch. 61 indertijd tegen de kust is geslagen en geheel met inventaris is verloren gegaan, en waarvoor een comité was gevormd, teneinde te trachten, hem aan een nieuw visschersvaartuig te helpen. Het Tweede Kamerlid F. A. Moerel. Dinsdagavond is, naar de Maas b'. meldt, de heer F. A. Moerel te Oudewa-» ter, lid van do Tweede Kamer der Staten- Generaal, die sinds eenigen tijd ernstig ongesteld is, van de H.H. Sacramenten der Stervenden voorzien. De opleiding bij de marine. Het Tweede Kamerlid Hugenholtz heeft aan den minister van Marine ge-» vraagd: Wil de Minister aan de Kamer mede-» deelen, hoe groot het aantal is dergenen, die tot op het oogenblik van de ontslag-; aanvrage van den minister van Finan ciën, dus vóór de bekendwording van het besluit van den Ministerraad tot behan deling der Vlootwet op korten termijn, zich hebben aangemeld voor de verschil lende opleidingen der marine, dan wel om opnieuw, op grond van reeds vroeger behaalden rang of stand, bij de marino dienst te nemen en kan de minister ter vergelijking eenzelfde opgave verstrek-» ken voor de drie aan genoemd tijdstip voorafgaande jaarperioden? Jhr. Mr. A. F. O. van Sasse van Ysselt. Jhr. mr. A. F. 0. van Sasso van Ysselt is naar Zwitserland vertrokken, om er zijn vacantie door te brengen. Inmiddels zal hij zich beraden over het al of niet aanvaarden zijner benoe ming tot lid der Eerste Kamer. Gevoelig voor het hem geschonken vertrouwen der kiezers welke hem als no. 1 vain de lijst hebben gekozen tot lid der Tweede Ka mer, neemt jhr. Van Sasse van Ysselt niet gaarne zijn ontslag, terwijl hem ook als lid der Provincial© Staten van Noord-Brabant de belang dier provin cie zeer ter harte gaan. Mocht tijdens zijn verblijf in het bui tenland zijn gezondheidstoestand van dien aard zijn, dat hij meent de vele werkzaamheden, aan het lidmaatschap van Tweede Kamer en Prov. Staten ver-^ bonden, te kunnen blijven waarnemen, dan wenscht jhr. Van Sasse van Ysselt zijn benoeming tot lid der Eerste Kamer niet te aanvaarden. De zomertijd. De heer Braat. lid van de Tweede Ka-» mer, heeft aan den minister van binnen-» Jnndsche zaken en landbouw de vraag gesteld of do minister bereid is mede te deelen, of de gegevens, bedoeld aan het slot van het antwoord op de vragen be-» treffende den einddatum van den zomer tijd, zijn ontvangen en de vaststelling van dien datum spoedig is te gemoet te zien? Lijkverbranding. De hoer Scheurer, lid van do Tweede Kamer, heeft aan den minister van on-s derwijs, kunsten en wetenschappen do volgende vragen gesteld: I. Is het bericht in de bladen juist, dat de regeering zich heeft doen vertegen-, woordigen bij de verbranding van het stoffelijk overschot van wijlen Louis' Couperus? II. Deelt do minister niet het gevoelen zijner amhtgonooten van binnenlandscho zaken en justitie, dat de lijkverbranding door do wet is uitgesloten? III. Is do minister indien hot be richt onder I bedoeld juist is niet van oordeel, dat de vertegenwoordiging der regeering bij oen onwettige handeling af te keuren valt? FEUILLETON Een vertelling uit den Franschen tijd. 14) De luitenant wenkte in een oogen-" blik was de schaapherder gebonden, en reeds wilde men hem voortsleuren. In- tusschen was Sultan dichterbij gekomen. Een tijdlang was hij besluiteloos geweest; hij had heen en weer gedraafd, vlak hij zijn haas willende zijn en toch de kudde niet durvend verlaten. Eindelijk vond hij do oplossing, hij dreef de kudde dichter bij. Lachend keken de soldaten naar het levendige, verstandelijke dier: „Die brengt ons het avondeten; 't komt als ge roepen." Het zestal wilde niet tevergeefs de geweren geladen hebben, en vuurde in den blinde weg op de kudde: een bloedig kluwen wentelde zich op de heide rond; de groote massa echter stoof verschrikt uit elkaar; enkele der sierlijke heide- schapen hinkten klagelijk-blatend met den troep mee, de -stukgeschoten pooten achter zich aansleopend. Sultan herinner de zich dadelijk zijn plicht en rende neen om de verstrooide kudde te verzame len. „Laat zo liggen ,die loopen niet weer weg," zei de luitenant, toen de soldaten den buit wilden verzamelen. „Eerst zul len we dien kerel in verzekerde bewaring brengen; als we terugkomen, nemen we hem mee: de overste kan dan over hem beslissen. Hé, vooruit jij den weg wij zen." Hij wierp Jan Bartels een verach- telijken blik toe. De burcht was spoedig bereikt. Hier bleek, hoe de grootvader van den schaap herder een zeer degelijken arbeid had geleverd; want overal waren de wanden van den kerker nog even stevig en de sta ven voor het venster zaten muurvast; men wierp den schaapherder, aan han den en voeten gebonden, op den grond, en grendelde de eikendeur zoo zeker, dat de ze niet open te krijgen was, zelfs niet, al wist de gevangene zich van zijn boeien te bevrijden. De zon ging reeds onder, toen het werk klaar was. „En nu ga-jij vooraan," zei de luite nant te Jan Bartels. „Ik? Hoezoo ik?" riep deze, heel en al uit 't veld geslagen. „Den weg ken-jij net zoo goed als hij; en aan den overkant zullen we ons zelf wel weten te redden." „Ik toch niet!ik moet toch niet?..." „Ja, jij moet wel." „Dat hadden we toch niet afgespro ken." „Wie met .jou wat afspreekt, komt be drogen uit. Nu, hoe is 'tschiet jo op? Midden in den nacht nemen we ze 't ze kerst gevangen." „Nee, neemidden in den nacht, en dan in 't moeras." „Waarom niet?" „Midden in den nacht. Om alles ter we reld nietAl wat slecht en vreeselijk is, is dan vrij. Nee, nee, alles, maar nièl midden in den nacht in het moeras. Nog nooit is er een mensch uitgekomen, die heeft kunnen vertellen, hoe 't 's nachts in 't moeras toegaat." Zijn angst was te duidelijk, dan dat de luitenant er niet door getroffen zou wor den. Terwijl hij overlegde, martelde Jan Bartels zich vergeefs het brein af een uitweg te vinden uit de netelige positie, waarin hij geraakt was door eigen schuld. Plotseling kromp hij in elkaar, 'want zijn gebalde vuist werd aangeraakt door een zachte hand, en een hem beken de stem vroeg: „Vader, wat doet u hier onder al die vreemde lui? Kom toch mee naar huis!" Zijn Geesje stond voor hem. „Kind, kind, ik smeek je, om Gods wil, hoe kom-je hier?" Tersluiks keek de hoer naar den soldatentroep en oen vreeselijke angst doorhuiverde hem, toon hij zag, hoe enkele der ruwe gasten met onbe scheiden blikken het half-opgeschoten meisje monsterden. „Ei, ei, kijk dat eens!" zei er een, en smakte met de tong; enkele anderen be gonnen te fluisteren. Een oogenblik leek 't den vader, alsof alles om hem heen zwart werd. „Loop, loop, om 's hemels wil, loop, wat je kan, en kijk niet om, tot je bij Anne-Kee bent," fluisterde hij. „Vader, wat heb-u toch vóór?" zei Gcespe met rustige stem „u hebt niets goeds voorzóo heb ik u nog nooit ge zien Sidderend duwde hij 't meisje van zich af. „Weg, weg," fluisterde hij, „wat gaat dat jou aan?" „U zult toch de Brunswijkers niet \er- raden, vader?" „Zeg niets meer, Geesje, zeg niets meer." „Doe dat niet, vader; 't zijn immers toch onzo broeders. 0, doe 't niet, va der!" „Jij ook?" stoof Jan Bartels op, „hoe kom jij daaraan? Allemaal vervloekte leugens. En ik zeg, dat je weg gaat, hoor- je, deern. Ik sla er op, als je niet dade lijk doet, wat ik je zeg!" En in plotseling opkomende woede hief hij de hand op, nu wederom zulk een vermaning zijn ge weten wekte, dat door de bewondering voor Napoleon verdoofd was geworden. Treurig maakte Geesje zich gereed heen te gaan, maar do luitenant beval dadelijk „halt". „Niemand mag van hier naar 't dorp terug. Dat ontbrak er nog maar aan, dat ze den schaapherder losmaakten of in 't geheim boden uitzonden om te waarschuw wen. Neen, kan men te middernacht niet door 't moeras heen, dan zullen wij ten minste den toegang bezetten, tot do maan opgekomen is. Maar vóór 't dorp aan den overkant wakker is, moeten wij door 't moeras heen zijndat zeg ik je, of jul lie beiden zult er voor boeten. Jij bent een schurk, en daarmee maak ik niet veel omslag. Het meisje moet bij mij blijven, en nu voorwaarts." De manschappen sleepten de neerge schoten schapen met zich mee, legden aan den rand van 't moeras, waar de weg begon, vuur aan en maakten het bivak gereed. Een post werd uitgezet, en Jan Bartels ging zijwaarts van den troep zib» ten en trok bezorgd zijn dochter tot zich'. Telkenmaal, als hij haar aankeek, ont moette hij haar ernstigen blik en er ging hem een steek door 't hart. (Wordt vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5