I iiiilfiÉÉConit
Tweede Blad
Woensdag 8 Augustus 1923
UIT UE PERS
KERK Eü SCHOOL
eiüüEÏiLitaiD
Den Vaderland ghetrouwe.
Het auto-omnibusverkeer.
„Met bijzondere snelheid zegt de Stan
daard, ontwikkelt zich het auto-omni
busverkeer. Langs allo wegen ziet men de
groote en toch lichte voertuigen zich in
flinke snelheid voortbewegen.
De ondernemerslust heeft zich vooral op
dit gebied met koortsachtigen ijver toege-
legd.
Met betrekkelijk geringe kosten is een
wagen te verkrijgen- Voor de wegen leve
ren deze voertuigen1 lang niet het gevaar
op der zware vrachtauto's.
Zij kunnen zelfs de uiterste uithoeken
bereiken en halen als het ware de passa
giers aan huis op en brengen ze in korten
tijd, waar zij willen wezen. Hierdoor be-
rokkenen zij de tot nu toe bestaande pu
blieke middelen van verkeer, die trouwens
ook veelal duurder zijn, veel schade.
1 Er zijn tramwegen, die tot voor kort
mochten bogen op een druk verkeer en die
thans zoo goed als geen personen-verkeer
meer kennen.
Het is nog niet in to zien tot welk een
hoogte de ontwikkeling van dit herleven
der oude omnibus, maar nu met moderne
[snelheid en gemakkelijkheid, zal kunnen!
stijgen.
I En het is verre van ons een normale
ontwikkeling van dit nieuwe verkeer te
.willen verhinderen.
Alleen mag de vraag gesteld, of er niet
iets abnormaals is in de snelle ontwikke
ling, dat op eenig gevaar duidt. Bij de wet
zijn regelingen getroffen en voorwaarden
gesteld voor de middelen van publiek ver
keer. Maar het schijnt ons toe. dat van
eenig toezicht op de deugdelijkheid van
het nieuwe vervoer tot nu weinig sprake
kan zijn.
Van belang is, dat er aan de noodige
voorwaarden voor de veiligheid wordt ge
dacht. De vraag rijst, of die voorwaarden
en voor allo rijtuigen en voor alle bestuur
ders wel aanwezig zijn.
Men hoorde gelukkig tot nu niet veel
van ongelukken, maar zij kunnen komen
en, gezien, de volle omnibussen, niet van
geringen aard.
Ook voor het verkeer zelf zou een goed
toezicht van beteekenis zijn, want als ten
gevolge van een of meer ongelukken de
schrik er bij het publiek inkwam, zou do
liefde voor do veiliger trein of tram terug-
keeren.
Misschien ware hier bij gemeentelijke
verordening in elk geval iets te doen.
Dat do Overheid geroepen is, zich om
trent de beteekenis van het plotseling op
komende nieuwe verkeersmiddel te verge
wissen, schijnt ons zeker te zijn.
Is zij niet in staat om aanstonds voor de
veiligheid eenige regeling te treffen en uit
te voeren, dan moeten wij maar hopen,
dat geen ondernemer het belang van deze
veiligheid uit het oog zal verliezen en dat
het publiek zelf de noodige voorzichtig
heid riet zal vergeten.
GEBEF. KEBKEN.
Beroepen. Te Sexbierum: L. van Urk
te Westmaas; te Zalk: J. Oosterveen te
iWilnis.
Aangenomen. Naar Melissanfc (als
leerend oud.): J. van der Lugt Wzn., te
Bcrkel.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen. Te Zaamslag: A. Zwiep,
oand. te Rotterdam.
GEREF. GEMEENTEN.
Bedankt. Voor Ridderkerk: J. Fraan-
jc te Barneveld.
Beroepbaar.
Donderdag j.l. heeft de heer H. v. d. Els-
kamp met goed gevolg voor de classis
Zwolle zijn praeparatoir examen afgelegd,
en is beroepbaar gesteld in de Geref. Ker
ken. Hij stelt zich terstond beroepbaar.
Zijn adres is, Kerkstraat 2, Kampen.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
Het afscheid van den heer J. Ver-
s te egt van de Geref. Kerk te Ouddorp
is bepaald op 16 September e.k. en zijn
bevestiging en intrede te Groote Lindt op
30 September. Bevestiger is Ds. Ch. Rol-
loos, van Zwijndrecht.
D s. T h. Kramer, gekomen van
Dricl, deed Zondag intrede bij do Ned.
Herv. Gemeente te Drogeham. Hij werd
bevestigd door zijn broeder Ds. J. Kra
mer, van Nieuwolda, met een prediking
over Eieze 11. De nieuwe predikant be
paalde in zijn intreeprediking zijne hoor
ders bij Jeremia 23: 23, 24 „Gods alom
tegenwoordigheid". Na de prediking werd
hij toegesproken door den consulent Ds.
G. J. van Ingen, van Augustinusga, die
hem en de zijnen deed toezingen Psalm
1214. In beide diensten! was de kerk
stampvol.
Ds. Graefe in Nederland.
Ds. Graefe, predikant der Geref. Kerk
te Görlitz, bij Breslau, brengt, daartoe
welwillend in staat gesteld zijn vacantie
door in Nederland en sprak Zondagavond
na de godsdienstoefening in do Geref.
Kerk te Den Helder zijn dank uit aan de
vergaderde gemeenteleden, voor al het
geen zij voor zijn gemeente, die zoo zwaar
lijdt onder de tijdsomstandigheden hadden
gedaan en nog doen.
la enkele trokken verhaalde Ds. Graefe
hoe in 1852 een Joodsch zendeling uit
Schotland het zuivere Evangelie predikte
in Breslau ;\i hoe 13 jaar later in Güilitz
een Gcrcf. Kerk tot openbaring kwam.
In 1893 werd Ds. Graefe, die in Kampen
gestudeerd had, als predikant in het
graafschap Bentheim door zijn leermeester
Prof. Bavinck bevestigd en later vestigde
hij zich weer te Görlitz.
Deze kleine Gemeente, die in Sileziè
geen vruchtbaren bodem vindt, lijdt thans
natuurlijk grootelijks onder de ineenstor
ting der midden-Europoescke rijken en met
dank herdacht de reeds bejaarde prediker
hoeveel gaven in geld en natura uit bieder-
land naar de armen zijner Gemeente ge
zonden waren,
Ds. Graefe besloot zijn korte, maar roe
rende toespraak, dio in bijna vloeiend Hol-
landsch uitgesproken werd, met Gods
zegen af te bidden over laud en voik, over
Kerk en Koningin.
Op verzoek van Ds. van der Werff zong
de Gemeente hem Psalm 121:4 toe.
Bij den uitgang werd gecollecteerd voor
de arme Gereformeerden in Görlitz.
A!g. Synode der Ned. Herv. Kerk.
XVIII.
Prof. Aalders brengt ter tafel de
eindredactie van de aangenomen wijziging
van art. 32 van het Reglement op de va
caturen en van een art. 11 in het Regle
ment op het godsdienstonderwijs, om die
te onderwerpen aan de hoofdelijke stem
ming van do leden der Provinciale Kerk
besturen.
Aan de orde komt het reglement op het
Pensioenfonds ten behoeve van predikan
ten der Ned. Herv. Kerk.
Een rapport daarover werd uitgebracht
door D. Eilerts de Haan, die met enkelo
wijzigingen voorstelt het voorgestelde re
glement voorloopig aan te nemen.
Prof. Aalders brengt hulde aan de
verschillende commissies, die hebben ge
werkt aan het tot stand komen van dit re
glement. Hij acht het gelukkig, dat, wan
neer de traktementen beter geregeld zijn,
de predikanten moeten betalen voor hun
pensioen. De last kan niet op de gemeen
ten gelegd worden. Verder erkent hij, dat
men dienstdoende predikanten niet kan
verplichten. Hij acht het gelukkig, dat
door de commissie van rapport ook werd
voorgesteld bij overlijden van oen onge
huwd deelnemor een pensioen ten goede te
doen komen aan eeno nabestaande, die de
huishouding heeft waargenomen.
Prof. Knappert sluit zich aan bij
prof. Aalders. Hij acht het een voorrecht,
dat ook met ethische beginselen in dit on
derwerp rekeuing wordt gehouden.
De Secretaris is ook voor dit ont
werp. Hij is ook van oordeel, dat de Rijks-
emeritaatspensioemen buiten rekening moe
ten blijven! bij de bepaling van heb pen
sioen uit dit fonds; het Rijksemeritaats-
pensioeri is een voorrecht aan eene be
paalde standplaats verbonden. Wel komen
er zware lasten voor de predikanten.
De vice-president is ook van oor
deel dat dit reglement moet ingevoerd
worden. Do predikanten moeten ook leeren
voor hun pensioen te betalen, evenals an
denen. Hij zou het een zegen achten, als
dit reglement tot stand kwam.
De heer Van Pa assen vraagt.: Is het
zoo vaststaand, dat dienstdoende predikan
ten niet kunnen worden verplicht tot deel
neming? Hij wil ook het Rijksemeritaats-
pensioen losmaken van het pensioen uit
dit fonds.
De heer Schokking zou ook gaarne
een vraag willen doen. Als iemand de kerk
verlaat, is het dan billijk, hem het pen
sioen te onthouden, waarvoor hij jaren, be
taald heeft.
De heer Eilerts de Haan beant
woordt de verschillende sprekers. Ook
naar zijn oordeel kunnen dienstdoende
predikanten niet verplicht worden. Wat de
vraag van dr. Schokking betreft, dat pen
sioen wordt betaald volgens art. 5.
De heer Voerman stelt een amende
ment voor op art. 29; hij wil dan geen pro-
ratobetaling, maar het pensioen voor dat
kwartaal doen doorloop-en.
Het amendement van den heer Voerman
wordt verworpen- Aan art. 28 wordt op
voorstel van de commissie van rapport uit
de Synode toegevoegd: Indien de Pensioen
raad. daartoe termen aanwezig acht, kan
hij op grond van een over te leggen me
disch attest de uitkeering van de wiskun
dige reserve in plaats van premievrij pen
sioen weigeren.
Daarop komt in bespreking de vraag:
Of de pensioenen uit het fonds zich moe
ten aansluiten; aan het Rijksemeritaats-
pensioen of daarvan geheel losblijven? De
Synode gaat mee met de bedoeling van de
meerderheid van de commissie voor de
samenstelling van het reglement, zoodat
Rijksemeritaatspensioen en pensioen uit
dit fonds van elkaar gescheiden blijven.
Het Reglement wordt ten slotte met al
gemeen e stemmen aangenomen.
Tot lid van den Raad van beroep vol
gens het Reglement op de predikantstrak
tementen wordt benoemd baron G. C. van
A s b e c k te 's-Gravenhage.
Tob afgevaardigde naar do conferentie
voor inwendige zending in September te
Wittenberg te houden, wordt benoemd
prof. d r. Slotemaker deBruine.
De Gezangen-kwestie.
In de „Wachter" schrijft Prof. L. Lin
deboom van Kampen over de Gezangen
kwestie en toont met een citaat aan, hoe
hij in zijn jongen dominees-tijd er al net
over dacht als nu en vervolgt dan:
Ook deze opmerking gelieven de tegen
standers met hun heele en half-helpcr3
eens te overdenken: is het recht, is het
broederlijk, nu reeds vele 1 O-tallen jaren,
te eischen, dat de Kerken uit den weg
zullen; gaan vcor him tegenzin, tegenzin
tegen' hetgeen, waartegen Gods Woord
niet getuigt en een slot te leggen op de
duizenden harten en monden van kinderen
Gods, die verlangen, uit liefde tot den
Ilecre en zielsbehoefte,. Jezus heerlijk ver
lossingswerk „Christus en dien gekruist"
ook in het gezang der Gemeente te ver
heerlijken? Mag de Kerk om z.g. „zwakke
broeders", maar die sterk zijn in antipa
thieën, en zure gezichten en dreigende
v/oorden, nalaten God Drieëenig te loven
in Zijn eigen Huis voor do onuitsprekelijke
gave van den Borg en Zaligmaker en, diens
vernedering en verhooging luide te roemen?
Te zwak om in de Kerk Jeztfs' lof te zin
gen waarlijk, dat is een ander soort
„zwakheid", dan de H. Schrift bedoelt als
zij, vaak met het oog op de Christenen uit
do Besnijdenis, spreekt ,.van den broeder",
die zwak is."
Iu da Kerk heeft alleen Jezus Christus,
onze Heere en Koning, zeggenschap. Dat
te belijden is de eere van de Gereformeer
de Kerken, vooral tegen Rome en de Ned.
Herv. Kerk. Laat ons dan toezien dat wij
niet binden waar Hij niet bindt en niet
sterken een geest die niet uit God is,
maar „een geest der dienstbaarheid weder
om tob vreeze."
Sion, zing uw God ter eer,
Prijs zijn grootheid, loof den Heer.
Collecte of offer.
Ds. K. Schilder vertelt in den „Delft-
sehen Kerkbode" de volgende aneodote:
„Verleden week boorde ik van iemand,
die op eigenaardige wijze een collecte aan
beval. Hij vertelde van een jongetje, ik
noem hem Piet, die aan tafel een stukje
vleesch van zijn portie afnam voor den
hond; ik zal hem maar Kees noernem
Maar de familie vond, dat Piet te veel
aan Kees gaf; Kees kon wel met de botjes
volstaan en de familie, Piet incluis, moest
het vleesch maar verorberen. Na den maal
tijd haalde Piet al de afgekloven beentjes
dus van de borden, en bracht ze aan Kees,
int de waarden: „Kees, ik had je een offer
toegedacht, maar wat ik je nu breng, dat
is maar een collecte."
Piet wist 't goed: e erjcollecte en een of
fer zijn niet altijd gelijk,"
Raadslid en kerkelijk ontvanger.
Het nieuwbenoemde Raadslid van Arn
hem, de lieer H. A. Burgers (H. G. S.)
Avas tot dusver kerkelijk ontvanger der
Ned. Herv. Gemeente. De kerkvoogdij
heeft echter gemeend dat dit ambt niet
kan samengaan met dat van lid van den
Raad.
Nu de heer Burgers besloten heeft niet
als Raadslid te bedanken heeft de kerk
voogdij hem met ingang van 1 December
a.8. eervol ontslag verleend als kerkelijk
ontvanger.
Over dit besluit bestaat in de kringen
der H. G. S. groote ontstemming. De af-
deeling zal een protest tot do kerkvoogdij
richten.
Hef beheer der Rijksgebouwen.
In „De Residentiebode" doet „een inge
wijde" een boekje open naar aanleiding
van de arrestatie van een rijksbouwmees
ter in verband met diens praktijken bij
den dienst der rijksonderwijsgebouwen.
Hij schrijft o.m.:
Maar verder heeft men zich er
slechts over te verbazen dat men hier en
daar nog zoo lang de veeg van den bezem
heeft kunnen ontsnappen. Iedereen wist
er immers reeds lang het zijne van. En
wie in ons ambtelijk Jeruzalem geen on
bekende is, begrijpt maar niet dat een
en ander zoo lang kon voortduren. Want
nergens waar de zoogenaamde „warme"
lees gevulde hand van den aannemer
zooveel wonderen ken doen als hier. Ook
nergens waar de bevoorrechting van en
kelen zoo in het oog loopend was als bij
deze diensten, waar zelfs een openbare
aanbesteding tot een wassen neus werd
gemaakt. Altijd maar dezelfde namen die
VQpr werken van onderhoud als anderzins
in aanmerking kwamen. Wie zich de
moeite zou willen gunnen om met deze
namen van enkele leveranciers op den
Burgerlijken Stand te gaan pluizen, zou
tevens tot de ontdekking komen dat zelfs
een familieverband niet ontbreekt, en die
of gene altijd maar weer een zwager had,
die voor de levering van dit of dat vóór
anderen in aanmerking kwam. Al behoeft
het daarom r»o.g geen uitgemaakte zaak
te zijn, dat „do warme hand" ook hier
haar diensten deed, de schijn was er ze
ker. En het zou ongetwijfeld waarschijn
lijkheid zijn gebleven, ware het niet, dat
de niet steeds zeer bescheiden levenswijze
van hen die hij de uitvoering van een en
ander controle hadden uit te oefenen bij
Jan Publiek niet onopgemerkt bleef. Zelfs
voor de werklieden zelf bleef dat befooien
niet verborgen en ook zij gaven wel eens
hunne verbazing er over te kennen, dat
een bescheiden salaris het sommigen wel
mogelijk maakt om toch een man in bo
nis te worden. Maar zij dachten er het
hunne van.
Niet minder moest het de opmerkzaam
heid dezer eenvoudige lieden ontsnap
pen, dat, slaagde een outsider er in om
den begunstigde uit zijne machtige posi
tie te verdringen en zich het werk gegund
te zien, hij toch altijd aan het kortste
eind trok. Niets dat er van zijn werk
deugde. Nu eens dit, dan weer dat. Maar
altijd wat. Aanmerkingen geen gebrek.
Steeds en waar men kans zag moest de
man murw worden gremaakt door zijn
werk af te keuren. Geen wonder dat hem
met dien eenen keer voor altijd de lust
werd benomen om nogmaals in te sohrij-
ven. Met het gevolg dat het monopolie
een volgend maal weer op zijn plaats
kwam en het oude leventje weer als
voorheen begon.
Was er geen werk aan den winkel, dan
werd er werk gemaakt. Het eene jaar
trokken de ververs zoo'n gebouw binnen
om er al het muurwerk te verven. Maar
bet volgend jaar werd die voor een groot
deel ongedaan gemaakt. Men bikte bet er
weer af en bezette de muren met tegeltjes.
Zoo wierp men elkaar den bal toe. Maar
heusch niet uitsluitend voor de goede be
doeling alleen.
Natuurlijk bleef een en ander door den
tijd niet geheel verborgen en werd de be
trokken Minister ingelicht. Nimmer ech
ter met zooveel resultaat, dat er aan der
gelijke ingekankerde toestanden een ein
de kon komen. Waarover men zich niet
zoo heel bijzonder heeft te verbazen. Om
de eenvoudige reden dat dergelijke brie
ven het op den weg naar het Ministerieel
Kabinet oen heel eind konden brengen,
doch slechts bij uilzondering zoover, dat
do Minister zelf ze in handen kreeg.
Moest er op deze correspondentie wor
den geantwoord, dan werd het schrijven
als regel in handen gesteld van den
schuldige zelf. Men kan nagaan hoe dat
antwoord er dan uitzag. Onnoodig te zeg
gen hoezeer 's "Rijks financieel belang
daarbij in het gedrang kwam. Want met
de fooien die hier en daar moesten val
len werd de aannemingssom bezwaard.
En waar het belangrijke gevallen van
huur of koop betreft, kon men steeds wel
oen vorm vinden om er voor een der par-
tijen een voordeeltje aan te verbinden.
Waardoor het begrijpelijk wordt, u.:! hol
Rijk altijd duur uit was."
De inzender besluit: „Het door het De
partement van Financiën ingestelde ac-
coutantsonderzoek kan nu de bezem
worden, waarmede eindelijk eens schoon-*
schip wordt gemaakt. Wat tijd wordt.
Het heeft al veel te lang geduurd. Ook
de ergernis der góe-gemeento die anderen
zich straffeloos zag verrijken ten koste
van 't land, op gemeene manier.
Daarom twijfel ik geen oogenblik of,
de schrik en ontzetting, die de bureaux
onzer Onderwijs-giebouwen deze week
kwam binnenstappen, ook wel elders en
verder in deze stad zal zijn gevoeld."
Gift van H. M. de Koningin-Moeder.
H. M. de Koningin-Moeder heeft een
belangrijke gift doen toekennen aan den
heer L. Hoejenbos, directeur van den
Gemeentelijken Dienst Maatschappij
Hulpbetoon, ten behoeve van M. Toet te
Scheveningen, wiens schokker Sch. 61
indertijd tegen de kust is geslagen en
geheel met inventaris is verloren gegaan,
en waarvoor een comité was gevormd,
teneinde te trachten, hem aan een nieuw
visschersvaartuig te helpen.
Het Tweede Kamerlid F. A. Moerel.
Dinsdagavond is, naar de Maas b'.
meldt, de heer F. A. Moerel te Oudewa-»
ter, lid van do Tweede Kamer der Staten-
Generaal, die sinds eenigen tijd ernstig
ongesteld is, van de H.H. Sacramenten
der Stervenden voorzien.
De opleiding bij de marine.
Het Tweede Kamerlid Hugenholtz
heeft aan den minister van Marine ge-»
vraagd:
Wil de Minister aan de Kamer mede-»
deelen, hoe groot het aantal is dergenen,
die tot op het oogenblik van de ontslag-;
aanvrage van den minister van Finan
ciën, dus vóór de bekendwording van het
besluit van den Ministerraad tot behan
deling der Vlootwet op korten termijn,
zich hebben aangemeld voor de verschil
lende opleidingen der marine, dan wel
om opnieuw, op grond van reeds vroeger
behaalden rang of stand, bij de marino
dienst te nemen en kan de minister ter
vergelijking eenzelfde opgave verstrek-»
ken voor de drie aan genoemd tijdstip
voorafgaande jaarperioden?
Jhr. Mr. A. F. O. van Sasse van Ysselt.
Jhr. mr. A. F. 0. van Sasso van Ysselt
is naar Zwitserland vertrokken, om er
zijn vacantie door te brengen.
Inmiddels zal hij zich beraden over
het al of niet aanvaarden zijner benoe
ming tot lid der Eerste Kamer. Gevoelig
voor het hem geschonken vertrouwen der
kiezers welke hem als no. 1 vain de lijst
hebben gekozen tot lid der Tweede Ka
mer, neemt jhr. Van Sasse van Ysselt
niet gaarne zijn ontslag, terwijl hem ook
als lid der Provincial© Staten van
Noord-Brabant de belang dier provin
cie zeer ter harte gaan.
Mocht tijdens zijn verblijf in het bui
tenland zijn gezondheidstoestand van
dien aard zijn, dat hij meent de vele
werkzaamheden, aan het lidmaatschap
van Tweede Kamer en Prov. Staten ver-^
bonden, te kunnen blijven waarnemen,
dan wenscht jhr. Van Sasse van Ysselt
zijn benoeming tot lid der Eerste Kamer
niet te aanvaarden.
De zomertijd.
De heer Braat. lid van de Tweede Ka-»
mer, heeft aan den minister van binnen-»
Jnndsche zaken en landbouw de vraag
gesteld of do minister bereid is mede te
deelen, of de gegevens, bedoeld aan het
slot van het antwoord op de vragen be-»
treffende den einddatum van den zomer
tijd, zijn ontvangen en de vaststelling van
dien datum spoedig is te gemoet te zien?
Lijkverbranding.
De hoer Scheurer, lid van do Tweede
Kamer, heeft aan den minister van on-s
derwijs, kunsten en wetenschappen do
volgende vragen gesteld:
I. Is het bericht in de bladen juist, dat
de regeering zich heeft doen vertegen-,
woordigen bij de verbranding van het
stoffelijk overschot van wijlen Louis'
Couperus?
II. Deelt do minister niet het gevoelen
zijner amhtgonooten van binnenlandscho
zaken en justitie, dat de lijkverbranding
door do wet is uitgesloten?
III. Is do minister indien hot be
richt onder I bedoeld juist is niet van
oordeel, dat de vertegenwoordiging der
regeering bij oen onwettige handeling af
te keuren valt?
FEUILLETON
Een vertelling uit den
Franschen tijd.
14)
De luitenant wenkte in een oogen-"
blik was de schaapherder gebonden, en
reeds wilde men hem voortsleuren. In-
tusschen was Sultan dichterbij gekomen.
Een tijdlang was hij besluiteloos geweest;
hij had heen en weer gedraafd, vlak hij
zijn haas willende zijn en toch de kudde
niet durvend verlaten. Eindelijk vond hij
do oplossing, hij dreef de kudde dichter
bij. Lachend keken de soldaten naar het
levendige, verstandelijke dier: „Die
brengt ons het avondeten; 't komt als ge
roepen." Het zestal wilde niet tevergeefs
de geweren geladen hebben, en vuurde in
den blinde weg op de kudde: een bloedig
kluwen wentelde zich op de heide rond;
de groote massa echter stoof verschrikt
uit elkaar; enkele der sierlijke heide-
schapen hinkten klagelijk-blatend met
den troep mee, de -stukgeschoten pooten
achter zich aansleopend. Sultan herinner
de zich dadelijk zijn plicht en rende
neen om de verstrooide kudde te verzame
len.
„Laat zo liggen ,die loopen niet weer
weg," zei de luitenant, toen de soldaten
den buit wilden verzamelen. „Eerst zul
len we dien kerel in verzekerde bewaring
brengen; als we terugkomen, nemen we
hem mee: de overste kan dan over hem
beslissen. Hé, vooruit jij den weg wij
zen." Hij wierp Jan Bartels een verach-
telijken blik toe.
De burcht was spoedig bereikt. Hier
bleek, hoe de grootvader van den schaap
herder een zeer degelijken arbeid had
geleverd; want overal waren de wanden
van den kerker nog even stevig en de sta
ven voor het venster zaten muurvast;
men wierp den schaapherder, aan han
den en voeten gebonden, op den grond, en
grendelde de eikendeur zoo zeker, dat de
ze niet open te krijgen was, zelfs niet,
al wist de gevangene zich van zijn boeien
te bevrijden. De zon ging reeds onder,
toen het werk klaar was.
„En nu ga-jij vooraan," zei de luite
nant te Jan Bartels.
„Ik? Hoezoo ik?" riep deze, heel en
al uit 't veld geslagen.
„Den weg ken-jij net zoo goed als hij;
en aan den overkant zullen we ons zelf
wel weten te redden."
„Ik toch niet!ik moet toch niet?..."
„Ja, jij moet wel."
„Dat hadden we toch niet afgespro
ken."
„Wie met .jou wat afspreekt, komt be
drogen uit. Nu, hoe is 'tschiet jo op?
Midden in den nacht nemen we ze 't ze
kerst gevangen."
„Nee, neemidden in den nacht, en
dan in 't moeras."
„Waarom niet?"
„Midden in den nacht. Om alles ter we
reld nietAl wat slecht en vreeselijk
is, is dan vrij. Nee, nee, alles, maar nièl
midden in den nacht in het moeras. Nog
nooit is er een mensch uitgekomen, die
heeft kunnen vertellen, hoe 't 's nachts in
't moeras toegaat."
Zijn angst was te duidelijk, dan dat de
luitenant er niet door getroffen zou wor
den. Terwijl hij overlegde, martelde Jan
Bartels zich vergeefs het brein af een
uitweg te vinden uit de netelige positie,
waarin hij geraakt was door eigen
schuld. Plotseling kromp hij in elkaar,
'want zijn gebalde vuist werd aangeraakt
door een zachte hand, en een hem beken
de stem vroeg: „Vader, wat doet u hier
onder al die vreemde lui? Kom toch mee
naar huis!" Zijn Geesje stond voor hem.
„Kind, kind, ik smeek je, om Gods wil,
hoe kom-je hier?" Tersluiks keek de hoer
naar den soldatentroep en oen vreeselijke
angst doorhuiverde hem, toon hij zag,
hoe enkele der ruwe gasten met onbe
scheiden blikken het half-opgeschoten
meisje monsterden.
„Ei, ei, kijk dat eens!" zei er een, en
smakte met de tong; enkele anderen be
gonnen te fluisteren. Een oogenblik leek
't den vader, alsof alles om hem heen
zwart werd.
„Loop, loop, om 's hemels wil, loop,
wat je kan, en kijk niet om, tot je bij
Anne-Kee bent," fluisterde hij.
„Vader, wat heb-u toch vóór?" zei
Gcespe met rustige stem „u hebt niets
goeds voorzóo heb ik u nog nooit ge
zien
Sidderend duwde hij 't meisje van zich
af. „Weg, weg," fluisterde hij, „wat gaat
dat jou aan?"
„U zult toch de Brunswijkers niet \er-
raden, vader?"
„Zeg niets meer, Geesje, zeg niets
meer."
„Doe dat niet, vader; 't zijn immers
toch onzo broeders. 0, doe 't niet, va
der!"
„Jij ook?" stoof Jan Bartels op, „hoe
kom jij daaraan? Allemaal vervloekte
leugens. En ik zeg, dat je weg gaat, hoor-
je, deern. Ik sla er op, als je niet dade
lijk doet, wat ik je zeg!" En in plotseling
opkomende woede hief hij de hand op,
nu wederom zulk een vermaning zijn ge
weten wekte, dat door de bewondering
voor Napoleon verdoofd was geworden.
Treurig maakte Geesje zich gereed heen
te gaan, maar do luitenant beval dadelijk
„halt".
„Niemand mag van hier naar 't dorp
terug. Dat ontbrak er nog maar aan, dat
ze den schaapherder losmaakten of in 't
geheim boden uitzonden om te waarschuw
wen. Neen, kan men te middernacht niet
door 't moeras heen, dan zullen wij ten
minste den toegang bezetten, tot do maan
opgekomen is. Maar vóór 't dorp aan den
overkant wakker is, moeten wij door 't
moeras heen zijndat zeg ik je, of jul
lie beiden zult er voor boeten. Jij bent
een schurk, en daarmee maak ik niet
veel omslag. Het meisje moet bij mij
blijven, en nu voorwaarts."
De manschappen sleepten de neerge
schoten schapen met zich mee, legden
aan den rand van 't moeras, waar de
weg begon, vuur aan en maakten het bivak
gereed. Een post werd uitgezet, en Jan
Bartels ging zijwaarts van den troep zib»
ten en trok bezorgd zijn dochter tot zich'.
Telkenmaal, als hij haar aankeek, ont
moette hij haar ernstigen blik en er ging
hem een steek door 't hart.
(Wordt vervolgd^