ÉiiiLeittteit
Tweede Blad]
Vrijdag 3 Augustus 1923
De Leerplichtwet. j
Het loopt bij onderwijs in den laat-
slon tijd niet goed, zegt de Stan
daard. Telkenmale komen beslissingen
af, die groote moeilijkheden doen duch
ten.
Inzonderheid is dit het geval ten op
zichte van het zevende leerjaar.
Ingediend was een wetsontwerp waar
bij de invoering van dit zevende leerjaar
werd verschoven. Vooral uit bezuini
gingsoogpunt moest zulk 'n wetsontwerp
worden toegejuicht. In verband hiermee
moest de zgn. soepele toepassing van de
leerplichtwet zeer begrijpelijk schijnen.
Wat gebeurt echter? Plotseling komt als
uit de lucht vallen een ministerieele cir
culaire, waarbij bericht wordt, dat de
leerplichtwei met September in alle ge
strengheid zal worden toegepast.
Bij het einde reeds van den loopenden
cursus, zoo werd den 26en Juni aan de
inspecteurs bericht, zal men er om moe
ten denken, dat de leerverplichting eerst
eindigt als het kind zeven jaren leerling
cener lagere school is geweest en het allo
klassen doorloopen heeft enz.
De verplichting eindigt nimmer, voor
dat liet kind den dertienjarigen leeftijd
heeft bereikt en de klasse, waarin het bij
het bereiken van dien leeftijd geplaatst
was, doorloopen heeft. Heeft het kind
niet alle klassen doorloopen, dan eindigt
de leerverplichting als het kind de klasse
heeft doorloopen, waarin het bij het be
reiken van den veertienjarigen leeftijd
was geplaatst. Dit is het einde van de
soepele toepassing; dit is de leerverplich
ting in al haar gestrengheid.
Wijkunnen niet anders inzien, of door
deze daad worden alle partijen eigenlijk
gedupeerd. Voor het schooltoezicht wordt
een uiterst moeilijke positie geschapen.
Vele ouders, dio hun kinderen op de
school lieten, zouden, indien zij hadden
kunnen vermoeden, dat de strenge toe
passing werkelijk naderde, hun maatre
gelen hebben genomen. Het allerergste
wordt de toestand voor de gemeenten,
die geen schoolruimte genoeg hebben, en
inderhaast zullen moeten gaan bouwen.
Zoo gaat het ook met de schoolbesturen.
Wij kunnen nog niet inzien, dat de zoo
plotseling genomen maatregel uitvoerbaar
is. Stellig is niet overdacht, welke groote
moeilijkheden er van allen kant zouden
rijzen. En wij vragen ons af, of de Minis
ter dit standpunt wel zal kunnen hand
haven, Er moet hier een vergissing zijn,
die misschien nog goed te maken is.
HEÜ& EN SGHÖOL
NED. HERV. KERK.
Beroepen. Tc Akersloot: H. de Vos,
cand. te Oudesloon; te Raamsdonk: D.
Plantinga te Elburg.
Aangenomen. Naar WildervankW.
F. Dikboom te Wapserveen.
Bedankt. Voor Polsbroek: E. V. J.
Japcben te Hei- en' Boeicop; voor Lage-
Zwaluwe: A. J. van Wijngaarden le West-
maas.
GEREF. KERKEN.
Beroepen. Te Leimuiden en te Grams
bergen: D. Ringnalda, cand. te 's-Graven-
hage; te Dordrecht: J. Ubels te Varseveld;
te Bergum: J. Tonkens te Lutjegast.
Aangenomen. Naar EmlichheimJ.
E. Goudappel te Utrecht.
Bedankt. Voor Silvolde-Gendringen:
-J. E. Goudappel te Utrecht.
V
CHR. GEREF. KERK.
Tweetal. Te BiezelingeG. W. Al
berts, cand. te Apeldoorn en A. Zwiep,
tand. te Rotterdam.
Beroepen. Te Oud-Reijcrland: G. W.
Alberts, cand. te Apeldoorn; te Amster
dam: A. H. Hilbers te Enschede.
DOOPSGEZ. GEMEENTE.
Beroepen. Te Delft: M. v. d. Vegte
te 's-Gravenhage.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
Zondag is candidaat J. A. Schep
door Dr. E. D. Kraan, van Zuijlen, be
vestigd als predikant bij de Gercf. Kerk
le Dronrij.p. ;s Middags hield Ds. Schep
zijn intree preek naar aanleiding van 1
Joh. 5: 4b, waarna bij door ouderling Mie-
derna hartelijk werd toegesproken. Ds.
Bouma, van St. Jacob, sprak eveneens een
welkomstwoord als consulent en namens
de classis Leeuwarden. Beide keeren was
het kerkgebouw flink bezet.
Ziiveren Jubilea.
7 Augustus hoopt d s. F. Sic ga, predi
kant der Ned. Herv. kerk te Hijkersmilde
den dag te berdenken, waarop bij voor 25
jaar als predikant werd ingezegend. Ü3.
Siega werd in 1873 geboren.
In 1893 werd hij beroepen te Schoonoord.
Vervolgens diende hij de gemeenten te
Steggerda, Hellendoorn en sinds Mei 1913
te Hijkersmilde.
Ds. Siega is voor ©enigen tijd geleden
te Sellingen beroepen!, waarbeen hij bin
nenkort denkt te vertrekken.
D s. L. G. Bolkesteijn, Ned.
Herv. pred. te Otterloo, hoopt 21 Augustus
den dag te berdenken, waarop bij voor 25
jaren de Evangeliebediening aanvaardde
te Cothcn (Utr.), na bevestigd te zijn door
zijn Oom, thans wijlen Ds. J. Boikestein,
toen tor tijd predikant te Putten o. d.
Veluwc.
Achtereenvolgens diende hij de Gemeen
ten Aalburg en Heesboen, Kortgcne, Koc-
kengen (U.) en sinds 11 Juli 1920 dc Ge
meente Otterloo.
Ned. Zendingsverecniging.
De rekening en verantwoording der Ned.
Zcndingsvereen. over het jaar 1922 sluit
met oen nadeelig saldo van f 14.681.02.
Aig. Synode Ncd. Herv. Kerk.
XIV.
Bij dc opening der vergadering spreekt
de president een gclukwenscli uit met de
verjaring van H. M. de Koningin-Moeder.
Een telegram van gelukwensch wordt aan
H. M. de Koningin-Moeder verzonden.
Aan dc orde komt een rapport van prof.
Knappert over het voorstel van de hccren
Eilerts dc Haan, dr. Aaldors, C. J. van
Paassen en Te Winkel. Het voorstel luidt:
Eenc commissie te benoemen, van 9 perso
en, van wie do voorzitter en twee andere
leden direct door de- Synode aan te wij-
acn, de overigen door haar te benoemen
na een© aanbeveling van het bestuur van
do Federatie van Diaconicn in de Ned.
Herv. Kerk;
aan deze commissie op te dragen do
vraagstukken van de armenzorg in do Ned.
Herv. Kerk, bepaaldelijk do herziening
van de wijze van werken; 2c verbetering
van den practischen arbeid; 3e. de bepa
ling van de positie van den diaken; 4e. de
wetgeving te bestudecren, het daarvoor
vereischtc onderzoek in tc stellen, schrifte
lijk bij alle gemeenten en persoonlijk voor
zoover zij dat noodig mag oordeelen;
de resultaten! barer studie, zoo mogelijk
met bepaalde voorstellen, in te dienen bij
de Synode;
de commissie te machtigen personen uit
te noodigen, die haar in het onderzoek bij
staan;
aan de kerkvisitatoren en dc scriba's
der classicake besturen te verzoeken des-
gcwensscht de commissie te dienen van ad
vies en do bij hen berustende gegevens te
harer bcscliikkig tc stellen;
50 der kosten te garandcercn op voor
waarde, dat de Federatie van Diaconieën
hetzelfde doet, en deze gelden bijeen te
brengen door bijdragen te vragen van de
Diacoieën of de commissie te machtigen
dit laatste te doen, onder garantie, dat de
Synode liet tekort zal aanvullen.
De conclusie van het rapport is, het
voorstel aan tc nemen, welke conclusie
wordt aangenomen.
Tot voorzitter der commissie wordt be
noemd ds. D. Eilerts de Haan; de andere
leden zullen: later worden aangewezen.
De lieer A. de Haan brengt rapport uit
over voorstellen tot wijziging van bet Re
glement op de predikantstractementèn.
Het rapport wordt ter inzage gelegd.
De heer dr. Deeleman brengt rapport-
uit over de voorstellen om of het vrou
wenstem recht weer in te trekken of
om het facultatief te stellen. De commissie
van rapport is eenstemmig van oordee, dat
het niet aangaat een pas ingevoerde wets
wijziging van zoo groote boteekenis als
deze, weder in te trekken., te meer ook,
omdat de classicale vergaderingen zich in
meerderheid voor de toekenning van dat
recht hebben verklaard.
Prof. Aalders wilde gaarne, dat men
denzelfden regel had gesteld, als bij liet
beheer, waar het ook facultatief is, maar
nu het eenmaal zoo is ingevoerd, kan men
er niet op terug komen.
Prof. Knappert meent, dat faculta-
ticfstelling alles weer op losse schroeven
zal zetten.
D r. Schokking is reeds lang voor
stander van het vrouwenstemeclit, maar
toch wil hij facultatiefsteliing, omdat er
kerkeraden zullen zijn, die bezwaar hebben
de namen van vrouwen op de stemlijst te
zetten. Do zaak nfiet bij Plaatselijk Re
glement geregeld worden. Wij moeten dc
zaak niet forcecren, het vrouwenkiesrecht
zal langzaam inburgeren!.
De president is van oordeel, dat er
geen analogie is met het beheer. Daar
geldt het stoffelijke belangen, hier geldt
het geestelijke belangen. Een kerkcraad
mag niet uitmaken of een vrouw zal stem
men of niet, dan zouden andere kerkera
den vrouwen ook andere rechten kunnen/
ontnemen.
Do conclusie van het rapport wordt aan
genomen.
De heer Eilerts de Haan brengt rapport
uit over het Reglement op de pensioenen,
bij de Synode ingediend door oen daartoe
benoemde commissie, Ijes taande uit de
hceren F. Tammens, G. W. Mortier, C. WT
E. van Voorst van Beest, D. Boer en P.
P. Couvret. Dit rapport wordt ter inzage
gelegd en zal later worden behandeld.
Do beer Franck brengt rapport uit over
de consideraties en adviezen der Provin
ciale Kerkbesturen en Classicaio Vergade
ringen over eene toevoeging aan art. 1-4
van het Reglement op de vacaturen van
den volgenden inhoud: In dezelfde verga
dering (d.w.z. de vergadering, waarin de
consulent zijne betrekking aanvaardt),
stelt de vertrekkende predikant aan den
voorzitter een lijst ter hand, bevattende
de namen en adressen dergenien, die laat
stelijk zijn catechetisch onderwijs hebben
gevolgd, voozien1 van zoodanige aanteeke-
ningen, als hij wenschelijk acht.
De President stelt voor art. 14 zoo te
wijzigen, dat de laatste woordeni: ^voor
zien van zoodanige aanteekeningen, als hij
wenschelijk acht" zijn vervangen door de
woorden: „voorzien! van aanteekeningen,
betreffende de behandelde leerstof cm de
gevolgde methode." Aldus geamendeerd
wordt de conclusie aangenomen.
Een vrijzinnig knikje.
Do moderne Ds. J. J. Deetman. pred.
der Ned. Herv. Gemeente te Oudshoorn,
voelde eenigen tijd geleden er veel voor
één groot vrijzinnig kerkgenootschap te
stichten. Langer in de Hervormde Kerk te
blijven, leek hem hopeloos toe. Maar nu
hebben do Vrijzinnigen in hun organisatie
toch maar besloten „te blijven." En Ds.
Deetman is er naar hij in do „Hoeksteen"
schrijft, achteraf blij om. Hij ziet moed
gevende teekerJem. Als een daarvan noemt
hij wat bij de opening van de vergadering
der Algemeene Synode gezegd is.
De Voorzitter der Synode, Dr. Weyland,
sprak o.m.: „Gelijk de vrome Israëliet op
zijn voorhoofdbindselen bet liefhebben van
Jehova en het onderhouden van de wet
heeft geschreven1, zoo moeten wij het phy-
lactcrion der liefde jegens onzen naaste
bewaren in ons hart, gedachtig aan het
woord van Paulus „draagt elkanders las
ten en vervult alzoo de wet van Christus."
Op die wijze komen wij tot die echte, hei
lige tolerantie, welke, volgens een onlangs
uitgesproken wensch, aan ieder in de kerk
vergunt in de nabijheid van God te leven
en van Hem te genieten."
Ds. Deetman zegt nu: „Vindt ge dat
geen! kostelijk-mooi woord van oen ortho
doxe? Wanneer dit leeft in een orthodox
gemoed,, kan ik dat gerust oen „moedge
vend teeken" noemen. Zoo komt de tijd,
dat wij, hoe verschillend wij ook ons ge
loof formulecren!, toch „als broeders zullen
samenwonen."
Als orthodoxe zou ik met zulk een goed
keurend knikje van oen moderne verlegen
zijn en mezelf afvragen: ben ik niet iet
wat abuis?
Belijders en loochenaars van den Chris
tus Gods ,,als broeders samenwonen!" On
ze „Rotterd." noemt het terecht: naWo
onzin!
Uit het Sociate Leven
DE ACHTURENDAG NIET TE
HANDHAVEN?
De Directeur-Generaal van den Arbeid
de heer Zaalberg heeft aan de directie
van Wilton's machinefabriek en scheeps
werf te Rotterdam vergunning verleend
om gedurende oen half jaar 56! uur per
week te werken.
In oen schrijven aan de vakorganisaties
werd dit besluit volgenderwijs gemoti
veerd
Ik heb het Districtshoofd der Arbeids
inspectie te Rotterdam gemachtigd om
voor oen tijdvak van 6 maanden, ingaan
de 6 Augustus a.s., aan do machinefabriek
en scheepswerf van Wilton toe te staan,
dat 10 uur per dag en 6! uur op Zaterdag
gewerkt wordt door de dagploeg en 9! uur
per nacht gedurende 5 dagen per week
door de nachtploeg.
Heb motief voor de rergunning is, dab
de productiekosten in Nederland, vooral
in verband met de hoogte der loonen in
vergelijking met die in het buitenland,
zoo hoog zijn, dat het steeds meer onmo
gelijk wordt om voor het buitonland te
werken. Do politieke toestanden in de lan
den om ons hoen' doen nog geenszins ver-
wachtenl, dat zeer spoedig het bedrijfsle
ren' in gezonder positie zal komen. De ge
volgen hiervan voor de welvaart in. ons
land, in het bijzonder voor de arbeiders,
zijn dermate onrustbarend, dat niet voort
gegaan kan worden met af te wachten of
zonder bijzondere maatregelen de toestand
zal verbeteren.
Hoe ernstig ik het ook betreur, dat aan
de arbeidsvoorwaarden, zooals die enkele
jaren geleden mogelijk werden geacht,
moet worden! getornd, mag ik het oog niet
sluiten voor de werkelijkheid, die hierin
bestaat, dat tengevolge van de stagneeren-
do invloeden, die buiten onze grenzen
werkzaam zijn, ons land mede naar de ar
moede wordt gevoerd. Die zeer te betreu
ren omstandigheden' maken het noodzake
lijk, te erkennen, dat het levenspeil van
1920 tot de geschiedenis behoort en dat
oen verdere achteruitgang in de productie
alleen te ontgaan is, door nog te trachten
goedkoopcr te produceeren. Dat hiertoe
naast andere middelen; ook loonsverlaging
onvermijdelijk is, valt niet te ontkennen.
Gaat met die loonsverlaging een werktijd
verlenging gepaard, dan heeft in een ge
val als bij Wilton dez'; hettweeledig gevolg
dat de weekinkomens gelijk blijven en
door beperking van algemeene kosten bij
grooter productie, de kostprijs van het
product nog verder daalt.
Het is ontegenzeggelijk voor v, zoowel
als voor mij, zeer pijnlijk, dat op dezo
wijze de internationale handhaving van
den S-urendag in gevaar komt, doch wij
kunnen ook niet lijdelijk aanzien, dat de
Ncderlandsche bevolking nog verder door
werkloosheid verarmt, als gevolg van het
optreden der andere mogendheden. Dat op
treden toch dreigt de wereld inzoo'n mate
te zullen vernietigen, dat er nog veel meer
dan de 8-uren/dag voor de arbeiders door
verloren zou gaan.
Ik vertrouw daarom, dat ook uw orga
nisatie zich zal weten te schikken in het
onvermijdelijke en naar ik Hoop tijdelijk
oen verlengden arbeidsdag zal verkiezen
boven verdere toeneming der reeds zoo
rampzalige werkloosheid.
Naar aanleiding hiervan merkt de
Standaard op:
„Dit schrijven belicht op treffende wij
ze, hoezeer het met het economisch leven
in Europa nog steeds, en steeds sneller
bergafwaarts gaat; een werkelijkheid
waarmee wij, of wij willen of niet, reke
ning moeten houden.
Enkele jaren geleden, toen een alge
meen optimismo tijden van bloei durfde
voorspellen, waagden onzo nijverheid en
onze Regeering het voorop te gaan en
voor den arbeidstijd een regeling te tref
fen, die wij hoopten dat andere volkeren
zouden volgen.
Dit geschiedde niet. Integendeel al
lengs werden de verhoudingen moeilij
ker. En thans zijn deze zóo geworden, dat
het ten onzent onmogelijk wordt voor het
buitenland te werken. Op beterschap valt
niet te hopen.
De toeken Lug die de Directeur-Generaal
van den toestand geeft is stellig niet te
somber.
En wie durft twijfelen aan de oprecht
heid, waarmeo de consequenties voor de
regeling onzer arbeidsvoorwaarden wor
den getrokken? Wij zullen niet ontken
nen, dat er zijn, die al te spoedig geneigd
waren om tot verandering te dringen.
Maar het kan wel gezegd, dat de ambte
naar, hier aan het woord, een man is, die
metvreugde heeft medegewerkt tot de ver-
botering der arbeidsvoorwaarden en die
zijn best heeft gedaan om verslechtering,
van het geen verkregen werd, zoo lang
mogelijk te voorkomen.
Men kan nu in de revolutionaire pers
wel gewagen, van een aanslag op den
achturendag, alsof booze opzet Jiier in
het spel was en geen wijs wijken1 voor de
omstandigheden, maar wij gelooven niet
dat zulks geloof zal vinden.
Do feiten spreken zoo luide taal, dat
een propaganda, die op blindheid daar
voor berust, allengs haar vat op het volk
zal moeten verliezen. Zoolang namelijk
een volk niet door wanhoop is aangegre
pen.
Het oog sluiten voor den ernst der
aingan haat niet Voor ons volk is het
allereerst nooaig dat het luisteren wil
naax ernstige mannen, die het de waar
heid niet onthouden". 1
Een Sociaal-Democraat over het vloeken.
Onze N. Pr. Gr. C r t wees er onlangs
op, dat van Soc. Dem. zijde altijd de
voorstelling gewekt wordt, dat Christus-'
belijders zeer goed achter het roode vaan-?
del kunnen plaats nemen.
Als echter, zegt het blad, de volks ver te*'
genwoordiger Kieerekoper voor „de he*
wuslen" schrijft, dan bezigt hij een an*
der taaltje; een taaltje, afgeluisterd aan
de bierkaai en in zijn platvloersheid on*
geschikt om in een courant, die een goe
den loon hoog houdt, aangehaald te wor*
den. i
Niet alleen is alle zwart dan uit de jas
van „Zijn Hoogedelgestrenge" verdwe
nen; maar er komt een Godshaat in
zijn geschrijf aan den dag, die huiveren
doet en die wel het tandgekners der dui*
velen gelijkt.
Wie Kieerekoper wil leeren zien, zooals
hij is, met ontmaskerd gelaat, die moet
de „Oproerige Krabbels" in „Het Volk"
lezen, waarvan dit Kamerlid de auteur is.
Wij willen daarvan eens een proef ge*
ven.
In één der nummers van „Het Volk"
van verleden week spuwt Kieerekoper
zijn gif en gal uit over de arrestatie van
een scheepskapitein te SehoonhoveD we*
gens vloeken op straat, cn zegt, dat die
kapitein, die (het woord is nu aan Kiee
rekoper)
„docr een klabak bij den kraag ge- 1
pakt, ten einde voor den burgemeester j
te worden geleid, omdat hij hardop op
straat had gevloekt, en die, torn hij
zich daartegen verzette, door nog tweo
klabakken bij armen en beenen werd
gegrepen, zoodat hij geen ander be->
weegbaar verweermiddel meer te schik
baar had dan zijn mond, waarmee hij
dus een van zijn belagers in de wang
beet schoon gelijk had. De eisch te-*
gen hem was zes weken, maar de be*
dachlzame rechter gaf hem een boeto
van honderdvijftig pop. En ik zon
een nationale inzameling
willen houden, om den zee*
man vrij te koopen van deze
j u d a s s e r ij.
Be heilige aanklachten van het ge
peupel, dat met smartelijke veront-
waardiging mijn verdorvenheid zal uif- j
krijten, cmdat ik het hier opneem voor
de ontheiliging van Gods naam, lap ik
bij voorbaat aan mijn laars. Tien togen I
één zegt zoo'n huichelaar, terwijl hij
zich neerzet om dat schijnheilige stuk
tegen mij te schrijven: „Daar zal ik
hem g.v.d. eens fijn voor te graden ne
men!"
Iederéén vloekt: de president dor Ka
mer, de Minister van Justitie, de bur*
gemeester cn de kantonrechter. Ik cok!
Ik vind het leelijk en verkeerd, ga er
volstrekt niet groot op, tracht het to
laten en kom er in eigen kring waar
schuwend tegen op. Maar al deê ik het
nooit, als ik zag, dat een ander omdat-
ie gevloekt had werd opgepakt als een
dief-in-het-kleine, die voor Hanze-di*
rekteur dus niet in aanmerking kwam,
dan zou ik hem met drie zware vloe- j
ken te hulp snellen, en als ik niet meer,'
slaan kon, omdat ze me vast hielden,1
dan beet ik. Dat belijd ik hier openlijk,'
schaamteloos en ongevraagd ja, ik,!
van ganscher harte! i
Want deze verdoemde hu i-'
c h e 1 ar ij, die de vroomheid!
verstikt, de oprechtheid!1;
smoort, en een premie stelt
op smuigerij en oog ver-,
draaien, is in het Holland*
v a n-v a n d a a g een vloek, dui*;
zendmaal erger dan 'n fris-.'
sche, vroolijke, argeloos?...'!
(volgt een zware vloek waarin do 1
schrijver Gods verdoemenis over zich
inroept).
Tot zoover Kieerekoper.
Ik heb in twijfel geslaan. of ik do
schandelijke woorden van dezen leider
der sociaal-democraten, van dezen nas-
aangever op het pad der revolutionaire
cultuur, zou laten afdrukken in onze i
„Nieuwe Provinciale". Ik twijfelde daar-
omtrent, niet allereerst vanwege dc gri- -
buslucht, die uit het schimpstuk ons le-.
genslaat; maar veelmeer omdat dc Gods-
lastering van Kieerekoper eiken Christus- J
belijder de ziel pijn doet en hem kwetst
in datgene, wat hem boven alles dier*
baar is.
Tocli besloot ik tot een letterlijk citaat.
Hoe profaan dit klinke, evenwel moeten
onze menschen het maar eers lezen
FEyau-ETOf*
Den Vaderland ghetrouwe.
Een vertelling uit den
Franschen tijd.
„Dat noem ik een flinke daad, dat je
ons den weg wijzen wilt," zei de luite
nant kort, 'n stuk van 't harde brood af
snijdend, tot den schaapherder. „Je weet
toch, welk gevaar daaraan verbonden is?
Do Franschen treuzelen nog al niet met
strop en rooden haan."
„Jullie voor ons en wij voor jullie,"
antwoordde de schaapherder, „laat de
Franschen dan maar brandstichten of
ophangen."
..Jij voor ons, ja, maar wij ook voor
jullie? Dat wist ik niet," zei mistroostig-
wcigerend de luitenant.
„Maar waarom kwam jullie dan hier in
"t land?" vroeg de schaapherder.
Een schrille, bittere lach was 't ant
woord: „Andom", riep de luitenant, „die
"man wil weten, waarom jij meegegaan
bent."
„Omdat de anderen meegingen," klonk
t norsch.
j.En jij, Havekost?"
„Hier liad 'k niks en daar had *1 niks;
yrio ine hebben wou, luid me."
„Schütt?"
„Om Napoleon te treiteren."
„Otto?" Deze zweeg, maar een ander
riep in zijn plaats: „Omdat hij thuis wat
al te veel op zijn kerfstok had." En de
laatste des zes oordeelde: „Allemaal on*
zin, heel de rommelAls die krijgsra*
'don maar niet zoo vlug waren met galei
en kogelen de schouders ophalend,
verzweeg hij de rest van wat hij be-?
'doelde.
„Nou, daar lieb-je 't," zei de luitenant
bitter.
„En is dat dan recht, meneer?" vroeg
de schaapherder.
„Recht, recht... wat is recht? Wie de
macht heeft, heeft 't Techt
„Neen, dat juist. niet. Macht is macht,
en duizendmaal macht is nog niet één
maal recht."
„Wat is dan recht? Wie weet dat? In
dezen tijd van zóo-er-op en zóo-er-on*
der
„Dat kan wel zoo wezen, maar 't laat
ste is toch altijd weer er-boven-op, het
hoofd omhoog. En wat recht is, weet u,
en evengoed als ik het weet."
„Nou, laat dan eens hooren
„Recht vond u 't, toen ik hier kwam;
en recht vond ik 't, dat jullie hier
kwamen wij saam zien elkaar voor
'.t eerst in ons loven, en allebei denken
we net hetzelfde."
„Man, man, waar heb-jij die mooie
woorden geleerd?"
„Van morgen heeft God de Heere mij
in school gehaden een kind is de
schoolmeester geweestals er in den
Bijbel staat van een land, dat u de Heere,
u God, geeft, wat is dat dan wel voor een
land?"
„Ons vaderland." -■
„Ziet u, nu denken we weer net het*
zelfde. En dat is 't nou: van wege het
vaderland ben ik hier, en jullie bent
daarom allemaal óók hieralleen, jul
lie weet dat nog niet goed, omdat God de
Heere jullie nog niet heelemaal écht op
school gehad heeft."
„Anders al meer dan genoeg van die
school gehad.
„Wie weet, of die eigenlijk nog niet be*
ginnen moet," luide rustig het antwoord.
„Maar wat ruikt hier toch zoo? Her
haaldelijk al tijdens 't gesprek had hij
even onderzoekend, de lucht opgesnoven
nu liep hij op 't paard toe.
„Doorgereden," zei de luitenant, „laat
't zaal ernaar liggen, er is nu toch niets
meer aan te doen. Al veertien daag alles
eender geen nacht afgezadeldgeen
uur zekerheidals we sliepen, hielden
wo den teugel vasten vaak hieven wo
in 't zaal zitten ookDat houdt d<*
beste huid niet uit."
„Maar dat is toch zonde en schande,"
barstte de schapherder uit, toen hij de
wonde plekken zag, waar het zadel ge
drukt had en waar overal de huid ont
stoken was.
„Maar m'n goede man, datzelfde zeg
ik al dag en nacht tegen me zelfhui*
len kan ik er- overMaar kun-jij het
verandoren? Enfinwe schrijven 't
maar weer op Napoleon zijn rekening.
Kijk maar na alle paarden zijn zoo
He, wat doe-je nou?"
„Ik zag 't daar al bij dien man op
post," morde de schaapherder, zocht in
zijn wijde zakken en haalde er een doos
uit te voorschijn. „Teer helpt hier
nietsdat is alleen goed voor de scha
pen hier zou 't er alleen nog erger
door worden. Hier helpt dassenvet; dat
halen de boeren bij me voor kloven in de
hand, en een paardenhuid is nog wél zoo
teer als een boerenhuid." Maar terwijl
hij zoo half-luid tot zich zelf praatte,
steunde inmiddels de voshengst van wel
behagen onder 't zachte strijken met zijn
hand; het zadel bleef op don grond lig
gen en de manschappen kwamen aan*
slenteren en bleven toekijken.
„Loop liever eens even naar mijn kar,
'daarginds binnen-in, links, vlak naast
do deur staat een pot met smeer; er is
nog een pak oud linnen ook bij, breng dat
dan meteen ook mee."
Een der ruiters ging 't bevolene halen
en dra waren allen bezig naar 't voor
beeld van de schaapherder de gewcfndo
paarden te verzorgen. Ook zijn eigen
voorraad brood haalde deze daarna uit
zijn kar, en voederde den vos er mede, v
die telkens dankbaar hinnikte, zoo vaak
hij er langs liep. „Je zou zeggen, zoo'n
dier," zei de schaapherder, en een zonni
ge trek kwam op zijn gelaat.
„Zo knappen allemaal er van op," be
gon de luitenant, „dat hebben wc aan jou
te danken, aan je goedo band en aan je
goed woord. Hier was 't afschuwelijk
van nacht."
„Dat wil ik wel gelooven. Maar do
schaapstal was er toch nog."
„Een der manschappen, die er binnen*
ging, dacht, dat bij er een slang zag." j
„Dat kan ook best; do schapen zij;; er
al zoo lang niet in geweest; anders, waar
die zijn. komen de snaken gewoonlijk
nietMaar hoe kwam jullio dan ook
hier verzeild? Achter icdevo hog was 't
beter geweest."
(Wordt vervolgd.) t