ÉiiiLeittteit Tweede Blad] Vrijdag 3 Augustus 1923 De Leerplichtwet. j Het loopt bij onderwijs in den laat- slon tijd niet goed, zegt de Stan daard. Telkenmale komen beslissingen af, die groote moeilijkheden doen duch ten. Inzonderheid is dit het geval ten op zichte van het zevende leerjaar. Ingediend was een wetsontwerp waar bij de invoering van dit zevende leerjaar werd verschoven. Vooral uit bezuini gingsoogpunt moest zulk 'n wetsontwerp worden toegejuicht. In verband hiermee moest de zgn. soepele toepassing van de leerplichtwet zeer begrijpelijk schijnen. Wat gebeurt echter? Plotseling komt als uit de lucht vallen een ministerieele cir culaire, waarbij bericht wordt, dat de leerplichtwei met September in alle ge strengheid zal worden toegepast. Bij het einde reeds van den loopenden cursus, zoo werd den 26en Juni aan de inspecteurs bericht, zal men er om moe ten denken, dat de leerverplichting eerst eindigt als het kind zeven jaren leerling cener lagere school is geweest en het allo klassen doorloopen heeft enz. De verplichting eindigt nimmer, voor dat liet kind den dertienjarigen leeftijd heeft bereikt en de klasse, waarin het bij het bereiken van dien leeftijd geplaatst was, doorloopen heeft. Heeft het kind niet alle klassen doorloopen, dan eindigt de leerverplichting als het kind de klasse heeft doorloopen, waarin het bij het be reiken van den veertienjarigen leeftijd was geplaatst. Dit is het einde van de soepele toepassing; dit is de leerverplich ting in al haar gestrengheid. Wijkunnen niet anders inzien, of door deze daad worden alle partijen eigenlijk gedupeerd. Voor het schooltoezicht wordt een uiterst moeilijke positie geschapen. Vele ouders, dio hun kinderen op de school lieten, zouden, indien zij hadden kunnen vermoeden, dat de strenge toe passing werkelijk naderde, hun maatre gelen hebben genomen. Het allerergste wordt de toestand voor de gemeenten, die geen schoolruimte genoeg hebben, en inderhaast zullen moeten gaan bouwen. Zoo gaat het ook met de schoolbesturen. Wij kunnen nog niet inzien, dat de zoo plotseling genomen maatregel uitvoerbaar is. Stellig is niet overdacht, welke groote moeilijkheden er van allen kant zouden rijzen. En wij vragen ons af, of de Minis ter dit standpunt wel zal kunnen hand haven, Er moet hier een vergissing zijn, die misschien nog goed te maken is. HEÜ& EN SGHÖOL NED. HERV. KERK. Beroepen. Tc Akersloot: H. de Vos, cand. te Oudesloon; te Raamsdonk: D. Plantinga te Elburg. Aangenomen. Naar WildervankW. F. Dikboom te Wapserveen. Bedankt. Voor Polsbroek: E. V. J. Japcben te Hei- en' Boeicop; voor Lage- Zwaluwe: A. J. van Wijngaarden le West- maas. GEREF. KERKEN. Beroepen. Te Leimuiden en te Grams bergen: D. Ringnalda, cand. te 's-Graven- hage; te Dordrecht: J. Ubels te Varseveld; te Bergum: J. Tonkens te Lutjegast. Aangenomen. Naar EmlichheimJ. E. Goudappel te Utrecht. Bedankt. Voor Silvolde-Gendringen: -J. E. Goudappel te Utrecht. V CHR. GEREF. KERK. Tweetal. Te BiezelingeG. W. Al berts, cand. te Apeldoorn en A. Zwiep, tand. te Rotterdam. Beroepen. Te Oud-Reijcrland: G. W. Alberts, cand. te Apeldoorn; te Amster dam: A. H. Hilbers te Enschede. DOOPSGEZ. GEMEENTE. Beroepen. Te Delft: M. v. d. Vegte te 's-Gravenhage. Bevestiging, Intrede, Afscheid. Zondag is candidaat J. A. Schep door Dr. E. D. Kraan, van Zuijlen, be vestigd als predikant bij de Gercf. Kerk le Dronrij.p. ;s Middags hield Ds. Schep zijn intree preek naar aanleiding van 1 Joh. 5: 4b, waarna bij door ouderling Mie- derna hartelijk werd toegesproken. Ds. Bouma, van St. Jacob, sprak eveneens een welkomstwoord als consulent en namens de classis Leeuwarden. Beide keeren was het kerkgebouw flink bezet. Ziiveren Jubilea. 7 Augustus hoopt d s. F. Sic ga, predi kant der Ned. Herv. kerk te Hijkersmilde den dag te berdenken, waarop bij voor 25 jaar als predikant werd ingezegend. Ü3. Siega werd in 1873 geboren. In 1893 werd hij beroepen te Schoonoord. Vervolgens diende hij de gemeenten te Steggerda, Hellendoorn en sinds Mei 1913 te Hijkersmilde. Ds. Siega is voor ©enigen tijd geleden te Sellingen beroepen!, waarbeen hij bin nenkort denkt te vertrekken. D s. L. G. Bolkesteijn, Ned. Herv. pred. te Otterloo, hoopt 21 Augustus den dag te berdenken, waarop bij voor 25 jaren de Evangeliebediening aanvaardde te Cothcn (Utr.), na bevestigd te zijn door zijn Oom, thans wijlen Ds. J. Boikestein, toen tor tijd predikant te Putten o. d. Veluwc. Achtereenvolgens diende hij de Gemeen ten Aalburg en Heesboen, Kortgcne, Koc- kengen (U.) en sinds 11 Juli 1920 dc Ge meente Otterloo. Ned. Zendingsverecniging. De rekening en verantwoording der Ned. Zcndingsvereen. over het jaar 1922 sluit met oen nadeelig saldo van f 14.681.02. Aig. Synode Ncd. Herv. Kerk. XIV. Bij dc opening der vergadering spreekt de president een gclukwenscli uit met de verjaring van H. M. de Koningin-Moeder. Een telegram van gelukwensch wordt aan H. M. de Koningin-Moeder verzonden. Aan dc orde komt een rapport van prof. Knappert over het voorstel van de hccren Eilerts dc Haan, dr. Aaldors, C. J. van Paassen en Te Winkel. Het voorstel luidt: Eenc commissie te benoemen, van 9 perso en, van wie do voorzitter en twee andere leden direct door de- Synode aan te wij- acn, de overigen door haar te benoemen na een© aanbeveling van het bestuur van do Federatie van Diaconicn in de Ned. Herv. Kerk; aan deze commissie op te dragen do vraagstukken van de armenzorg in do Ned. Herv. Kerk, bepaaldelijk do herziening van de wijze van werken; 2c verbetering van den practischen arbeid; 3e. de bepa ling van de positie van den diaken; 4e. de wetgeving te bestudecren, het daarvoor vereischtc onderzoek in tc stellen, schrifte lijk bij alle gemeenten en persoonlijk voor zoover zij dat noodig mag oordeelen; de resultaten! barer studie, zoo mogelijk met bepaalde voorstellen, in te dienen bij de Synode; de commissie te machtigen personen uit te noodigen, die haar in het onderzoek bij staan; aan de kerkvisitatoren en dc scriba's der classicake besturen te verzoeken des- gcwensscht de commissie te dienen van ad vies en do bij hen berustende gegevens te harer bcscliikkig tc stellen; 50 der kosten te garandcercn op voor waarde, dat de Federatie van Diaconieën hetzelfde doet, en deze gelden bijeen te brengen door bijdragen te vragen van de Diacoieën of de commissie te machtigen dit laatste te doen, onder garantie, dat de Synode liet tekort zal aanvullen. De conclusie van het rapport is, het voorstel aan tc nemen, welke conclusie wordt aangenomen. Tot voorzitter der commissie wordt be noemd ds. D. Eilerts de Haan; de andere leden zullen: later worden aangewezen. De lieer A. de Haan brengt rapport uit over voorstellen tot wijziging van bet Re glement op de predikantstractementèn. Het rapport wordt ter inzage gelegd. De heer dr. Deeleman brengt rapport- uit over de voorstellen om of het vrou wenstem recht weer in te trekken of om het facultatief te stellen. De commissie van rapport is eenstemmig van oordee, dat het niet aangaat een pas ingevoerde wets wijziging van zoo groote boteekenis als deze, weder in te trekken., te meer ook, omdat de classicale vergaderingen zich in meerderheid voor de toekenning van dat recht hebben verklaard. Prof. Aalders wilde gaarne, dat men denzelfden regel had gesteld, als bij liet beheer, waar het ook facultatief is, maar nu het eenmaal zoo is ingevoerd, kan men er niet op terug komen. Prof. Knappert meent, dat faculta- ticfstelling alles weer op losse schroeven zal zetten. D r. Schokking is reeds lang voor stander van het vrouwenstemeclit, maar toch wil hij facultatiefsteliing, omdat er kerkeraden zullen zijn, die bezwaar hebben de namen van vrouwen op de stemlijst te zetten. Do zaak nfiet bij Plaatselijk Re glement geregeld worden. Wij moeten dc zaak niet forcecren, het vrouwenkiesrecht zal langzaam inburgeren!. De president is van oordeel, dat er geen analogie is met het beheer. Daar geldt het stoffelijke belangen, hier geldt het geestelijke belangen. Een kerkcraad mag niet uitmaken of een vrouw zal stem men of niet, dan zouden andere kerkera den vrouwen ook andere rechten kunnen/ ontnemen. Do conclusie van het rapport wordt aan genomen. De heer Eilerts de Haan brengt rapport uit over het Reglement op de pensioenen, bij de Synode ingediend door oen daartoe benoemde commissie, Ijes taande uit de hceren F. Tammens, G. W. Mortier, C. WT E. van Voorst van Beest, D. Boer en P. P. Couvret. Dit rapport wordt ter inzage gelegd en zal later worden behandeld. Do beer Franck brengt rapport uit over de consideraties en adviezen der Provin ciale Kerkbesturen en Classicaio Vergade ringen over eene toevoeging aan art. 1-4 van het Reglement op de vacaturen van den volgenden inhoud: In dezelfde verga dering (d.w.z. de vergadering, waarin de consulent zijne betrekking aanvaardt), stelt de vertrekkende predikant aan den voorzitter een lijst ter hand, bevattende de namen en adressen dergenien, die laat stelijk zijn catechetisch onderwijs hebben gevolgd, voozien1 van zoodanige aanteeke- ningen, als hij wenschelijk acht. De President stelt voor art. 14 zoo te wijzigen, dat de laatste woordeni: ^voor zien van zoodanige aanteekeningen, als hij wenschelijk acht" zijn vervangen door de woorden: „voorzien! van aanteekeningen, betreffende de behandelde leerstof cm de gevolgde methode." Aldus geamendeerd wordt de conclusie aangenomen. Een vrijzinnig knikje. Do moderne Ds. J. J. Deetman. pred. der Ned. Herv. Gemeente te Oudshoorn, voelde eenigen tijd geleden er veel voor één groot vrijzinnig kerkgenootschap te stichten. Langer in de Hervormde Kerk te blijven, leek hem hopeloos toe. Maar nu hebben do Vrijzinnigen in hun organisatie toch maar besloten „te blijven." En Ds. Deetman is er naar hij in do „Hoeksteen" schrijft, achteraf blij om. Hij ziet moed gevende teekerJem. Als een daarvan noemt hij wat bij de opening van de vergadering der Algemeene Synode gezegd is. De Voorzitter der Synode, Dr. Weyland, sprak o.m.: „Gelijk de vrome Israëliet op zijn voorhoofdbindselen bet liefhebben van Jehova en het onderhouden van de wet heeft geschreven1, zoo moeten wij het phy- lactcrion der liefde jegens onzen naaste bewaren in ons hart, gedachtig aan het woord van Paulus „draagt elkanders las ten en vervult alzoo de wet van Christus." Op die wijze komen wij tot die echte, hei lige tolerantie, welke, volgens een onlangs uitgesproken wensch, aan ieder in de kerk vergunt in de nabijheid van God te leven en van Hem te genieten." Ds. Deetman zegt nu: „Vindt ge dat geen! kostelijk-mooi woord van oen ortho doxe? Wanneer dit leeft in een orthodox gemoed,, kan ik dat gerust oen „moedge vend teeken" noemen. Zoo komt de tijd, dat wij, hoe verschillend wij ook ons ge loof formulecren!, toch „als broeders zullen samenwonen." Als orthodoxe zou ik met zulk een goed keurend knikje van oen moderne verlegen zijn en mezelf afvragen: ben ik niet iet wat abuis? Belijders en loochenaars van den Chris tus Gods ,,als broeders samenwonen!" On ze „Rotterd." noemt het terecht: naWo onzin! Uit het Sociate Leven DE ACHTURENDAG NIET TE HANDHAVEN? De Directeur-Generaal van den Arbeid de heer Zaalberg heeft aan de directie van Wilton's machinefabriek en scheeps werf te Rotterdam vergunning verleend om gedurende oen half jaar 56! uur per week te werken. In oen schrijven aan de vakorganisaties werd dit besluit volgenderwijs gemoti veerd Ik heb het Districtshoofd der Arbeids inspectie te Rotterdam gemachtigd om voor oen tijdvak van 6 maanden, ingaan de 6 Augustus a.s., aan do machinefabriek en scheepswerf van Wilton toe te staan, dat 10 uur per dag en 6! uur op Zaterdag gewerkt wordt door de dagploeg en 9! uur per nacht gedurende 5 dagen per week door de nachtploeg. Heb motief voor de rergunning is, dab de productiekosten in Nederland, vooral in verband met de hoogte der loonen in vergelijking met die in het buitenland, zoo hoog zijn, dat het steeds meer onmo gelijk wordt om voor het buitonland te werken. Do politieke toestanden in de lan den om ons hoen' doen nog geenszins ver- wachtenl, dat zeer spoedig het bedrijfsle ren' in gezonder positie zal komen. De ge volgen hiervan voor de welvaart in. ons land, in het bijzonder voor de arbeiders, zijn dermate onrustbarend, dat niet voort gegaan kan worden met af te wachten of zonder bijzondere maatregelen de toestand zal verbeteren. Hoe ernstig ik het ook betreur, dat aan de arbeidsvoorwaarden, zooals die enkele jaren geleden mogelijk werden geacht, moet worden! getornd, mag ik het oog niet sluiten voor de werkelijkheid, die hierin bestaat, dat tengevolge van de stagneeren- do invloeden, die buiten onze grenzen werkzaam zijn, ons land mede naar de ar moede wordt gevoerd. Die zeer te betreu ren omstandigheden' maken het noodzake lijk, te erkennen, dat het levenspeil van 1920 tot de geschiedenis behoort en dat oen verdere achteruitgang in de productie alleen te ontgaan is, door nog te trachten goedkoopcr te produceeren. Dat hiertoe naast andere middelen; ook loonsverlaging onvermijdelijk is, valt niet te ontkennen. Gaat met die loonsverlaging een werktijd verlenging gepaard, dan heeft in een ge val als bij Wilton dez'; hettweeledig gevolg dat de weekinkomens gelijk blijven en door beperking van algemeene kosten bij grooter productie, de kostprijs van het product nog verder daalt. Het is ontegenzeggelijk voor v, zoowel als voor mij, zeer pijnlijk, dat op dezo wijze de internationale handhaving van den S-urendag in gevaar komt, doch wij kunnen ook niet lijdelijk aanzien, dat de Ncderlandsche bevolking nog verder door werkloosheid verarmt, als gevolg van het optreden der andere mogendheden. Dat op treden toch dreigt de wereld inzoo'n mate te zullen vernietigen, dat er nog veel meer dan de 8-uren/dag voor de arbeiders door verloren zou gaan. Ik vertrouw daarom, dat ook uw orga nisatie zich zal weten te schikken in het onvermijdelijke en naar ik Hoop tijdelijk oen verlengden arbeidsdag zal verkiezen boven verdere toeneming der reeds zoo rampzalige werkloosheid. Naar aanleiding hiervan merkt de Standaard op: „Dit schrijven belicht op treffende wij ze, hoezeer het met het economisch leven in Europa nog steeds, en steeds sneller bergafwaarts gaat; een werkelijkheid waarmee wij, of wij willen of niet, reke ning moeten houden. Enkele jaren geleden, toen een alge meen optimismo tijden van bloei durfde voorspellen, waagden onzo nijverheid en onze Regeering het voorop te gaan en voor den arbeidstijd een regeling te tref fen, die wij hoopten dat andere volkeren zouden volgen. Dit geschiedde niet. Integendeel al lengs werden de verhoudingen moeilij ker. En thans zijn deze zóo geworden, dat het ten onzent onmogelijk wordt voor het buitenland te werken. Op beterschap valt niet te hopen. De toeken Lug die de Directeur-Generaal van den toestand geeft is stellig niet te somber. En wie durft twijfelen aan de oprecht heid, waarmeo de consequenties voor de regeling onzer arbeidsvoorwaarden wor den getrokken? Wij zullen niet ontken nen, dat er zijn, die al te spoedig geneigd waren om tot verandering te dringen. Maar het kan wel gezegd, dat de ambte naar, hier aan het woord, een man is, die metvreugde heeft medegewerkt tot de ver- botering der arbeidsvoorwaarden en die zijn best heeft gedaan om verslechtering, van het geen verkregen werd, zoo lang mogelijk te voorkomen. Men kan nu in de revolutionaire pers wel gewagen, van een aanslag op den achturendag, alsof booze opzet Jiier in het spel was en geen wijs wijken1 voor de omstandigheden, maar wij gelooven niet dat zulks geloof zal vinden. Do feiten spreken zoo luide taal, dat een propaganda, die op blindheid daar voor berust, allengs haar vat op het volk zal moeten verliezen. Zoolang namelijk een volk niet door wanhoop is aangegre pen. Het oog sluiten voor den ernst der aingan haat niet Voor ons volk is het allereerst nooaig dat het luisteren wil naax ernstige mannen, die het de waar heid niet onthouden". 1 Een Sociaal-Democraat over het vloeken. Onze N. Pr. Gr. C r t wees er onlangs op, dat van Soc. Dem. zijde altijd de voorstelling gewekt wordt, dat Christus-' belijders zeer goed achter het roode vaan-? del kunnen plaats nemen. Als echter, zegt het blad, de volks ver te*' genwoordiger Kieerekoper voor „de he* wuslen" schrijft, dan bezigt hij een an* der taaltje; een taaltje, afgeluisterd aan de bierkaai en in zijn platvloersheid on* geschikt om in een courant, die een goe den loon hoog houdt, aangehaald te wor* den. i Niet alleen is alle zwart dan uit de jas van „Zijn Hoogedelgestrenge" verdwe nen; maar er komt een Godshaat in zijn geschrijf aan den dag, die huiveren doet en die wel het tandgekners der dui* velen gelijkt. Wie Kieerekoper wil leeren zien, zooals hij is, met ontmaskerd gelaat, die moet de „Oproerige Krabbels" in „Het Volk" lezen, waarvan dit Kamerlid de auteur is. Wij willen daarvan eens een proef ge* ven. In één der nummers van „Het Volk" van verleden week spuwt Kieerekoper zijn gif en gal uit over de arrestatie van een scheepskapitein te SehoonhoveD we* gens vloeken op straat, cn zegt, dat die kapitein, die (het woord is nu aan Kiee rekoper) „docr een klabak bij den kraag ge- 1 pakt, ten einde voor den burgemeester j te worden geleid, omdat hij hardop op straat had gevloekt, en die, torn hij zich daartegen verzette, door nog tweo klabakken bij armen en beenen werd gegrepen, zoodat hij geen ander be-> weegbaar verweermiddel meer te schik baar had dan zijn mond, waarmee hij dus een van zijn belagers in de wang beet schoon gelijk had. De eisch te-* gen hem was zes weken, maar de be* dachlzame rechter gaf hem een boeto van honderdvijftig pop. En ik zon een nationale inzameling willen houden, om den zee* man vrij te koopen van deze j u d a s s e r ij. Be heilige aanklachten van het ge peupel, dat met smartelijke veront- waardiging mijn verdorvenheid zal uif- j krijten, cmdat ik het hier opneem voor de ontheiliging van Gods naam, lap ik bij voorbaat aan mijn laars. Tien togen I één zegt zoo'n huichelaar, terwijl hij zich neerzet om dat schijnheilige stuk tegen mij te schrijven: „Daar zal ik hem g.v.d. eens fijn voor te graden ne men!" Iederéén vloekt: de president dor Ka mer, de Minister van Justitie, de bur* gemeester cn de kantonrechter. Ik cok! Ik vind het leelijk en verkeerd, ga er volstrekt niet groot op, tracht het to laten en kom er in eigen kring waar schuwend tegen op. Maar al deê ik het nooit, als ik zag, dat een ander omdat- ie gevloekt had werd opgepakt als een dief-in-het-kleine, die voor Hanze-di* rekteur dus niet in aanmerking kwam, dan zou ik hem met drie zware vloe- j ken te hulp snellen, en als ik niet meer,' slaan kon, omdat ze me vast hielden,1 dan beet ik. Dat belijd ik hier openlijk,' schaamteloos en ongevraagd ja, ik,! van ganscher harte! i Want deze verdoemde hu i-' c h e 1 ar ij, die de vroomheid! verstikt, de oprechtheid!1; smoort, en een premie stelt op smuigerij en oog ver-, draaien, is in het Holland* v a n-v a n d a a g een vloek, dui*; zendmaal erger dan 'n fris-.' sche, vroolijke, argeloos?...'! (volgt een zware vloek waarin do 1 schrijver Gods verdoemenis over zich inroept). Tot zoover Kieerekoper. Ik heb in twijfel geslaan. of ik do schandelijke woorden van dezen leider der sociaal-democraten, van dezen nas- aangever op het pad der revolutionaire cultuur, zou laten afdrukken in onze i „Nieuwe Provinciale". Ik twijfelde daar- omtrent, niet allereerst vanwege dc gri- - buslucht, die uit het schimpstuk ons le-. genslaat; maar veelmeer omdat dc Gods- lastering van Kieerekoper eiken Christus- J belijder de ziel pijn doet en hem kwetst in datgene, wat hem boven alles dier* baar is. Tocli besloot ik tot een letterlijk citaat. Hoe profaan dit klinke, evenwel moeten onze menschen het maar eers lezen FEyau-ETOf* Den Vaderland ghetrouwe. Een vertelling uit den Franschen tijd. „Dat noem ik een flinke daad, dat je ons den weg wijzen wilt," zei de luite nant kort, 'n stuk van 't harde brood af snijdend, tot den schaapherder. „Je weet toch, welk gevaar daaraan verbonden is? Do Franschen treuzelen nog al niet met strop en rooden haan." „Jullie voor ons en wij voor jullie," antwoordde de schaapherder, „laat de Franschen dan maar brandstichten of ophangen." ..Jij voor ons, ja, maar wij ook voor jullie? Dat wist ik niet," zei mistroostig- wcigerend de luitenant. „Maar waarom kwam jullie dan hier in "t land?" vroeg de schaapherder. Een schrille, bittere lach was 't ant woord: „Andom", riep de luitenant, „die "man wil weten, waarom jij meegegaan bent." „Omdat de anderen meegingen," klonk t norsch. j.En jij, Havekost?" „Hier liad 'k niks en daar had *1 niks; yrio ine hebben wou, luid me." „Schütt?" „Om Napoleon te treiteren." „Otto?" Deze zweeg, maar een ander riep in zijn plaats: „Omdat hij thuis wat al te veel op zijn kerfstok had." En de laatste des zes oordeelde: „Allemaal on* zin, heel de rommelAls die krijgsra* 'don maar niet zoo vlug waren met galei en kogelen de schouders ophalend, verzweeg hij de rest van wat hij be-? 'doelde. „Nou, daar lieb-je 't," zei de luitenant bitter. „En is dat dan recht, meneer?" vroeg de schaapherder. „Recht, recht... wat is recht? Wie de macht heeft, heeft 't Techt „Neen, dat juist. niet. Macht is macht, en duizendmaal macht is nog niet één maal recht." „Wat is dan recht? Wie weet dat? In dezen tijd van zóo-er-op en zóo-er-on* der „Dat kan wel zoo wezen, maar 't laat ste is toch altijd weer er-boven-op, het hoofd omhoog. En wat recht is, weet u, en evengoed als ik het weet." „Nou, laat dan eens hooren „Recht vond u 't, toen ik hier kwam; en recht vond ik 't, dat jullie hier kwamen wij saam zien elkaar voor '.t eerst in ons loven, en allebei denken we net hetzelfde." „Man, man, waar heb-jij die mooie woorden geleerd?" „Van morgen heeft God de Heere mij in school gehaden een kind is de schoolmeester geweestals er in den Bijbel staat van een land, dat u de Heere, u God, geeft, wat is dat dan wel voor een land?" „Ons vaderland." -■ „Ziet u, nu denken we weer net het* zelfde. En dat is 't nou: van wege het vaderland ben ik hier, en jullie bent daarom allemaal óók hieralleen, jul lie weet dat nog niet goed, omdat God de Heere jullie nog niet heelemaal écht op school gehad heeft." „Anders al meer dan genoeg van die school gehad. „Wie weet, of die eigenlijk nog niet be* ginnen moet," luide rustig het antwoord. „Maar wat ruikt hier toch zoo? Her haaldelijk al tijdens 't gesprek had hij even onderzoekend, de lucht opgesnoven nu liep hij op 't paard toe. „Doorgereden," zei de luitenant, „laat 't zaal ernaar liggen, er is nu toch niets meer aan te doen. Al veertien daag alles eender geen nacht afgezadeldgeen uur zekerheidals we sliepen, hielden wo den teugel vasten vaak hieven wo in 't zaal zitten ookDat houdt d<* beste huid niet uit." „Maar dat is toch zonde en schande," barstte de schapherder uit, toen hij de wonde plekken zag, waar het zadel ge drukt had en waar overal de huid ont stoken was. „Maar m'n goede man, datzelfde zeg ik al dag en nacht tegen me zelfhui* len kan ik er- overMaar kun-jij het verandoren? Enfinwe schrijven 't maar weer op Napoleon zijn rekening. Kijk maar na alle paarden zijn zoo He, wat doe-je nou?" „Ik zag 't daar al bij dien man op post," morde de schaapherder, zocht in zijn wijde zakken en haalde er een doos uit te voorschijn. „Teer helpt hier nietsdat is alleen goed voor de scha pen hier zou 't er alleen nog erger door worden. Hier helpt dassenvet; dat halen de boeren bij me voor kloven in de hand, en een paardenhuid is nog wél zoo teer als een boerenhuid." Maar terwijl hij zoo half-luid tot zich zelf praatte, steunde inmiddels de voshengst van wel behagen onder 't zachte strijken met zijn hand; het zadel bleef op don grond lig gen en de manschappen kwamen aan* slenteren en bleven toekijken. „Loop liever eens even naar mijn kar, 'daarginds binnen-in, links, vlak naast do deur staat een pot met smeer; er is nog een pak oud linnen ook bij, breng dat dan meteen ook mee." Een der ruiters ging 't bevolene halen en dra waren allen bezig naar 't voor beeld van de schaapherder de gewcfndo paarden te verzorgen. Ook zijn eigen voorraad brood haalde deze daarna uit zijn kar, en voederde den vos er mede, v die telkens dankbaar hinnikte, zoo vaak hij er langs liep. „Je zou zeggen, zoo'n dier," zei de schaapherder, en een zonni ge trek kwam op zijn gelaat. „Zo knappen allemaal er van op," be gon de luitenant, „dat hebben wc aan jou te danken, aan je goedo band en aan je goed woord. Hier was 't afschuwelijk van nacht." „Dat wil ik wel gelooven. Maar do schaapstal was er toch nog." „Een der manschappen, die er binnen* ging, dacht, dat bij er een slang zag." j „Dat kan ook best; do schapen zij;; er al zoo lang niet in geweest; anders, waar die zijn. komen de snaken gewoonlijk nietMaar hoe kwam jullio dan ook hier verzeild? Achter icdevo hog was 't beter geweest." (Wordt vervolgd.) t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5