ÊieLeitteCoiiiï Tweede Blad] Adam eon voorbseid yan Christus, Zaterdag 21 Juli IS23 j- 1 Adam, welke is een voorbeeld Dcs- K genen, -die komen zou. Rom. 5 V 14c. Dc eerste van alle predikers was Hij die ook de laatste zal zijn, n.1. God zelf. Hij hield in het Paradijs de eerste pre diking en Hij zal ook op den dag des ge- richts de laatste prediking doen hooren, want in alles komt Hem alléén het eer ste, maar ook het laatste woord toe. Vraagt Gij, wat God -Zelf gepredikt heeft, dan antwoorden wij: Reeds van den eersten beginne heeft Hij Christus gepredikt Van Hem heeft Hij Zijn voorzeggingen doen hooren door de profeten; van Hem hebben de psalmisten gezongen; Hem hebben de Apostelen verkondigd; van Hem hebben alle Godsgezanten in den naam van God, hun Zender, getuigd. En getuigd niet slechts in de duidelijk ste woorden, in machtige voorzeggingen, in aangrijpende symboliek, maar ook door velerlei voorbeelden. Een rechtstreeksche prediking van God, Zijn eerste, wil ik u thans brengen. Gij hebt veel van Adam, onzer aller vader gehoord: veel over Hem gelezen; veel -over Hem gesproken, zeker meer nog over Hem gedacht. Zijn wondere schepping, onmiddellijk uit de hand van God te voorschijn ge treden; Zijn gerechtigheid en heiligheid als drager van het beeld van God; zijn ge heel (.'enige plaats, immers gesteld in den sclioonen lusthof der schepping; zijn ge heel éénige beteekenis als vertegenwoor diger der gansche menschheid; Zjjn ko ninklijke heerschappij, naar het woord zijns Formeerders: „Vervul de aarde en onderwerp haar en heb heerschappij over de visschen der zee en het gevogelte des hemels en over al het gedierte, clat op de aarde is," 't heeft alles u geboeid, -met ontzag u vervuld. 't Heeft u doen beseffen: de Kroon der schepping is Hij, Adam, de zoon van God. Maar hier in Rom. 5, staan wij voor een woord, dat een ganscli nieuw licht voor ons over hem doet opgaan: „Adam, oen voorbeeld Hesgenen, die komen zou". Gij kunt Adam niet noemen, of gij noemt ook Christus. God heeft in Adam van Christus gespro ken^ Uit dit geheel eenig oogpunt wensch- te ik van hem hier iets tc zeggen. Als ik van Adam spreek als het eerste, ctócfT God gegeven voorbeeld van Christus moet dat een sterke begeerte in ons wekken om veel van Christus te hooren. En dat te meer, als wij 'het oog vestigen op het gansch bizonder licht, dat de Apos tel in Rom. 5 12 en vervolgens er op doet vallen. En naar mate het onderwerp te ver hevener is, in die zelfde mate behoeven wij de Yooi-lichting en inleiding des Heili gen Geestes, zonder welke wij Gods eerste prediking niet kunnen verstaan. He vraag zal gesteld worden door wie Rom. 5 met aandacht leest: Waarom vangt de Apostel op eenmaal aan in het I2e vers een vergelijking te maken tusschen Adam en Christus. Welk verband houdt dit toch met het eerste deel van Rom, 5? 't Was een verhevene, maar toch ook vreemdsoortige leer, die Paulus in Rom. 5 1 uitgesproken had, deze n.l., dat een .zondaar behouden wordt door de gerech tigheid van een ander, en dat wel een ge rechtigheid, die hem als oen genadege- schenk door God wordt toebedeeld. Hat is een wonder Evangelie en zulk een wijze van rechtvaardiging is voor het minste vreemd te noemen. Toch niet zoo vreemd, als zij wel schijnt. Want de wijze, waarop God reeds in den beginne van het menschelijk ge slacht gehandeld heeft, is geheel dezelfde. Er is een opvullende overeenkomst tus schen de wijze, waarop wij de gerechtig heid deelachtig worden en de wijze, waar op wij onder de schuld des doods zijn ge komen. Om ons dit levendig te doen beseffen en ter versterking van ons geloof klaar te doen inzien, vestigt de Apostel het eerst ons oog op den weg, waarlangs de schuld tot ons is gekomen, om ons over te leveren aan de heerschappij van den dood. 't Is een vernederend schouwspel, dat zich aan onzen blik vertoont, zoodra wij achterwaarts zien. Haar toch ontwaren wij een mensch, die in zijn houding tegenover een bepaald gebod Gods over ons leven of ster ven beslist en dat, omdat hij het hoofd is, waarin krachtens goddelijke beschik- ki n g wij als zijn leden begrepen zijn. En zie, die mensch valt. Wee onzer, want zijn schuld wordt ons allen ten doode toegerekend! En geen zij ner kinderen, aan wien het vonnis niet wordt" uitgevoerd. Al de eeuwen door, die achter ons liggen. Ook in die eeuwen, teen de goddelijke wil nog niet tot wet des r ji k s was verheven, van Adam af tot Mozes toe, ge lijk vs. 14 nadrukkelijk zegt: „He dood heeft geheerscht van Adam tot Mozes toe, ook over degenen, die niet gezondigd had den in de gelijkheid der Overtreding van Adam. i Waaruit verklaart ge dat? i Alleen hieruit, dat alle mensclien, jon gen en ouden, kinderen der eerste enJein- deren der tiende of twintigste eeuvrTbe- snedenen of onbesnedenen, -de zonde is toegerekend van het hoofd, van Adam, door wien wij allen in den aanvang der historie werden vertegenwoordigd. En leg nu onmiddellijk hierop aan het heerlijk Evangelie, dat de Apostel ver kondigt, denzelfden maatstaf aan. Wat ziet, wat ontdekt ge dan? i Hat Zijn leer de rechtvaardiging zich geheel binnen dezelfde lijnen beweegt. Adam is het hoofd der menschheid en in hem zijn allen begrepen. Christus is het Hoofd der nieuwe menschheid. Wat heeft de Apostel van Hem verkon digd? i Hit, dat allen, die *n Christus door het geloof ingelijfd zijn, gerechtvaardigd' zijn voor God, niettegenstaande zij per soonlijk geen rechtvaardigheid bezitten. Integendeel, zij belijden zich zondaren voor God, in alles Zijner heilige wet schuldig. i Hit komt, dat zij in de goddelijke weeg schaal gewogen worden, niet naar wat zij zijn, maar naar hetgeen hun eigen is in hun Hoofd en Borg Christus. He, gerechtigheid van dien Borg wordt hun toegerekend en alzoo krijgen zij het loon der gerechtigheid. Ook zonder dat zij zelf gerechtigheid volbracht hebben. Geheel denzelfden weg is God gegaan in de toerekening der gerechtigheid als in de toerekening der schuld. Zóó staan Adam en Christus op één lijn, d.w.z.: wat Adam was in den weg van schuld en zonde, dal was en is Chris tus in den weg der genade. Hoe veel geeft dit te denken! Hoe krijgt het wonderrijke Rom. 5 zóó juist voor ons zin en beteekenis! Hoe leeren wij zoo eerst het zijn in C h r i s t u s ver,staan en waardeeren! Nu verstaan wij de roemtaal: Wij dan, gerechtvaardigd zijnde door het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus. AAN HET STRAND TE KATWIJK. Kalmte zeeg met d' avond, neder; 't Sluïmrig koeltje, dat er suist, Schijnt de zee in slaap te wiégen, Die alleen aan d' oever bruist. Effen ligt de waterspiegel Met zijn wit omschuimcLen rand, Blinkend als de zilvren maanschijf, Die haar hoornen slaat om 't strand. Slechts de zeemeeuw, die in 't zwieren Met haar strak gespannen vlerk, Als het wit van blanke zeilen Afsteekt tegen 't dampig zwerk, Teekent krinkels met haar wieken Over 't onberoerde glas, En de blozende avondwolken Jagen schimmen langs de plas. 't Plechtig ruischen van de stranden W:ekt nog dieper stilte alom, Als eerbiedig stemgef luister In een hoog gewelfden dom. Zie, de Dagvorstin in 't dalen, Raakt de zoomen van den vloed! Aard en hemel, lucht en golven Smelten zanten in één gloed! Rustende op een sprei van wolken, Buigt zij 't vlammen dragend hoofd. Nog één ooglonk! nog éen flikkring! En haar straalkrans is gedoofd! 't Prachtig vuurwerk is verdwenen; 't Kwijnend licht heeft uitgeschenen; En de nacht zinkt stil en grootsch; En de schepping om ons henen .Draagt do blauwe tint des doods. 't Is de voorboo van den nacht, Die ons wacht, Als, na lachen en na weeruen, k Onze dagloop is volbracht! Onder woenen en genieten. Blijft het zand door 't uurglas schieten Blijft de kruik haar water gieten Tot heel de urn is leeggestort, En de stroom, in 't strandwaarts vlieten, Hoor de zee verzwolgen wordt 1 Zalig, zalig, wie gelooven! Wien de hoop straalt in 't gezicht, Als de vuurbaak, die daar boven 't Hooge duinzand brandt en licht, Door geen stormwind uit te dooven! Kalm ziet hij zijn levensstroom Snel verschieten: langs zijn zoom; Bij de wentling van zijn jaren, Blijft hij hopend, smachtend staren Op de kust, die ginds hem beidt, En 't profetisch lied der baren Ruischt hem toe: „Onsterflijkheid!" BERNARD TER HAAR. &EÉ*8£ Efil SCHOOL NED. HEEV. KERK. Beroepen. Te Mastenbroek: M. B. Verkerk te Gouderak. GEREF. KERKEN. Beroepen. Te Vla&rdingenl: G. R. Kuyper te Haarlem. CHR. GEREF. KERK. Tweetal. Te Zutphen: G. Alberts te Apeldoorn en A. Zwiep te 'Rotterdam. Class, examens. Geslaa-gd'zijn voor de Classis Workum der Geref. Kerken de heer {3. P. Vermeer voor peremptoir ex. (ber. pred. te Nijemir- dum) en de heer E. H. de Jong voor prae^ paratoir-ex. (cand. te Oudega W.), beiden met algem. stemmen. 1 Cand. de Jong «stelt zich binnenkort be roepbaar. Kerkgaan. Dr. J. Waterink, van Zutphen, herinnert in zijn „Kerkbode" sommige Gemeentele den nog eens er aan, dat God des Zondags tweemaal gelegenheid geeft een samen komst met Hem te hebben. Hij doet dat door verschillende bedenkingen aldus te gen te komen: „Het zit 'm niet in liet tweemaal kerk gaan", hoor ik zéggen Neen, ook niet in éénmaal gaan. Bewijs eens, dat God. van me vraagt dat ik tweemaal ga, zegt men. Bewijs eens, zoo antwoord ik, dat God van U vraagt om driemaal per dag te eten. Waarom laat ge het niet bij een ontbijt? Omdat go honger hebt, wanneer het tijd is Juist, maar wat denkt gé dan van II zelf, wanneer ge geen honger hebt naar de geestelijke spijze, die God ons schenken wil? Ja, maar, hoo'r ik zegden, ik dien God wel onder kerktijd. lk antwoord, neen: God antwoordtIk wil gediend wor den in den weg der gehoorzaamheid. God vraagt U, of het werkelijk waar i3, dat ge wonder kerktijd" Hem dient. Wat komt er van dat dienen" terecht? Eigenwillige godsdienst is den Heere een gruwel. He samenkomst van de Ge meente Gods rondom het Wtoords Gods moet een hoogtij zijn, voor allei.^die God vreezen. En waar dat niet wordt gevoeld is het. niet in orde Goed, hoor ik zeggen, maar zie, ik heb er geen' behoefte aan misschien staat het dan bij mij nog wel niet goed. Dan antwoord ik: weet ge dan niet, dat God in den weg der middelen ook zon daars uil bekeeren, en dat Hij in dien weg ook zich wil doen vinden, door degenen, die naar Hem vragen? Wie waarachtig zoekt, die zoekt het allereerst daar, waar de meeste kans is te vinden. Zeker, ik erken, dab wc misschien mïn- der te klagen hebben, hier, dan vorige ja ren. Maarik herinner er weer aan, dat er tientallen jonge menscheh bij hun be lijdenis beloofden tweemaal ter kerk te zul len komen, terJzij ze wettig verhinderd wa ren. Waar blijft de belofte van velen? De zomeravonden zijn mooi. Het is zoo verlokkelijk om niet ter kerk te gaan. God roept. Blijf dan maar weg. Maar gij en gij alleen zult er rekenschap van hebben te geven. Voor Uzelf. En indien ge ze hebt voor Uw kin deren. De Baptisten-Wereldconferentie. Van zeer bevoegde zijde meldt men aan de Nederl. dat niet 800 maar 2500 afge vaardigden op het congres te Stockholm wordep. verwacht. Deze 2500 afgevaardig den zullen 60 naties vertegenwoordigen, waaronder Engeland, Amerika, Britsche Kolonies en do Oostersche landen. Vooral in Rusland neemt het "Baptisme zeer toe. Het getal Baptisten in Rusland, klom naar men ons meldt sedert 1918 van 500.000 tot ruim 10 miljicen. Het Oosten zal dan ook de volle aandacht van het wereldcon gres hebben. Geen terugbetaling. Onze Vac. publiceert het volgende offi- cieèle antwoord van den Pensioenraad, waaruit blijkt, dat bij huwelijk van een onderwijzeres geen premie wordt terugbe taald. „Wij hebben de eer u mede te deelen, dab een' onderwijzeres die, in functie zijn de, voor 1 Juli 1922 is gehuwd met een bur gerlijk ambtenaar of onderwijzer ingevolge liet bepaalde bij art. 21 der thans verval len Weduwe nwet voor de onderwijzers 1905, recht heeft op restitutie van de tot 1 Jan. 1920 betaalde bijdragen voor wedu we npensioen. Onderwijzeressen die na ge noemden datum zijn gehuwd, kunnen op bedoelde restitutie geen aanspraak ma ken." Een mooie vragenlijst. In 't weekblad: „Een school met den Bijbel" wordt meegedeeld, dat dc hoofden van scholen in de inspectie Maastricht in het begin van dit jaar een vragenlijst van den inspecteur ter beantwoording ontvan gen hebben. Er zijn slechts 59 vragen en daar vele er van veeldeelig zijn, beloopt het eigenlijke aantal 135! Vragen, die een uitvoerig antwoord noo- dig maken, moeten op^ een afzonderlijk blad papier worden beantwoord. Ziehier enkele vragen: Wordt voor verhooging proefwerk op gegeven en in welke klassen? Wordt door bellen de aanvang en het einde van school en speeltijden aangege ven Hoeveel leerlingen van andere godsdien stige gezindheid en van welke bezoeken uwe school? (Deze vraag geldt alleen voor bijzondere scholen). Is er in 't afgeloopeh jaar te veel ver zuimd door personeel? Welke is u. i. daarvan de reden? Welke onderwijzers zijn niet geregeld een kwartier voor den aanvang der school aanwezig? Welke onderwijzers corrigeeren het werk niet geregeld? Geeft het gedrag, de ijver, de geschikt heid der onderwijzers of. hun omgang met u en 't overige peronseel u aanleiding tot bijzondere opmerkingen? Genoemd blad voegt hieraan toe: „Dat heeft tamelijk veel van een uitlokking tot het indienen van aanklachten," en: „Kan deze onmenschkundigo inwinning van informaties achter den rug der betrokke nen wel wat anders bewerken dan bet bederven der verhouding? En ten op zichte van gemeente- en schoolbesturen wordt de verhouding ook in gevaar van verstoring* en ontstemming gebracht, als het met vragen overstelpte hoofd cnoel rapporteeren, of die besturen wel zorg dra gen voor den behoorlijken toestand vau schoolgebouw, voor behoorlijke verlichting en verwarming, reiniging van lokalen en privaten, voor geschikte banken, leermid delen en of verzoek om daarvoor beter te zorgen, mondeling of schriftelijk inge diend, ook weigerend beantwoord is." Bi^HEHLAMD Nat Chr. Gehcel-Onthouders-Vereeniging. De 44ste algemeen© vergadering der Nat. Christ. Geheel-Onthouders vereeni ging zal wordten gehouden op 11 cn 12 September a s. te 's-Gravenhage. De agenda bevat behalve de verslagen o.&.: mededeelingen van het Hoofdbestuur, den directeur en de agenten. Van bet Hoofdbestuur, zijn aan de beurt van af treding mr. H. de Bie te Rotterdam, ds. J. J. P. Valeton te Zwolle en ds. P. Veen te Utrecht. In de plaats van mr. De Bie, die zich niet herkiesba-ar stelt, zijn candidaat gèsteld mr. W. F. F. baron van Verschuer, burgemeester van Beesd en de heer J. Hui- zinga, burgemeester van Terneuzen. Deze vergadering wordt voorafgegaan door een vergadering van den Cer.tralem Raad en do leden der Districts-Comité's en gevolgd door een openbare vergadering in de Regentessekerk, waar als sprekers zullen optreden prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine van Utrecht en ds. J. Luuring van Hazerswoude. Op Woensdag "11 September zal de ver gadering worden voortgezet. Dan zal de heer J. Porte, voorzitter van liet Hoofdbe stuur van den Ned. Prot. Chr. Schippers- bond inleiden „Het drankgebruik onder de schippersbevolking en de bestrijding daar van." Indië en de Vlootwet. Een Aneta-telegram, 19 Juli uit Bata-» via gezonden, meldt, dat het „Soer. èan-» delsblad" schrijft: „De bouw van de vlootbasis te Singa pore is een duidelijke vingerwijzing en een uitvloeisel van zich in het onbekende duister afspelende politieke verwikkelin gen. Nêerland's weermacht mag niet lan-« ger een politieke leuze zijn, geen speel goed van Ministers, die later duikelen en geen dummy maken van de politieke partijen. Een eerste vereischte is een bruikbare zeeweermacht voor afziepbaren itijd in den te verwachten Pacific oor-> log." Arbeid in loondienst. De heer Duys- heeft tot den Minister van Arbeid, H. en N. de volgende vragen gericht: Is het den Minister bekend, dat zij, die bij wijze van werkverschaffing arbeid in loondienst doen verrichten, geen premie betalen in verband met de Invaliditeits wet? Is de Minister van meening dat een ge streng toezicht hierop door de met de uitvoering der Invaliditeitswet belaste organen noodzakelijk is? En is ten slotte de Minister niet van meening dat, in het bijzonder, wanneer door Rijk, provincies of gemeenten sub sidies ter zake van werkverschaffing worden verstrekt, daarbij de uitdrukke lijke herinnering dient te geschieden, ge geven de gevolgde praktijk, dat premiebe taling vereischt is? Wrijving tusschen de rechtschc groepen. Ook te Groningen botert- bet niet, tusschen de rechtschc groepen. Naar aanleiding van het feit dat bij dé jongstleden gehouden verkiezing voor do Gedeputeerde Staten dézer provincie een Roomsch Katholiek werd gekozen, noem de het Chr. Hist. Dagblad „De Nederlan der" dit iets vreemd. De vraag kwam naar voren, waarom niet de tweede rechtsche zetel is toegewezen aan de Chr. Hist., met bun 4 zetels, terwijl de Roomschen 3 Statenzetels hadden. In antwoord op een gestelde vraag, deelt de heer^T. Krol van Uithuizermeeden, se- -cretaris van de Chr. Hist. Statenclub, in de „Nederlander" mede, dat dit minder gunstige resultaat voor de Chr. Histovi- sclien in de provincie Groningen, grooten- deels is te wijten aan de houding vaq do Anti Rev. Statenleden, die toen de aan gewezen C. H. candidaat om persoopli]ko redenen voor de eer meest bedanken ge meerd hebben (met voorbijgaan van do andere leden der Chr. Hist.fractie) een der R. K. leden voor de bezetting van den tweeden rechtscben zetel te raceten aan wijzen, Voor dat dit resultaat werd bereikt, is er in. de rechtscbe Sf Iter, club vergadering nog genoeg voorgevallen, betgeen feitelijk vermelding verdiende; doch ik meen beter te deen deze aangelegenheid niet verder in een „ingezonden stuk" to behandelen', schrijft de heer Krol. Wel ligt het voor do hand, dat de Chris telijk Hist. Statenclub aanleiding liocffc zich af te vragen, of het werschelijk is, nog langer deel uit te maken van do rechtsche Statenclub in deze provjncie. Ik stel er prijs op thans reeds to ver klaren^ dat de aanleiding hiertoe minder gelegen zal zijn in de omstandigheid, dat wel e>eh R. K. en niet een Chr. Hist, tot Gedeputeerde is benioemd wanneer A. R., C. H. en R. K., samen vormende 3n rechtsche minderheid in een openbaar col lege, voeling met elkander hebben gezoch' dan moeten de eventueel daaruit voorts vloeiende consequenties worden aanvaard dan wel in het feit, dat dc C. H. Statenleden zich het recht in hun ver trouwen geschokt gevoelen bij de weten schap. dat slechts één hunner dcor de Anti Rev. clubeenooten waardig is gekeurd om 'een zetel van Gedeputeerde to bezetten, terwijl met zekerheid valt- te zeggen dat de houding van do Anti Rev. tegenover do R. K. Statenleden oen andere zou zijn ge weest, wanneer ook de eerst aangewezene van de R. K. cm bijzondere redenen zich zou liebben verontschuldigd. FEUILLETON. Den Vaderland ghetrouwe. 4) Eon vertelling uit den. Fransehen tijd. „Wat hij dan wel tegen hem had"? vroeg een tweede. i „Merk-je dat niet? hij haat hem, omdat hij hem niet kon klein krijgen hij haat alles ,wat zich fier en vrij ge draagt. De hertog had de keus zich te onderwerpen en om genade te smeeken of wel jacht op zich te laten maken in alle landen, waar Napoleon de macht had. En, waar heeft hij die niet?" Allen zwegen op die vraag, en keken verdrietig voor zich. Alleen door den schaapherder voer een schok. „En toen dacht hij: hij wou liever zelf jagen dan gejaagd worden", vervolgde de vreemdeling met vaste stem. Verbluft, met open mond, keken de anderen hem ter sluiks aan. i „Ja,-dat heeft hij gedacht. Tweedui zend man had hij bij zich, jagers en hu- "izaren en ook artillerie. „Wie wil mee?" zei hij; „we Toepen de Westfalen en de Hessen en de Brunswijkers en de .Olden- burgers. op tegen Napoleon. En als die onder den .druk van zijn voeilreden nog »iét wakker zijn geworden, dan laten we hem hen verder vertreden en we slaan er ons door tot aan de Noordzee, en va ren naar Engeland, waar vrije lucht te ademen is Twehonderd man verlieten de gelederen en gingen huns weegs, de anderen riepen: „Wij blijven bij den her tog, het ga, hoe het ga". „En die wilden met hem alleen tegen Napoleon op?" vroeg iemand. „Ja, en ze deden het ook, en al gauw kwamen er van alle kanten meer dan tweehonderd bij, toen ze hoorden, wat de hertog vóór hadl" i „Hij wou zeker met zijn kop door den muur ïoopen?" vroeg ietwat spottend en ongeloovig Jan Bartels. Dit was een man van harde, hoekige gestalte; breed en beenderig stak zijn kin vooruit; zijn blik was stekelig, en als hij sprak, was 't alsof hij op de woorden beet. „Net zoo zuur als azijn", zeiden do dorpelingen van hem. i „Natuurlijk wou hij dat," antwoordde do vreemdeling, snel zijn trekken in zich opnemend. „En wat hij wou dat deed' hij ook. Den muur schoof Napoleon hem gauw genoeg voor zijn gezicht. Want op den weg van den hertog lag Halbex- stadt, en daarheen stuurde Napoleon drieduizend Fransclien; die barricadeer den de poorten en bezetten de muren en om de stad heentrekken, kon niet „En hoeveel, zei-je ook weer, had de hertog er?" „Tweeduizend slechts, en daarmede stormde hij tegen de vesting op; hijzelf vooruit met den degen in de vuist. Van achter de dekking werd uit de vesting moorddadig geschoten; maar zeshonderd sloegen de Brunswijkers er neer; twee duizend namen ze er gevangen, ook den generaalmidden uit den drom vijan den haalde een luitenant hem er uit Daar waren Westfalen bij de Franschen; lui van koning Jerome, weet je, en drie honderd van hén namen dadelijk dienst bij den hertog; zij wilden vrij zijn dat was de vergoeding voor hen die gesneu veld waren." „Waren er ook gesneuveld?"- vroeg iemand. „Ja natuurlijk, want de vijanden weer-, den zich geducht en schoten vierhonderd man neer; doch dat Reed er niet toe, de weg was vrij. en voorwaarts ging het, op Brunswijk aan. Met -gejubel werd de her tog daar ontvangen; het liefst waren ze I allen legen Napoleon opgestaan, als de hertog het maar had willen gedogen; maar hij hield de stad stil, omdat rondom in Duitschland niemand anders het voor hem opnam. Een der boeren kuchte, het gelaat der anderen bleef onbewogen. Alleen door den schaapherder ging weer een schok: „Ons heeft niemand wat gezegd." ,',Mischien, dat alles to gauw in zijn werk ging; de hertog moest vlug voort, want nu versperde generaal Reubell met vijfduizend Westfalen hem in 't Noorden den weg." „Hoeveel, zei-je?" i „Vijfduizend man en tien kanonnen dwars over den weg, en daarbij kwam toen nog het bericht, dat generaal Gra tiën met wel zesduizend Hollanders uit het Zuiden aanrukte en nog maar een dagmarsch verwijderd "was." „En toen heeft-ie beenen gemaakt," zei Bartels kwaadaardig met zijn scherpe kraakstem, die klonk, alsof je met een hamer op hard blik slaat. „Haal ze de duivel, die Franschen," barstten sommigen uit, wie 't hier te be nauwd werd. De schaapherder stond op en naderde de tafel; de anderen volgden en verdrongen zich om den! verteller; al leen Jan Bartels bleef achter, keek over liun schouders heen en schudde hoonend het hoofd. „He hertog wachtte de Hollanders niet af; hij ging op de vijfduizend Westfalen los, greep ze aan, en veegde ze op zij zóo De vreemdeling veegde met do hand over do tafel. „Drie liondtrd man .verloor hij, maar weer kwamen er van allen kant ter ccmpleteering mannen, die ook vrij wilden zijn; en zoo raakte hij er door. En toen begon de jacht; want do anderen kleefden achter hem aan. Even wel vond de hertog in den baljuw Bïer- wirth uit Nordwohlde ee-n gids, en zoo kwam hij bij Huntebriick over het veer en vandaar naar Elsfleth. Dat was een leven, zeg ik je: alle Elsflethers stormden jubelend de huizen uit en de soldaten bivakkeerden op straat of in de huizen en werden onthaald op alles, wat maar voorhanden was. Er lagen schepen, met behulp van koopman Ehlers werd er pro-» viand gekocht1 1 „Jan Ehlers? Dat is nog een vriend van me, een zeldzaam-flinke kerel," riep juichend een boer. „Zes en twintig stuks vee slachtten zo en namen 't vleesch mee, en vóór den nacht waTeü ze allen ingescheept; alleen Je paarden moesten ze achterlaten en vetkoopen, voor een appel en een ei, zoo-« als dat heet. Ja, de beesten waren afge-« reden, dat is waar, maar de Joden zagen gauw, dat alleen de haver ontbroken had, en ze waren er happig op; bij *t licht van lantaarns werd er nog handel gedreven; ze wisten immers, dat de Brunswijkers verkoopen moeiten' of ze wilden of niet; in 't begin een paard voor een tientje en t later voor n paar pond tabak." (Wordt vervolgd). I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5