Dagblad voor Leiden en Omstreken. EOWILEIDSCHE COURANT 4de JAARGANG. - ZATERDAG 14 JULI 1923 - No. 985 BureauHooigracht 35 - Leiden - Tel. Int. 1278 - Postrekening 58936 ABONMEMEHT8PI1U8 In Leiden en buiten Lelden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaal f 2.50 Per week10.10 Franco per post per kwartaal f 2.9Ö Dit nummer bestaat uit twes bladen. De bron van het recht. Het recht is in het leven van de aller grootste beteekenis. Als het recht struikelt op de straten dan as dat een symptoon van verwording en ©en voorbode van den naderenden onder gang. Wanneer we ons verbazen over den machtigen ommekeer in een land als Rus land, laten we dan nooit vergeten op hoe schrikkelijke wijze hier het recht is ge krenkt en hoe menigmaal uit hangen nood geroepen is tot den Rechter van hemel en aarde om beteugeling van het schrikke lijke onrecht dat gepleegd werd. Een persoon of partij of regeering mag zich een tijdlang door onrecht op de been weten te houden en er zelfs groot door worden, tenslotte zal het recht zegevieren, ook al zien we dat niet altijd. In God is geen onrecht. Hij bemint het recht. Gerechtigheid en gericht zijn de vastig heid van zijn troon. Een heerlijke wetenschap voor allen wier rechten worden vertrapt en vertre den, en een schrikkelijke bedreiging te vens voor hen die hunne macht misbrui ken om het onrecht te doen zegevieren. Voor het recht moet alles wijken. Wij moeten bereid zijn voor den eisch van het recht alles op te offeren. De groote vraag is nu, hoe wij kunnen weten wat recht is en onrecht. Hierbij *moet worden onderscheiden tus- Bchen het recht in ideëelen en in positie ven zin of wil men, de moraal en het posi tieve recht. Onder het laatste verstaat men het recht zooals het door de Overheid is gege ven en in de menschelijke wet is neerge legd. We zouden in dit verband ook de ge woonte, de adat, kunnen noemen, maar daar de algeméené bepaling der wetgeving de gewoonte slechts erkent voorzoover de wet er naar verwijst, kunnen wij zeggen dat het positieve recht althans in ons land, te vinden is in de geschreven wet. Hooger dan dit positieve recht staat het ideëele recht, dat zal het goed zijn, de grondslag van het positieve recht moet vormen. Waar is nu dit recht te vinden? Wat is de bron van het reoht? Een vraag van groote beteekenis. Immers, wie mistast in wat betreft den oorsprong, die zal zich ook in de uitwer king vergissen. Wie staat op een verkeer den basis, moet noodwendig ook tot een verkeerde uitkomst geraken. Wiens rechtsgebouw op het zand is ge grondvest, zal er mee hebben te rekenen, dat het tegen de stormen van de critiek niet bestand zal blijken. Bij de vraag wat de bron is van het recht, komt al dadelijk de groote tegen stelling die het leven beheerscht voor den dag. De Overheid ziet zich tot taak gesteld het positieve recht te scheppen, wetten en verordeningen te geven en wat tot dusver als recht gold, te toetsen. En zoo wordt zij geplaatst voor de vraag of de mensch moet worden be schouwd als een autonoom, een zelfstandig zelfbeschikkend wezen, dan wel als af hankelijk van een Hoogere macht. Deze vraag wordt verschillend beant woord, naarmate men al of niet buigt voor den Souvereinen God. Wie God niet erkent als Wetgever en Koning, moet zich in laatster instantie gronden op menschelijke bepalingen. Hij baseert zich, op wat menschen hebben bedacht en goedgevonden. Maar hij is dan tevens oorzaak, dat de eerbied voor het recht teloor gaat en dat aan het recht den vasten basis wordt ont nomen. De Overheid zal bepalen, dat iemand voor een "bepaalde daad met den dood of met levenslange opsluiting moet worden gestraft. Maar wie geeft haar daartoe het recht? Het feit dat zij do macht bezit om hare bedreiging kracht, bij te zetten, kan geen bevrediging schenken. Men kan immers trachten haar de macht te ontnemen en tegenover haar macht een grootere te plaatsen! Het is, wat wij in de practijk zien in door de revolutie geheisterde landen en welke theoriën men ook in ons land, zij het dan in ietwat anderen vorm, in toe passing tracht te brengen. Recht en onrecht, zoo heeft men van socialistische zijde geleeraard, hebben stuivertje gewisseld. En als de mensch zelfstandig kan bepalen wat goed is en kwaad, recht en onrecht, waarom dan eigenlijk niet? De eene mensch is toch zoo goed als .Ce andere? Zoo wordt het recht ontwricht. Blijft er geen plaats meer voor het recht, maar beslist alleen de macht. In de practijk zien we echter, dat er is, zelfs in kringen waar men dat niet zou verwachten, een buigen en terugtreden voor het recht. De macht is niet altijd beslissend. Zoolang de kinderen klein zijn en af hankelijk, spreekt het vanzelf dat vader en moeder het recht bestellen en toepas sen. Zij hebben de macht. Maar na een betrekkelijk klein aantal jaren worden de rollen omgekeerd. De kinderen worden groot en. sterk, terwijl vander en moeder langzamerhand gaan aftakelen. Naast een zwakke moeder staan haar isterke jongens tegen wie zij niets ver- trnag. j i En toch 'buigen die jongens voor haar igezag het hoofd. Zij erkennen hoewel in menig op* (zicht de meerderen het gezag van de (ouders vaak zonder er bij te denken, en leveren zoo het bewijs dat er in het le ven toch nog iets meer is en iets hoogers, idan macht en kracht, en geweld. Dit zijn gelukkige inconsequenties. Een uitvloeisel, een nawerking van het beeld Gods in den mensch. Een vrucht ivan Gods algemeen© genade, waardoor Hij het menschelijk geslacht voor onder- igang behoedt. Dit neemt echter niet weg, dat uiter mate zwak staat, wie de bron van het irecht zoekt bij den mensch, de mensche lijke gedachten en vindingen. Geheel anders daarentegen is het bij Hem die de bron van het recht zoekt bij God, den Schepper van hemel en aarde die alles bestuurt en bij Wien geen on recht ooit gevonden wordt. Als hij zich onderwerpt aan den eisch ivan het recht, dan buigt hij zich niet [voor den mensch, maar voor God. En dan staan we sterk. Wanneer wij erkennen dat het recht uit God is, dan volgt daaruit vanzelf, dat wij de bron van het recht zoeken in de God delijke Openbaring in Gods Woord en iWet. i Niet in dien zin, dat voor ieder geval luit den Bijbel is op te maken wat het irecht eischt, en dat Gods Woord een wet boek is, waarvan wij de bepalingen slechts even hebben na te slaan, maar iwel aldus, dat hier de allesbeheerschen- de beginselen, de eeuwige rechtsnormen worden gevonden, waaruit ook in ver band met de natuur der dingen en de historie, alle recht kan worden afgeleid. V Strijkgelden. Met de strijkgelden is het eigenaardig geloopen. Eindelijk zou het nu komen tot de af schaffing. Door de Regeering was n.L de volgende bepaling voorgesteld: Het uitloven of uitkeeren van pre- miën als wijnkoop, inzet-, bod-, hoog- of strijkgelden bij openbare verkoopin- gen of verpachtingen is verboden." Daarmede werd aan veler verlangen voldaan. De boerenbevolking heeft reeds jaren lang op afschaffing aangedrongen. Alle landbouwbladen, zonder uitzonde-; ring verklaarden zich voor het ontwerp. Alle groote landbouworganisaties met eene uitzondering =-* volgden dit voorbeeld. De Staatscommissie voor de pacht noemde het bestaande stelsel verderfelijk. In de Rotterdammer pleitte Prof. Die penhorst, voorzitter van den Christel. Boeren- en Tuindersbond met warmte voor aanneming van het ontwerp. Door de Tweede Kamer werd het zon der hoofdelijke stemming aange nomen. En toen kwam de Eerste Kamer en verwierp het wetsontwerp met op 5 na algemeen© stemmen. En onder de voorstemmers was niet een lid van de rechterzijde. Het is duidelijk dat hier iets is dat schrijnt. Het betrof wel niet een 'direct princi pieel© kwestie, maar toch een zaak die een sterk moreele zijde heeft. En dan maakt het toch wel een eigen aar di gen indruk, om geen ander woord te gebruiken, als in de Tweede Kamer de geheele rechterzijde zich voor verklaart, terwijl in de Eerste Kamer de geheele rechterzijde haar tegen laat hooren. V 36 millioen gulden. „De regeering doet niets!" Zoo wordt het van zekere zijde altijd voorgesteld als het gaat over de leniging van den nood der werkloozen. In schrille kleuren wordt geteekend den droeven toestand van de slachtoffers der werkloosheid, en onveranderlijk klinkt het dan, dat de Regeering niets doet. Voor alles is geld te vinden, alleen niet voor de werkloozen. En als er dan nog iets gedaan wordt, omdat het nu eenmaal niet anders kan, dan worden de uitkeeringen nog gebruikt om de toch al lage loonen te drukken. Zoo ongeveer luidt de aanklacht. Maar nu het verweer. In antwoord op vragen door den heer Colijn gesteld antwoordde de Minister van Binnenlandsche Zaken, dat de totale kos ten voor werkloozenzorg, dit jaar voor rijk en gemeenten zullen bedragen ruim 36 mil lioen gulden. Over de vraag of deze sommen op de meest practische wijze worden besteed kan verschil van meening bestaan. Geconstateerd kan worden, dat ondanks deze groote uitgaven, de nood tengevolge van de werkloosheid ontstaan, nog vol strekt niet afdoende is geregeld. Maar geconstateerd kan tevens dat zich aan laster en misleiding schuldig maakt, wie de voorstelling helpt verbreiden dat door de Overheid voor de werkloozen niets gedaan wordt. STADSNIEUWS CHRISTELIJKE HOOGERE BURGERSCHOOL. Eindexamen 1923. Het is heden voor de Ghr. H. B. S., Witte Singel 7, een belangrijke dag. Immers is aan deze inrichting, die zoo zeer in groei en bloei toeneemt, voor de eerste maal het eindexamen afgenomen, en wel met het volgende resultaat: Geëxamineerd: 6 candidaten. Geslaagd de heeren: P. Boekkooi; J. W. Burger; F. Bursch; J. J. Oosterom; P. Provo Kluit; N. Tom. Alle candidaten zijn dus geslaagd. Het zal voor het leerarencorps en het bestuur en niet het minst voor den Di recteur de heer Dr. Meijering, zeer zeker een rede van verblijding zijn,, dit resul taat te zien bereikt. Gaarne wenschen wij ben' met dezen uitslag geluk. Moge de Chr. H. B. nog meer waar* d&ering en belangstelling ondervinden bij ons christenvolk. Chr. Letterkundige Kring. Het was wel to voorzien, dat in verband met de gloeihitte van Donderdagavond de uitgeschreven vergadering van den boven- gtenoemden kring slechts matig bezocht zou zijn. Toch hadden nog dertien men schen het aangedurfd zich te begeven naar de N. C. S. V.-zaal, om te luisteren naar de aangekondigde lezing van Mej. F. J. M o e n e over Gösta Berlin g. En wie zou meemsn, dat dit ongeluksgetal een mislukte vergadering beteekent, vergist zich. Trouwens, de naam van de inleidster waarborgt „iets goeds". Mej. Moene werkt niet met grof geschut en schetterende fan fares. Zij richt in eenvoudigheid hare pij len, maar treft daardoor veelal tusechen de gespen en het pantsier. Daarbij haar werk heeft iets eigens, iets aparts. Het kenmerkt zich door originaliteit en alles wat zij biedt, is afkomstig „van eigeni bodem." Zoo ook do lezing over Gösta Berling, de eersteling van Selma» Lagerlöf's wer ken, volgens een Noordsch rooensent „iets van het aller schoonste, wat de Zweed- sche literatuur heeft voortgebracht." Het is niet wel mogelijk in kort bestek een overzicht te geven van deze lezing, waarvan de lectuur een rijk genot was. Spr. heeft zich voorgenomen bij de be schouwing van het boek te letten op de eenheid van gedachte, die er in beslot enligt. Het is nJL volgens spr. aan de schrijfster gelukt de verbalen en de sagen, waaruit de roman is samenge steld, te verwerken' tot één geheel, zoo schoon van lijn, zoo diep van gedachte, dat het de wereld veroverde. Door het grillig weefsel van avonturen heen loopt als een zilveren draad de ge dachte: de arbeid alleen maakt gelukkig. Maar tevens wordt de schrijfster door deze waarheid, die slechts een halve waarheid is, geïnspi reerd tot het hooger inzicht: de lief de maakt gelukkig. En beide gedachten huwt zij aan elkaar. Een ideaal huwelijk, dat huwelijk tus- schen hart en hand. De arbeid is dood in zichzelf, koud en vermoeiend. De liefde abstractie, die een vonn behoeft* om tot haar recht te komen. Vereenigd. vormen zij een geluk, een leven, dat waarde heeft, een leven, dat goed is, een leven* dat vruchtbaar is. En zooals er in een liefdes roman een spel is van aantrekking en aan stooting, een spel van een zich verschuilen en een zich geven, zoo zucht hier de arbeid in zijn zwaarmoedigheid en dartelt de liefde in haar ongebondenheid, tot ze el kaar vinden voor goed. In de kerk te Swartsjö wordt een kist bewaard, waar op het koperen deksel ge graveerd is de spreuk: Arbeid overwint alles! Slecht is de ledigheid, een broeinest van ongerechtigheid. Slecht is de liefde, die zichzelf zoekt, zij is slechts het spotbeeld yan de ware liefde, die niet ontvangt, maar geeft. Goed is ook de arbeid, omdat zij voortbrengt. En al deze gedachten zijn belichaamd in Gösta Berling, de ware en de valsche liefde, de arbeid en de ledigheid. Het boek lijkt één doorloopende alle gorie met Gösta als de drager van het verloren menschenleven, dat door den weg van het lijden wordt terechtgebracht. Wel moet Selma Lagerlöf een kunstenares bij de gratie Gods zijn, dat zij tot die ge dachte is geïnspireerd. Uit zichzelf heeft zij die wetenschap niet geput. Door lij den tot zaligheid, die gedachte is van bo ven. „Er bestaat", zegt spr., „een schilderij, die een uitbeelding is van de kruisiging, maar slechts de schaduw der kruisen is op het doek gebracht." Zoo is het in dit boek: de schaduw van het kruis viel er over een maakte het tot een meesterwerk van blijvende waarde. En alle figuren uit dit boek gaan dien weg. Gösta vooraan, maar ook de Majoorske en Anna Stjarnthok en Marianne Sinclair© en gravin Elisabeth en kapitein Lennarfc. In meerdere of mindere mate zelfs de cava liers. Door het verdriet gelouterd, worden zij opgevoerd tot hooger leven. Nu gaat spr. het bovenstaande in den breede toelichten en uitwerken en we ge nieten van de fijne opmerkingsgave van de schrijfster (en van de inleidster) als zij ons voorzingt de hymne aan de twee sterke le vensmachten: liefde een arbeid. Ten slotte beantwoordt spr. de vraag, hoe we Gösta Berling zullen beschouwen vanuit dat bijzonder Christelijk standpunt, dat vraagt naar de eeuwige waarde. Selma Lagerlöf geeft ons slechts men schelijke wijsheid en menschelijke liefde. En hoewel die wijsheid ons boeit en die liefde ons bekoort, kan onze ziel er niet bij leven. Maar, wie kan geven, wat hij niet beeft en wie ka-n aanbevelen, wat hij niet kent» Maar zij leeft toch en haar le ven is een leven van liefde, van geven. Ze gaf, wat ze bezat en het was een schat van liefde, die ze gaf. We kunnen en we willen, niet anders dan haar hartelijk lief hebben om haar gaven, maar bovenal om haar hart, dat ze ons opende. Een leerzame bespreking volgt op deze rijke inleiding, waarop de samenkomst door Ds. Thomas met dankzegging .wordt beëindigd. Gereformeerde Kerk. Men verzocht ons er de aandacht op te vestigen dat a.s. Zondag in de Geref. Kerk aan de Hooigracht en Oude-Ve>st alleen des ochtends, viering van het Heilig Avondmaal plaats heeft. Onder de predikbeurten in de Leidsche Kerkbode stond gisteren abusievelijk ver meld dat ook des avonds viering van bet H. Avondmaal zou plaats hebben. In de avondgodsdienstoefening wordt alleen dankzegging gehouden. -Reeds de geheele week wordt bij de firma Verkouwen en Stokhuyzen in de koffiebranderij van 's morgens 4 uur tot 's middags 12 uur gewerkt. Geen S. D. A. P.sche wethouder. De afdeeling Leiden der S. D. A. P. heeft Donderdagavond besloten, dat geen der soc.-dem. raadsleden in de zittings periode van den nieuwen gemeenteraad een wethouderszetel mag aanvaarden, al dus het standpunt blijvende innemen, dat zij sedert er voor het eerst soc.-democra- ten in den Leidschen gemeenteraad kwa men, heeft ingenomen. Het besluit werd genomen met een ge ringe meerderheid van stemmen. Aan de Middelbare Technische School te Haarlem zijn o.m. bevorderd: van de Afd. Bouwkunde: van do le naar het 2e studiejaar: J. J. de Rooy. i Van de Afd. Waterbouwkunde: van de ile naar het 2e studiejaar: P. Q. Koets; P. J. van der Zanden. Van de Afd. Werktuigkunde: van het le naar het 2e studiejaar: J. A. Gijbels. Al len te Leiden. Van het 2e studiejaar naar het Pract. Leerjaar: E. Arnoldus te Leiden; J. de Graaf te Lisse. Van de Afd. Electrotechniek: van het le naar het 2e studiejaar: G. van Gelde ren: H. J. Koets. Van de Afd. Schepsbouwkunde: van 't le naar het 2e studiejaar: A. M. Duyver- man; van het Practisch Leerjaar naar het laatste studiejaar: J. Smit. Allen te Lei den. De welbekende Zondagschool der Ghr. J. V. Prediker XII:1a, hoopt op 25 Juli a.s. haar 60-jarig bestaan te her denken. Op 23 Juli zal in verband daarmede des avonds in gebouw Prediker een wij dingsavond worden gehouden, waarbij het Chr. muziekgezelschap „Espana" en de kinderzangschool van den heer Hüner hare medewerking zullen verleenen. Deze ©vond zal voornamelijk worden bijge woond door ouders van de Zondagschool kinderen en de begunstigers der school. Op Woensdag 25 Juli zal met de kin deren een uitstapje worden gemaakt naar het landgoed van Jhr. Boreel te Vogelen zang. ABMEBTOSYiE-Ptfij» -Gewone aévertentfïn per regel 9oenjl ^Ingezonden Mededeelingen, tarfa? contract, belangrijke reductie. Kleine advertentiën bij vooruitbeUtj Ijng r** van ten hoogste 30 woorden, wordeA dagelijks geplaatst ad SO cent. Aan het Zoeklicht 1 Leiden 14 Juli 1923. I „Ach en wee" riep dezer dagen de '„groote" pers over de Broekhuys-ma* jnoeuvres met „De Dag". Meewarig schudde zij het hoofd over ©en zóo ongerechtig bedrijf. I Met innig genoegen werd geconstateerd ,dat de Dag reeds voor de geboorte ge* storven was en met een tikje zelfverhef* fing werd er op gewezen, dat onze pers voor zoo'n soort journalistiek gelukkig ,te hoog staat, en te fatsoenlijk is. En niet zonder ophef trok men de roks* panden bij elkaar, om niet door de Broekhuys-lucht besmet te worden. Men kon dat gemakkelijk doen, omdat naar verluidde de beruchte loterijman z'n centen zoo goed als kwijt was. Maar dat blijkt nu toch niet het geval ,te zijn en onmiddellijk is het blaadje om-- gekeerd. Het gegoochel met „De Dag" wordt voortgezet en direct is onze hoogstfat* soenlijke groote pers weer bereid haar eer voor goed geld te verkoopen. De deftige liberale Nieuwe Rott. ging voorop en het eveneens liberale Handels* blad volgde. Eer en fatsoen zijn mooie dingen, maar goud, klinkende munt, dat is toch maar de hoofdzaak. Voor het optreden van een Broekhuys weet ik geen fatsoenlijk woord te vinden. Maar treuriger en meer bedenkelijk lijkt me toch nog de houding van onze groote, degelijke, deftige pers, die zelfa ,voor een! Broekhuys te koop is. OBSERVATOR. De Zondagsschool ..Immanuël" hoopt D.V. Donderdag 19 Juli haar 20* jarig bestaan te herdenken in 't Gebouw, ..Prediker", Janvossensteeg. Als spreker hoopt op te treden Ds. Groot Enzerink. Op de Mare is gisteravond 7 uur ©en juffrouw, genaamd A. H., door de [warmte onwel geworden. Ze is door een [paar vrouwelijke voorbijgangers naar, huis gebracht. i Uit de Universiteitsbibliotheek alhier lis een waardevol boekwerk ontvreemd,- [waarvoor de dader een minderwaardig ©xemplaar heeft achtergelaten. In de Stedelijke "Werkinrichting zijn jn den week van 8 tot en met 14 Juli op- genomen: 139 volwassen personen en 11 hinderen; totaal 150. BINNENLAND KERKELIJKE HERDENKING 'JUBILEUM H. M. DE KONINGIN. I Jhr. Mr. Gh. J. M. Ruys de Beeren* brouck heeft als ovorzitter van den Raad van Ministers aan de onderscheiden Ker* ken medegedeeld dat de Regeering het op bijzonderen prijs zou stellen, indien op 5 September e.k. de Kerkgenootschappeal aanleiding konden vinden deze heugelijke gebeurtenis plechtig Kerkelijk te ge den* ken. De verkiezing van Eerste Kamerleden. Naar het Nederl. correspondentiebu* ïoru in Den Haag 'Lans verneemt zal da verkiezing van de leden der Eerste Kamer gehouden worden op 27 ?iezer. Vrijwillige Landstorm. Dezer dagen had onder leiding van den heer J. Zandberg een vergadering plaats van leiders uit de verschillende plaatsen van het Landstormkorps Zuid-Holland- West, waarin werd besloten tot het hou* den van een grooten landdag van den! bijzonderen Vrijwilligen Landstorm. Daarvoor is aangevraagd het landgoed Raaphorst van do Koningin, dat deze daarop welwillend beschikbaar heeft ge* steld. i Als uitvoerend comité voor dezen land* dag zijn door de gewestelijke landstorm* commissie aangewezen de heeren J. Zandberg te 's-Gravenhage, voorzitter; pastoor J. W. v. d. Boom te Alphen a/d. Rijn, D. J. Karres te 's-Gravenhage, IL J. Lamers, Leiden, L. yan Pelt te Schie* dam, secretaris. Tevens heeft zich op verzoek een eer^ comité gevormd. Eere-voorzitter is do minister van bin- nenlandsche zaken en landbouw. 7 Reddingsactie van de Nederlandsche Bank Hot „Financieel Weekblad voor den Fondsenhadel" wijst op het sterk ve*S laagde dividend wegens do reddingsactie van de Nederlandsche Bank, en knoop^ daaraan do volgende beschouwing vast* waarvan de actualiteit niemand zal ont gaan: „Het dividend bedraagt dit jaar 7.2 (15.8) pCt. op de f20 millioen aandeden© de overige winstvcrdeeling is aan hoofd dezes gespecificeerd. „Men ziet daar o.a. uit. dat het can*^ deel van den Staat van f221'3 millioen' over 1920/21 en* f 14.4 millioen over

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 1