Dagblad voor Leiden en Omstreken.
EOWILEIDSCHE COURANT
4de JAARGANG. - ZATERDAG 14 JULI 1923 - No. 985
BureauHooigracht 35 - Leiden - Tel. Int. 1278 - Postrekening 58936
ABONMEMEHT8PI1U8
In Leiden en buiten Lelden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaal f 2.50
Per week10.10
Franco per post per kwartaal f 2.9Ö
Dit nummer bestaat uit twes
bladen.
De bron van het recht.
Het recht is in het leven van de aller
grootste beteekenis.
Als het recht struikelt op de straten dan
as dat een symptoon van verwording en
©en voorbode van den naderenden onder
gang.
Wanneer we ons verbazen over den
machtigen ommekeer in een land als Rus
land, laten we dan nooit vergeten op hoe
schrikkelijke wijze hier het recht is ge
krenkt en hoe menigmaal uit hangen nood
geroepen is tot den Rechter van hemel en
aarde om beteugeling van het schrikke
lijke onrecht dat gepleegd werd.
Een persoon of partij of regeering mag
zich een tijdlang door onrecht op de been
weten te houden en er zelfs groot door
worden, tenslotte zal het recht zegevieren,
ook al zien we dat niet altijd.
In God is geen onrecht.
Hij bemint het recht.
Gerechtigheid en gericht zijn de vastig
heid van zijn troon.
Een heerlijke wetenschap voor allen
wier rechten worden vertrapt en vertre
den, en een schrikkelijke bedreiging te
vens voor hen die hunne macht misbrui
ken om het onrecht te doen zegevieren.
Voor het recht moet alles wijken.
Wij moeten bereid zijn voor den eisch
van het recht alles op te offeren.
De groote vraag is nu, hoe wij kunnen
weten wat recht is en onrecht.
Hierbij *moet worden onderscheiden tus-
Bchen het recht in ideëelen en in positie
ven zin of wil men, de moraal en het posi
tieve recht.
Onder het laatste verstaat men het
recht zooals het door de Overheid is gege
ven en in de menschelijke wet is neerge
legd.
We zouden in dit verband ook de ge
woonte, de adat, kunnen noemen, maar
daar de algeméené bepaling der wetgeving
de gewoonte slechts erkent voorzoover de
wet er naar verwijst, kunnen wij zeggen
dat het positieve recht althans in ons
land, te vinden is in de geschreven wet.
Hooger dan dit positieve recht staat het
ideëele recht, dat zal het goed zijn, de
grondslag van het positieve recht moet
vormen.
Waar is nu dit recht te vinden?
Wat is de bron van het reoht?
Een vraag van groote beteekenis.
Immers, wie mistast in wat betreft den
oorsprong, die zal zich ook in de uitwer
king vergissen. Wie staat op een verkeer
den basis, moet noodwendig ook tot een
verkeerde uitkomst geraken.
Wiens rechtsgebouw op het zand is ge
grondvest, zal er mee hebben te rekenen,
dat het tegen de stormen van de critiek
niet bestand zal blijken.
Bij de vraag wat de bron is van het
recht, komt al dadelijk de groote tegen
stelling die het leven beheerscht voor den
dag.
De Overheid ziet zich tot taak gesteld
het positieve recht te scheppen, wetten en
verordeningen te geven en wat tot dusver
als recht gold, te toetsen.
En zoo wordt zij geplaatst voor de
vraag of de mensch moet worden be
schouwd als een autonoom, een zelfstandig
zelfbeschikkend wezen, dan wel als af
hankelijk van een Hoogere macht.
Deze vraag wordt verschillend beant
woord, naarmate men al of niet buigt voor
den Souvereinen God.
Wie God niet erkent als Wetgever en
Koning, moet zich in laatster instantie
gronden op menschelijke bepalingen.
Hij baseert zich, op wat menschen
hebben bedacht en goedgevonden.
Maar hij is dan tevens oorzaak, dat de
eerbied voor het recht teloor gaat en dat
aan het recht den vasten basis wordt ont
nomen.
De Overheid zal bepalen, dat iemand
voor een "bepaalde daad met den dood of
met levenslange opsluiting moet worden
gestraft.
Maar wie geeft haar daartoe het recht?
Het feit dat zij do macht bezit om hare
bedreiging kracht, bij te zetten, kan geen
bevrediging schenken.
Men kan immers trachten haar de
macht te ontnemen en tegenover haar
macht een grootere te plaatsen!
Het is, wat wij in de practijk zien in
door de revolutie geheisterde landen en
welke theoriën men ook in ons land, zij
het dan in ietwat anderen vorm, in toe
passing tracht te brengen.
Recht en onrecht, zoo heeft men van
socialistische zijde geleeraard, hebben
stuivertje gewisseld. En als de mensch
zelfstandig kan bepalen wat goed is en
kwaad, recht en onrecht, waarom dan
eigenlijk niet?
De eene mensch is toch zoo goed als
.Ce andere?
Zoo wordt het recht ontwricht. Blijft
er geen plaats meer voor het recht, maar
beslist alleen de macht.
In de practijk zien we echter, dat er
is, zelfs in kringen waar men dat niet zou
verwachten, een buigen en terugtreden
voor het recht. De macht is niet altijd
beslissend.
Zoolang de kinderen klein zijn en af
hankelijk, spreekt het vanzelf dat vader
en moeder het recht bestellen en toepas
sen. Zij hebben de macht.
Maar na een betrekkelijk klein aantal
jaren worden de rollen omgekeerd. De
kinderen worden groot en. sterk, terwijl
vander en moeder langzamerhand gaan
aftakelen.
Naast een zwakke moeder staan haar
isterke jongens tegen wie zij niets ver-
trnag.
j i En toch 'buigen die jongens voor haar
igezag het hoofd.
Zij erkennen hoewel in menig op*
(zicht de meerderen het gezag van de
(ouders vaak zonder er bij te denken, en
leveren zoo het bewijs dat er in het le
ven toch nog iets meer is en iets hoogers,
idan macht en kracht, en geweld.
Dit zijn gelukkige inconsequenties.
Een uitvloeisel, een nawerking van het
beeld Gods in den mensch. Een vrucht
ivan Gods algemeen© genade, waardoor
Hij het menschelijk geslacht voor onder-
igang behoedt.
Dit neemt echter niet weg, dat uiter
mate zwak staat, wie de bron van het
irecht zoekt bij den mensch, de mensche
lijke gedachten en vindingen.
Geheel anders daarentegen is het bij
Hem die de bron van het recht zoekt bij
God, den Schepper van hemel en aarde
die alles bestuurt en bij Wien geen on
recht ooit gevonden wordt.
Als hij zich onderwerpt aan den eisch
ivan het recht, dan buigt hij zich niet
[voor den mensch, maar voor God.
En dan staan we sterk.
Wanneer wij erkennen dat het recht uit
God is, dan volgt daaruit vanzelf, dat wij
de bron van het recht zoeken in de God
delijke Openbaring in Gods Woord en
iWet.
i Niet in dien zin, dat voor ieder geval
luit den Bijbel is op te maken wat het
irecht eischt, en dat Gods Woord een wet
boek is, waarvan wij de bepalingen
slechts even hebben na te slaan, maar
iwel aldus, dat hier de allesbeheerschen-
de beginselen, de eeuwige rechtsnormen
worden gevonden, waaruit ook in ver
band met de natuur der dingen en de
historie, alle recht kan worden afgeleid.
V Strijkgelden.
Met de strijkgelden is het eigenaardig
geloopen.
Eindelijk zou het nu komen tot de af
schaffing.
Door de Regeering was n.L de volgende
bepaling voorgesteld:
Het uitloven of uitkeeren van pre-
miën als wijnkoop, inzet-, bod-, hoog-
of strijkgelden bij openbare verkoopin-
gen of verpachtingen is verboden."
Daarmede werd aan veler verlangen
voldaan.
De boerenbevolking heeft reeds jaren
lang op afschaffing aangedrongen.
Alle landbouwbladen, zonder uitzonde-;
ring verklaarden zich voor het ontwerp.
Alle groote landbouworganisaties
met eene uitzondering =-* volgden dit
voorbeeld.
De Staatscommissie voor de pacht
noemde het bestaande stelsel verderfelijk.
In de Rotterdammer pleitte Prof. Die
penhorst, voorzitter van den Christel.
Boeren- en Tuindersbond met warmte
voor aanneming van het ontwerp.
Door de Tweede Kamer werd het zon
der hoofdelijke stemming aange
nomen.
En toen kwam de Eerste Kamer en
verwierp het wetsontwerp met op 5 na
algemeen© stemmen.
En onder de voorstemmers was niet een
lid van de rechterzijde.
Het is duidelijk dat hier iets is dat
schrijnt.
Het betrof wel niet een 'direct princi
pieel© kwestie, maar toch een zaak die
een sterk moreele zijde heeft.
En dan maakt het toch wel een eigen
aar di gen indruk, om geen ander woord
te gebruiken, als in de Tweede Kamer de
geheele rechterzijde zich voor verklaart,
terwijl in de Eerste Kamer de geheele
rechterzijde haar tegen laat hooren.
V 36 millioen gulden.
„De regeering doet niets!"
Zoo wordt het van zekere zijde altijd
voorgesteld als het gaat over de leniging
van den nood der werkloozen.
In schrille kleuren wordt geteekend den
droeven toestand van de slachtoffers der
werkloosheid, en onveranderlijk klinkt het
dan, dat de Regeering niets doet.
Voor alles is geld te vinden, alleen niet
voor de werkloozen. En als er dan nog iets
gedaan wordt, omdat het nu eenmaal niet
anders kan, dan worden de uitkeeringen
nog gebruikt om de toch al lage loonen te
drukken.
Zoo ongeveer luidt de aanklacht.
Maar nu het verweer.
In antwoord op vragen door den heer
Colijn gesteld antwoordde de Minister van
Binnenlandsche Zaken, dat de totale kos
ten voor werkloozenzorg, dit jaar voor rijk
en gemeenten zullen bedragen ruim 36 mil
lioen gulden.
Over de vraag of deze sommen op de
meest practische wijze worden besteed
kan verschil van meening bestaan.
Geconstateerd kan worden, dat ondanks
deze groote uitgaven, de nood tengevolge
van de werkloosheid ontstaan, nog vol
strekt niet afdoende is geregeld.
Maar geconstateerd kan tevens dat zich
aan laster en misleiding schuldig maakt,
wie de voorstelling helpt verbreiden dat
door de Overheid voor de werkloozen niets
gedaan wordt.
STADSNIEUWS
CHRISTELIJKE HOOGERE
BURGERSCHOOL.
Eindexamen 1923.
Het is heden voor de Ghr. H. B. S.,
Witte Singel 7, een belangrijke dag.
Immers is aan deze inrichting, die zoo
zeer in groei en bloei toeneemt, voor de
eerste maal het eindexamen afgenomen,
en wel met het volgende resultaat:
Geëxamineerd: 6 candidaten.
Geslaagd de heeren: P. Boekkooi;
J. W. Burger; F. Bursch; J. J. Oosterom;
P. Provo Kluit; N. Tom.
Alle candidaten zijn dus geslaagd.
Het zal voor het leerarencorps en het
bestuur en niet het minst voor den Di
recteur de heer Dr. Meijering, zeer zeker
een rede van verblijding zijn,, dit resul
taat te zien bereikt.
Gaarne wenschen wij ben' met dezen
uitslag geluk.
Moge de Chr. H. B. nog meer waar*
d&ering en belangstelling ondervinden bij
ons christenvolk.
Chr. Letterkundige Kring.
Het was wel to voorzien, dat in verband
met de gloeihitte van Donderdagavond de
uitgeschreven vergadering van den boven-
gtenoemden kring slechts matig bezocht
zou zijn. Toch hadden nog dertien men
schen het aangedurfd zich te begeven
naar de N. C. S. V.-zaal, om te luisteren
naar de aangekondigde lezing van Mej. F.
J. M o e n e over Gösta Berlin g. En
wie zou meemsn, dat dit ongeluksgetal een
mislukte vergadering beteekent, vergist
zich. Trouwens, de naam van de inleidster
waarborgt „iets goeds". Mej. Moene werkt
niet met grof geschut en schetterende fan
fares. Zij richt in eenvoudigheid hare pij
len, maar treft daardoor veelal tusechen
de gespen en het pantsier.
Daarbij haar werk heeft iets eigens,
iets aparts.
Het kenmerkt zich door originaliteit en
alles wat zij biedt, is afkomstig „van eigeni
bodem."
Zoo ook do lezing over Gösta Berling,
de eersteling van Selma» Lagerlöf's wer
ken, volgens een Noordsch rooensent „iets
van het aller schoonste, wat de Zweed-
sche literatuur heeft voortgebracht."
Het is niet wel mogelijk in kort bestek
een overzicht te geven van deze lezing,
waarvan de lectuur een rijk genot was.
Spr. heeft zich voorgenomen bij de be
schouwing van het boek te letten op de
eenheid van gedachte, die
er in beslot enligt. Het is nJL volgens spr.
aan de schrijfster gelukt de verbalen en
de sagen, waaruit de roman is samenge
steld, te verwerken' tot één geheel, zoo
schoon van lijn, zoo diep van gedachte,
dat het de wereld veroverde.
Door het grillig weefsel van avonturen
heen loopt als een zilveren draad de ge
dachte: de arbeid alleen
maakt gelukkig. Maar tevens
wordt de schrijfster door deze waarheid,
die slechts een halve waarheid is, geïnspi
reerd tot het hooger inzicht: de lief
de maakt gelukkig. En beide
gedachten huwt zij aan elkaar.
Een ideaal huwelijk, dat huwelijk tus-
schen hart en hand. De arbeid is dood in
zichzelf, koud en vermoeiend. De liefde
abstractie, die een vonn behoeft* om tot
haar recht te komen. Vereenigd. vormen zij
een geluk, een leven, dat waarde heeft,
een leven, dat goed is, een leven* dat
vruchtbaar is. En zooals er in een liefdes
roman een spel is van aantrekking en aan
stooting, een spel van een zich verschuilen
en een zich geven, zoo zucht hier de arbeid
in zijn zwaarmoedigheid en dartelt de
liefde in haar ongebondenheid, tot ze el
kaar vinden voor goed.
In de kerk te Swartsjö wordt een kist
bewaard, waar op het koperen deksel ge
graveerd is de spreuk: Arbeid overwint
alles!
Slecht is de ledigheid, een broeinest van
ongerechtigheid. Slecht is de liefde, die
zichzelf zoekt, zij is slechts het spotbeeld
yan de ware liefde, die niet ontvangt, maar
geeft. Goed is ook de arbeid, omdat zij
voortbrengt.
En al deze gedachten zijn belichaamd in
Gösta Berling, de ware en de valsche
liefde, de arbeid en de ledigheid.
Het boek lijkt één doorloopende alle
gorie met Gösta als de drager van het
verloren menschenleven, dat door den
weg van het lijden wordt terechtgebracht.
Wel moet Selma Lagerlöf een kunstenares
bij de gratie Gods zijn, dat zij tot die ge
dachte is geïnspireerd. Uit zichzelf heeft
zij die wetenschap niet geput. Door lij
den tot zaligheid, die gedachte is van bo
ven.
„Er bestaat", zegt spr., „een schilderij,
die een uitbeelding is van de kruisiging,
maar slechts de schaduw der kruisen is
op het doek gebracht." Zoo is het in dit
boek: de schaduw van het
kruis viel er over een maakte het tot
een meesterwerk van blijvende waarde. En
alle figuren uit dit boek gaan dien weg.
Gösta vooraan, maar ook de Majoorske en
Anna Stjarnthok en Marianne Sinclair© en
gravin Elisabeth en kapitein Lennarfc. In
meerdere of mindere mate zelfs de cava
liers. Door het verdriet gelouterd, worden
zij opgevoerd tot hooger leven.
Nu gaat spr. het bovenstaande in den
breede toelichten en uitwerken en we ge
nieten van de fijne opmerkingsgave van de
schrijfster (en van de inleidster) als zij ons
voorzingt de hymne aan de twee sterke le
vensmachten: liefde een arbeid.
Ten slotte beantwoordt spr. de vraag,
hoe we Gösta Berling zullen beschouwen
vanuit dat bijzonder Christelijk standpunt,
dat vraagt naar de eeuwige waarde.
Selma Lagerlöf geeft ons slechts men
schelijke wijsheid en menschelijke liefde.
En hoewel die wijsheid ons boeit en die
liefde ons bekoort, kan onze ziel er niet
bij leven. Maar, wie kan geven, wat hij
niet beeft en wie ka-n aanbevelen, wat hij
niet kent» Maar zij leeft toch en haar le
ven is een leven van liefde, van geven.
Ze gaf, wat ze bezat en het was een schat
van liefde, die ze gaf. We kunnen en we
willen, niet anders dan haar hartelijk lief
hebben om haar gaven, maar bovenal om
haar hart, dat ze ons opende.
Een leerzame bespreking volgt op deze
rijke inleiding, waarop de samenkomst
door Ds. Thomas met dankzegging .wordt
beëindigd.
Gereformeerde Kerk.
Men verzocht ons er de aandacht op te
vestigen dat a.s. Zondag in de Geref.
Kerk aan de Hooigracht en Oude-Ve>st
alleen des ochtends, viering van
het Heilig Avondmaal plaats heeft.
Onder de predikbeurten in de Leidsche
Kerkbode stond gisteren abusievelijk ver
meld dat ook des avonds viering van bet
H. Avondmaal zou plaats hebben.
In de avondgodsdienstoefening wordt
alleen dankzegging gehouden.
-Reeds de geheele week wordt bij de
firma Verkouwen en Stokhuyzen in de
koffiebranderij van 's morgens 4 uur tot
's middags 12 uur gewerkt.
Geen S. D. A. P.sche wethouder.
De afdeeling Leiden der S. D. A. P.
heeft Donderdagavond besloten, dat geen
der soc.-dem. raadsleden in de zittings
periode van den nieuwen gemeenteraad
een wethouderszetel mag aanvaarden, al
dus het standpunt blijvende innemen, dat
zij sedert er voor het eerst soc.-democra-
ten in den Leidschen gemeenteraad kwa
men, heeft ingenomen.
Het besluit werd genomen met een ge
ringe meerderheid van stemmen.
Aan de Middelbare Technische School
te Haarlem zijn o.m. bevorderd:
van de Afd. Bouwkunde: van do le
naar het 2e studiejaar: J. J. de Rooy.
i Van de Afd. Waterbouwkunde: van de
ile naar het 2e studiejaar: P. Q. Koets;
P. J. van der Zanden.
Van de Afd. Werktuigkunde: van het le
naar het 2e studiejaar: J. A. Gijbels. Al
len te Leiden.
Van het 2e studiejaar naar het Pract.
Leerjaar: E. Arnoldus te Leiden; J. de
Graaf te Lisse.
Van de Afd. Electrotechniek: van het
le naar het 2e studiejaar: G. van Gelde
ren: H. J. Koets.
Van de Afd. Schepsbouwkunde: van 't
le naar het 2e studiejaar: A. M. Duyver-
man; van het Practisch Leerjaar naar het
laatste studiejaar: J. Smit. Allen te Lei
den.
De welbekende Zondagschool der
Ghr. J. V. Prediker XII:1a, hoopt op 25
Juli a.s. haar 60-jarig bestaan te her
denken.
Op 23 Juli zal in verband daarmede
des avonds in gebouw Prediker een wij
dingsavond worden gehouden, waarbij
het Chr. muziekgezelschap „Espana" en
de kinderzangschool van den heer Hüner
hare medewerking zullen verleenen. Deze
©vond zal voornamelijk worden bijge
woond door ouders van de Zondagschool
kinderen en de begunstigers der school.
Op Woensdag 25 Juli zal met de kin
deren een uitstapje worden gemaakt naar
het landgoed van Jhr. Boreel te Vogelen
zang.
ABMEBTOSYiE-Ptfij»
-Gewone aévertentfïn per regel 9oenjl
^Ingezonden Mededeelingen, tarfa?
contract, belangrijke reductie.
Kleine advertentiën bij vooruitbeUtj
Ijng r** van ten hoogste 30 woorden, wordeA
dagelijks geplaatst ad SO cent.
Aan het Zoeklicht 1
Leiden 14 Juli 1923.
I „Ach en wee" riep dezer dagen de
'„groote" pers over de Broekhuys-ma*
jnoeuvres met „De Dag".
Meewarig schudde zij het hoofd over
©en zóo ongerechtig bedrijf.
I Met innig genoegen werd geconstateerd
,dat de Dag reeds voor de geboorte ge*
storven was en met een tikje zelfverhef*
fing werd er op gewezen, dat onze pers
voor zoo'n soort journalistiek gelukkig
,te hoog staat, en te fatsoenlijk is.
En niet zonder ophef trok men de roks*
panden bij elkaar, om niet door de
Broekhuys-lucht besmet te worden.
Men kon dat gemakkelijk doen, omdat
naar verluidde de beruchte loterijman z'n
centen zoo goed als kwijt was.
Maar dat blijkt nu toch niet het geval
,te zijn en onmiddellijk is het blaadje om--
gekeerd.
Het gegoochel met „De Dag" wordt
voortgezet en direct is onze hoogstfat*
soenlijke groote pers weer bereid haar
eer voor goed geld te verkoopen.
De deftige liberale Nieuwe Rott. ging
voorop en het eveneens liberale Handels*
blad volgde.
Eer en fatsoen zijn mooie dingen, maar
goud, klinkende munt, dat is toch maar
de hoofdzaak.
Voor het optreden van een Broekhuys
weet ik geen fatsoenlijk woord te vinden.
Maar treuriger en meer bedenkelijk
lijkt me toch nog de houding van onze
groote, degelijke, deftige pers, die zelfa
,voor een! Broekhuys te koop is.
OBSERVATOR.
De Zondagsschool ..Immanuël"
hoopt D.V. Donderdag 19 Juli haar 20*
jarig bestaan te herdenken in 't Gebouw,
..Prediker", Janvossensteeg. Als spreker
hoopt op te treden Ds. Groot Enzerink.
Op de Mare is gisteravond 7 uur
©en juffrouw, genaamd A. H., door de
[warmte onwel geworden. Ze is door een
[paar vrouwelijke voorbijgangers naar,
huis gebracht.
i Uit de Universiteitsbibliotheek alhier
lis een waardevol boekwerk ontvreemd,-
[waarvoor de dader een minderwaardig
©xemplaar heeft achtergelaten.
In de Stedelijke "Werkinrichting zijn
jn den week van 8 tot en met 14 Juli op-
genomen: 139 volwassen personen en 11
hinderen; totaal 150.
BINNENLAND
KERKELIJKE HERDENKING
'JUBILEUM H. M. DE KONINGIN. I
Jhr. Mr. Gh. J. M. Ruys de Beeren*
brouck heeft als ovorzitter van den Raad
van Ministers aan de onderscheiden Ker*
ken medegedeeld dat de Regeering het op
bijzonderen prijs zou stellen, indien op 5
September e.k. de Kerkgenootschappeal
aanleiding konden vinden deze heugelijke
gebeurtenis plechtig Kerkelijk te ge den*
ken.
De verkiezing van Eerste Kamerleden.
Naar het Nederl. correspondentiebu*
ïoru in Den Haag 'Lans verneemt zal
da verkiezing van de leden der Eerste
Kamer gehouden worden op 27 ?iezer.
Vrijwillige Landstorm.
Dezer dagen had onder leiding van den
heer J. Zandberg een vergadering plaats
van leiders uit de verschillende plaatsen
van het Landstormkorps Zuid-Holland-
West, waarin werd besloten tot het hou*
den van een grooten landdag van den!
bijzonderen Vrijwilligen Landstorm.
Daarvoor is aangevraagd het landgoed
Raaphorst van do Koningin, dat deze
daarop welwillend beschikbaar heeft ge*
steld. i
Als uitvoerend comité voor dezen land*
dag zijn door de gewestelijke landstorm*
commissie aangewezen de heeren J.
Zandberg te 's-Gravenhage, voorzitter;
pastoor J. W. v. d. Boom te Alphen a/d.
Rijn, D. J. Karres te 's-Gravenhage, IL
J. Lamers, Leiden, L. yan Pelt te Schie*
dam, secretaris.
Tevens heeft zich op verzoek een eer^
comité gevormd.
Eere-voorzitter is do minister van bin-
nenlandsche zaken en landbouw.
7
Reddingsactie van de Nederlandsche Bank
Hot „Financieel Weekblad voor den
Fondsenhadel" wijst op het sterk ve*S
laagde dividend wegens do reddingsactie
van de Nederlandsche Bank, en knoop^
daaraan do volgende beschouwing vast*
waarvan de actualiteit niemand zal ont
gaan:
„Het dividend bedraagt dit jaar 7.2
(15.8) pCt. op de f20 millioen aandeden©
de overige winstvcrdeeling is aan hoofd
dezes gespecificeerd.
„Men ziet daar o.a. uit. dat het can*^
deel van den Staat van f221'3 millioen'
over 1920/21 en* f 14.4 millioen over