EEN MERKWAAR DIG JUBILEUM. Dezer dagen jubileert de auto; ze viert haar 90ste ver jaardag. De eerste „krachtwagen" werd niet met benzine gevoed, 't Was een echte stoomwagen, die groote rook wolken achter liet. En ze maakte de wegen nog erger stuk dan de huidige vrachtauto's. Doch zij had een voordeel boven haar nakomelingen: haar max. snelheid was maar 8 'A K.M. per uur. En dientengevolge heeft ze geen men- schenlevens op haar geweten. Hierboven een afbeelding aller auto's moeder, die den lsten Juli 1833 Londen met een voorstadje verbond. Aan hei einde dor Week Het schrijven van weekoverzichten is een vrij eentonige bezigheid. Het zijn dezelfde kwesties die nu reeds vele maanden de wereld in beroering brengen of houden en tot een oplossing komt liet maar niet. In het centrum van de belangstel ling staat nog altijd het Fransch-Duitsche geschil, dat, zooals dat met langdurige geschillen gaat, weer andero kwesties doet geboren woren. Wo zijn nu al zoover dat van een Fransch-Engelsclie crisis gesproken wordt De toestand, zoo schrijft men uit Londen is zeer moeilijk en de straks te houden samensprekingon zullen een beslissepden invloed hebben op Fransch-Engelsclie be trekkingen. "Wij behoeven aan de zaak waarover het gaat geen woorden to verspillen. Frankrijk wil vóór alles Duitschland op de knieën zien en 't zoo mogelijk vernieti gen,-terwijl Engeland aan Duitschland een kans wil geven om er weer bovenop te ko men. Van bcteekenis is hierbij dat naar bet schijnt Italië de zijde van Engeland zal kiezen, terwijl België ook neiging begint te vertoonen dezen kant op te gaan. 0p die wijze zou Frankrijk langzamer hand geïsoleerd komen te staan. En nu is liet wel waar, dat het daar voor niet bang heet te zijn en dat telkens weer verklaard wordt dat het onder geen beding zal wijken, maar zonder Invloed zal een eensgezind optreden van de vroe gere bondgenooten toch allicht niet blij ven. Voor Duitschland is liet intusschen te hopen dat spoedig een oplossing gevonden wordt. De to'c-stand wordt langzamerhand onhoudbaar. Voor alle partijen. Nu de markenkoers maar steeds blijft dalen, spreekt het vanzelf dat de arbei ders voortdurend op loonsverhooging aan dringen. En even vanzelf sprekend is het ook dat de patroons daarin maar niet zoo grif meegaan. Want zij hebben zij het dan in anderen vorm met precies de zelfde moeilijkheden te worstelen. De arbeiders trachten nu een oplossing te vinden door te komen tot z.g. „wert- best&ndige" loonen, dat wil zeggen, dat de loonen worden uitgedrukt in een vaste goudwaarde. Naarmate de markenkoers dus stijgt of daalt,t zullen zij een minder of meer groot aantal papieren marken ontvangen. De werkgevers hebben hiertegen echter bezwaar en ook de regeering schijnt op zulk een regeling die met haar inflatie- politiek niet overeenkomt niet gesteld te zijn. En zoo worden zoowel de hinnenland- sche als de buitenlandsche moeilijkheden steeds grooter, terwijl niemand kan zeg- gpn wat van dit alles'nog het einde, zal ziJ'n- r;,.TSW^ Do deze week gehouden verkiezingen van Gedeputeerde Staten hebben weer treffend geïllustreerd dat de jarenlange arbeid op politiek gebied toch niet zon de1* vrucht is gebleven. Terwijl tot voor enkele jaren rechtsche Gedeputeerden nog groote uitzonderingen waren, zijn we nu zoover dat in acht van 'de elf provinciën de rechterzijde in de meerderheid is, terwijl wij in de andere gewesten toch ook onzen invloed kunnen laten gelden. We zeggen zoo licht: och, wat geeft het" en vergeten zoo cremakkelijk om voor wat verkregen werd dankbaar te zijn. Als we nu ook maar niet vergeten de groote verantwoordelijkheid die ook door deze verkiezingen weer op onze schouders werd gelegd. Tiet moet nu, meer nog dan voorheen, ook in de practijk blijken, dat het een ze gen is voor een land indien heWbestuurd wordt door mannen, die met de Goddelij ke ordinantiën rekening houden. Worde die verantwoordelijkheid maar diep gevoeld. EEN JUBILEUMLIED. Meerdere lezers en lezeressen verrasten ons met de toezending van een Jubileum- lied. Hoewel we do goede bedoeling van de inzenders waardeeren, komt het ons toch voor, dat de toegezonden verzen niet vol doen aan de eischen die aan een jubi leumlied gesteld mogen en ook moe ten worden. Iedereen is nu eeninal geen dichter. En nog kleiner is het getal van hen, die in staat zijn een feestlied dat dooi' het volk gezongen moet worden, te vervaardigen. In zulk een lied moet allereerst uitko men de zaak die bezongen wordt. In dit geval de gezegende 25-jarige re geering van H. M. de Koningin; de inni ge hand tusschen Nederland en Oranje, 'tusschen onze Koningin en haar volk. Maar alle verzen die aan dezen eiscli voldoen, zijn daarom nog volstrekt niet geschikt om als jubileum-lied dienst te doon. Een vers kan uit letterkundig en' za kelijk oogpunt aan de hoogste eischen beantwoorden en toch nog bij de feestvie ring totaal onbruikbaar zijn, omdat het niet spreekt tot de massa, niet in 'den volkstoon is gezet en dus ook niet door het volk gezongen kan worden. Het is geen volkslied. En dat is het wafe we noodig hebben. Daarbij komt nog iets anders. Do jubileum-feesten worden gevierd on- 'der zeer eigenaardige omstandigheden. Ons volk heeft reden om feest te vie len, zeer zeker, maar het kan en mag 'daarbij toch niet vergeten clen in vele op zichten zorgelijkcn tijd waarin wij leven. Ons volk verheugt zich, maar met be ving. Er is dank in de harten voer den on- 'Waardcorharen zegen die God ons volk. in onze .Vorstin schonk en dies is er ook blijde feestvreugde, maar een vreugde die getemperd wordt door de realiteit van het leven. f JJ Het was dan ook H. M. zelf die op een sobere feestviering aandrong. Ook met dio omstandigheden zal een waarlijk bruikbaar feestlied hebben te re kenen. 1 - 1 i Maar daarom ook is het zoo moeilijk thans een jubileumlied te vervaardigen. En misschien is het daaraan t,oe te schrijven, dat hei feestlied nog siiet ge zongen werd. Of misschien is dat te sterk uitgedrukt. Wij werden n.l. verrast met de toezen ding van een jubileumlied, dat naar bet ons voorkomt, zoo niet aan alle, dan toch aan zeer hooge eischen voldoet en dat wij hier laten volgen: -1--- Feestdag 1923. door G. VAN LEEDE. Tooi u ,o zomer met glooiende kleuren, Sier uwe velden met 't gulden© graan, Verf uw© hem'len met 't purper der [zon.ne, die als een bruid naar heur hoogtij zal [gaan. Bloei met uw bloemen in velden en [tuinen, Wuif met uw geuren door huizen en hof, Zing met uw wind over zee, over [duinen: „Holland vier feest! En geef Gode uw [lof!" Holland getooid met uw zomersohen [luister, die thans uw huid' aan uw Landsvrouwe [brengt, denk aan de dagen van schaduw en [duister, denk aan de jaren van oorlog! Gedenk, hoe uwe zonen zich hielden ten strijde, voor uwe erve, uw huis en uw pand, hoe zij met Haar, uw vorstinne zich [wijdden, •wijdden aan 't heil van uw vrijheid en [land. U, Wilhelmina de dank van ons leven: Gij gingt ons voor in den nacht van den [tijd; Gij hebt het lichtende voorbeeld gegeven van plicht en trouw, van verstand en [beleid. Gij weest ons zelf bij de grootste [gevaren Hèm aan, Die vast, als een vuurbaak in [zee Licht werpt op ziedende, schuimende [baren en wijst den schepen hun veilige - [stee. Holland uw feestkleed, o draag het met [ootmoed, want straks de nevel uw velden weer [dekt! Nog is 't de dag niet van stralende [voorspoed, Nog is de zon niet van Welvaart [gewekt. Zend dan opnieuw uwen God uwe bede, bid z' op deez' vierdag van Uw [Koningin: „Heer, mocht het feestuur, het feestuur [van heden, luiden de Morgen van Welvaart weer [in.'- Bij het'* vervar'digen van dit vers is met alle omstandigheden rekening gehou den. Het is een feestlied, maar een lied geboren onder den indruk van de ernsti ge omstandigheden. Laat een van onze componisten aan dit vers eens zijn krachten beproeven en het een opgewekte melodie geven, zóo, dat het volk het kan zingen. De rythme van dit lied is van dien aard, dat het zeker niet moeilijk zal val len het van een passende melodie te voor zien. yïf het Sociale Lewess Het Tramwegpersoneel te Haarlem. Onder het tramwegpersoneel te Haarlem bestaat ernstige ontstemming over de door do directies der E. S. M. en N. Z. H. T. M. aangekondigde loonsverlagingen van 2 h, 3 gulden per week. De Nederlandsche Vereeniging belegt Zaterdagavond en Zondagmorgen alhier protesvergaderingen. Te voren hadden de vertrouwensmannen uit Haarlem en om liggende plaatsen vergaderd. Uit de ver gadering kwamen voorstellen om over te gaan tot lijdelijk verzet of tot een, demon stratieve staking van een uur of van een dag. Het hoofdbestuur zegde toe al deze voorstellen- nauwkeurig te overwegen en kreeg machtiging, om wanneer het het tijdstip gekomen acht, een parool aan het personeel te geven. De vergadering stelde zich op het stand punt dat, indien voor 15 Juli geen onder houd met de directie zal hebben plaats gevonden, de eisch zal moeten worden ge steld, de loonsverlaging zoo lang op te schorten, dat ampel overleg kan worden gepleegd tusschen directie en personeel. Voorts werd besloten op een spoedig te bepalen dag een demonstratie van het tramwegpersoneel te houden. KLEERVRIJHEID. In vroeger dagen bestond absoluut geen kleervrijheid. Wat zouden onze betovergrootmoeders opkijken als zij het dienstmeisje vaak nog modieuser geklee-d dan mevrouw over de straat zagen tippelen. In verscheidene keuren kimt ge lezen hoe het dragen van „linten en strikken" beslist voor dienst baren verboden was. Trouwens elke stad, ieder gewest bad een eigen kleederdracht; het gold als een schande huiten je stand te gaan. Niet alleen in de Nederlanden, maar ook in andere landen. Elk land, elke stand een aparte typische kleedij. Een Duitsche en 'n Spaansche vrouw vielen goed te onder scheiden. Het gewaad der edel vrouwen droeg een geheel eenig karakter. Niemand zou de slotvrouiVe 'voor een mindere dame kunnen aanzien. Ook voor familiegebeurtenissen had men bijzondere kleeren; op een bruiloft droeg men iets anders dan bij den Doop. Natuurlijk op 'n begrafenis weer iets an ders dan op een volksfeest. Op straat kon je niet hetzelfde aan hebben als in huis. De overheersching op modegebied die nu bestaat, begon reeds aan de Bourgon dische en Spaansche hoven, doch bereikte eigenlijk alleen de rijken, de voornamen. De zwierige kleeding der Spaansche jon kers en edelvrouwen vond overal gretig navolging, zelfs in onze doodnuchtere Ne derlanden. Onder Bodewijk de XlVde, onder de ont zaglijke weeldestralen der Bourbons, he-: gon het Fransche hof eigenlijk voor het eerst met de mode-regeering, waaraan zich spoedig rijk en arm in alle be-: schaafde landen onderwierp. De vreemde overheden zagen echter de zen F-ranschen invloed op de kleeding met lang geen goedgunstige oogen aan. De fan tastische, weelderige, vaak schaamtelooze mode, vond vele tegenstanders in het veel degelijker Engeland en Duitschland. En geland begon ook den toon aan te geven, evenzoo Pruisen. Daar kwamen ook ma terieel© vraagstukken hij te pas, die van in- en uitvoer. Men betwistte elkaar den aanvoer op de wereldmarkten. Keur op keur, verbod na verbod werd uitgevaar digd om Fransche stof en snit te keeren. De Franschen betaalden Engeland en Pruisen met dezelfde munt en verboden op hun beurt uitheemsche kleeren. Er stond zelfs marteling en gevangenisstraf op het overtreden der verbodsbepalingen. De Fransche Devolutie vaagde dö res ten van standsverschil in de kleeding 'weg, ieder droeg wat hij wilde en ook de Tegeeringen der verschillende landen lie ten hun volk de vrijheid. Geen gemeente bestuur krijgt het meer in den zin, zoo als dat van Leipzig in 1680 een sleep te verbieden, of zooals in Fransche steden gebeurde in 1698, om burgervrouwen het dragen van wijde aaneen geknipte japon nen te verbieden. Dienstmeisjes mochten geen hoepelrokken dragen en midden standers geen weelderige Fontanges prui ken. De mode is nu haas over onze weerloo- ze meisjes en vrouwen. In bitterste kou zie je hen gaan met nagenoeg blo-ote bee- nen, uitgesneden blouse en zij dragen het juk met lachende gezichten. Gelukkig wie hoven de mode staat, maling heeft aan haar malligheden en zich eerbaar en netjes kleedt naar het kli maat en naar den stand van haar geld beursje. '(Buiten verantwoordelijkheid der Redu-ctaeJ' Mijnheer de Redacteur! Het is naar aanleiding van eten bericht voorkomende in U.w blad van Zaterdag j.l., dat ik eenige plaatsruimte van U vraag; bij voorbaat mijn beleefden dank. Het bericht, dat ik liier op liet oog heb is dat, waarin wordt medegedeeld, dat de Minister van Onderwijs aan den Inspec teur van het L. O. heeft medegedeeld het niet wenschelijk te achten dat de „soe pele" toepassing van de Leerplichtwet, tot 1925 te laten voortduren, hoewel daartoe hij het aannemen van de nieuwe bepaling dier Wet, volgens welke het 7de leerjaar verplicht wordt, was besloten. Uit dit be richt, M. de R., meen ik te moeten lezen dat de Inspecteurs thans gerechtigd wor den om alle tot dusver verleende onthef fingen in te trekken, zoodat voortaan ieder kind, op iedere L. School, om het even of de inrichting van die school het toelaat of niet, verplicht is het onderwijs tot z'n 13de jaar te volgen. Wat dit beteekent, zal het best worden verstaan ten platte- lande, waar men gewoon is de kinderen hij het eindigen van zesde, leerjaar van de school te nemen en met het vakonderwijs een aanvang te maken. Echter, het grootste bezwaar dat tegen deze laatste aanschrijving (die niet aan den Minister te wijten is maar aan de Tweede Kamer) is aan te voeren bestaat hierin, dat de diverse scholen worden op gescheept met een klasse, voor welke zij toch eigenlijk geen plaats hebben, en van welke zij weten dat het laatste leerjaar hen geen blijvende vrucht zal bieden, omdat het bestaande leerplan, en de daarvoor aanwezige middelen niet toelaten dat daaraan een zoodanige uitbreiding wordt gegeven, dat het onderwijs in het zevende leerjaar evtenredig zou zij aan do vakken nis die do betrokken leerlingen in dienzelf den tijd in de practijk zouden kunnen ver zamelen. Waar do wijze van behandeling, die de door den Minister voorgestelde overgangsbepaling in do Tweede "Kamer ondervond, m.i. allo hoop op een meer practischo en doelmatige schikking tus schen schoolbesturen en inspecteurs nog niet behoeft te ontnómen, zou ik langs de zen weg den Schoolbesturen in dezen om trek beleefd in overweging willen geven om hij den Minister stappen te doen tot intrekking van .bedoelde aanschrijving, waardoor weliswaar de leerplichtwet niet in alle doelen zou aansluiten bij de On derwijswet, maar dit is m.i. toch beter dan een overhaasten van de inrichting on zer scholen (die veel kosten tegelijk met zich brengt, en een plotseling onttrekken van leerlingen, dio, zonder met de Arbeids wet in conflict te komen, reeds eenigen tijd met vrucht het vakonderwijs zouden kunnen volgen. Met dank voor de plaatsing. W. LOQSCKE PEN&RASSEM Amice. Een li' do moeilijkste vraagstukken on, waar we toch eiken dag, of we 'i willen of niet, mee in aanraking worden gebracht, schijnt mij wel het vraagstuk van de sociale verhoudingen. Proheer daar nu eens wijs uit te wor den en voor de moeilijkheden, die zich hier voordoen, een oplossing te geven. Dat dacht ik nog deze week, toen ik al wandelende in de buurt van het Van der Werf-park kwam, waar het Stedelijk Mu- ziekcorps een uitvoering gaf. Ik ben tot mijn spijt niet muzikaal en kan dus ook over de prestaties van dit corps dat op dit gebied een goeden naam heeft niet oordeelen. Maar 't is dunkt me, in elk geval te goed voor dergelijke- uitvoe ringen. Op 'n afstand hoorde ik al dat er iets bijzonders aan do hand was. En 't was niet de muziek die ik hoorde, maar ge joel en geschreeuw van massa's jongens en meisjes (of moet ik zeggen dames en heeren!) die daar bijeenkomen, ja, waar voor eigenlijk. Men zou haast denken om een soort wedstrijd te houden in het fiet sen, want er wordt gerost op een verr schrikkelijke manier. En dan niet te ver geten het bellen, 't Is een oorverdoovend geraas en men'moet al heel dicht bij de muziek zijn om, wat ten géhoóre ge bracht wordt, te kunnen onderscheiden. De politie zorgt wel op prijzenswaar dige wijze voor rust een stilte in het park, maar zij kan niet gemakkelijk maatregelen nemen om aan het ge schreeuw en gejoel en gebel en gefluit, waarmee het jakkeren op do fietsen wordt begeleid, een einde te maken. Maar 't was niet daarover dat ik wilde schrijven. Toen ik daar zoo enkele oogen- blikken dat tooneel gadesloeg, dacht ik bij mijzelf: „vanwaar komen toch al die fiet sen!" Voor het nr.eerendeel zijn 't onge twijfeld luxe artikelen. Er mag een en kele onderloopen pardon-fietsen die zijn rijwiel voor zijn of haar werk noo dig heeft, maar voor verreweg de groote meerderheid is een fiets een weelde-arti- kel. En dan nog een artikel dat niet be paald goedkoop is, en dat, gezien ook de manier waarop het gebruikt wordt., vrij belangrijke bedragen aan onderhoud vor dert. En als ik dan zoo die fietsende menigte zie, die voor een deel toch ook uit arbei ders-kinderen bestaat, dan vraag ik me af: is er eigenlijk wel zooveel maatschap pelijke ellende als 't vaak schijnt? Leven we niet veeleer in een wereld van over vloed, die althans naar huiten den in druk maakt één groot festijn te wezen? Men moet toch aannemen, dat al dio ouders, wier kinderen daar rondtollen in de eerste plaats voor de noodige dingen hebben gezorgd, toen voer de nuttige en (tenslotte voor de aangename zaken, de weelde-artikelen Dat is de ©ene kan van de zaak, amice. Maar dan lees ik tegelijkertijd van de groote werkloosheid in verschillende vak ken, de opzichzelf niet onbelangrijke, maar dan toch betrekkelijke lage uitkee- ringen, van de dalende loonen, het dure leven, en dan zeg ik: ja., er moet toch heel wat maatschappelijke ellende zijn, er moet in verschillende gezinnen toch heel wat geleden worden. Maar hoe dit alles nu te rijmen? En 'loop - dan eens lang3 do kroegen en zie hoe daar 't geld met handenvol wordt weggesmeten. Ik liep deze week, midden op den da.g van de Watcrstccg naar den Nieuwe Rijn. En op dien korten afstand ontmoette ik zes personen, die in zéér kennelijkon staat verkeerden. Alweer dezelfde moeilijkheden, en een moeilijkheid die men in andere kringen evenzeer vindt. Onze middenstanders, ze klagen vaak steen en heen. En me dunkt liët kan ook wel niof anders. Want er is een algcmee- ne slapte op schier elk gebied. Maar zie dan weer liet leven van vele middenstan ders, hoor ze vertellen van hunne reizen ■naar Duitschland en Oostenrijk en weet ik het waar almecr heen, en dan zegt go weer: hoe kan dat nu toch allemaal? Als ik dat alles zoo zie amice, i<n dat is dan toch nog maar een -hei-si klein stukje van het leven, dan beklaag ik onze economen, de mannen dio op economisch en sociaal gebied leiding hebben te ge ven. V Men maakt weleens de opmerking,dat ze al teveel stüdeerkamerwijsheid ten beste geven en ik geloof ook wol dat- daar 'iets van waar is, maar aan den anderen kant is 't misschienmaar goed dat ze niet teveel met de practijk kennis maken 'omdat ze dan zeker do kluts kwijt 'zouden raken. Als één ding noodig is in dezen tijd, 'dan is het zeker wel versobering en ver eenvoudiging van het leven. Maar hoe er toe te komen. Dat is de groote moeilijk heid. Van de communisten heeft men weleens gezegd dat ze goederengemeenschap wil len in dien zin: al het uwe is het mijne 'en ik geloof dat daar wel iets van waar is. Maar zou men van de versober in.es- apostelen vaak niet ongeveer hetzelfde kunnen zeggen? Och 't is zoo gemakkelijk: óver dergelijke dingen te spreken en to zeggen hoé 't moet, maar zecgen en doen zijn vaak twee. Ook onuer óns Christenen; "Want ■heusch, we maken op dit gebied geen uit zondering. Ik althans heb er nooit vel van gemerkt. 1 Dat pleit niet voor ons, amice, en 't zqu zeker niet kwaad zijn als we den moed hadden ook in dit opzicht onszelf te zijn/ tegen den stroom op te roeien *n op die -wijze aan 't leven van onze d&gen lei-1 ding te geven. i Intusschen -en dat maakt de zaak al meer ingewikkelder zit er aan dm vn- sobering en bezuiniging ook i*eer een. min-aangenamen kant. Kom maar eens in plaatsen als Katwijk a. Ze\ Pension gasten ziet men betrekkelijk weinig, maar wat men wel ziet: aankondigingen, dat er kamers te huur zijn en dat er gelegen heid is voor pension. Nn geloof ik niet, dat dit alleen moet worden toegeschreven aan de „slechte tij den", maar meer aan. ,'t gure weer "dat we -gehad hebben en niet te vergeten aan .den trek naar het buitenla d aan de zucht om van de lage "valuta m and oré landen te profiteeren. Maar hoe dit ook zij een versobering van het leven waartoe wij straks wei ge dwongen zullen worden, moet voor velen ongetwijfeld wel ver van aangename ge volgen hebben. Als do menschen minder gold besteden voer huishoudelijke- en weeldeartikelen, clan spreekt het vanzelf, dat de terugslag daarvan voor velen zeer gevoelig moe- zijn. En zoo volgt hieruit m i. tevens, dat we nog lang niet aan 't eind zijn met de moeilijkheden op maatschappelijk ge^ bied maar dat er nog heel wat kraken zal en vallen eer we weer meer gezonde en normale verhoudingen hebben. Laten we daarom, amice, niet licht achten de taak van hen die in dezen tijd aan het leven leiding hebben te geven, Och, 't gaat zoo gemakkelijk te critisee- ren. Maar laten we voorzichtig zijn. Er zijn van die modewoorden, die ook •in onze kringen wel gehoord worden. Men spreekt met zekere voorliefde van iemands oude plunje, van reactionaire ■neigingen enz. Maar laten we oppassen, amice. Want het opbergen van oude plunje, heLeenigs- zins terugtreden op een weg die men ge gaan is, kan soms harde noodzakelijk heid zijn en een bewijs dat iemand ka rakter lieeft. Met den stroom meedrijven, och dat kan iedereen wel. Doode visschsn drijven ook mee. Maar o?$i tegen den s'room in te worstelen, daarvoor' is wat anders noc- dig. 't Spreekt wel vanzelf amice, dat we b j het heoordeelen van dergelijke dingen on ze oogen terdege open moeten hcuden omdat er ook altijd menschen z'jn. die maar al te gauw van de gelegenheid ge bruik maken om op een fatsoenlijke ma nier terug te krabbelen. Dezulken zou ik willen aanraden met aandacht te lezen de keurige rede door den heer Colijn op de vergadering van de Christelijke werkgevers gehouden, cn waarin hij zoo nadrukkelijk tegen-, repris- tinatio waarschuwde. Sommige menschen doen eigenlijk niets liever. Ik heb er gekend, die in hun ver heerlijking van wat 'voorbij was, zoover gingen, dat ze het dragen van een hoed en "boord, als nieuwerwetsohigbedeii die met het Socialisme in verband zouden staan, veroordeelden. Dergelijke, menschen leven geheel in het verleden, behalve wanneer ze met hun producten, naar do - markt moeten. Dan houden ze zich maar 't liefst aan de allernieuwste notcorin- gen, als die tenminste niet een dalende lijn volgen. Neen, we moeten niet onze kracht zoe ken in het prijzen van wat geweest is en in het terugverlangen naar wat voorbij ging. Grootvaders jas, hoe keurig en de gelijk kleodingsluk 't vroeger ook ge weest mag zijn, past niet om do schou ders van onze jongelingen. Maar het is onze taak. tn de eorslc plaats dozen fijd l© keren verstaan cn dan, om na to speuren wat Gods Woord in dezen tijd cn onder des» crasht»» diglieden van ons cischt. VERITAS, i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 6