EEN MERKWAAR DIG JUBILEUM.
Dezer dagen jubileert de auto; ze viert haar 90ste ver
jaardag. De eerste „krachtwagen" werd niet met benzine
gevoed, 't Was een echte stoomwagen, die groote rook
wolken achter liet. En ze maakte de wegen nog erger stuk
dan de huidige vrachtauto's. Doch zij had een voordeel
boven haar nakomelingen: haar max. snelheid was maar
8 'A K.M. per uur. En dientengevolge heeft ze geen men-
schenlevens op haar geweten. Hierboven een afbeelding
aller auto's moeder, die den lsten Juli 1833 Londen met een
voorstadje verbond.
Aan hei einde dor Week
Het schrijven van weekoverzichten is
een vrij eentonige bezigheid.
Het zijn dezelfde kwesties die nu reeds
vele maanden de wereld in beroering
brengen of houden en tot een oplossing
komt liet maar niet.
In het centrum van de belangstel
ling staat nog altijd het Fransch-Duitsche
geschil, dat, zooals dat met langdurige
geschillen gaat, weer andero kwesties
doet geboren woren.
Wo zijn nu al zoover dat van een
Fransch-Engelsclie crisis gesproken wordt
De toestand, zoo schrijft men uit Londen
is zeer moeilijk en de straks te houden
samensprekingon zullen een beslissepden
invloed hebben op Fransch-Engelsclie be
trekkingen.
"Wij behoeven aan de zaak waarover
het gaat geen woorden to verspillen.
Frankrijk wil vóór alles Duitschland op
de knieën zien en 't zoo mogelijk vernieti
gen,-terwijl Engeland aan Duitschland een
kans wil geven om er weer bovenop te ko
men.
Van bcteekenis is hierbij dat naar bet
schijnt Italië de zijde van Engeland zal
kiezen, terwijl België ook neiging begint
te vertoonen dezen kant op te gaan.
0p die wijze zou Frankrijk langzamer
hand geïsoleerd komen te staan.
En nu is liet wel waar, dat het daar
voor niet bang heet te zijn en dat telkens
weer verklaard wordt dat het onder geen
beding zal wijken, maar zonder Invloed
zal een eensgezind optreden van de vroe
gere bondgenooten toch allicht niet blij
ven.
Voor Duitschland is liet intusschen te
hopen dat spoedig een oplossing gevonden
wordt. De to'c-stand wordt langzamerhand
onhoudbaar.
Voor alle partijen.
Nu de markenkoers maar steeds blijft
dalen, spreekt het vanzelf dat de arbei
ders voortdurend op loonsverhooging aan
dringen. En even vanzelf sprekend is het
ook dat de patroons daarin maar niet zoo
grif meegaan. Want zij hebben zij het
dan in anderen vorm met precies de
zelfde moeilijkheden te worstelen.
De arbeiders trachten nu een oplossing
te vinden door te komen tot z.g. „wert-
best&ndige" loonen, dat wil zeggen, dat de
loonen worden uitgedrukt in een vaste
goudwaarde. Naarmate de markenkoers
dus stijgt of daalt,t zullen zij een minder
of meer groot aantal papieren marken
ontvangen.
De werkgevers hebben hiertegen echter
bezwaar en ook de regeering schijnt op
zulk een regeling die met haar inflatie-
politiek niet overeenkomt niet gesteld te
zijn.
En zoo worden zoowel de hinnenland-
sche als de buitenlandsche moeilijkheden
steeds grooter, terwijl niemand kan zeg-
gpn wat van dit alles'nog het einde, zal
ziJ'n- r;,.TSW^
Do deze week gehouden verkiezingen
van Gedeputeerde Staten hebben weer
treffend geïllustreerd dat de jarenlange
arbeid op politiek gebied toch niet zon
de1* vrucht is gebleven.
Terwijl tot voor enkele jaren rechtsche
Gedeputeerden nog groote uitzonderingen
waren, zijn we nu zoover dat in acht van
'de elf provinciën de rechterzijde in de
meerderheid is, terwijl wij in de andere
gewesten toch ook onzen invloed kunnen
laten gelden.
We zeggen zoo licht: och, wat geeft het"
en vergeten zoo cremakkelijk om voor wat
verkregen werd dankbaar te zijn.
Als we nu ook maar niet vergeten de
groote verantwoordelijkheid die ook door
deze verkiezingen weer op onze schouders
werd gelegd.
Tiet moet nu, meer nog dan voorheen,
ook in de practijk blijken, dat het een ze
gen is voor een land indien heWbestuurd
wordt door mannen, die met de Goddelij
ke ordinantiën rekening houden.
Worde die verantwoordelijkheid maar
diep gevoeld.
EEN JUBILEUMLIED.
Meerdere lezers en lezeressen verrasten
ons met de toezending van een Jubileum-
lied.
Hoewel we do goede bedoeling van de
inzenders waardeeren, komt het ons toch
voor, dat de toegezonden verzen niet vol
doen aan de eischen die aan een jubi
leumlied gesteld mogen en ook moe
ten worden.
Iedereen is nu eeninal geen dichter. En
nog kleiner is het getal van hen, die in
staat zijn een feestlied dat dooi' het volk
gezongen moet worden, te vervaardigen.
In zulk een lied moet allereerst uitko
men de zaak die bezongen wordt.
In dit geval de gezegende 25-jarige re
geering van H. M. de Koningin; de inni
ge hand tusschen Nederland en Oranje,
'tusschen onze Koningin en haar volk.
Maar alle verzen die aan dezen eiscli
voldoen, zijn daarom nog volstrekt niet
geschikt om als jubileum-lied dienst te
doon.
Een vers kan uit letterkundig en' za
kelijk oogpunt aan de hoogste eischen
beantwoorden en toch nog bij de feestvie
ring totaal onbruikbaar zijn, omdat het
niet spreekt tot de massa, niet in 'den
volkstoon is gezet en dus ook niet door
het volk gezongen kan worden.
Het is geen volkslied.
En dat is het wafe we noodig hebben.
Daarbij komt nog iets anders.
Do jubileum-feesten worden gevierd on-
'der zeer eigenaardige omstandigheden.
Ons volk heeft reden om feest te vie
len, zeer zeker, maar het kan en mag
'daarbij toch niet vergeten clen in vele op
zichten zorgelijkcn tijd waarin wij leven.
Ons volk verheugt zich, maar met be
ving.
Er is dank in de harten voer den on-
'Waardcorharen zegen die God ons volk. in
onze .Vorstin schonk en dies is er ook
blijde feestvreugde, maar een vreugde die
getemperd wordt door de realiteit van
het leven. f JJ
Het was dan ook H. M. zelf die op een
sobere feestviering aandrong.
Ook met dio omstandigheden zal een
waarlijk bruikbaar feestlied hebben te re
kenen. 1 - 1 i
Maar daarom ook is het zoo moeilijk
thans een jubileumlied te vervaardigen.
En misschien is het daaraan t,oe te
schrijven, dat hei feestlied nog siiet ge
zongen werd.
Of misschien is dat te sterk uitgedrukt.
Wij werden n.l. verrast met de toezen
ding van een jubileumlied, dat naar bet
ons voorkomt, zoo niet aan alle, dan toch
aan zeer hooge eischen voldoet en dat wij
hier laten volgen: -1---
Feestdag 1923.
door G. VAN LEEDE.
Tooi u ,o zomer met glooiende kleuren,
Sier uwe velden met 't gulden© graan,
Verf uw© hem'len met 't purper der
[zon.ne,
die als een bruid naar heur hoogtij zal
[gaan.
Bloei met uw bloemen in velden en
[tuinen,
Wuif met uw geuren door huizen en hof,
Zing met uw wind over zee, over
[duinen:
„Holland vier feest! En geef Gode uw
[lof!"
Holland getooid met uw zomersohen
[luister,
die thans uw huid' aan uw Landsvrouwe
[brengt,
denk aan de dagen van schaduw en
[duister,
denk aan de jaren van oorlog! Gedenk,
hoe uwe zonen zich hielden ten strijde,
voor uwe erve, uw huis en uw pand,
hoe zij met Haar, uw vorstinne zich
[wijdden,
•wijdden aan 't heil van uw vrijheid en
[land.
U, Wilhelmina de dank van ons leven:
Gij gingt ons voor in den nacht van den
[tijd;
Gij hebt het lichtende voorbeeld gegeven
van plicht en trouw, van verstand en
[beleid.
Gij weest ons zelf bij de grootste
[gevaren
Hèm aan, Die vast, als een vuurbaak in
[zee
Licht werpt op ziedende, schuimende
[baren
en wijst den schepen hun veilige
- [stee.
Holland uw feestkleed, o draag het met
[ootmoed,
want straks de nevel uw velden weer
[dekt!
Nog is 't de dag niet van stralende
[voorspoed,
Nog is de zon niet van Welvaart
[gewekt.
Zend dan opnieuw uwen God uwe bede,
bid z' op deez' vierdag van Uw
[Koningin:
„Heer, mocht het feestuur, het feestuur
[van heden,
luiden de Morgen van Welvaart weer
[in.'-
Bij het'* vervar'digen van dit vers is
met alle omstandigheden rekening gehou
den.
Het is een feestlied, maar een lied
geboren onder den indruk van de ernsti
ge omstandigheden.
Laat een van onze componisten aan dit
vers eens zijn krachten beproeven en het
een opgewekte melodie geven, zóo, dat
het volk het kan zingen.
De rythme van dit lied is van dien
aard, dat het zeker niet moeilijk zal val
len het van een passende melodie te voor
zien.
yïf het Sociale Lewess
Het Tramwegpersoneel te Haarlem.
Onder het tramwegpersoneel te Haarlem
bestaat ernstige ontstemming over de door
do directies der E. S. M. en N. Z. H. T.
M. aangekondigde loonsverlagingen van 2
h, 3 gulden per week.
De Nederlandsche Vereeniging belegt
Zaterdagavond en Zondagmorgen alhier
protesvergaderingen. Te voren hadden de
vertrouwensmannen uit Haarlem en om
liggende plaatsen vergaderd. Uit de ver
gadering kwamen voorstellen om over te
gaan tot lijdelijk verzet of tot een, demon
stratieve staking van een uur of van een
dag.
Het hoofdbestuur zegde toe al deze
voorstellen- nauwkeurig te overwegen en
kreeg machtiging, om wanneer het het
tijdstip gekomen acht, een parool aan het
personeel te geven.
De vergadering stelde zich op het stand
punt dat, indien voor 15 Juli geen onder
houd met de directie zal hebben plaats
gevonden, de eisch zal moeten worden ge
steld, de loonsverlaging zoo lang op te
schorten, dat ampel overleg kan worden
gepleegd tusschen directie en personeel.
Voorts werd besloten op een spoedig te
bepalen dag een demonstratie van het
tramwegpersoneel te houden.
KLEERVRIJHEID.
In vroeger dagen bestond absoluut geen
kleervrijheid.
Wat zouden onze betovergrootmoeders
opkijken als zij het dienstmeisje vaak nog
modieuser geklee-d dan mevrouw over de
straat zagen tippelen. In verscheidene
keuren kimt ge lezen hoe het dragen van
„linten en strikken" beslist voor dienst
baren verboden was.
Trouwens elke stad, ieder gewest bad
een eigen kleederdracht; het gold als een
schande huiten je stand te gaan. Niet
alleen in de Nederlanden, maar ook in
andere landen. Elk land, elke stand een
aparte typische kleedij. Een Duitsche en
'n Spaansche vrouw vielen goed te onder
scheiden. Het gewaad der edel vrouwen
droeg een geheel eenig karakter. Niemand
zou de slotvrouiVe 'voor een mindere
dame kunnen aanzien.
Ook voor familiegebeurtenissen had
men bijzondere kleeren; op een bruiloft
droeg men iets anders dan bij den Doop.
Natuurlijk op 'n begrafenis weer iets an
ders dan op een volksfeest. Op straat kon
je niet hetzelfde aan hebben als in huis.
De overheersching op modegebied die
nu bestaat, begon reeds aan de Bourgon
dische en Spaansche hoven, doch bereikte
eigenlijk alleen de rijken, de voornamen.
De zwierige kleeding der Spaansche jon
kers en edelvrouwen vond overal gretig
navolging, zelfs in onze doodnuchtere Ne
derlanden.
Onder Bodewijk de XlVde, onder de ont
zaglijke weeldestralen der Bourbons, he-:
gon het Fransche hof eigenlijk voor het
eerst met de mode-regeering, waaraan
zich spoedig rijk en arm in alle be-:
schaafde landen onderwierp.
De vreemde overheden zagen echter de
zen F-ranschen invloed op de kleeding met
lang geen goedgunstige oogen aan. De fan
tastische, weelderige, vaak schaamtelooze
mode, vond vele tegenstanders in het veel
degelijker Engeland en Duitschland. En
geland begon ook den toon aan te geven,
evenzoo Pruisen. Daar kwamen ook ma
terieel© vraagstukken hij te pas, die van
in- en uitvoer. Men betwistte elkaar den
aanvoer op de wereldmarkten. Keur op
keur, verbod na verbod werd uitgevaar
digd om Fransche stof en snit te keeren.
De Franschen betaalden Engeland en
Pruisen met dezelfde munt en verboden
op hun beurt uitheemsche kleeren. Er
stond zelfs marteling en gevangenisstraf
op het overtreden der verbodsbepalingen.
De Fransche Devolutie vaagde dö res
ten van standsverschil in de kleeding
'weg, ieder droeg wat hij wilde en ook de
Tegeeringen der verschillende landen lie
ten hun volk de vrijheid. Geen gemeente
bestuur krijgt het meer in den zin, zoo
als dat van Leipzig in 1680 een sleep te
verbieden, of zooals in Fransche steden
gebeurde in 1698, om burgervrouwen het
dragen van wijde aaneen geknipte japon
nen te verbieden. Dienstmeisjes mochten
geen hoepelrokken dragen en midden
standers geen weelderige Fontanges prui
ken.
De mode is nu haas over onze weerloo-
ze meisjes en vrouwen. In bitterste kou
zie je hen gaan met nagenoeg blo-ote bee-
nen, uitgesneden blouse en zij dragen het
juk met lachende gezichten.
Gelukkig wie hoven de mode staat,
maling heeft aan haar malligheden en
zich eerbaar en netjes kleedt naar het kli
maat en naar den stand van haar geld
beursje.
'(Buiten verantwoordelijkheid der Redu-ctaeJ'
Mijnheer de Redacteur!
Het is naar aanleiding van eten bericht
voorkomende in U.w blad van Zaterdag
j.l., dat ik eenige plaatsruimte van U
vraag; bij voorbaat mijn beleefden dank.
Het bericht, dat ik liier op liet oog heb
is dat, waarin wordt medegedeeld, dat de
Minister van Onderwijs aan den Inspec
teur van het L. O. heeft medegedeeld het
niet wenschelijk te achten dat de „soe
pele" toepassing van de Leerplichtwet, tot
1925 te laten voortduren, hoewel daartoe
hij het aannemen van de nieuwe bepaling
dier Wet, volgens welke het 7de leerjaar
verplicht wordt, was besloten. Uit dit be
richt, M. de R., meen ik te moeten lezen
dat de Inspecteurs thans gerechtigd wor
den om alle tot dusver verleende onthef
fingen in te trekken, zoodat voortaan ieder
kind, op iedere L. School, om het even of
de inrichting van die school het toelaat
of niet, verplicht is het onderwijs tot z'n
13de jaar te volgen. Wat dit beteekent,
zal het best worden verstaan ten platte-
lande, waar men gewoon is de kinderen
hij het eindigen van zesde, leerjaar van de
school te nemen en met het vakonderwijs
een aanvang te maken.
Echter, het grootste bezwaar dat tegen
deze laatste aanschrijving (die niet aan
den Minister te wijten is maar aan de
Tweede Kamer) is aan te voeren bestaat
hierin, dat de diverse scholen worden op
gescheept met een klasse, voor welke zij
toch eigenlijk geen plaats hebben, en van
welke zij weten dat het laatste leerjaar hen
geen blijvende vrucht zal bieden, omdat
het bestaande leerplan, en de daarvoor
aanwezige middelen niet toelaten dat
daaraan een zoodanige uitbreiding wordt
gegeven, dat het onderwijs in het zevende
leerjaar evtenredig zou zij aan do vakken
nis die do betrokken leerlingen in dienzelf
den tijd in de practijk zouden kunnen ver
zamelen. Waar do wijze van behandeling,
die de door den Minister voorgestelde
overgangsbepaling in do Tweede "Kamer
ondervond, m.i. allo hoop op een meer
practischo en doelmatige schikking tus
schen schoolbesturen en inspecteurs nog
niet behoeft te ontnómen, zou ik langs de
zen weg den Schoolbesturen in dezen om
trek beleefd in overweging willen geven
om hij den Minister stappen te doen tot
intrekking van .bedoelde aanschrijving,
waardoor weliswaar de leerplichtwet niet
in alle doelen zou aansluiten bij de On
derwijswet, maar dit is m.i. toch beter
dan een overhaasten van de inrichting on
zer scholen (die veel kosten tegelijk met
zich brengt, en een plotseling onttrekken
van leerlingen, dio, zonder met de Arbeids
wet in conflict te komen, reeds eenigen
tijd met vrucht het vakonderwijs zouden
kunnen volgen.
Met dank voor de plaatsing. W.
LOQSCKE PEN&RASSEM
Amice.
Een li' do moeilijkste vraagstukken
on, waar we toch eiken dag, of we 'i
willen of niet, mee in aanraking worden
gebracht, schijnt mij wel het vraagstuk
van de sociale verhoudingen.
Proheer daar nu eens wijs uit te wor
den en voor de moeilijkheden, die zich
hier voordoen, een oplossing te geven.
Dat dacht ik nog deze week, toen ik al
wandelende in de buurt van het Van der
Werf-park kwam, waar het Stedelijk Mu-
ziekcorps een uitvoering gaf. Ik ben tot
mijn spijt niet muzikaal en kan dus ook
over de prestaties van dit corps dat
op dit gebied een goeden naam heeft
niet oordeelen. Maar 't is dunkt me, in
elk geval te goed voor dergelijke- uitvoe
ringen.
Op 'n afstand hoorde ik al dat er iets
bijzonders aan do hand was. En 't was
niet de muziek die ik hoorde, maar ge
joel en geschreeuw van massa's jongens
en meisjes (of moet ik zeggen dames en
heeren!) die daar bijeenkomen, ja, waar
voor eigenlijk. Men zou haast denken om
een soort wedstrijd te houden in het fiet
sen, want er wordt gerost op een verr
schrikkelijke manier. En dan niet te ver
geten het bellen, 't Is een oorverdoovend
geraas en men'moet al heel dicht bij de
muziek zijn om, wat ten géhoóre ge
bracht wordt, te kunnen onderscheiden.
De politie zorgt wel op prijzenswaar
dige wijze voor rust een stilte in het
park, maar zij kan niet gemakkelijk
maatregelen nemen om aan het ge
schreeuw en gejoel en gebel en gefluit,
waarmee het jakkeren op do fietsen wordt
begeleid, een einde te maken.
Maar 't was niet daarover dat ik wilde
schrijven. Toen ik daar zoo enkele oogen-
blikken dat tooneel gadesloeg, dacht ik bij
mijzelf: „vanwaar komen toch al die fiet
sen!" Voor het nr.eerendeel zijn 't onge
twijfeld luxe artikelen. Er mag een en
kele onderloopen pardon-fietsen die
zijn rijwiel voor zijn of haar werk noo
dig heeft, maar voor verreweg de groote
meerderheid is een fiets een weelde-arti-
kel. En dan nog een artikel dat niet be
paald goedkoop is, en dat, gezien ook de
manier waarop het gebruikt wordt., vrij
belangrijke bedragen aan onderhoud vor
dert.
En als ik dan zoo die fietsende menigte
zie, die voor een deel toch ook uit arbei
ders-kinderen bestaat, dan vraag ik me
af: is er eigenlijk wel zooveel maatschap
pelijke ellende als 't vaak schijnt? Leven
we niet veeleer in een wereld van over
vloed, die althans naar huiten den in
druk maakt één groot festijn te wezen?
Men moet toch aannemen, dat al dio
ouders, wier kinderen daar rondtollen in
de eerste plaats voor de noodige dingen
hebben gezorgd, toen voer de nuttige en
(tenslotte voor de aangename zaken, de
weelde-artikelen
Dat is de ©ene kan van de zaak,
amice.
Maar dan lees ik tegelijkertijd van de
groote werkloosheid in verschillende vak
ken, de opzichzelf niet onbelangrijke,
maar dan toch betrekkelijke lage uitkee-
ringen, van de dalende loonen, het dure
leven, en dan zeg ik: ja., er moet toch
heel wat maatschappelijke ellende zijn,
er moet in verschillende gezinnen toch
heel wat geleden worden.
Maar hoe dit alles nu te rijmen?
En 'loop - dan eens lang3 do kroegen en
zie hoe daar 't geld met handenvol wordt
weggesmeten. Ik liep deze week, midden
op den da.g van de Watcrstccg naar den
Nieuwe Rijn. En op dien korten afstand
ontmoette ik zes personen, die in zéér
kennelijkon staat verkeerden.
Alweer dezelfde moeilijkheden, en een
moeilijkheid die men in andere kringen
evenzeer vindt.
Onze middenstanders, ze klagen vaak
steen en heen. En me dunkt liët kan ook
wel niof anders. Want er is een algcmee-
ne slapte op schier elk gebied. Maar zie
dan weer liet leven van vele middenstan
ders, hoor ze vertellen van hunne reizen
■naar Duitschland en Oostenrijk en weet
ik het waar almecr heen, en dan zegt go
weer: hoe kan dat nu toch allemaal?
Als ik dat alles zoo zie amice, i<n dat
is dan toch nog maar een -hei-si klein
stukje van het leven, dan beklaag ik onze
economen, de mannen dio op economisch
en sociaal gebied leiding hebben te ge
ven. V
Men maakt weleens de opmerking,dat
ze al teveel stüdeerkamerwijsheid ten
beste geven en ik geloof ook wol dat- daar
'iets van waar is, maar aan den anderen
kant is 't misschienmaar goed dat ze
niet teveel met de practijk kennis maken
'omdat ze dan zeker do kluts kwijt
'zouden raken.
Als één ding noodig is in dezen tijd,
'dan is het zeker wel versobering en ver
eenvoudiging van het leven. Maar hoe er
toe te komen. Dat is de groote moeilijk
heid.
Van de communisten heeft men weleens
gezegd dat ze goederengemeenschap wil
len in dien zin: al het uwe is het mijne
'en ik geloof dat daar wel iets van waar
is. Maar zou men van de versober in.es-
apostelen vaak niet ongeveer hetzelfde
kunnen zeggen? Och 't is zoo gemakkelijk:
óver dergelijke dingen te spreken en to
zeggen hoé 't moet, maar zecgen en doen
zijn vaak twee.
Ook onuer óns Christenen; "Want
■heusch, we maken op dit gebied geen uit
zondering. Ik althans heb er nooit vel
van gemerkt.
1 Dat pleit niet voor ons, amice, en 't zqu
zeker niet kwaad zijn als we den moed
hadden ook in dit opzicht onszelf te zijn/
tegen den stroom op te roeien *n op die
-wijze aan 't leven van onze d&gen lei-1
ding te geven.
i Intusschen -en dat maakt de zaak al
meer ingewikkelder zit er aan dm vn-
sobering en bezuiniging ook i*eer een.
min-aangenamen kant. Kom maar eens
in plaatsen als Katwijk a. Ze\ Pension
gasten ziet men betrekkelijk weinig, maar
wat men wel ziet: aankondigingen, dat
er kamers te huur zijn en dat er gelegen
heid is voor pension.
Nn geloof ik niet, dat dit alleen moet
worden toegeschreven aan de „slechte tij
den", maar meer aan. ,'t gure weer "dat
we -gehad hebben en niet te vergeten aan
.den trek naar het buitenla d aan de
zucht om van de lage "valuta m and oré
landen te profiteeren.
Maar hoe dit ook zij een versobering
van het leven waartoe wij straks wei ge
dwongen zullen worden, moet voor velen
ongetwijfeld wel ver van aangename ge
volgen hebben.
Als do menschen minder gold besteden
voer huishoudelijke- en weeldeartikelen,
clan spreekt het vanzelf, dat de terugslag
daarvan voor velen zeer gevoelig moe-
zijn. En zoo volgt hieruit m i. tevens, dat
we nog lang niet aan 't eind zijn met de
moeilijkheden op maatschappelijk ge^
bied maar dat er nog heel wat kraken zal
en vallen eer we weer meer gezonde en
normale verhoudingen hebben.
Laten we daarom, amice, niet licht
achten de taak van hen die in dezen tijd
aan het leven leiding hebben te geven,
Och, 't gaat zoo gemakkelijk te critisee-
ren. Maar laten we voorzichtig zijn.
Er zijn van die modewoorden, die ook
•in onze kringen wel gehoord worden.
Men spreekt met zekere voorliefde van
iemands oude plunje, van reactionaire
■neigingen enz.
Maar laten we oppassen, amice. Want
het opbergen van oude plunje, heLeenigs-
zins terugtreden op een weg die men ge
gaan is, kan soms harde noodzakelijk
heid zijn en een bewijs dat iemand ka
rakter lieeft.
Met den stroom meedrijven, och dat
kan iedereen wel. Doode visschsn drijven
ook mee. Maar o?$i tegen den s'room in
te worstelen, daarvoor' is wat anders noc-
dig.
't Spreekt wel vanzelf amice, dat we b j
het heoordeelen van dergelijke dingen on
ze oogen terdege open moeten hcuden
omdat er ook altijd menschen z'jn. die
maar al te gauw van de gelegenheid ge
bruik maken om op een fatsoenlijke ma
nier terug te krabbelen.
Dezulken zou ik willen aanraden met
aandacht te lezen de keurige rede door
den heer Colijn op de vergadering van de
Christelijke werkgevers gehouden, cn
waarin hij zoo nadrukkelijk tegen-, repris-
tinatio waarschuwde.
Sommige menschen doen eigenlijk niets
liever. Ik heb er gekend, die in hun ver
heerlijking van wat 'voorbij was, zoover
gingen, dat ze het dragen van een hoed
en "boord, als nieuwerwetsohigbedeii die
met het Socialisme in verband zouden
staan, veroordeelden. Dergelijke, menschen
leven geheel in het verleden, behalve
wanneer ze met hun producten, naar do -
markt moeten. Dan houden ze zich maar
't liefst aan de allernieuwste notcorin-
gen, als die tenminste niet een dalende
lijn volgen.
Neen, we moeten niet onze kracht zoe
ken in het prijzen van wat geweest is en
in het terugverlangen naar wat voorbij
ging. Grootvaders jas, hoe keurig en de
gelijk kleodingsluk 't vroeger ook ge
weest mag zijn, past niet om do schou
ders van onze jongelingen.
Maar het is onze taak. tn de eorslc
plaats dozen fijd l© keren verstaan cn
dan, om na to speuren wat Gods Woord
in dezen tijd cn onder des» crasht»»
diglieden van ons cischt.
VERITAS, i