STATEN-GENERAAL
EERSTE KAMER.
De Kieswet.
De senatoren hebben gisteren het poli
tieke doodvonnis voor verschillenden van
hen voltrokken. Tengevolge van de door
hen aangenomen Kieswet zullen tal van
senatoren moeten verdwijnen.
Te betreuren is het niet, want zelfs do
heer De Vos van Steenwijk (C.-H.)
die steeds voor de eer van den Senaat in
het krijt trad, noemde de samenstelling
van den huidigen senaat zelfs potsierlijk.
Dit is het ook inderdaad, want een ver
houding 42 rechts en 8 links is een toe
stand, waardoor aan de waardigheid en
de beteekenis van de Eerste Kamer groo-
telijks is te kort gedaan.
De.omstandigheid dat hieraan een eind
moet komen, is het beste argument voor
de nieuwe ontwerpen, want het stelsel
dat nu is bedacht om de evenredige verte
genwoordiging voor den Senaat in te voe
ren, had vrijwel niemands instemminer.
Tegen don stemplicht werd ten velde
getrokken door den heer De V1 u g t (A.-
R.-), Amsterdam's burgemeester, terwijl
de heer Verkouteren (C.-H.) dezen
verdedigde.
De Kamer nam de wetsontwerpen met
algemeene stemmen iaan, zoodat nu de
Provinciale Staten dezer dagen volgens
het nieuwe systeem een nieuwen Senaat
kunnen kiezen.
De Kamer werd hierop verdaagd tot
a.s. Dinsdag, wanneer de Jachtwet aan de
orde komt.
TWEEDE KAMER.
Non-activiteslstractsment.
Gistermiddag legde de Regeering een
nota van wijziging aan de Kamer voor,
waarbij wordt bepaald, dat de openbare
ambten, waarvan de bekleeders non-ac
tief zullen worden bij verkiezing tot Ka
merlid, hij algemcenen maatregel van be
stuur zullen worden opgesomd.
De Voorzitter kon nu met nog
meer recht volhouden, dat de motie geen
zin meer had, En de heer Troelstra sput
terde nog wel wat tegen, maar legde zich
toch maar neer bij het vervallen van zijn
uitstelvoorstel.
En zoo werd dan eindelijk officieel ar-
artikel 1 aan de orde gesteld.
De heer Troelstra (S.D.) bleef bij
zijn bezwaar van ongrondwettigheid, om
dat ook de algemeene maatregel van be
stuur door bet bevoegd gezag zou worden
uitgevaardigd.
De heer Nolens (R.-K.) wees er
evenwel volkomen terecht op, dat de enu-
meratie bij algemeenen maatregel het be
zwaar opheft, dat de Regeering telkens
in concreto over ieder persoon zou be
slissen ten aanzien der non-activiteit cn
dus het gevaar voor willekeur verdwijnt
door een regeling op de voorgestelde
«vijze.
Dat een Regeering met het oog óp een
bepaald persoon, betrokken bij een be
paalde verkiezing, den algeipeenen maat
regel zou wijzigen met deze bedenking
kwam Jan Tter Laan aandragen is na
tuurlijk malligheid. De heer Nolens bad
volkomen gelijk, toen hij zeide, dat geen
enkele Regeering zoo dictatoriaal zou
durven of kunnen handelen.
Artikel 1 werd met groote meerderheid
aangenomen: 43 leden (de Rechterzijde
r behalve de voorzitter en de heer Krijger,
doch plus mej. Van Dorp en de heer Bie-
rema) waren vóór en slechts 26 tegen
De heer Troelstra (S.D.) stelde bij
een volgend artikel een amendement voor
waarhij werd bepaald, dat do hoogere
verlofstractementen voor de tegenwoordige
Kamerleden, zoolang hun Kamerlidmaat
schap zonder onderbreking voortduurt,
zouden gehandhaafd blijven. Volgens het
regeeringsvoorstel zou, zooals men zich
herinneren zal, de nieuwe regeling Teeds
na afloop van deze parlementaire periode,
dus in 1925, ingaan.
In een stemming van medelijden, welke
de vermoorde onschuld Duys door zijn
opgeschroefde verontwaardiging over de
Voorloopig Verslag-kwestie had gewekt,
nam de Kamer het amendement-Troelstra
met 49—12 stemmen aan.
Maar intusschen is door dit besluit do
beteekenis van dit wetsontwerp voor een
groot deel naar de maan; de cumulatie
van traktementen blijft voor de tegenwoor
dige Kamerleden voortbestaan.
De nieuwe regeling is dus eigenlijk nog
slechter dan de thans geldende; zij bezit
naast de slechte eigenschappen van de
tegenwoordige bovendien- nog deze, dat
zij de vrijheid en onafhankelijkheid van
de ambtenaren-Kamerleden bedreigt. Im
mers, dat dezen geheel naar de pijpen
van hun kiezers zullen gaan dansen om
toch maar van hun regelmatige herkie
zing verzekerd te zijn.
Wij hebben indertijd bij de indiening
van dit wetsontwerp gejuicht, dat nu toch
eindelijk een regeling zou komen, die een
redelijke vergoeding voor gepresteerde
diensten zou brengen. Wij hebben toen
echter te veel op de objectiviteit van. de
Kamer gerekend, Door do nieuwe rege^
ling zijn wij van den wal in de sloot te
recht gekomen I
Dinsdag a.s. zal de tweede lezing en
eindstemming over het zoo geheel veran
derde en verslechterde wetsontwerp plaats
hebben.
Daarna is de wijziging van de Dienst
plichtwet aan de orde gekomen. De hu
zaren zullen voortaan maar 15 maanden
behoeven te dienen. De heer K. Ter
Laan (S.D.) wil hiervan 12 maanden
maken; toen hij aan het woord kwam,
liepen al zijn partijgenooten behalve de
heer Schaper weg. Toch interesseert de
zaak hen natuurlijk buitengewoon I
Naar alle waarschijnlijkheid zit de
Kamer ook nog de volgende week. Ook
met het wetsontwerp inzake de Hanzeban
ken zal zij zicb immers vermoedelijk on
ledig houden.
GEPJIENGII mmms
De dubbele moord te Houtdorp.
De hoofddader van den dubbelen moord
te Houtdorp, die zijn straf onderging in
de strafgevangenis te Leeuwarden, is van
daar ter verpleging overgebracht naar het
Rijkskrankzinnigengeslicbt te Woenscl bij
Eindhoven.
fdoordaanslag.
Uit Dortmund wordt aan de „Tel." ge
meld:
Op een landweg in de buurt van Kirch-
linde heeft een 24-jarig Amsterdamsch
student, K. H., getracht zijn verloofde, een
jonge verkoopster uit Amsterdam, waar
mede hij een pleizierreisje maakte, door
revolverschoten te vermoorden in een vlaag
van woede. Toen de revolver na het eerste
schot, dat het meisje aan den schouder
verwondde, ketste, poogde hij haar met
zijn wandelstok te dooden, door haar hevig
op het hoofd te slaan. Het meisje werd
meer dood dan levend door een passee-
rende auto aan den kant van den weg ge
vonden.
De dader is ontvlucht. Het motief tot
deze daad is waarschijnlijk te zoeken in
jaloezie. De toestand van het meisje is
zorgwekkend.
Gngclukken.
Onder Nieuw en St. Joostland is do
76-jarige doove man, De Klerk, door den
motorrijder B., uit Biezelinge aangereden.
Hij is aan de gevolgen in het gasthuis
te Middelburg overleden.
Gisterochtend 5 uur is op de stoom
tramrails ter hoogte van den overweg Vail-
lantlaan-Waaldorpstraat in Den Haag het
verminkte lijk van den 30-jarigen ran
geerder bij de Hol. Spoorwegmaatschap
pij D. S. gevonden. De man had Donder
dagavond dienst gedaan in het seinhuis
Vaillantlaan en was om 10 uur afgelost.
Vermoed wordt dat hij hij het oversteken
van de rails, om zich naar huis te hege
ven, door een trein of stoomtram is ach-
teröpgereden en gedood.
Een treurig ongeval heeft Woensdag
avond omstreeks zes uur bij het Vitesse-
terrein te Arnhem plaats gehad, meldt de
„N. Arnh. Crt.'\
De 26-jarige F., remmer bij de tram,
wonende op den Geitenkamp, aldaar wilde
op een passeerenden vrachtauto springen
om met dit vervoermiddel naar huis te
gaan. Hij nam zijn sprong echter to kort,
viel en kwam onder den vrachtauto te
recht, met het treurig gevolg, dat een der
achterwielen van den auto hem over de
horst reed. Hij kreeg een bloedspuwing en
bleef bewusteloos liggen. Eenige voorbij
gangers droegen hem in een naastbijzijn-
de villa.
Per ziekenauto is hij daarna naar liet
Gemeenteziekenhuis overgebracht. De toe
stand van F., die getrouwd en vader is,
werd in den loop van den nacht zoo ern
stig; dat zijn echtgenoote opnieuw ge
waarschuwd moest worden.
Donderdagochtend is hij overleden.
Toen Woensdagavond de landbouwer
S., te Meerveldhoven, huiswaarts keerde,
wipte plotseling zijn kar achterover. Op
de'kar zaten enkele kinderen, die gélukkig
geen letsel hadden opgeloopon. S. deed na
dit incident een paar schreden voorwaarts
en viel met zijn hoofd op een tramlijn,
tengevolge waarvan hij enkele oogenhlik-
ken later overleed. De landbouwer S. was
weduwnaar en 63 jaar oud.
Gistermorgen te 8 uur is de 7-jarige
G. Versloot op den Groenen Hilledjjk te
Rotterdam door de electrische tram over
reden. Hij liep langs een boom, zonder op
de tram te letten en raakte daardoor on
middellijk onder den baanschuiver. Dg
knaap brak het rechterdijbeen en bekwam
tevens een ernstige hoofdwonde en schou
derfractuur. In hedenkelijken toestand is
hij naar het ziekenhuis op den Coolsingel
vervoerd.
De gevolgen van een verminkt telegram.
Wij lezen in het „Harl. Dagbl.":
„In October van het vorig jaar werd een
inwoner van Franeker te Haarlem benoemd
Hij plaatste een advertentie in Haarlem's
Dagblad, waarin hij een woning vroeg en
kreeg hierop een aanbieding. Met zijn
vrouw, die toen nog zijn verloofde was,
ging hij hierop naar Haarlem, om die wo
ning te bezichtigen. Het bleek, dat het een
gemeubileerde woning was, waarvoor de
eigenaar f 50 per maand vroeg. De gega
digde bapte niet dadelijk toe, maar sprak
met den eigenaar af, uit Franeker een tele
gram te sturen. Op 6 October stuurde hij
dan ook bet volgende telegram: „Nemen
bet huis niet."
„De belanghebbende toonde aan onze Re
dactie bet formulier uit Franeker als over
tuigingsstuk. I 'u
„De eigenaar van de woning kroeg even
wel het volgende telegram: „Nemen bet
huis."
„Dus dat was juist het tegenovergestelde
De eigenaar wachtte lang op de komst van
den nieuwen bewoner, maar deze kwam na
tuurlijk niet opdagen. Toen de heeren
elkander in Haarlem ontmoetten, kwam
het tot een verklaring. De eigenaar nam er
evenwel geen genoegen mee. Hij raad
pleegde een advocaat, met het gevolg, dat
de zaak voor het Kantongerecht behan
deld werd. Hier werd uitgemaakt, dat de
man uit Franeker de gevolgen van deze
vergissing moest dragen, omdat het Rijk nu
eenmaal geen schade vergoedt voor het
verminken van telegrammen. Hij werd
veroordeeld tot het betalen van f 100 scha
devergoeding plus de rente aan den eige
naar van de woning en van de proceskos
ten, te zamen f 125.
„Wegens de vergissing, door een ambte
naar gemaakt, moet de gedupeerde dit
vcor hem groote bedrag in termijnen afbe
talen."
INGEZONDEN
(Ruiten verantwoordelijkheid der Redactie)
Mijnheer de Redacteur.
De bezadigde wijze wanrop de heer
Yeerman mijn schrijyeu bespreekt, waar
voor- ik hem mijn hukte breng, wekt hij
mij de lust. om over de aanhangige zaak,
het medezeggenschap in het G. O., nog
iets in 't midden te brengen. Niet om po
lemiek te voeren, maar wel om zoo mo
gelijk licht te verspreiden, omdat het
hier voor een Gemeentebestuur gaat over
een zeer belangrijke zaak.
De heeT Veerman meent in zijn oordeel
over de bestaanbaarheid van het Am
sterdamsch stelsel van G. 0. gesteund le
worden door uitspraken van de heeren
Wibaut, Prof. Oppenheim e.a.
Hoo de heer Verman er toe komt om hier
Wibaut te noemen is mij een raadsel.
De heer Wibaut heeft zijn oordeel ge
baseerd op het goede vertrouwen in de
organisaties, en hij is met dit vertrouwen
nu juist volkomen teleurgesteld. Daajmee
is aan het vertrouwbare van zijn oordeel
alle grond ontnomen.
Pro fOppenheim behoort met
Prof. Diepenhorst, Prof. Kra
nenburg, Mr. Mendels en Prof.
Struycken tot Yet vijftal, dat aange
zocht is geworden door de Centrale Com
missie voor georganiseerd overleg in
ambtenarenzaken om hun oordeel mee te
doelen over het al- of niet bestaanbare
van medezeggingschap volgens de Wet.
Prof. Oppenheim zegt: „Medezeg-
gingsehap der ambtenaren bij de vast
stelling, door het bevoegd openbaar gezag
van hunne arbeidsvoorwaarden, of bij
de regeling hunner salarissen, is, naar
mijne meenjng, naar Ncderlandsch
Staatsrecht niet toelaatbaar."
Prof. Diepenhorst zegt: „Naar
mijn oordeel zal het overleg met ambte
naren slechts een adviseerend ka
rakter mogen dragen. Dat karakter wordt
bepaald door den aard van den over
heidsdienst. De publieke dienst draagt
een geheel hijzonder karakter. Het ge-
zagselement van de overheid zal zich
hier bij alle verhoudingen moeien doen
gelden. Gaf de overheid too aan eisehen.
die zij zelf niet kan billijken, dan zou zij
daarmee baar bestaansrecht inboeten."
Prof. Kranenburg oordeelt: „De
medezeggingschan zal zich niet kunnen
uitstrekken tot de technische leiding van
een dienst, maar zal wel kunnen betref
fende aleemeene regelimg der arbeids
voorwaarden, de regeling der salarieering
daaronder begrepen. Deze regeling vindt
haar grenzen jn het budgetrecht der ver
tegenwoordigende organen."
M r. Mendels is van meening: „Als
een positieve bepaling van ons geldend
staatsrecht regeling of vaststelling van
bezoldiging of andere arbeidsvoorwaar
den aan Regeering, Provinciaal of Ge
meentebestuur opdraagt, dan blijft die
regelende bevoegdheid en de politieke
verantwoordelijkheid geheel onaangetast,
ook al overlegt en onderhandelt die over
heid met een ambtenaren-organisatie en
al leidt dit overleg tot overeenstemming."
Eeidelijlc ,h e t oerdeel van Prof.
Struycken:
„In antwoord op uwschrijven betref
fende. „Georganiseerd verleg" heb ik. de
eer u mede te deelen, dat naar mijne
meening de .medezeggenschap van ambte
naren-organisaties over de arbeidsvoor
waarden der ambtenaren, de salarisrege
ling daarbij inbegrepen, naar het geldend
Nederlandsche Staatsrecht zich niet ver
der uit kan strekken dan tot 'het geven
van adviezen aan de bevoegde autoritei
ten."
Niemand van de vijf geleerden neemt
het dus voor het medezeggenschap op.
De heer Veerman zegt aan de uitspraak
van Prof. Oppenheim groote waar
de te hechten. Laat hij er dan rekening
mee houden, dat Prof. O. het medezeggen
schap ontoelaatbaar acht, „dat de vol
le, ongedeelde verantwoordelijkheid voor
de hesluiten die eenig orgaan van het pu
bliek gezag neemt, berust bij en drukt op
dit orgaan en dat medewerking van, of
geheele of gedeeltelijke afwenteling op
personen of organisaties staande buiten
het openbaar gezag, niet kent en men
mag zeggen niet duldt."
Mij dunkt, in 't bijzonder het oor
deel van Prof. Diepenhorst, die de
zaak nog in verhand brengt met de ge
zagskwestie, zal den heer Veerman niet
onverschillig kunnen zijn. Juist van
Christelijke zijde zal met zijn uitspraak
rekening moeten worden gehouden.
De heer Veerman zegt: „Dat door de
vertegenwoordigers der organisaties met
allen ernst getracht werd tot oplossing te
komen van deze uiterst moeilijke zaken
staat voor ons vast."
Ik antwoord: Met dien ernst heb ik ken
nis gemaakt; die ernst strekt zich ge
woonlijk uit tot grenzen, die door de be
sturen der gemeenten niet te naderen
zijn.
Uit het schrijven van den heer Veer
man blijkt duidelijk, dat hij do beteeke
nis van het medezeggenschap, zooals die
door bijna alle organisaties geëischt
wordt, niet kent. Wanneer hij beweert.,
dat de beslissing toch hij den Raad
blijft, is dit een vergissing. Ik neem mij
daarom voor de zaak nog verder toe te
lichten, doch moet dit tot nader uitstel
len, ook omdat dit stuk le lang zou wor
den.
Nog een enkel woord over het slot van
het stuk van den heer Veerman. Hij be
klaagd er zich over, dat ik geen woord
van hulde'over heb gehad voor de hou
ding van de Christelijke collega's te Am
sterdam. Die hulde heb ik zeer zeker, al
is zij niet uitgesproken, doch de houding
dezer mannen verandert niets aan het
oordeel over het medezeggenschap. De
geest van al de overige organisaties is
mij voldoende bekend. De verhouding tus-
schen de stemmen ten goede en ten kwa
de was hier in Amsterdam als 3 tot 20.
Van de Chr. organisatie hier heb ik nooit
steun gehad. Toen ik een voorstel van
haar op een vergadering in bespreking
bracht, werd dit voorstel aanstonds als
niet dienstig ter zijde gesteld, waarop het
door niemand, zelfs van Chr. zijde, werd
verdedigd. Nooit heb ik billijke en recht
vaardige verlangens niet ter harte geno^
i men. Over het billijke en rechtvaardige
an zekere verlangens kan echter ver
schillend geoordeeld worden.
Mijnheer de Redacteur, ik verzoek u
beleefd opname van bovenstaande en wat
er nog zal volgen in de N. L. C.
Hoogachtend, :L
M1 Uw dw.
M -W. VERA'.
VERREGAAND PROFAAN.
In het officieele orgaan van een Haag-
sche voetbalclub stond de volgende toe
spraak van den voorzitter dier club afge-
drukt:
„Geliefde voetballers! Ook al heeft
Houtrust een golvend terrein, met zeer
veel effect, bedenkt dan Lucas 3:5 „....en
de kromme wegen zullen tot ecnen reglen
7eg werden en de oneffene tot effen we
gen". Vermijdt alle ruwheid in uw
spel want zegt de Catechismus niet, dat
gij uwe naaste noch met het woord, veel
minder met do daad kwetse? En gaat die
zelfde regel niet voort: „Gij zult ook.uzel-
ven niet kwetsen of moedwillig in gevaar
_.03ven, hetgeen onbetwistbaar op „ge
vaarlijk spel" slaat, zooals koppen op 'n
meter van den grond, als uw tegenstan
der trappen wil! En mocht de bal de doel
lijn gepasseerd zijn zonder dat dit mijn
arbitrale aandacht getrokken heeft, 2egt
mij dan, gij keepers beiderlei elftallen,
of dit aldus is geschied, want weet, het
negende gebod zegt: „gij zult geene val-
sche getuigenis spreken tegen uwen
naaste."
Ook u, grensrechters, geef ik een een
welgemeenden raad en wel, niet onnoo-
dig met de vlag te zwaaien, want denkt,
gijlieden, aan Psalm 67: „Leer mij stil
op paden wand'len, stil verdragen, zwij
gend hand'len!"
Maar ook mijn eigen veiligheid moogt
gij, spelers, niet veronachtzamen. Want
is op den modernen scheidsrechter niet
van toepassing Markus 14:65: „En som
migen begonnen Hem te spuwen, Zijn
aangezicht te bedekken en met vuisten te
slaan!"
Na deze eminente toespraak werd de
wedstrijd heel kalm gespeeld, want op de
spelers was inderdaad van toepassing
Handelingen 8:10: „En zij konden niet
wederslóan de wijsheid en den Geest,
door welken hij sprak
Ds. Js. v. d. Linden voegt hieraan in
de „Geref. Kerkbode" van 's Gravenhage
het volgende toe:
„Wij kunnen ons niet anders voorstel
len, of deze met moeite saamgczochte
spottaal zal zelfs verreweg de meeste
voetballers tot ergernis geweest zijn.
En ieder, die uit Christelijke kringen
in zulk een omgeving verdoold is en zijn
rustdagen helaas hij de voetballers door
brengt en die nog niet vergeten is, dat
zijn God hem opeischt andere paden te
kiezen voor den voet, zal met ontroering
zulko opzettelijke spotternij gehoord heb
ben en met schrik heseffen, dat hij, -daar
toevend, „staat op den weg der zonda
ren en zit .in het gestoelte der spotters".
Laten wc. toezien, dat onze kinderen ver
re blijven van dien broeden weg, die aan
het eind van tijdelijke vreugd eeuwige
ellende doet komen."
VIJANDSCHAP CNDER BLOEMEN.
Bloemen worden vaak beschouwd als zin
nebeelden van zachtheid, van vriendschap
en liefde, doch tusschen de bloemen on
derling schijnt in vele gevallen de gene
genheid niet groot te zijn; integendeel
Bchijnen sommige elkaar allijddurenden
haat te hebben gezworen.
Zoo beweren sommige bloemisten, dat er
tusschen reseda's en rozen een ware vijand
schap bestaat. Als men dezo versch ge
plukt in een ruiker samenvoegt en in wa
ter plaatst, ziet men na eenige uren do
vijanden tegen elkaar gedrukt en geheel
verwelkt, terwijl de overige bouquetbloc-
men nog geheel friscli zijn.
Lelietjes van dalen zijn zeer boosaar
dig; allo andere bloemen sterven in haar
onmiddellijke nabijheid.
Anjelieren en heliotropen daarentegen
voelen zich sterk tot elkaar aangetrokken;
naast elkaar behouden ze langer haar
friscliheid dan afzonderlijk of bij andere
bloemen.
Ook onder de boomen ziet men gelijke
verhoudingen. Zoo zijn linden en ahornen
geslagen vijanden, naast elkaar geplant
sterven ze spoedig.
Ons Babbelhoekje.
Beste jongens en meisjes.
Ik mag ditmaal niet zooveel ruimte in
beslag nem-eni als de vorige week, toen ons
hoekje wel wat al te groot was geworden.
Daarom geef ik ditmaal alleen het ver
volg van het verhaal, wat jullie denk ik
ook wel prettig zult vinden.
De volgende week hoop ik dan weer dc
briefjes te beantwoorden en nieuwe raad
sels op te geven,
Velo groeten,
Oom FELIX.
NERGENS THUIS
door Francine.
III.
Den volgenden morgen werd Lucie ge
wekt door bet geluid van een kletterenden
regen.
Bertha! zeide zij, terwijl zij haar zusje
aanstootte, toe, wordt eens wakker, hoor
eens hoe het regent.
Wat zal het nu naar zijn om langs den
weg to loopen,
Bertlia rekte zich eens uit, keek eens
om zich heen, maar plotseling herinnerde
zij zich alles. Hè Lucie zeide zij „wat heb
ik heerlijk geslapen, 'k Wist niet eens
meer waar ik was. En regent het nu zoo?
Maar we zullen vandaag toch naar tante
moeten gaan, hoewel ik er ook erg tegen
op zie."
Berthazei Lucie weer ,,'k zou wel wil
len dat de boerin ons nog een. dag liet
blijven. Misschien is het mc-rgen wel droog
weer. En 'k vind de boer cn de boerin oolc
nog aardiger dan die andere boerin die
ons in de schuur liet slapen.
Ja, zei Bertha, „'k vind ze ook heel lief.
Zouden ze zelf geen kindertjes hebben?
'k beb er geen een gezien."
„Misschien waren ze nl naar bed" opper
de Lucie.
Terwijl de kinderen zoo met clt Ander
spraken, zag de boerin vanuit baar keu
kenvenster ook naar den regen.
Zij dacht aan haar twee kleine gasten,
die gisteravond zoo onverwachts gekomen
waren. Nadat zij de kinderen naar bed
had gebracht, hadden zij en haar man nog
lang over de beide weesjes zitten praten.
Oman, had de boerin gezegd, wat vindt
ik het een lieve meisjes. Vooral de kleinste
doet mij zoo sterk denken aan onze lie va
Annie die verleden jaar gestorven is. Pre
cies dezelfde blauwe oogen en blonde
krullen. Heb je dat ook niet gemerkt
man?
ja, had haar man geantwoord, 'k zag
het dadelijk, maar ik wilde er niet over
spreken omdat je altijd zoo bedroefd
ordt, als je aan Annie denkt.
Weet je wat ik zou willen, begon de
boerin weer een weinig aarzelend, terwijl
zij baar man aankeek, als die tante van.
Bertha en Lucie ze niet eens wilde of kon
hebben, kunnen wij ze dan niet bier hou
den? 't Zou weer zoo'n vroolijkheid gcveni
in ons stille huis.
Daar zouden we eens ernstig over moe
ten denken, had de boer geantwoord, maar
in ieder geval, eerst moeten de kinderen
naar hun tante, zc-oals hun Moeder lien
gezegd heeft.
Terwijl de boerin over dit alles peinsde
kwam haar man binnen. O, Anton! zeide
zij dadelijk, wat een vreeselijk weer! Moe
ten de kinderen in dien plasregen naar do
stad loopen? Dat kan toch niet?
Neen, zei baar man, 'k heb er ook al
over gedacht, wij moeten ze vandaag maar
hier houden. Hun tante weet toch niets
van hun komst af. 'k Geloof niet, veegde
hij er plagend aan toe, dat jo het zoo heel
naar vindt.
Dat heb je juist geraden, lachte de
boerin, maar je weet cok veel te goed hoe
veel ik van kinderen lioud. En al was dit
niet zoo, ging zij, ernstig wordend voort,
dan zou ik bet toch niet op mij durven ne
men twee kinderen in zulk weer naar bui
ten te sturen.
Daar heb je gelijk in zei haar man,
maar meet je je kleine gasten niet gaan
wekken
Dat zal ik gaan doen, was bet antwoord.
Hier heb jij terwijl een kop thee, dan
kunnen we straks met elkander ontbijten.
Even later trad de boerin het slaapka-
mertje der meisjes binnen en vond ze bei
den wakker.
Goeden morgen Bertha en Lucie, zeide
zo vriendelijk, heb jo lekker geslapen en
ben je wat uitgerust?
Goedeii morgen juffrouw, zeiden de kin
deren. 'k Heb heerlijk geslapen, ging Ber
tha voort én zei Lucie, ik ben niets moe
meer.
Nu kinderen, zei de boerin, jo ziet hoo
het regent. De boer en ik liebben juist af
gesproken dat bet maar het bcsts^ is, als
jullie vandaag nog hier blijven. Misschien
is bet morgen droog weer en dan kunnen1
jullie naar je tante gaan.
Vindt je het erg jammer, vroeg ze, dat
jullie nu niet heen kunnen gaan?
O neen, zei Lucie, terwijl zij de hand der
boerin greep, ik vind het heerlijk, k Zei
het daarstraks al tegen Bertha dat ik nog
zoo graag een dagje wilde blijven, want
ik vind u zoo lief.
Lachend gaf de boerin haar een kus.
O jou kleine vleistcr, zcidc zij terwijl
zij haar met den vinger dreigde.
Maar kom meisjes, ging 7 3 voort, nu
gauw opgestaan, want de boer wacht op
ons aan het ontbijt-, of hebben jullie geen
honger?
O ja juffrouw, zeiden de kinderen, ter
wijl zij vlug uit bed sprongen. Bertha,
kleedde zich zelf aan en Lucie werd een
beetje door de boerin geholpen cn niet
lang daarna, traden zij mot hun drieën de
keuken binnen.
Ziezoo man, zcido de boerin, luer heb jo
onze gasten.
De kinderen gaven hem verlegen eon
hand, terwijl zij hem goeden morgen
wcnschten.
Wij zullen maar gauw gaan eten, zei do
boer, 'k hoop dat jullie net zoo'n honger
hebben als gisteravond.
Nadat de boer gedankA, had, dat God
hen allen in den nacht had beveiligd cm
voor dc spijzen die voer hen gereed ston
den, begon het ontbijt.
De kinderen tastten weer even gretig
toe als den vorigen avond en lieten zicb
alles heerlijk smaken. De maaltijd was
spoedig geëindigd en teen begaf do boer
zich weer aan het werk.
Ziezoo .meisjes, zei do boerin, nadat baar
man liet vertrek bad verlaten, nu zullen
wo zien de dag zoo prettig mogelijk door
te brengen. Naar buiten kunnen we niet
gaan, dus moeten we ons in buis maar
vermaken.
O, zei Bertha, ik kan u wel een beetje
helpen. Mag ik de kopjes wasschen? dat
deed ik vroeger thuis ook altijd.
Dat is goed, antwoordde dc boerin.
En ik kan ze drogen, riep Lucie.
Toen dit werk was afgeloopen gaf de
boerin de meisjes een paar moppen cn een
serviesje om mee te spelen.
O, wat een mooi speelgoed, zei Lucie,
is dat van uw kleine meisje?
Ik heb geen ld 'do meer, antwoord-
do de boerin.
Waar is ze dan. -ecg Lucic weer.
In den hemel, zeide boerin terwijl de
tranen haar in de oogen kwamen.
O, zei Lucie, huilt u oiiiJat meisje in
den'hemel is? Ik heb oefc zoo gehuild toen
mijn Moe naar den hemel ging. En, voeg
de zij er zachtjes aan toe. terwijl zij haar
hoofdje in den schoot der boerin, stopte,
'k wou dat ik uw meisje mocht zijn.
De boerin zeide niets terwijl zij Lucie
langs de krullende haren sjreelde, maar uit
haar oogen sprak dezelfde wensch.
I (Wordt vervolgd.)