STATEN-GENERAAL EERSTE KAMER. De Kieswet. De senatoren hebben gisteren het poli tieke doodvonnis voor verschillenden van hen voltrokken. Tengevolge van de door hen aangenomen Kieswet zullen tal van senatoren moeten verdwijnen. Te betreuren is het niet, want zelfs do heer De Vos van Steenwijk (C.-H.) die steeds voor de eer van den Senaat in het krijt trad, noemde de samenstelling van den huidigen senaat zelfs potsierlijk. Dit is het ook inderdaad, want een ver houding 42 rechts en 8 links is een toe stand, waardoor aan de waardigheid en de beteekenis van de Eerste Kamer groo- telijks is te kort gedaan. De.omstandigheid dat hieraan een eind moet komen, is het beste argument voor de nieuwe ontwerpen, want het stelsel dat nu is bedacht om de evenredige verte genwoordiging voor den Senaat in te voe ren, had vrijwel niemands instemminer. Tegen don stemplicht werd ten velde getrokken door den heer De V1 u g t (A.- R.-), Amsterdam's burgemeester, terwijl de heer Verkouteren (C.-H.) dezen verdedigde. De Kamer nam de wetsontwerpen met algemeene stemmen iaan, zoodat nu de Provinciale Staten dezer dagen volgens het nieuwe systeem een nieuwen Senaat kunnen kiezen. De Kamer werd hierop verdaagd tot a.s. Dinsdag, wanneer de Jachtwet aan de orde komt. TWEEDE KAMER. Non-activiteslstractsment. Gistermiddag legde de Regeering een nota van wijziging aan de Kamer voor, waarbij wordt bepaald, dat de openbare ambten, waarvan de bekleeders non-ac tief zullen worden bij verkiezing tot Ka merlid, hij algemcenen maatregel van be stuur zullen worden opgesomd. De Voorzitter kon nu met nog meer recht volhouden, dat de motie geen zin meer had, En de heer Troelstra sput terde nog wel wat tegen, maar legde zich toch maar neer bij het vervallen van zijn uitstelvoorstel. En zoo werd dan eindelijk officieel ar- artikel 1 aan de orde gesteld. De heer Troelstra (S.D.) bleef bij zijn bezwaar van ongrondwettigheid, om dat ook de algemeene maatregel van be stuur door bet bevoegd gezag zou worden uitgevaardigd. De heer Nolens (R.-K.) wees er evenwel volkomen terecht op, dat de enu- meratie bij algemeenen maatregel het be zwaar opheft, dat de Regeering telkens in concreto over ieder persoon zou be slissen ten aanzien der non-activiteit cn dus het gevaar voor willekeur verdwijnt door een regeling op de voorgestelde «vijze. Dat een Regeering met het oog óp een bepaald persoon, betrokken bij een be paalde verkiezing, den algeipeenen maat regel zou wijzigen met deze bedenking kwam Jan Tter Laan aandragen is na tuurlijk malligheid. De heer Nolens bad volkomen gelijk, toen hij zeide, dat geen enkele Regeering zoo dictatoriaal zou durven of kunnen handelen. Artikel 1 werd met groote meerderheid aangenomen: 43 leden (de Rechterzijde r behalve de voorzitter en de heer Krijger, doch plus mej. Van Dorp en de heer Bie- rema) waren vóór en slechts 26 tegen De heer Troelstra (S.D.) stelde bij een volgend artikel een amendement voor waarhij werd bepaald, dat do hoogere verlofstractementen voor de tegenwoordige Kamerleden, zoolang hun Kamerlidmaat schap zonder onderbreking voortduurt, zouden gehandhaafd blijven. Volgens het regeeringsvoorstel zou, zooals men zich herinneren zal, de nieuwe regeling Teeds na afloop van deze parlementaire periode, dus in 1925, ingaan. In een stemming van medelijden, welke de vermoorde onschuld Duys door zijn opgeschroefde verontwaardiging over de Voorloopig Verslag-kwestie had gewekt, nam de Kamer het amendement-Troelstra met 49—12 stemmen aan. Maar intusschen is door dit besluit do beteekenis van dit wetsontwerp voor een groot deel naar de maan; de cumulatie van traktementen blijft voor de tegenwoor dige Kamerleden voortbestaan. De nieuwe regeling is dus eigenlijk nog slechter dan de thans geldende; zij bezit naast de slechte eigenschappen van de tegenwoordige bovendien- nog deze, dat zij de vrijheid en onafhankelijkheid van de ambtenaren-Kamerleden bedreigt. Im mers, dat dezen geheel naar de pijpen van hun kiezers zullen gaan dansen om toch maar van hun regelmatige herkie zing verzekerd te zijn. Wij hebben indertijd bij de indiening van dit wetsontwerp gejuicht, dat nu toch eindelijk een regeling zou komen, die een redelijke vergoeding voor gepresteerde diensten zou brengen. Wij hebben toen echter te veel op de objectiviteit van. de Kamer gerekend, Door do nieuwe rege^ ling zijn wij van den wal in de sloot te recht gekomen I Dinsdag a.s. zal de tweede lezing en eindstemming over het zoo geheel veran derde en verslechterde wetsontwerp plaats hebben. Daarna is de wijziging van de Dienst plichtwet aan de orde gekomen. De hu zaren zullen voortaan maar 15 maanden behoeven te dienen. De heer K. Ter Laan (S.D.) wil hiervan 12 maanden maken; toen hij aan het woord kwam, liepen al zijn partijgenooten behalve de heer Schaper weg. Toch interesseert de zaak hen natuurlijk buitengewoon I Naar alle waarschijnlijkheid zit de Kamer ook nog de volgende week. Ook met het wetsontwerp inzake de Hanzeban ken zal zij zicb immers vermoedelijk on ledig houden. GEPJIENGII mmms De dubbele moord te Houtdorp. De hoofddader van den dubbelen moord te Houtdorp, die zijn straf onderging in de strafgevangenis te Leeuwarden, is van daar ter verpleging overgebracht naar het Rijkskrankzinnigengeslicbt te Woenscl bij Eindhoven. fdoordaanslag. Uit Dortmund wordt aan de „Tel." ge meld: Op een landweg in de buurt van Kirch- linde heeft een 24-jarig Amsterdamsch student, K. H., getracht zijn verloofde, een jonge verkoopster uit Amsterdam, waar mede hij een pleizierreisje maakte, door revolverschoten te vermoorden in een vlaag van woede. Toen de revolver na het eerste schot, dat het meisje aan den schouder verwondde, ketste, poogde hij haar met zijn wandelstok te dooden, door haar hevig op het hoofd te slaan. Het meisje werd meer dood dan levend door een passee- rende auto aan den kant van den weg ge vonden. De dader is ontvlucht. Het motief tot deze daad is waarschijnlijk te zoeken in jaloezie. De toestand van het meisje is zorgwekkend. Gngclukken. Onder Nieuw en St. Joostland is do 76-jarige doove man, De Klerk, door den motorrijder B., uit Biezelinge aangereden. Hij is aan de gevolgen in het gasthuis te Middelburg overleden. Gisterochtend 5 uur is op de stoom tramrails ter hoogte van den overweg Vail- lantlaan-Waaldorpstraat in Den Haag het verminkte lijk van den 30-jarigen ran geerder bij de Hol. Spoorwegmaatschap pij D. S. gevonden. De man had Donder dagavond dienst gedaan in het seinhuis Vaillantlaan en was om 10 uur afgelost. Vermoed wordt dat hij hij het oversteken van de rails, om zich naar huis te hege ven, door een trein of stoomtram is ach- teröpgereden en gedood. Een treurig ongeval heeft Woensdag avond omstreeks zes uur bij het Vitesse- terrein te Arnhem plaats gehad, meldt de „N. Arnh. Crt.'\ De 26-jarige F., remmer bij de tram, wonende op den Geitenkamp, aldaar wilde op een passeerenden vrachtauto springen om met dit vervoermiddel naar huis te gaan. Hij nam zijn sprong echter to kort, viel en kwam onder den vrachtauto te recht, met het treurig gevolg, dat een der achterwielen van den auto hem over de horst reed. Hij kreeg een bloedspuwing en bleef bewusteloos liggen. Eenige voorbij gangers droegen hem in een naastbijzijn- de villa. Per ziekenauto is hij daarna naar liet Gemeenteziekenhuis overgebracht. De toe stand van F., die getrouwd en vader is, werd in den loop van den nacht zoo ern stig; dat zijn echtgenoote opnieuw ge waarschuwd moest worden. Donderdagochtend is hij overleden. Toen Woensdagavond de landbouwer S., te Meerveldhoven, huiswaarts keerde, wipte plotseling zijn kar achterover. Op de'kar zaten enkele kinderen, die gélukkig geen letsel hadden opgeloopon. S. deed na dit incident een paar schreden voorwaarts en viel met zijn hoofd op een tramlijn, tengevolge waarvan hij enkele oogenhlik- ken later overleed. De landbouwer S. was weduwnaar en 63 jaar oud. Gistermorgen te 8 uur is de 7-jarige G. Versloot op den Groenen Hilledjjk te Rotterdam door de electrische tram over reden. Hij liep langs een boom, zonder op de tram te letten en raakte daardoor on middellijk onder den baanschuiver. Dg knaap brak het rechterdijbeen en bekwam tevens een ernstige hoofdwonde en schou derfractuur. In hedenkelijken toestand is hij naar het ziekenhuis op den Coolsingel vervoerd. De gevolgen van een verminkt telegram. Wij lezen in het „Harl. Dagbl.": „In October van het vorig jaar werd een inwoner van Franeker te Haarlem benoemd Hij plaatste een advertentie in Haarlem's Dagblad, waarin hij een woning vroeg en kreeg hierop een aanbieding. Met zijn vrouw, die toen nog zijn verloofde was, ging hij hierop naar Haarlem, om die wo ning te bezichtigen. Het bleek, dat het een gemeubileerde woning was, waarvoor de eigenaar f 50 per maand vroeg. De gega digde bapte niet dadelijk toe, maar sprak met den eigenaar af, uit Franeker een tele gram te sturen. Op 6 October stuurde hij dan ook bet volgende telegram: „Nemen bet huis niet." „De belanghebbende toonde aan onze Re dactie bet formulier uit Franeker als over tuigingsstuk. I 'u „De eigenaar van de woning kroeg even wel het volgende telegram: „Nemen bet huis." „Dus dat was juist het tegenovergestelde De eigenaar wachtte lang op de komst van den nieuwen bewoner, maar deze kwam na tuurlijk niet opdagen. Toen de heeren elkander in Haarlem ontmoetten, kwam het tot een verklaring. De eigenaar nam er evenwel geen genoegen mee. Hij raad pleegde een advocaat, met het gevolg, dat de zaak voor het Kantongerecht behan deld werd. Hier werd uitgemaakt, dat de man uit Franeker de gevolgen van deze vergissing moest dragen, omdat het Rijk nu eenmaal geen schade vergoedt voor het verminken van telegrammen. Hij werd veroordeeld tot het betalen van f 100 scha devergoeding plus de rente aan den eige naar van de woning en van de proceskos ten, te zamen f 125. „Wegens de vergissing, door een ambte naar gemaakt, moet de gedupeerde dit vcor hem groote bedrag in termijnen afbe talen." INGEZONDEN (Ruiten verantwoordelijkheid der Redactie) Mijnheer de Redacteur. De bezadigde wijze wanrop de heer Yeerman mijn schrijyeu bespreekt, waar voor- ik hem mijn hukte breng, wekt hij mij de lust. om over de aanhangige zaak, het medezeggenschap in het G. O., nog iets in 't midden te brengen. Niet om po lemiek te voeren, maar wel om zoo mo gelijk licht te verspreiden, omdat het hier voor een Gemeentebestuur gaat over een zeer belangrijke zaak. De heeT Veerman meent in zijn oordeel over de bestaanbaarheid van het Am sterdamsch stelsel van G. 0. gesteund le worden door uitspraken van de heeren Wibaut, Prof. Oppenheim e.a. Hoo de heer Verman er toe komt om hier Wibaut te noemen is mij een raadsel. De heer Wibaut heeft zijn oordeel ge baseerd op het goede vertrouwen in de organisaties, en hij is met dit vertrouwen nu juist volkomen teleurgesteld. Daajmee is aan het vertrouwbare van zijn oordeel alle grond ontnomen. Pro fOppenheim behoort met Prof. Diepenhorst, Prof. Kra nenburg, Mr. Mendels en Prof. Struycken tot Yet vijftal, dat aange zocht is geworden door de Centrale Com missie voor georganiseerd overleg in ambtenarenzaken om hun oordeel mee te doelen over het al- of niet bestaanbare van medezeggingschap volgens de Wet. Prof. Oppenheim zegt: „Medezeg- gingsehap der ambtenaren bij de vast stelling, door het bevoegd openbaar gezag van hunne arbeidsvoorwaarden, of bij de regeling hunner salarissen, is, naar mijne meenjng, naar Ncderlandsch Staatsrecht niet toelaatbaar." Prof. Diepenhorst zegt: „Naar mijn oordeel zal het overleg met ambte naren slechts een adviseerend ka rakter mogen dragen. Dat karakter wordt bepaald door den aard van den over heidsdienst. De publieke dienst draagt een geheel hijzonder karakter. Het ge- zagselement van de overheid zal zich hier bij alle verhoudingen moeien doen gelden. Gaf de overheid too aan eisehen. die zij zelf niet kan billijken, dan zou zij daarmee baar bestaansrecht inboeten." Prof. Kranenburg oordeelt: „De medezeggingschan zal zich niet kunnen uitstrekken tot de technische leiding van een dienst, maar zal wel kunnen betref fende aleemeene regelimg der arbeids voorwaarden, de regeling der salarieering daaronder begrepen. Deze regeling vindt haar grenzen jn het budgetrecht der ver tegenwoordigende organen." M r. Mendels is van meening: „Als een positieve bepaling van ons geldend staatsrecht regeling of vaststelling van bezoldiging of andere arbeidsvoorwaar den aan Regeering, Provinciaal of Ge meentebestuur opdraagt, dan blijft die regelende bevoegdheid en de politieke verantwoordelijkheid geheel onaangetast, ook al overlegt en onderhandelt die over heid met een ambtenaren-organisatie en al leidt dit overleg tot overeenstemming." Eeidelijlc ,h e t oerdeel van Prof. Struycken: „In antwoord op uwschrijven betref fende. „Georganiseerd verleg" heb ik. de eer u mede te deelen, dat naar mijne meening de .medezeggenschap van ambte naren-organisaties over de arbeidsvoor waarden der ambtenaren, de salarisrege ling daarbij inbegrepen, naar het geldend Nederlandsche Staatsrecht zich niet ver der uit kan strekken dan tot 'het geven van adviezen aan de bevoegde autoritei ten." Niemand van de vijf geleerden neemt het dus voor het medezeggenschap op. De heer Veerman zegt aan de uitspraak van Prof. Oppenheim groote waar de te hechten. Laat hij er dan rekening mee houden, dat Prof. O. het medezeggen schap ontoelaatbaar acht, „dat de vol le, ongedeelde verantwoordelijkheid voor de hesluiten die eenig orgaan van het pu bliek gezag neemt, berust bij en drukt op dit orgaan en dat medewerking van, of geheele of gedeeltelijke afwenteling op personen of organisaties staande buiten het openbaar gezag, niet kent en men mag zeggen niet duldt." Mij dunkt, in 't bijzonder het oor deel van Prof. Diepenhorst, die de zaak nog in verhand brengt met de ge zagskwestie, zal den heer Veerman niet onverschillig kunnen zijn. Juist van Christelijke zijde zal met zijn uitspraak rekening moeten worden gehouden. De heer Veerman zegt: „Dat door de vertegenwoordigers der organisaties met allen ernst getracht werd tot oplossing te komen van deze uiterst moeilijke zaken staat voor ons vast." Ik antwoord: Met dien ernst heb ik ken nis gemaakt; die ernst strekt zich ge woonlijk uit tot grenzen, die door de be sturen der gemeenten niet te naderen zijn. Uit het schrijven van den heer Veer man blijkt duidelijk, dat hij do beteeke nis van het medezeggenschap, zooals die door bijna alle organisaties geëischt wordt, niet kent. Wanneer hij beweert., dat de beslissing toch hij den Raad blijft, is dit een vergissing. Ik neem mij daarom voor de zaak nog verder toe te lichten, doch moet dit tot nader uitstel len, ook omdat dit stuk le lang zou wor den. Nog een enkel woord over het slot van het stuk van den heer Veerman. Hij be klaagd er zich over, dat ik geen woord van hulde'over heb gehad voor de hou ding van de Christelijke collega's te Am sterdam. Die hulde heb ik zeer zeker, al is zij niet uitgesproken, doch de houding dezer mannen verandert niets aan het oordeel over het medezeggenschap. De geest van al de overige organisaties is mij voldoende bekend. De verhouding tus- schen de stemmen ten goede en ten kwa de was hier in Amsterdam als 3 tot 20. Van de Chr. organisatie hier heb ik nooit steun gehad. Toen ik een voorstel van haar op een vergadering in bespreking bracht, werd dit voorstel aanstonds als niet dienstig ter zijde gesteld, waarop het door niemand, zelfs van Chr. zijde, werd verdedigd. Nooit heb ik billijke en recht vaardige verlangens niet ter harte geno^ i men. Over het billijke en rechtvaardige an zekere verlangens kan echter ver schillend geoordeeld worden. Mijnheer de Redacteur, ik verzoek u beleefd opname van bovenstaande en wat er nog zal volgen in de N. L. C. Hoogachtend, :L M1 Uw dw. M -W. VERA'. VERREGAAND PROFAAN. In het officieele orgaan van een Haag- sche voetbalclub stond de volgende toe spraak van den voorzitter dier club afge- drukt: „Geliefde voetballers! Ook al heeft Houtrust een golvend terrein, met zeer veel effect, bedenkt dan Lucas 3:5 „....en de kromme wegen zullen tot ecnen reglen 7eg werden en de oneffene tot effen we gen". Vermijdt alle ruwheid in uw spel want zegt de Catechismus niet, dat gij uwe naaste noch met het woord, veel minder met do daad kwetse? En gaat die zelfde regel niet voort: „Gij zult ook.uzel- ven niet kwetsen of moedwillig in gevaar _.03ven, hetgeen onbetwistbaar op „ge vaarlijk spel" slaat, zooals koppen op 'n meter van den grond, als uw tegenstan der trappen wil! En mocht de bal de doel lijn gepasseerd zijn zonder dat dit mijn arbitrale aandacht getrokken heeft, 2egt mij dan, gij keepers beiderlei elftallen, of dit aldus is geschied, want weet, het negende gebod zegt: „gij zult geene val- sche getuigenis spreken tegen uwen naaste." Ook u, grensrechters, geef ik een een welgemeenden raad en wel, niet onnoo- dig met de vlag te zwaaien, want denkt, gijlieden, aan Psalm 67: „Leer mij stil op paden wand'len, stil verdragen, zwij gend hand'len!" Maar ook mijn eigen veiligheid moogt gij, spelers, niet veronachtzamen. Want is op den modernen scheidsrechter niet van toepassing Markus 14:65: „En som migen begonnen Hem te spuwen, Zijn aangezicht te bedekken en met vuisten te slaan!" Na deze eminente toespraak werd de wedstrijd heel kalm gespeeld, want op de spelers was inderdaad van toepassing Handelingen 8:10: „En zij konden niet wederslóan de wijsheid en den Geest, door welken hij sprak Ds. Js. v. d. Linden voegt hieraan in de „Geref. Kerkbode" van 's Gravenhage het volgende toe: „Wij kunnen ons niet anders voorstel len, of deze met moeite saamgczochte spottaal zal zelfs verreweg de meeste voetballers tot ergernis geweest zijn. En ieder, die uit Christelijke kringen in zulk een omgeving verdoold is en zijn rustdagen helaas hij de voetballers door brengt en die nog niet vergeten is, dat zijn God hem opeischt andere paden te kiezen voor den voet, zal met ontroering zulko opzettelijke spotternij gehoord heb ben en met schrik heseffen, dat hij, -daar toevend, „staat op den weg der zonda ren en zit .in het gestoelte der spotters". Laten wc. toezien, dat onze kinderen ver re blijven van dien broeden weg, die aan het eind van tijdelijke vreugd eeuwige ellende doet komen." VIJANDSCHAP CNDER BLOEMEN. Bloemen worden vaak beschouwd als zin nebeelden van zachtheid, van vriendschap en liefde, doch tusschen de bloemen on derling schijnt in vele gevallen de gene genheid niet groot te zijn; integendeel Bchijnen sommige elkaar allijddurenden haat te hebben gezworen. Zoo beweren sommige bloemisten, dat er tusschen reseda's en rozen een ware vijand schap bestaat. Als men dezo versch ge plukt in een ruiker samenvoegt en in wa ter plaatst, ziet men na eenige uren do vijanden tegen elkaar gedrukt en geheel verwelkt, terwijl de overige bouquetbloc- men nog geheel friscli zijn. Lelietjes van dalen zijn zeer boosaar dig; allo andere bloemen sterven in haar onmiddellijke nabijheid. Anjelieren en heliotropen daarentegen voelen zich sterk tot elkaar aangetrokken; naast elkaar behouden ze langer haar friscliheid dan afzonderlijk of bij andere bloemen. Ook onder de boomen ziet men gelijke verhoudingen. Zoo zijn linden en ahornen geslagen vijanden, naast elkaar geplant sterven ze spoedig. Ons Babbelhoekje. Beste jongens en meisjes. Ik mag ditmaal niet zooveel ruimte in beslag nem-eni als de vorige week, toen ons hoekje wel wat al te groot was geworden. Daarom geef ik ditmaal alleen het ver volg van het verhaal, wat jullie denk ik ook wel prettig zult vinden. De volgende week hoop ik dan weer dc briefjes te beantwoorden en nieuwe raad sels op te geven, Velo groeten, Oom FELIX. NERGENS THUIS door Francine. III. Den volgenden morgen werd Lucie ge wekt door bet geluid van een kletterenden regen. Bertha! zeide zij, terwijl zij haar zusje aanstootte, toe, wordt eens wakker, hoor eens hoe het regent. Wat zal het nu naar zijn om langs den weg to loopen, Bertlia rekte zich eens uit, keek eens om zich heen, maar plotseling herinnerde zij zich alles. Hè Lucie zeide zij „wat heb ik heerlijk geslapen, 'k Wist niet eens meer waar ik was. En regent het nu zoo? Maar we zullen vandaag toch naar tante moeten gaan, hoewel ik er ook erg tegen op zie." Berthazei Lucie weer ,,'k zou wel wil len dat de boerin ons nog een. dag liet blijven. Misschien is het mc-rgen wel droog weer. En 'k vind de boer cn de boerin oolc nog aardiger dan die andere boerin die ons in de schuur liet slapen. Ja, zei Bertha, „'k vind ze ook heel lief. Zouden ze zelf geen kindertjes hebben? 'k beb er geen een gezien." „Misschien waren ze nl naar bed" opper de Lucie. Terwijl de kinderen zoo met clt Ander spraken, zag de boerin vanuit baar keu kenvenster ook naar den regen. Zij dacht aan haar twee kleine gasten, die gisteravond zoo onverwachts gekomen waren. Nadat zij de kinderen naar bed had gebracht, hadden zij en haar man nog lang over de beide weesjes zitten praten. Oman, had de boerin gezegd, wat vindt ik het een lieve meisjes. Vooral de kleinste doet mij zoo sterk denken aan onze lie va Annie die verleden jaar gestorven is. Pre cies dezelfde blauwe oogen en blonde krullen. Heb je dat ook niet gemerkt man? ja, had haar man geantwoord, 'k zag het dadelijk, maar ik wilde er niet over spreken omdat je altijd zoo bedroefd ordt, als je aan Annie denkt. Weet je wat ik zou willen, begon de boerin weer een weinig aarzelend, terwijl zij baar man aankeek, als die tante van. Bertha en Lucie ze niet eens wilde of kon hebben, kunnen wij ze dan niet bier hou den? 't Zou weer zoo'n vroolijkheid gcveni in ons stille huis. Daar zouden we eens ernstig over moe ten denken, had de boer geantwoord, maar in ieder geval, eerst moeten de kinderen naar hun tante, zc-oals hun Moeder lien gezegd heeft. Terwijl de boerin over dit alles peinsde kwam haar man binnen. O, Anton! zeide zij dadelijk, wat een vreeselijk weer! Moe ten de kinderen in dien plasregen naar do stad loopen? Dat kan toch niet? Neen, zei baar man, 'k heb er ook al over gedacht, wij moeten ze vandaag maar hier houden. Hun tante weet toch niets van hun komst af. 'k Geloof niet, veegde hij er plagend aan toe, dat jo het zoo heel naar vindt. Dat heb je juist geraden, lachte de boerin, maar je weet cok veel te goed hoe veel ik van kinderen lioud. En al was dit niet zoo, ging zij, ernstig wordend voort, dan zou ik bet toch niet op mij durven ne men twee kinderen in zulk weer naar bui ten te sturen. Daar heb je gelijk in zei haar man, maar meet je je kleine gasten niet gaan wekken Dat zal ik gaan doen, was bet antwoord. Hier heb jij terwijl een kop thee, dan kunnen we straks met elkander ontbijten. Even later trad de boerin het slaapka- mertje der meisjes binnen en vond ze bei den wakker. Goeden morgen Bertha en Lucie, zeide zo vriendelijk, heb jo lekker geslapen en ben je wat uitgerust? Goedeii morgen juffrouw, zeiden de kin deren. 'k Heb heerlijk geslapen, ging Ber tha voort én zei Lucie, ik ben niets moe meer. Nu kinderen, zei de boerin, jo ziet hoo het regent. De boer en ik liebben juist af gesproken dat bet maar het bcsts^ is, als jullie vandaag nog hier blijven. Misschien is bet morgen droog weer en dan kunnen1 jullie naar je tante gaan. Vindt je het erg jammer, vroeg ze, dat jullie nu niet heen kunnen gaan? O neen, zei Lucie, terwijl zij de hand der boerin greep, ik vind het heerlijk, k Zei het daarstraks al tegen Bertha dat ik nog zoo graag een dagje wilde blijven, want ik vind u zoo lief. Lachend gaf de boerin haar een kus. O jou kleine vleistcr, zcidc zij terwijl zij haar met den vinger dreigde. Maar kom meisjes, ging 7 3 voort, nu gauw opgestaan, want de boer wacht op ons aan het ontbijt-, of hebben jullie geen honger? O ja juffrouw, zeiden de kinderen, ter wijl zij vlug uit bed sprongen. Bertha, kleedde zich zelf aan en Lucie werd een beetje door de boerin geholpen cn niet lang daarna, traden zij mot hun drieën de keuken binnen. Ziezoo man, zcido de boerin, luer heb jo onze gasten. De kinderen gaven hem verlegen eon hand, terwijl zij hem goeden morgen wcnschten. Wij zullen maar gauw gaan eten, zei do boer, 'k hoop dat jullie net zoo'n honger hebben als gisteravond. Nadat de boer gedankA, had, dat God hen allen in den nacht had beveiligd cm voor dc spijzen die voer hen gereed ston den, begon het ontbijt. De kinderen tastten weer even gretig toe als den vorigen avond en lieten zicb alles heerlijk smaken. De maaltijd was spoedig geëindigd en teen begaf do boer zich weer aan het werk. Ziezoo .meisjes, zei do boerin, nadat baar man liet vertrek bad verlaten, nu zullen wo zien de dag zoo prettig mogelijk door te brengen. Naar buiten kunnen we niet gaan, dus moeten we ons in buis maar vermaken. O, zei Bertha, ik kan u wel een beetje helpen. Mag ik de kopjes wasschen? dat deed ik vroeger thuis ook altijd. Dat is goed, antwoordde dc boerin. En ik kan ze drogen, riep Lucie. Toen dit werk was afgeloopen gaf de boerin de meisjes een paar moppen cn een serviesje om mee te spelen. O, wat een mooi speelgoed, zei Lucie, is dat van uw kleine meisje? Ik heb geen ld 'do meer, antwoord- do de boerin. Waar is ze dan. -ecg Lucic weer. In den hemel, zeide boerin terwijl de tranen haar in de oogen kwamen. O, zei Lucie, huilt u oiiiJat meisje in den'hemel is? Ik heb oefc zoo gehuild toen mijn Moe naar den hemel ging. En, voeg de zij er zachtjes aan toe. terwijl zij haar hoofdje in den schoot der boerin, stopte, 'k wou dat ik uw meisje mocht zijn. De boerin zeide niets terwijl zij Lucie langs de krullende haren sjreelde, maar uit haar oogen sprak dezelfde wensch. I (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 7