Aan het einde der Week
Was het voor Europa een goede week?
Het is moeilijk te zeggen, al kan daar
aan dadelijk worden toegevoegd, dat ze
ker wel wat goeds (kan worden opge
merkt.
Zoo wordt b.v. het feit, dat van ver
schillende kanten zoowel uit Parijs en
Londen en Brussel als uit Berlijn over
mogelijke onderhandelingen geschreven
wordt, hoewel niets feitelijks te berichten
valt, als een gunstig ver-schijnsel aange
merkt.
Een bewijs, zoo meenen de deskundi
gen, dat er achter de schermen toch wel
gewerkt wordt, en dat althans gezocht
wordt naar een redelijke oplossing.
In dit verband wordt ook weer niet
zonder ophef gesproken van een nieuwe
reis van Loucheur naar Londen.
Op zichzelf is dat niet een zaak van
zoo groote beteekenis, maar de zaak ver
andert eenigszins als men hoort dat gis
teren Poincaré met de Belgische minis
ters confereerde, welke conferentie door
Loucheur werd bijgewoond.
Een bewijs dat do uitstapjes van Lou
cheur naar Engeland niet zoo „onschul
dig" waren als 't aanvankelijk werd
voorgesteld.
Tegelijkertijd werd gemeld, dat de
Fransche gezant te Londen sinds een
week te Parijs vertoeft om met zijn re
geering to overleggen en nieuwe instruc
ties te halen.
En alsof dat nog niet mooi genoeg
was, wordt gemeld, dat de Fransche oud
minister van financiën Klotz, sinds eeni-
ge dagen in Londen vertoeft, waar hij
met voorname financiers conferenties
had.
Het is uit alles duidelijk dat er „ge
werkt" wordt.
De vraag is nu maar, in wel(ke
richting men werkt.
Is het doel van al de besprekingen, den
vriendschapsband tusschen Frankrijk en
Engeland te versterken, zooals door velen
in Duitsckland gevreesd wordt?
Indien ja, dan ziet het er voor
Duitschland, dat zich nog steeds tegen de
Fransche dwangmaatregelen blijft ver
zetten, donker uit.
Er is echter ook een mogelijkheid, dat
getracht wordt, een oplossing te vinden,
om uit de moeilijkheden die voor Frank
rijk oj>k niet gering zijn, te geraken.
Zooals uit onze buitenlandsche over
zichten bleek, is het Engelscho parle
ment een weinig in opspraak geweest
deze week.
De partijen hebben een oogenblik hef
tig gebotst en de regeeringhad zelfs een
kleine boewei toevallige nederlaag
to boeken.
Opzichzelf is wat gebeurde nauwelijks
vermeldenswaard.
Maar het krijgt beteeikenis omdat er
uit blijkt dat de positie van de regeering
tamelijk zwak is.
En, zoo wordt geconcludeerd, hoe
zwakker de Engelsche regeering is, hoe
hooger toon door do Fransche regeering
wordt aangeslagen en ho© slechter toor
Duitschland.
De tijd zal leeren in boeverre dit
juist is.
Maar op dit oogenblik een andere
conclusie is niet mogelijk, ziet het er ver
van gunstig uit.
En voorzoover wij daarover kunnen
^ordeelen is er voor Duitschland en voor
heel Europa weinig reden om van een
goede week te spreken.
Van ons land kan dat gelukkig wel
worden gezegd.
We stonden ©enigermate op een keer
punt.
Sinds het begin van deze eeuw was de
Eerste Kamer in meerderheid rechts ge
weest en waren in de voornaamste pro
vinciën de rechtsche partijen in de meer
derheid.
Dat zou, zoo vreesden de Christelijke
partijen, nu anders worden.
En de vrijzinnigen h oo p t e n het.
Maar de uitslag was, dat de rechtsche
meerderheid schitterend behouden blijft.
Het gevaar dat hier dreigde is geluk-;
kig afgewend.
Worde het onzen voormannen gegeven
trouw te 'zijn en te blijven.
Het gevaar dat men overmoedig
wordt, is altijd zoo groot.
't Zijn sterke beenen, die de weelde, ook.
de politieke weelde, kunnen dragen.
Moge God den leiders van ons volk
schenken wijsheid en goed verstand, om
ons volk ih de'goede richting voor te
gaan.
De Eerste Kamer, is deze week gereed
gekomen met de Algemeen© beschouwin
gen over do Staatsbegrooting voor 1923.
Te vroeg is dat zeker niet, nu reeds
meer dan een vierde gedeelte van het,
jaar voorbij is.
Maar leerzaam is wat daar ge-.
sproken wordt wel.
Do debatten staan hier op hoog peil. De
Eerste Kamer is in dit opzicht inder-=
daad de eerste.
Het kruis op den Schouwburg.
Nog altijd is het tooneelvraagstuk vóór
den ernstigen Christen een van de meest
jactueele. Het is een dier vraagstukken,
idlo zich izoo moeilijk tot een oplossing
/brengen laten, zoolang de groote hoofd-
ivraag nog op haar antwoord wajcht:
t,Wat is practisch de verhouding tus-;
ischen Christendom en tWereld?"
Het is waar: in de samenleving wordt-
jcKt vraagstuk voor 'den christen vanzelf
iwel opgelost. 'Het christen-zijn op ziek-*
•zelf maakt hem reeds afkeerig van die
(dingen, waar de wereldling „izijn (beha-
jgen in schept". Hij doet da,ar niet aan
jmoe, om de eenvoudige reden, dat zijn
«eest en zijn hart .andere behoeften
hebben. Zijn zin en aandacht zijn slechts
igespitst om te beluisteren stemmen der
(Eeuwigheid. Dat is zijn vreugde. ,En
(daaraan heeft hij genoeg.
I Is het dus een uitgemaakte zaak, dat
•de Christen het tooneel als genotsmiddel
.«miösen kan, en dat hij voor zijn gees- I
«tcsverrijki:f| de scbouwburgloge niet 1
noodig beeft, een andere vraag ïs of
bij de planken gebruiken kan i n
dienst van zijn Christendom.
Dit is eigenlijk de opgeworpen vraag
■van onzen lijd voor den Christen. Een
vraag die door enthousiaste jongeren
geestdriftig met „ja" beantwoord wordt;
maar waar ouderen veelal hun stilzwij-.
gen over bewaren.
De geest der ouderen verzet 'zich ter
gen het tooneel, en wil er niet aan. Daar
entegen roept de jeugd om „dieper in
zicht". Dat wil zeggen; om nu eens af
stand te doen van alle vooroordeel. Om
het tooneel eens^eerlijk te zien, zooals het
i s. En dan zich af te vragen: „kan 't too
neel stichtend, bouwend, veredelend wer
ken? Zoo ja dan kan het öök de Chris
telijke moraal in het Christelijk tooneel-
•stuk naar voren brengen.
Dan is het naar baar wézen niet ver
oordeeld. Het spreekt vanzelf dat we bij
een beoordeeling van het tooneel wan-,
neer we ons afvragen of dit den Christen
•geoorloofd is dat tooneel nemen moe
ten o p z i j n b e s t.
Geen enkele Christen zal het opnemen
voor de schandrevue, of pleitea roor het
tingel-tangel, variété. .We moeten in oruze
«beschouwing uitgaan van het classieke,
het hoog-staande stuk.
Ook moet hier het particuliere ïeven
«van acteurs en actrices buiten kijf blij
ven. En evenmin moet er gescherm'd wor
den met het mondaine theatermilieu. Ik
weet wel, dat het moeilijk is, zich van
d^ze karaktertrekken, zoo onafscheidelijk
«aan het wereïdtheater verbonden, los te
anr^ken. Want in bet te bespreken too^
«neelvraagstuk behoort de milieu-vraag
Hot de meest pikante.
1 Vaak als men over het tooneel hoort
'redetwisten, blijkt, dat men het open gor-
Vlijn reeds lang uit het oog heeft ver
loren, en dat men liever tuurt op de toi
letten? de decolleteés, de kapsels en de
Vitte plastrons in de (baignoires aan de
overzijde.
En wanneer men die dan door heft
(monsterend kijkerglas scherp heeft op-
fen omen, verlaat men met bedenkelijk
oofdschu'dden liefst midden in het
opgevoerde stuk zijn plaats; waarmee
"dan tevens bet vonnis over „het tooneel"
is geveld. Maar men vergeet, dat men dan
(zelf twee „tooneelen" verwart. Men ver?
■oordeelt het tooneel op de planken
'(waar men misschien de helft nie't van
'gezien heeft) naar het tooneel vóór
\le planken. Iets wat allicht te begrijpen
is, maar wat toch bezwaarlijk voor een
ernstig mensch een serieuse wijze van
beoordeelen kan genoemd woeden. En'die
bok de tooneelVraag als question
h 1 a n t e rustig smeulen laat.
Evenmin mag het tooneel beoordeeld
worden naar Kijn spelers. Ook hier
ligt een letsel voor veler blllij[k oordeel.
■Over !t algemeen maakt liet sterk verte
genwoordigd jodenelement in de tooneel-
'gezelscbappen een sympathieke beoor-
'deeling onzerzijds niet gemakkelijk.
En wij wij voelen dit vooroordeel
ïiiet direct als een fout aan. Zelfs het
hrgument, dat de Heiland zelf toch ook
„een van die" was, is niet doorslaand
overtuigend, waar bet tooneëlspelers be
treft. Was Hij het Zelf niet, die als Hij
Zijn vermaning uitspreekt Er wordt niet
gelijk aan de geveinsden, bet woord „Hij
pocriet" gebruikt dat in 's Grieksch het
zelfde aa-ïfduidt als: tooneelspeler? Wij
feouden IJezus woord dus ook zóó kunnen
zeggen: „wordt niet gelijk aan de tooneel-
Spelers" En bedenken we dan daarbij,
dat het classiek tooneel van die dagen
over 't algemeen lang niet zoo gezakt was
in zedeloosheid als thans, dan vragen we
ons af, of de Heilan'd, als Hij n u hét
land door ïging, Zijn gebod nog niet
veel meer klem zou bijzetten?
Maar toch, ook dit argument laten wij
thans onzen geest passeeren. Tenslotte
is in zekeren zin het particuliere leven
èn het karakter der spelers hun Zaak.
Wij hebben het alleen te beschouwen in
zoover het hun spel beïnvloedt. In zoover
het hun spel waarachtig maakt, en dus
stempelt tot loutere ikunst.
De tijden veranderen, en wij met
hen,...
Ja, dat is toch waar, zonder dat ge er
Zelf dikwijls erg in Hebt. De oude groot-
Vader, die maar stil en zwijgend wacht
op het izachte nabijkomen van den Dood,
die (volgens Vondel) „noch zoete jeugd,
noch gemelijken ouderdom" spaart -hij
had het in zijn manlijke jaren toch ook
niet kunnen denken, dat zijn jóngste
kleinzoon, als iets heel gewoons van tijd
tot tijd den schouwburg bezoeken zou.
Och hij weet het wel 't is igeen
sléchte jongen; hij is te degelijk nog en
te gezond van ziel om uit zingenot te
gaan, of uit wereldzucht. Hij gaat. werke
lijk met edele motieven. Werkelijk (en
waarom Izou grootvader hem niet geloo--»
ven?!) alleen om: kunst te zien. Maar
toch vroeger waren de menschen a n-
flers.
Tegenwoordig schijnen ze het tooneel
noodig te hebben, om te kunnen blijven
gelooven in groote gevoelens; in een
laaiende liefde, in een verteerenrde baat.
Zie je en: dat was vroeger anders.
„In vroeger jaren", en grootvader ver
telt wel verder: „in Vroeger jaren was je
'gelukkig thuis, bij -moeder de vrouw,
was je tevreden met wat God je gaf. Toen
Was het liefde in het meer kleine tooneel
Van de gezellige huiskamer. Toen was je
gelukkig, als moeder zoo zorgend en op
tijd alles in orde bracht, wat voor bet
Koffiedrinken nóo'dig was. Maar tegen-
'woordig.boeien die dingen, naar 't schijnt
'niet meerEn grootvader zwijgt. Eh
hij begrijpt liet niét.
l Wij1 leven in een anderen tijd. Wij 'he
grijpen misschien wel de oorzaken,
(waaróm het leven isoo anders is. Waar
óm wo niet meer verbaasd opkijken, als
Hve hooren, dat die er „niets in ziet", om
ai en toe eens. naar den schouwburg te
-gaan, en 'dat di e geregeld zijn partij bil
jard in het' resiaurant speelt,
i Maar..,, al zijn we anders, zijn we
'daarom héter? Hebben we daarom g r o o-
:t e r Tiefde? Of wijst al dat buitennissige,
'al dat bijzondere op een steeds groeien
de -westelijke armoede? Och ja* we
Zijn niet jaloerscb op den goeden, ouden
tijd van grootvader, maarwaar zijn
we eigenlijk wél jaloersch op?
Want als er nog jalotfzie is is er
passie. En het groote kenmerk van on-«
'zen tijd is, dat ze passieloos is.
„Zonder natuurlijke liefde" noemt de
•Bijbel dat. En om het geloof nu in die
'natuurlijke liefde te bewaren, daarom
gaat men naar bet theater!
En veilig kan gezegd worden, dat, hoe
meer het Christendom den schouwburg
noódig heeft, om groote gevoelens
„voorgespeeld" te zien (en helaas ook
„uitgespeeld" 1) des te minder groote ge
voelens het zélf heeft. Des te armer aan
liefde, des te armer aan.Christus is
het.
De kwestie, die voor ieder mensch,
maar speciaal Voor den Christen, alles
beslissen moet is: dat men den s c h ij n
van het Tooneel aanziet, (ja dat ook)
'paar vooral néémt voor het wezen der
'dingen.
Het ds de vraag, of werkelijk groote ge
voelens of waarlijk hef „eeuwig mensehe-
lijke" gespeeld, vertoond mag woTden,
óf het vertoond kan worden? och,
'dat blijkt. Maar *>f het mag, daar gaat
'het om.
Het is een vraag, die zóó ingrijpend is,
'dat zij meteen beslist, of een Christelijk
'tooneel mogelijk is, ja dan neen. Op het
„spélen", op het „geniale veinzen" komt
het hier aan. Ja, hoe schitterender het
spel is, des te klemmender wordt de
vraag: „mag dat?"
Zeg eens moeder, gij, 'die uw kind ver
loren hebt, nadat ge nachten aan zijn
bedje gewaakt en gebeden hadt, vindt ge
het aangenaam, veredelt het u, als
:ge ziet, hoe die schitterende thea/terster
het u alles tot in bijzonderheden na
bootst? Vindt ge het prettig om uw
'smart „op de planken" te zien?
En gij geestdriftige jongere, die in een
uur van hoogste levensspamiing, van bo-
v en aard sc h geluk de vrouw van uw ziel
gevonden hebt. 'zeg nu eens: sticht of
ergert het u, dait die acteur daar niet
'zijn geaffecteerd stemgeluid u na
bootst?
Toe, geef nu eens antwoord.
Zeg nu maar eerlijk, dat het u ergert.
Dat ge spijt van uw avond hebt.
Maar dan is hier ook voor u de vraag
heslist, dat geen mimieik, dat geen actie,
geen dictie ooit Weer kan geven het diep
ste beleven der mensehheid. Dat schijn
nooit kan en mag genomen worden voor
het Wezen der dingen. Ja, dat alles wat
het wezenlijke imiteert in den grond der
zaak heiligschennis is.
Maar daarmee is dan ook tevens het
Christelijk tooneel en het passiespel van
Ober-Ammergau veroordeeld. Och we
hoeven hier niet in te gaan op het stui
tende feit, dat oen acteur onzen Heiland
'in zijn levens-lijdensdrama imiteert.
Teder voelt dit. Maar ook het brengen van
'Christelijke motieven voor het voetlicht:
Zonde, Berouw, Vergeving, Geloof in het
verzoenend Bloed, en ai wat de hoogste
waarachtigheid en ernst van een men-
schenleven uitmaakt uw intuïtie 'zegt
het reeds, ook dat mag nooit nóge^
'speeld, uitgeheeld, opgevoerd worden.
En wie het wel wil, toont alleen nooit
te zijn doorgédropgen tot, nimmer be
seft te hebben: de beteekenis van eigen,
'geestelijk leven.
Natuurlijk is met «de scherpe tegenstel
ling van 't Wezen tegenover den
s c h ij n nog niet alle tooneel in den ban
gedaan. Er is een zeker tooneel-geknut-
sel, een luimig geliefhebber, dat naar
zijn aard vrij onschuldig is. Geen ruim
denkend mensch zal de leutige samen
spraak op do jongelingsvereeniging, en
het komische blij spelletje op de zilveren
bruiloft treffen met den bliksem uit zijn
al te 'zwarte principen-wolk. Maar hier
gaat het tegen het tooneel als mi'ddel tot
volksopvoeding.
En als zoodanig gelooven wij dat deze
geestelijke volksspijze, hoe smakelijk ook
opgediend, uit (grondstoffen helstaat die
het zieleleVen vergiftigen moeten.
Daarom was het Reveil ook juist zoo
tegen het tooneel gekant. In dien tijd van
geestelijke opleving, werkte het Christe
lijk geweten o ok zuiverder.
Wist het juister dan tegenwoordig, te
schiften tusschen Schijn en Wezen. Dat
kwam omdat voor een Groen v. Prinste-
rer, een Da Gosta,. een De Clerq en een.
Gapadose hal. ware, het gelouterde leven
•zoo diaht bij God was. Het kristallen wa
ter uit de Bron des Levens was toerei
kend voor bflnng van hun ziel e« geest.
K^artoe behoefden zij geen stoffelijk,
menschelijk aquaduct.
Neen, zélf schepten zij. En ze kónden
het doen, omdat zij de bekers van hun
hart hadden vlak in de nabijhe/d) van de
Bron zelf.
Karaktersckguarschte, fcoo
Inoemde Calvijn Teeds de fatale uitwer-:
iking van het tooneel. In de eerste plaats
IkarakterschaaTSchte voor den speler,
(die op den duur verleert zichzelf te
Izij n. Maar ook: voor den toeschouw
(wer die in het grootsch gebaar, in de
Irethorische tooneelstem, in Me overdre-
tven uitbeelding: de spontane uitin/g van
!het leven zoeken gaat. Die het leven, het
teieleleven slechts leert te onderscheiden
!en te waardeuren naar de min of meer-
idere mate van artisticiteit, waarmee het
(voor 's levens voetlicht treedt.
v Onbegrijpelijk is het daai oojk, dat men-
(schen die zelf ruimschoots hun deel kre-
Igen van 's levens lief en leed, die zélf dus
Iwerkelijk wel Me ware levensmotieven
(weten te onderscheiden, toch nog genie-
Iten kunnen van een tooneelliefide, toch
Inog ontroerd Kunnen worden door een
itooneelsmart.
Van oppervlakkige zielen is het nog te
.Verslaan. Zij hebben nooit een diepere
laandoening gekend.
Hun geestelijke voelhorens zijn te
tstomp om die aandoeningen aan te voe
den in hun omgeving.
Zij g e 1 o o v e n in het tooneel, met de-
Izelrao naïeviteit waarmee een bakvisch
(„vast gelooft" in de smart van haar heb
(din in Me sensatieroman.
Maar do Christen: jongere weet beter.
I Zijn milieu is dieper. Zijn heole opvoe-
Iding, zijn school, zijn vereeniging, zijn
(kerk', en niet het minst het leven thuis,
Ivoedt hein er toe op tot een dieper on
derscheiding van Schijn en Wezen.
Tot een bewustwording van - het
(Waarachtige.
i Want hij staat ten slotte voor de ziels-
Izekerheid: dat de Volkomenheid der Lief-
Me niet na te bootsen is. Omdat hij het
Kruis kent.
Doch aan dè.t Kruis geen comedie,
fcjeen spel, geen nabootsing, geen „ac
teur" van Ober-Ammergau.
Daar volle, ontzettende realiteit.
Alleen als d i e realiteit voor de ziel
|eerst werkelijk reëel wordt (óók voor
jde Ziel van. den cultuur-Christen van on-
fzen dag) zal voor haar het tooneel-
1 vraagstuk het bindend, 'antwoord erlan
gen. Tw.
DE GODSDIENSTVERVOLGING IN
RUSLAND.
Grootvorst Alexander van Rusland,
ex-groot-admiraal der Russische vloot
en schoonbroeder van wijlen tsaar Ni-:
colaas II van Rusland, heeft, gelijk men
weet, een tref-fenden oproep aan de
christenheid van de geheele wereld ge
richt. De tekst van dezen oproep luidt
als volgt:
„In naam van God en van Christus
wend ik mij tot het geweten van al mijn
broeders en zusters naar den geest.
Daar voor uw oogen, in mijn eigen
land, in Rusland, voeren 150 millioen
zielen, gelijk de uwe, die denzelfden
goeden God tot Vader hebben, een doo-
delijke worsteling voor alles, wat ons
het heiligst is, voor het geloof in God en
in God en in Christus, of in God alleen.
Sta op uit uw rust, indien gij gelooft
in Christus.
De tyrannic van de regeering, die ge-
inspireerd en geleid wordt door de mach
ten van boosheid, van laagheid en haat,
heeft een' verbitterden oorlog verklaard
aan God en Christus.
Honderdduizenden kinderen worden in
volkomen ahteïsme en in haat opgevoed
en worden aangemoedigd om het kwade
te doen en alles, wat immoreel is.
Denkt aan de gansche geslachten men
schen, die men opvoedt - om de menseh
heid te vergiftigen.
Maar blijven voortleven, terwijl men
het oor sluit voor deze verschrikkelijke
ramptijdingen, is ongeoorloofd.
Gij moet uw moreelen steun geven aan
mijn landgenooten, die nog trouw zijn
gebleven aan God en aan Christus, die
den dood verkiezen boven bet verraad
jegens hun Vader en hun Verlosser.
Ik wil het uitschreeuwen, dat het de
plicht van ieder Christen op aarde is,
mijn vervolgd volk moreel te helpen."
Naar uit Moskou wordt gemeld, heeft
de openbare aanklager van patriarch
Tikhon, Krylenko, aan de delegaties der
provinciale communistische organisa
ties, dio haar petities waren komen aan
bieden, waarin do doodstraf voor den
patriarch werd geëischt, de volgende
verklaring afgelegd:
„Het lot van burger Tikhon is in .pnze
handen en ge kunt er zeker van zijn, dat
wij dezen vertegenwoordiger van de
klassen, die sinds eeuwen het Russische
volk onderdrukt hebben, en den strijd
tegen den souvereinen wil van het Rus
sische proletariaat nog niet hebben opge
geven, niet zullen sparen.
De sovjet-regeering is vast besloten,
dezen strijd met een zoo krachtig moge
lijken tegenaanval te beantwoorden. Zij
zal onverbiddelijk zijn en niemand ont
zien.
Het proletariaat moet zich, (kost wat
kost, in de veroverde stellingen handkar
ven.
Een der phasen in den strijd, dien wij
voeren, is juist het groote offensief tegen
de godsdienstige vooroordeelen en het
blinde fanatisme der massa.
Oorlog aan den godsdienst! Oorfog aan
alle vormen van geloof, welke zij zijn
mogen! Het Russische volk moet zich
van dit vreeselijk juk bevrijden!
"Wij weten, dat zekere Russische en
niet-Russische elementen in den vreemde
zich voorbereiden om een heftige cam
pagne tegen ons uit te lokken in ver
band met het proces tegen burger Tikhon.
Ik moet u zeggen, dat de Russische re--
geering niet alleen geen enkele interven
tie van het buitenland zal toelaten, maar
dat zij bovendien alle sta.ppen van dien
aard in rekening zal brengen op het pas
sief van Tikhon.
Hoé meer men in den vreemde zal pro
testeeren, hoe gevaarlijker de toestand
voor burger Tikhon zal zijn."
LEIDSCHE PENKRASSEN
Amice.
Het is voor een anti-revolutionair niet
opwekkend thans over de verkiezingen te
gaan schrijven, maar ge gevoelt dat het
zoo een anti-revolutionair toch ook onmo
gelijk is, om er van te zwijgen, al zou men
dat om meerdere redenen liever niet doen.
Ge weet er alles van m'n waarde, hoe
het hier in Leiden geloopen is en hoe sma
delijk we geslagen werden.
Ook in een nederlaag kan nog iets
moois zijn en iets verheffends. Een partij
kan ook met e e r e vallen. Maar zoo was
het bij ons niet deze week.
Hadden we een hetze gehad zooals we
vroeger wel beleefd hebben, toen letter
lijk alles op ons aanstormde en we van
alle kanten op de meest heftige wijze wer
den aangevallen, ik zou er het zwijgen
toe doen of misschien selfs roemen in
de nederlaag.
Maar daar was bij deze verkiezing toch
geen sprake van.
Zeker, men heeft ons niet met rust ge
laten. Met name van rechtsche zijde wer
den we bestookt.
De Herv. Geref. Staatspartij bv., die
haar kracht zocht in do bestrijding van
Rome, had het toch altijd het eerst en
het meest met de Anti-revolutionaire par
tij te kwaad. En de Geref. Staatspartij
doet bijna niet anders dan duidelijk ma
ken dat wij van het anti-revolutionaire
spoor zijn afgeweken en den kiezers aan
het verstand brengen, dat wio waarlijk
de anti-revolutionaire beginselen wil die
nen, niet moet stemmen op de anti-re
volutionaire candidaten.
Hot is echter niet deze actie dio on*
de nederlaag bezorgde.
Als we aannemen dat de Staatk. Gere
formeerden ons een 250 stemmen afhandig
maakten en dat een klein getal door do.
prikkelende actie van de H. G. S. naar Ds.
Schokking overging misschien, dan is tocli j
het groote verlies nog volstrekt niet ver
klaard.
Een element van beteekenis is hierbij
ongetwijfeld de persoonlijke bekendheid
van de candidaten. Evenals wij in Rotter
dam met den naam Schouten wonderen»
kunnen doen, zoo kunnen de C. H.'s dit'
met den naam Schokking, die bij jong en'
oud bekend is niet alleen maar ook geliefd
Dit gold natuurlijk niet van den lieer
Warnaar. Hij is een zeer bekwaam Sta
tenlid en een man die in zijn omgevi.ig
hoog gewaardeerd wordt, maar in Leiden
is hij bij de massa niet bekend, wat zoo
als van te voren te zien was, eenig stem
menverlies zou geven.
Dit alles, amice, geeft echter aan de
derlaag nog niet een smadelijk karakter
De zaak is dat bij ons het oude vuur
geloofd scheen. Dat velen, die vroeger met
ijver meewerkten, nu geen lust ge
voelden om voor onze beginselen et
vuur te gaan. Dat allerlei perso, .*ko
kwesties een groote rol speelden en dat
die ldeine persoonlijke belangetjes werdem
beschouwd als het grootste en het hoogste
waarbij de beteekenis van de beginselen
in het niet viel.
Het is hier niet de plaats om hierover
in den breed© uit te wijden. Alle dingen
stichten nu eenmaal niet.
Maar d i t is wel zeker, amice, als door
onze mannen en vrouwen meer gevoeld
was, dat onze strijd gaat en moet gaan
om de eore van onzen grooten Koning te
bevorderen, dan zou de uitslag een andere
zijn geweest.
Denkt ge, dat iemand, de waarlijk brandt
van liefde voor den Naam en de zaak des
Heeren, omdat sommige zaken anders
loopen dan hij wenschte, zoo gemakkelijk
zou besluiten om nu maar niets meer te
doen en nu maar niet meer te gaan wer
ken?
Terwijl ik dit briefje zir. te schrijven
gaat daar juist de telefoon en wordt mij
do uitslag in Zuid-Holland meegedeeld.
"Welk een verrassing! Er mag dan bij
ons ontrouw zijn geweest, onze God is
ook nu weer gebleken een God van trouw
te zijn.
Ge weet hoe zwak we stonden en hoe
groot de kans was dat de rechtsche meer-
derheid in een minderheid zou worden om
gezet.
En nu krijg ik daar het bericht dat de
rechtsche meerderheid in geklommen van
42 tot 46 zetels terwijl de linkerzijde te
rugliep van 40 tot 36 zetels.
De verrassing is te grooter nu blijkt dab
de Antirevol. partij zich heeft gehand
haafd, terwijl de Staatk. Geref. die in
hoofdzaak op ons erf grasduinden twee
zetels hebben gewonnen.
Hebben wo geen reden amice, om God
te danken over zoo ongedachte overwin-
ning? Moeten we ons niet klein gevoelen
bij zoo onverdiende zegeningen?
We kunnen hier en dat is het mooie in
deze zaak, van e>en driedubbele overwin
ning spreken. Niet alleen toch, dat het nu
mogelijk blijft het Gedeputeerden college
in meerderheid door mannen van rechts
te bezetten, maar het is nu ook wel zeker
dat de meerderheid van de Eerste Kamer
niet naar links zal omzwenken, zooals door
velen gehoopt en verwacht werd.
Er ia hoe kan het anders blijd
schap in onze harten., over deze onver
wachte uitkomst. Maar tegelijkertijd gaat
het ons aan het hart dat deze overwinning
zonder onze medewerking bereikt werd,
en dat anderer ijver en trouw moest goed-
maken wat hier bedorven werd.
De vraag is nu, hoe het straks zal gaan
bij de Raadsverkiezingen. Ge zult deze
week in ons blad gelezen hebben dat we er
niet gunstig voorstaan en dat er een zeer
groote kans is dat we 3 zetels zullen ver
spelen.
Ik heb zelfs politieke profeten hooren.
beweren, dat het bij oen verlies van drie
zetels niet zal blijven maar dat we ons op
nog grootere verliezen hebben voor te be
reiden.
Het is mij niet precies bekend amice,
waarop deze verwachting stount. Mis-
scliicn valt het nog een weinig mee, en zul
len we ook de vierde zetel nog kunnen
redden.
In elk geval weten we nu waar we aan
toe zijn.
Als we straks opnieuw en nog meer ge
slagen worden, dan zal niemand kunnen
zeggen dat het bij verrassing geschiedt.
We hebben een. ernstige waarschuwing
ontvangen en nu is het maar do vraag of
we aan die waarschuwing gehoor zullen
geven of niet, of wo nu met kracht aan het
werk zullen gaan om nog te redden wat
te redden valt, dan wel of wo do zaken
maar rustig op huil beloop zullen laten.
't Beste is dat ieder onzer zich deze
vragen stelt. j
Wanneer iemand meent dat hij het met i
zijne verantwoordelijkheid overeen kan
brengen om ook nu nog rustig af to 'I A
wachten de dingen die komen zullen, on
over zulk een houding Gods zegen te kun-
non inroepen, welnu, laat men dat dau
doen.
Ik heb echter neg een kleine hoop, amïr
ce, dat er ook zullen zijn, die nu de nood;?
aan den man komt, al hun krachten zul-
len inspannen om den smaad die over ons
en onze partij gekomen is af te wenden,
en er toe mee- te werken dat we straks,
nog reden hebben om te danken voor den-
zegen over onzen arbeid.
VERITAS.