Aan het einde der Week Was het voor Europa een goede week? Het is moeilijk te zeggen, al kan daar aan dadelijk worden toegevoegd, dat ze ker wel wat goeds (kan worden opge merkt. Zoo wordt b.v. het feit, dat van ver schillende kanten zoowel uit Parijs en Londen en Brussel als uit Berlijn over mogelijke onderhandelingen geschreven wordt, hoewel niets feitelijks te berichten valt, als een gunstig ver-schijnsel aange merkt. Een bewijs, zoo meenen de deskundi gen, dat er achter de schermen toch wel gewerkt wordt, en dat althans gezocht wordt naar een redelijke oplossing. In dit verband wordt ook weer niet zonder ophef gesproken van een nieuwe reis van Loucheur naar Londen. Op zichzelf is dat niet een zaak van zoo groote beteekenis, maar de zaak ver andert eenigszins als men hoort dat gis teren Poincaré met de Belgische minis ters confereerde, welke conferentie door Loucheur werd bijgewoond. Een bewijs dat do uitstapjes van Lou cheur naar Engeland niet zoo „onschul dig" waren als 't aanvankelijk werd voorgesteld. Tegelijkertijd werd gemeld, dat de Fransche gezant te Londen sinds een week te Parijs vertoeft om met zijn re geering to overleggen en nieuwe instruc ties te halen. En alsof dat nog niet mooi genoeg was, wordt gemeld, dat de Fransche oud minister van financiën Klotz, sinds eeni- ge dagen in Londen vertoeft, waar hij met voorname financiers conferenties had. Het is uit alles duidelijk dat er „ge werkt" wordt. De vraag is nu maar, in wel(ke richting men werkt. Is het doel van al de besprekingen, den vriendschapsband tusschen Frankrijk en Engeland te versterken, zooals door velen in Duitsckland gevreesd wordt? Indien ja, dan ziet het er voor Duitschland, dat zich nog steeds tegen de Fransche dwangmaatregelen blijft ver zetten, donker uit. Er is echter ook een mogelijkheid, dat getracht wordt, een oplossing te vinden, om uit de moeilijkheden die voor Frank rijk oj>k niet gering zijn, te geraken. Zooals uit onze buitenlandsche over zichten bleek, is het Engelscho parle ment een weinig in opspraak geweest deze week. De partijen hebben een oogenblik hef tig gebotst en de regeeringhad zelfs een kleine boewei toevallige nederlaag to boeken. Opzichzelf is wat gebeurde nauwelijks vermeldenswaard. Maar het krijgt beteeikenis omdat er uit blijkt dat de positie van de regeering tamelijk zwak is. En, zoo wordt geconcludeerd, hoe zwakker de Engelsche regeering is, hoe hooger toon door do Fransche regeering wordt aangeslagen en ho© slechter toor Duitschland. De tijd zal leeren in boeverre dit juist is. Maar op dit oogenblik een andere conclusie is niet mogelijk, ziet het er ver van gunstig uit. En voorzoover wij daarover kunnen ^ordeelen is er voor Duitschland en voor heel Europa weinig reden om van een goede week te spreken. Van ons land kan dat gelukkig wel worden gezegd. We stonden ©enigermate op een keer punt. Sinds het begin van deze eeuw was de Eerste Kamer in meerderheid rechts ge weest en waren in de voornaamste pro vinciën de rechtsche partijen in de meer derheid. Dat zou, zoo vreesden de Christelijke partijen, nu anders worden. En de vrijzinnigen h oo p t e n het. Maar de uitslag was, dat de rechtsche meerderheid schitterend behouden blijft. Het gevaar dat hier dreigde is geluk-; kig afgewend. Worde het onzen voormannen gegeven trouw te 'zijn en te blijven. Het gevaar dat men overmoedig wordt, is altijd zoo groot. 't Zijn sterke beenen, die de weelde, ook. de politieke weelde, kunnen dragen. Moge God den leiders van ons volk schenken wijsheid en goed verstand, om ons volk ih de'goede richting voor te gaan. De Eerste Kamer, is deze week gereed gekomen met de Algemeen© beschouwin gen over do Staatsbegrooting voor 1923. Te vroeg is dat zeker niet, nu reeds meer dan een vierde gedeelte van het, jaar voorbij is. Maar leerzaam is wat daar ge-. sproken wordt wel. Do debatten staan hier op hoog peil. De Eerste Kamer is in dit opzicht inder-= daad de eerste. Het kruis op den Schouwburg. Nog altijd is het tooneelvraagstuk vóór den ernstigen Christen een van de meest jactueele. Het is een dier vraagstukken, idlo zich izoo moeilijk tot een oplossing /brengen laten, zoolang de groote hoofd- ivraag nog op haar antwoord wajcht: t,Wat is practisch de verhouding tus-; ischen Christendom en tWereld?" Het is waar: in de samenleving wordt- jcKt vraagstuk voor 'den christen vanzelf iwel opgelost. 'Het christen-zijn op ziek-* •zelf maakt hem reeds afkeerig van die (dingen, waar de wereldling „izijn (beha- jgen in schept". Hij doet da,ar niet aan jmoe, om de eenvoudige reden, dat zijn «eest en zijn hart .andere behoeften hebben. Zijn zin en aandacht zijn slechts igespitst om te beluisteren stemmen der (Eeuwigheid. Dat is zijn vreugde. ,En (daaraan heeft hij genoeg. I Is het dus een uitgemaakte zaak, dat •de Christen het tooneel als genotsmiddel .«miösen kan, en dat hij voor zijn gees- I «tcsverrijki:f| de scbouwburgloge niet 1 noodig beeft, een andere vraag ïs of bij de planken gebruiken kan i n dienst van zijn Christendom. Dit is eigenlijk de opgeworpen vraag ■van onzen lijd voor den Christen. Een vraag die door enthousiaste jongeren geestdriftig met „ja" beantwoord wordt; maar waar ouderen veelal hun stilzwij-. gen over bewaren. De geest der ouderen verzet 'zich ter gen het tooneel, en wil er niet aan. Daar entegen roept de jeugd om „dieper in zicht". Dat wil zeggen; om nu eens af stand te doen van alle vooroordeel. Om het tooneel eens^eerlijk te zien, zooals het i s. En dan zich af te vragen: „kan 't too neel stichtend, bouwend, veredelend wer ken? Zoo ja dan kan het öök de Chris telijke moraal in het Christelijk tooneel- •stuk naar voren brengen. Dan is het naar baar wézen niet ver oordeeld. Het spreekt vanzelf dat we bij een beoordeeling van het tooneel wan-, neer we ons afvragen of dit den Christen •geoorloofd is dat tooneel nemen moe ten o p z i j n b e s t. Geen enkele Christen zal het opnemen voor de schandrevue, of pleitea roor het tingel-tangel, variété. .We moeten in oruze «beschouwing uitgaan van het classieke, het hoog-staande stuk. Ook moet hier het particuliere ïeven «van acteurs en actrices buiten kijf blij ven. En evenmin moet er gescherm'd wor den met het mondaine theatermilieu. Ik weet wel, dat het moeilijk is, zich van d^ze karaktertrekken, zoo onafscheidelijk «aan het wereïdtheater verbonden, los te anr^ken. Want in bet te bespreken too^ «neelvraagstuk behoort de milieu-vraag Hot de meest pikante. 1 Vaak als men over het tooneel hoort 'redetwisten, blijkt, dat men het open gor- Vlijn reeds lang uit het oog heeft ver loren, en dat men liever tuurt op de toi letten? de decolleteés, de kapsels en de Vitte plastrons in de (baignoires aan de overzijde. En wanneer men die dan door heft (monsterend kijkerglas scherp heeft op- fen omen, verlaat men met bedenkelijk oofdschu'dden liefst midden in het opgevoerde stuk zijn plaats; waarmee "dan tevens bet vonnis over „het tooneel" is geveld. Maar men vergeet, dat men dan (zelf twee „tooneelen" verwart. Men ver? ■oordeelt het tooneel op de planken '(waar men misschien de helft nie't van 'gezien heeft) naar het tooneel vóór \le planken. Iets wat allicht te begrijpen is, maar wat toch bezwaarlijk voor een ernstig mensch een serieuse wijze van beoordeelen kan genoemd woeden. En'die bok de tooneelVraag als question h 1 a n t e rustig smeulen laat. Evenmin mag het tooneel beoordeeld worden naar Kijn spelers. Ook hier ligt een letsel voor veler blllij[k oordeel. ■Over !t algemeen maakt liet sterk verte genwoordigd jodenelement in de tooneel- 'gezelscbappen een sympathieke beoor- 'deeling onzerzijds niet gemakkelijk. En wij wij voelen dit vooroordeel ïiiet direct als een fout aan. Zelfs het hrgument, dat de Heiland zelf toch ook „een van die" was, is niet doorslaand overtuigend, waar bet tooneëlspelers be treft. Was Hij het Zelf niet, die als Hij Zijn vermaning uitspreekt Er wordt niet gelijk aan de geveinsden, bet woord „Hij pocriet" gebruikt dat in 's Grieksch het zelfde aa-ïfduidt als: tooneelspeler? Wij feouden IJezus woord dus ook zóó kunnen zeggen: „wordt niet gelijk aan de tooneel- Spelers" En bedenken we dan daarbij, dat het classiek tooneel van die dagen over 't algemeen lang niet zoo gezakt was in zedeloosheid als thans, dan vragen we ons af, of de Heilan'd, als Hij n u hét land door ïging, Zijn gebod nog niet veel meer klem zou bijzetten? Maar toch, ook dit argument laten wij thans onzen geest passeeren. Tenslotte is in zekeren zin het particuliere leven èn het karakter der spelers hun Zaak. Wij hebben het alleen te beschouwen in zoover het hun spel beïnvloedt. In zoover het hun spel waarachtig maakt, en dus stempelt tot loutere ikunst. De tijden veranderen, en wij met hen,... Ja, dat is toch waar, zonder dat ge er Zelf dikwijls erg in Hebt. De oude groot- Vader, die maar stil en zwijgend wacht op het izachte nabijkomen van den Dood, die (volgens Vondel) „noch zoete jeugd, noch gemelijken ouderdom" spaart -hij had het in zijn manlijke jaren toch ook niet kunnen denken, dat zijn jóngste kleinzoon, als iets heel gewoons van tijd tot tijd den schouwburg bezoeken zou. Och hij weet het wel 't is igeen sléchte jongen; hij is te degelijk nog en te gezond van ziel om uit zingenot te gaan, of uit wereldzucht. Hij gaat. werke lijk met edele motieven. Werkelijk (en waarom Izou grootvader hem niet geloo--» ven?!) alleen om: kunst te zien. Maar toch vroeger waren de menschen a n- flers. Tegenwoordig schijnen ze het tooneel noodig te hebben, om te kunnen blijven gelooven in groote gevoelens; in een laaiende liefde, in een verteerenrde baat. Zie je en: dat was vroeger anders. „In vroeger jaren", en grootvader ver telt wel verder: „in Vroeger jaren was je 'gelukkig thuis, bij -moeder de vrouw, was je tevreden met wat God je gaf. Toen Was het liefde in het meer kleine tooneel Van de gezellige huiskamer. Toen was je gelukkig, als moeder zoo zorgend en op tijd alles in orde bracht, wat voor bet Koffiedrinken nóo'dig was. Maar tegen- 'woordig.boeien die dingen, naar 't schijnt 'niet meerEn grootvader zwijgt. Eh hij begrijpt liet niét. l Wij1 leven in een anderen tijd. Wij 'he grijpen misschien wel de oorzaken, (waaróm het leven isoo anders is. Waar óm wo niet meer verbaasd opkijken, als Hve hooren, dat die er „niets in ziet", om ai en toe eens. naar den schouwburg te -gaan, en 'dat di e geregeld zijn partij bil jard in het' resiaurant speelt, i Maar..,, al zijn we anders, zijn we 'daarom héter? Hebben we daarom g r o o- :t e r Tiefde? Of wijst al dat buitennissige, 'al dat bijzondere op een steeds groeien de -westelijke armoede? Och ja* we Zijn niet jaloerscb op den goeden, ouden tijd van grootvader, maarwaar zijn we eigenlijk wél jaloersch op? Want als er nog jalotfzie is is er passie. En het groote kenmerk van on-« 'zen tijd is, dat ze passieloos is. „Zonder natuurlijke liefde" noemt de •Bijbel dat. En om het geloof nu in die 'natuurlijke liefde te bewaren, daarom gaat men naar bet theater! En veilig kan gezegd worden, dat, hoe meer het Christendom den schouwburg noódig heeft, om groote gevoelens „voorgespeeld" te zien (en helaas ook „uitgespeeld" 1) des te minder groote ge voelens het zélf heeft. Des te armer aan liefde, des te armer aan.Christus is het. De kwestie, die voor ieder mensch, maar speciaal Voor den Christen, alles beslissen moet is: dat men den s c h ij n van het Tooneel aanziet, (ja dat ook) 'paar vooral néémt voor het wezen der 'dingen. Het ds de vraag, of werkelijk groote ge voelens of waarlijk hef „eeuwig mensehe- lijke" gespeeld, vertoond mag woTden, óf het vertoond kan worden? och, 'dat blijkt. Maar *>f het mag, daar gaat 'het om. Het is een vraag, die zóó ingrijpend is, 'dat zij meteen beslist, of een Christelijk 'tooneel mogelijk is, ja dan neen. Op het „spélen", op het „geniale veinzen" komt het hier aan. Ja, hoe schitterender het spel is, des te klemmender wordt de vraag: „mag dat?" Zeg eens moeder, gij, 'die uw kind ver loren hebt, nadat ge nachten aan zijn bedje gewaakt en gebeden hadt, vindt ge het aangenaam, veredelt het u, als :ge ziet, hoe die schitterende thea/terster het u alles tot in bijzonderheden na bootst? Vindt ge het prettig om uw 'smart „op de planken" te zien? En gij geestdriftige jongere, die in een uur van hoogste levensspamiing, van bo- v en aard sc h geluk de vrouw van uw ziel gevonden hebt. 'zeg nu eens: sticht of ergert het u, dait die acteur daar niet 'zijn geaffecteerd stemgeluid u na bootst? Toe, geef nu eens antwoord. Zeg nu maar eerlijk, dat het u ergert. Dat ge spijt van uw avond hebt. Maar dan is hier ook voor u de vraag heslist, dat geen mimieik, dat geen actie, geen dictie ooit Weer kan geven het diep ste beleven der mensehheid. Dat schijn nooit kan en mag genomen worden voor het Wezen der dingen. Ja, dat alles wat het wezenlijke imiteert in den grond der zaak heiligschennis is. Maar daarmee is dan ook tevens het Christelijk tooneel en het passiespel van Ober-Ammergau veroordeeld. Och we hoeven hier niet in te gaan op het stui tende feit, dat oen acteur onzen Heiland 'in zijn levens-lijdensdrama imiteert. Teder voelt dit. Maar ook het brengen van 'Christelijke motieven voor het voetlicht: Zonde, Berouw, Vergeving, Geloof in het verzoenend Bloed, en ai wat de hoogste waarachtigheid en ernst van een men- schenleven uitmaakt uw intuïtie 'zegt het reeds, ook dat mag nooit nóge^ 'speeld, uitgeheeld, opgevoerd worden. En wie het wel wil, toont alleen nooit te zijn doorgédropgen tot, nimmer be seft te hebben: de beteekenis van eigen, 'geestelijk leven. Natuurlijk is met «de scherpe tegenstel ling van 't Wezen tegenover den s c h ij n nog niet alle tooneel in den ban gedaan. Er is een zeker tooneel-geknut- sel, een luimig geliefhebber, dat naar zijn aard vrij onschuldig is. Geen ruim denkend mensch zal de leutige samen spraak op do jongelingsvereeniging, en het komische blij spelletje op de zilveren bruiloft treffen met den bliksem uit zijn al te 'zwarte principen-wolk. Maar hier gaat het tegen het tooneel als mi'ddel tot volksopvoeding. En als zoodanig gelooven wij dat deze geestelijke volksspijze, hoe smakelijk ook opgediend, uit (grondstoffen helstaat die het zieleleVen vergiftigen moeten. Daarom was het Reveil ook juist zoo tegen het tooneel gekant. In dien tijd van geestelijke opleving, werkte het Christe lijk geweten o ok zuiverder. Wist het juister dan tegenwoordig, te schiften tusschen Schijn en Wezen. Dat kwam omdat voor een Groen v. Prinste- rer, een Da Gosta,. een De Clerq en een. Gapadose hal. ware, het gelouterde leven •zoo diaht bij God was. Het kristallen wa ter uit de Bron des Levens was toerei kend voor bflnng van hun ziel e« geest. K^artoe behoefden zij geen stoffelijk, menschelijk aquaduct. Neen, zélf schepten zij. En ze kónden het doen, omdat zij de bekers van hun hart hadden vlak in de nabijhe/d) van de Bron zelf. Karaktersckguarschte, fcoo Inoemde Calvijn Teeds de fatale uitwer-: iking van het tooneel. In de eerste plaats IkarakterschaaTSchte voor den speler, (die op den duur verleert zichzelf te Izij n. Maar ook: voor den toeschouw (wer die in het grootsch gebaar, in de Irethorische tooneelstem, in Me overdre- tven uitbeelding: de spontane uitin/g van !het leven zoeken gaat. Die het leven, het teieleleven slechts leert te onderscheiden !en te waardeuren naar de min of meer- idere mate van artisticiteit, waarmee het (voor 's levens voetlicht treedt. v Onbegrijpelijk is het daai oojk, dat men- (schen die zelf ruimschoots hun deel kre- Igen van 's levens lief en leed, die zélf dus Iwerkelijk wel Me ware levensmotieven (weten te onderscheiden, toch nog genie- Iten kunnen van een tooneelliefide, toch Inog ontroerd Kunnen worden door een itooneelsmart. Van oppervlakkige zielen is het nog te .Verslaan. Zij hebben nooit een diepere laandoening gekend. Hun geestelijke voelhorens zijn te tstomp om die aandoeningen aan te voe den in hun omgeving. Zij g e 1 o o v e n in het tooneel, met de- Izelrao naïeviteit waarmee een bakvisch („vast gelooft" in de smart van haar heb (din in Me sensatieroman. Maar do Christen: jongere weet beter. I Zijn milieu is dieper. Zijn heole opvoe- Iding, zijn school, zijn vereeniging, zijn (kerk', en niet het minst het leven thuis, Ivoedt hein er toe op tot een dieper on derscheiding van Schijn en Wezen. Tot een bewustwording van - het (Waarachtige. i Want hij staat ten slotte voor de ziels- Izekerheid: dat de Volkomenheid der Lief- Me niet na te bootsen is. Omdat hij het Kruis kent. Doch aan dè.t Kruis geen comedie, fcjeen spel, geen nabootsing, geen „ac teur" van Ober-Ammergau. Daar volle, ontzettende realiteit. Alleen als d i e realiteit voor de ziel |eerst werkelijk reëel wordt (óók voor jde Ziel van. den cultuur-Christen van on- fzen dag) zal voor haar het tooneel- 1 vraagstuk het bindend, 'antwoord erlan gen. Tw. DE GODSDIENSTVERVOLGING IN RUSLAND. Grootvorst Alexander van Rusland, ex-groot-admiraal der Russische vloot en schoonbroeder van wijlen tsaar Ni-: colaas II van Rusland, heeft, gelijk men weet, een tref-fenden oproep aan de christenheid van de geheele wereld ge richt. De tekst van dezen oproep luidt als volgt: „In naam van God en van Christus wend ik mij tot het geweten van al mijn broeders en zusters naar den geest. Daar voor uw oogen, in mijn eigen land, in Rusland, voeren 150 millioen zielen, gelijk de uwe, die denzelfden goeden God tot Vader hebben, een doo- delijke worsteling voor alles, wat ons het heiligst is, voor het geloof in God en in God en in Christus, of in God alleen. Sta op uit uw rust, indien gij gelooft in Christus. De tyrannic van de regeering, die ge- inspireerd en geleid wordt door de mach ten van boosheid, van laagheid en haat, heeft een' verbitterden oorlog verklaard aan God en Christus. Honderdduizenden kinderen worden in volkomen ahteïsme en in haat opgevoed en worden aangemoedigd om het kwade te doen en alles, wat immoreel is. Denkt aan de gansche geslachten men schen, die men opvoedt - om de menseh heid te vergiftigen. Maar blijven voortleven, terwijl men het oor sluit voor deze verschrikkelijke ramptijdingen, is ongeoorloofd. Gij moet uw moreelen steun geven aan mijn landgenooten, die nog trouw zijn gebleven aan God en aan Christus, die den dood verkiezen boven bet verraad jegens hun Vader en hun Verlosser. Ik wil het uitschreeuwen, dat het de plicht van ieder Christen op aarde is, mijn vervolgd volk moreel te helpen." Naar uit Moskou wordt gemeld, heeft de openbare aanklager van patriarch Tikhon, Krylenko, aan de delegaties der provinciale communistische organisa ties, dio haar petities waren komen aan bieden, waarin do doodstraf voor den patriarch werd geëischt, de volgende verklaring afgelegd: „Het lot van burger Tikhon is in .pnze handen en ge kunt er zeker van zijn, dat wij dezen vertegenwoordiger van de klassen, die sinds eeuwen het Russische volk onderdrukt hebben, en den strijd tegen den souvereinen wil van het Rus sische proletariaat nog niet hebben opge geven, niet zullen sparen. De sovjet-regeering is vast besloten, dezen strijd met een zoo krachtig moge lijken tegenaanval te beantwoorden. Zij zal onverbiddelijk zijn en niemand ont zien. Het proletariaat moet zich, (kost wat kost, in de veroverde stellingen handkar ven. Een der phasen in den strijd, dien wij voeren, is juist het groote offensief tegen de godsdienstige vooroordeelen en het blinde fanatisme der massa. Oorlog aan den godsdienst! Oorfog aan alle vormen van geloof, welke zij zijn mogen! Het Russische volk moet zich van dit vreeselijk juk bevrijden! "Wij weten, dat zekere Russische en niet-Russische elementen in den vreemde zich voorbereiden om een heftige cam pagne tegen ons uit te lokken in ver band met het proces tegen burger Tikhon. Ik moet u zeggen, dat de Russische re-- geering niet alleen geen enkele interven tie van het buitenland zal toelaten, maar dat zij bovendien alle sta.ppen van dien aard in rekening zal brengen op het pas sief van Tikhon. Hoé meer men in den vreemde zal pro testeeren, hoe gevaarlijker de toestand voor burger Tikhon zal zijn." LEIDSCHE PENKRASSEN Amice. Het is voor een anti-revolutionair niet opwekkend thans over de verkiezingen te gaan schrijven, maar ge gevoelt dat het zoo een anti-revolutionair toch ook onmo gelijk is, om er van te zwijgen, al zou men dat om meerdere redenen liever niet doen. Ge weet er alles van m'n waarde, hoe het hier in Leiden geloopen is en hoe sma delijk we geslagen werden. Ook in een nederlaag kan nog iets moois zijn en iets verheffends. Een partij kan ook met e e r e vallen. Maar zoo was het bij ons niet deze week. Hadden we een hetze gehad zooals we vroeger wel beleefd hebben, toen letter lijk alles op ons aanstormde en we van alle kanten op de meest heftige wijze wer den aangevallen, ik zou er het zwijgen toe doen of misschien selfs roemen in de nederlaag. Maar daar was bij deze verkiezing toch geen sprake van. Zeker, men heeft ons niet met rust ge laten. Met name van rechtsche zijde wer den we bestookt. De Herv. Geref. Staatspartij bv., die haar kracht zocht in do bestrijding van Rome, had het toch altijd het eerst en het meest met de Anti-revolutionaire par tij te kwaad. En de Geref. Staatspartij doet bijna niet anders dan duidelijk ma ken dat wij van het anti-revolutionaire spoor zijn afgeweken en den kiezers aan het verstand brengen, dat wio waarlijk de anti-revolutionaire beginselen wil die nen, niet moet stemmen op de anti-re volutionaire candidaten. Hot is echter niet deze actie dio on* de nederlaag bezorgde. Als we aannemen dat de Staatk. Gere formeerden ons een 250 stemmen afhandig maakten en dat een klein getal door do. prikkelende actie van de H. G. S. naar Ds. Schokking overging misschien, dan is tocli j het groote verlies nog volstrekt niet ver klaard. Een element van beteekenis is hierbij ongetwijfeld de persoonlijke bekendheid van de candidaten. Evenals wij in Rotter dam met den naam Schouten wonderen» kunnen doen, zoo kunnen de C. H.'s dit' met den naam Schokking, die bij jong en' oud bekend is niet alleen maar ook geliefd Dit gold natuurlijk niet van den lieer Warnaar. Hij is een zeer bekwaam Sta tenlid en een man die in zijn omgevi.ig hoog gewaardeerd wordt, maar in Leiden is hij bij de massa niet bekend, wat zoo als van te voren te zien was, eenig stem menverlies zou geven. Dit alles, amice, geeft echter aan de derlaag nog niet een smadelijk karakter De zaak is dat bij ons het oude vuur geloofd scheen. Dat velen, die vroeger met ijver meewerkten, nu geen lust ge voelden om voor onze beginselen et vuur te gaan. Dat allerlei perso, .*ko kwesties een groote rol speelden en dat die ldeine persoonlijke belangetjes werdem beschouwd als het grootste en het hoogste waarbij de beteekenis van de beginselen in het niet viel. Het is hier niet de plaats om hierover in den breed© uit te wijden. Alle dingen stichten nu eenmaal niet. Maar d i t is wel zeker, amice, als door onze mannen en vrouwen meer gevoeld was, dat onze strijd gaat en moet gaan om de eore van onzen grooten Koning te bevorderen, dan zou de uitslag een andere zijn geweest. Denkt ge, dat iemand, de waarlijk brandt van liefde voor den Naam en de zaak des Heeren, omdat sommige zaken anders loopen dan hij wenschte, zoo gemakkelijk zou besluiten om nu maar niets meer te doen en nu maar niet meer te gaan wer ken? Terwijl ik dit briefje zir. te schrijven gaat daar juist de telefoon en wordt mij do uitslag in Zuid-Holland meegedeeld. "Welk een verrassing! Er mag dan bij ons ontrouw zijn geweest, onze God is ook nu weer gebleken een God van trouw te zijn. Ge weet hoe zwak we stonden en hoe groot de kans was dat de rechtsche meer- derheid in een minderheid zou worden om gezet. En nu krijg ik daar het bericht dat de rechtsche meerderheid in geklommen van 42 tot 46 zetels terwijl de linkerzijde te rugliep van 40 tot 36 zetels. De verrassing is te grooter nu blijkt dab de Antirevol. partij zich heeft gehand haafd, terwijl de Staatk. Geref. die in hoofdzaak op ons erf grasduinden twee zetels hebben gewonnen. Hebben wo geen reden amice, om God te danken over zoo ongedachte overwin- ning? Moeten we ons niet klein gevoelen bij zoo onverdiende zegeningen? We kunnen hier en dat is het mooie in deze zaak, van e>en driedubbele overwin ning spreken. Niet alleen toch, dat het nu mogelijk blijft het Gedeputeerden college in meerderheid door mannen van rechts te bezetten, maar het is nu ook wel zeker dat de meerderheid van de Eerste Kamer niet naar links zal omzwenken, zooals door velen gehoopt en verwacht werd. Er ia hoe kan het anders blijd schap in onze harten., over deze onver wachte uitkomst. Maar tegelijkertijd gaat het ons aan het hart dat deze overwinning zonder onze medewerking bereikt werd, en dat anderer ijver en trouw moest goed- maken wat hier bedorven werd. De vraag is nu, hoe het straks zal gaan bij de Raadsverkiezingen. Ge zult deze week in ons blad gelezen hebben dat we er niet gunstig voorstaan en dat er een zeer groote kans is dat we 3 zetels zullen ver spelen. Ik heb zelfs politieke profeten hooren. beweren, dat het bij oen verlies van drie zetels niet zal blijven maar dat we ons op nog grootere verliezen hebben voor te be reiden. Het is mij niet precies bekend amice, waarop deze verwachting stount. Mis- scliicn valt het nog een weinig mee, en zul len we ook de vierde zetel nog kunnen redden. In elk geval weten we nu waar we aan toe zijn. Als we straks opnieuw en nog meer ge slagen worden, dan zal niemand kunnen zeggen dat het bij verrassing geschiedt. We hebben een. ernstige waarschuwing ontvangen en nu is het maar do vraag of we aan die waarschuwing gehoor zullen geven of niet, of wo nu met kracht aan het werk zullen gaan om nog te redden wat te redden valt, dan wel of wo do zaken maar rustig op huil beloop zullen laten. 't Beste is dat ieder onzer zich deze vragen stelt. j Wanneer iemand meent dat hij het met i zijne verantwoordelijkheid overeen kan brengen om ook nu nog rustig af to 'I A wachten de dingen die komen zullen, on over zulk een houding Gods zegen te kun- non inroepen, welnu, laat men dat dau doen. Ik heb echter neg een kleine hoop, amïr ce, dat er ook zullen zijn, die nu de nood;? aan den man komt, al hun krachten zul- len inspannen om den smaad die over ons en onze partij gekomen is af te wenden, en er toe mee- te werken dat we straks, nog reden hebben om te danken voor den- zegen over onzen arbeid. VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 6