flan het einde der Week 't -vikt eigenlijk vreemd wanneer men ken:; neemt van de ellenlange berichten die eiken dag weer in bladen voorkomen, om clan toch te zeggen dat er weinig nieuws is, en dat de toestand vrijwel on gewijzigd bleef. En toch is het juist. Wel zijn er de meest uiteenloopende geruchten omtrent veranderingen in deri toestand, maar feiten die daarop wij zen ontbreken. Frankrijk hoopt door vol te te houden en door te zetlen don Duitschen tegen stand tc breken, terwijl omgekeerd Duitse hl and hoont den passieven tegen stand zoolang vol te houden, dat Frank rijk bereid zal zijn aan de militaire bezet, ting een einde te maken. Van dat einde is thans echter nog niets te zien. En evenmin is duidelijk wat van deze actie nog tic gevolgen zullen zijn. We hebben heel wat mooie woorden gehoord dc laatste jaren over verbroede ring enz., maar het is zoo jammer dat de d a (I e n achterwege blijven. Het roodo I.V.V. dat maanden geleden onder veel fanfares vergaderde en den wereldvrede decreteerde, houdt zich muisstil. Men hoort ze niet meer, deze ooriogbedwingers. De woorden zijn gesproken, er is ge schetterd van je welste, maar daarbij blijft bet dan. ook. Maar ook de Volkenbond blijft werkloos Redenen van formeclen aard weerhouden hem van ingrijpen. En. zoo gaat, men rustig door met het zaaien en kweeken van haat, bittere haat, tot eindelijk de wrange en heillooze vruchten geplukt wordtn. Het is van die verdeeldheid dat ook Turkije do vruchten plukt evenals Rus land. dat volgens de laatste berichten rustig doorgaat met de Kerk te vervolgen en in die Kerk den Christus aan tc tasten Onze Sfafen-Gencraal hebben zich dap per geweerd in de afgcloopen week. Do Eersto Kamer heeft een aanvang ge maakt met de behandeling van de Staats begroting, waarbij vooral sympathiek aandeed de rede van den heer Idenburg, die krachtig het pleit voerde voor de anti-revolutionaire beginselen. Uit de. rede van den heer de Vos van Steenwijk zou intusschen kunnen worden afgeleid dat de band tusschen het Kabi net en dc rechtsehe partijen niet zoo bij zonder hecht is. Het voorstal-Boon. dat de fouten vaft dc liberalen in Tiel beoogde goed le ma ken, is gelukkiglijk verworpen, en niet minder gelukkig is zeker de aanneming, van het voorstel tot afschaffing van het rigislrat.ierecht op de veilingen. De strijd om den Zomertijd woedt nog steeds door. Naarmate de Eerste Kamer langer wacht met het afschaffingsontwerp te be handelen, verdubbelt de ijver van de strijders voor het behoud van den Zomer tijd. 't Wordt op die wijze niet gemakkelijk een beslissing te namen. De beste oplossing zal misschien blij ken, een tusschenweg to bewandelen. Dc Tweede Kamer heeft zich thans uit ie spreken over da tijdelijke beperking van £en invoer van schoenen. 't Ts wel jammer dat zulk een voorstal nfet naar zijn eigen innerlijke waarde, kan worden beschouwd, maar dat dadelijk zelfs bij zulk een simpel voorstel de strijd tusschen vrijhandel en protectie ontbrandt. Het schijnt echter dat de aanneming van het. ontwerp verzekerd is. Moge onze schoenenindustrie er van profitaaren, zonder dat het koopend pu bliek de dupe wordt. Markt en Winkel. Een tweetal verschijnselen heeft in den laatsten tijd vooral den handeldrijvenden Middenstand in steden en groote dorpen verontrust. Wij bedoelen den ©normen groei der marlden ©n het toenemen van het aantal der zoogenaamde vliegende winkels. Wie daarop let, of er eanige studie van maakt, staat verbaasd over den omvang dien markt-en straatverkoop in weinige jaren aangenomen heeft, over het totaal veranderd karakter, dat de markt vertoont vergeleken bij een paar jaar geleden en eveneens over de toename van het aantal .winkels. Want is de markt veranderd, ook de .vliegende winkel onderging wijziging. De- se twee vormen van ongeregelden verkoop van goederen zijn aan elkander verwant, .vooral nu de uitwassen zoo afzichtelijk aspot worden. Het is een opmerkelijk verschijnsel van 'dezen tijd; de ontreddering van het zaken leven beeldt zich af in de ontwrichting van üen verkoop. En tragisch is het in hoogo mate, want ficie uitverkoop op markt en in tijdelijlccn winkel, op straten en pleinen en in tijde lijk leegstaande gebouwen, wijzen op een ioogst onzekere stemming in groot-maga- fcijn en fabriekskantoor. Achter die markt- toename en achter die talrijke nieuwe „winkels" en „vliegende zaken" toch zie men fabrikanten en grossiers, die met hun voorraden geen weg weten, op allerlei wij ze aan geld moeten zien te komen; achter 'die markt staat ook een verarmd Duitsch- land, dat hier massa-afzetgebied vindt. En daarnaast staat de handeldrijvende 'en do nijvere Middenstand, die zich heeft ingericht op den geregelden verkoop, dio nu in z'n brood wordt getroffen en vrij wel machteloos tegen deze overstrooming ftaat. Markt en winkel hebben een oude, his torische beteekeni8. Zonder dio beide in het oog te houden is geen geschiedenis te schrijvon over de ontwikkeling van ons Nederlandsche volksleven in heb algemeen en van de steden in het bijzonder. In de begrippen markt en winkel is een ontwikkeling van eeuwen begrepen. Meni ge stad is trotsch op haar markt, zoowel als op haar winkelstand. Do welstand van menige stad hangt ten nauwste samen met den bloei van haar markt. En daar kan het den winkelier niet goed gaan, wanneer de markt verloopt of wanneer die wordt verplaatst. Bij het bespreken van het hedendaagsche marktvraagstuk dient dit wel degelijk in het oog gevs En evenzeer is het gewenscht, onder scheid te maken tusschen het begrip markt zooals wij dat hébben lecren waardeeren en de markt van heden. Niet do vee markt, dc groenten- of de botermarkt is uitgebreid, maar het is do goederenmarkt die zoo enorm is toegenomen. Er is ook onderscheid tusschen markt koopman en marktkoopman. In den loop der jaren heeft zich een soort gilde van marktkooplieden ontwikkeld, die er hun werk van maken de grootste en bekendste markten met hun waren af te reizen. Dat zijn de eigenlijke marktkooplieden. Maar daarnaast is nu, vooral sedert den beruchten „vrede" in 1918, een aantal menschen op de markt verschenen, die grootere of kleinere partijen goede: vandaag dit, morgen dat artikel, aan den man trachten to brengen. Beunhazerij op groote schaal bij den marktverkoop. Precies als bij het winkelbedrijf. De winkel, waarvan wij hierboven spra ken, is een zaak, daar is geld en moeite en groote zorg aan besteed, zoowel wat de vestiging als wat do verbetering betreft. Zoo'n winkel is een zaak, die overgaat van vader op zoon, soms in geslachten. Daar wordt alles er op gericht om het beste en meest bruikbare in voorraad te hebben en wordt alles er op ingericht, om het den klant zoo gemakkelijk mogelijk te maken, een overzicht te krijgen en zijn keuze te bepalen. Maar daarnaast is op het gebied van winkelhouden een beunhazerij ontstaan, die met bona fide zakendoen veelal niet meer dan den naam gemeen heeft. Dit was al in de vooroorlogsche Jaren zoo, maar is nu nog veel verergerd door de massa gelegenheids- en valuta-winkels. Voorheen was een vliegende winkel reeds een schrik voor den winkelier. Maar zij trad maar eens een enkelen keer per jaar in eenzelfde plaats op. En dan nog maar voor eenige dagen. Nu vestigen zich lukraak „winkeliers." leegstaande verkoopgelegenheden worden onmiddellijk bezet of perceelcn worden voor tijdelijken verkoop van artikelen in gericht. En zoowel bij de tegenwoordige markt verkoop als in die tijdelijke winkels, i3 het opvallend welk een uitbreiding de soorten artikelen, die ten verkoop worden aangeboden, hebben gekregen. Men krijgt den indruk, dat massa's arti kelen, in de meest verscheiden branche, goede en minder goede, bruikbare zoowel als ondeugdelijke kwaliteiten, in den let terlijken zin „op do markt worden ge gooid." En onmiskenbaar is ook, dat een massa menschen, die vroeger eigenlijk niet wis ten hoe een markt er uitzag, daar nu ge regeld de lcoopers zijn. Natuurlijk doet do vraag zich op, waar uit dit verschijnsel, zoowel wat de markt- uitbreiding, als de gewijzigde opinie van het publiek to verklaren is en wat er te gen is te doen. Er zijn allerlei voor de hand liggende oorzaken, naar het ons voorkomt. De valuta-verhoudingen tusschen ons land en Duitschland zijn van dien aard, dat een groote toevloed van Duitsche ar tikelen als vanzelf te verwachten was. En in de meerdere bedrijven ingetreden werk loosheid, deed menigeen een markthandel bginnen, hoewel hij er geen verstand van had. En in zooverre hebben die menschen „de^ markt" mee, doordat het publiek op geringere prijzen wacht. Maar er zijn ook dieper liggende oor zaken. Niet tevergeefs is hier een jaren lange actie gevoerd tegen den winkelier en tegen den Middenstand in het alge meen. Het wantrouwen heeft wortel ge schoten en de markt en de tijdelijke win kels profiteeren daar nu van. Maar in het diepst van zijn wezen is het tegenwoordig verschijnsel toch vrucht van de vrije con currentie, waarvan men zich wel eens an dere uitkomsten heeft beloofd. En ook is deze toestand een blijk van onvoldoende organisatie, niet alleen van den middenstand, maar van het maat schappelijk leven in zijn geheel. (Chr. Middenstand.) BIÜE1ENLAÜÜ WIJZIGING VAN DE KIESWET. Door de heeren Van den Heuvel, Ben iner, Snoeck Herukemians, Albarda, Dres- ee&huys, Oud, Rutgers en Deckers is een amendement voorgesteld om in art. 50 de yoOgendè alinea in te voegen „Lijsten, ingeddendl in een zelfden ikies- flering, kunnen, wanneer het geldt een verkiezing van leden der Tweede Kamer en der Provinciale Stalen, niet worden verbonden. Heeft een gemachtigde een verklaring betreffende verbinding van zoodanige lijsten ond'erteekend, dan is zijn onderteekening ongeldig." Ter toelichting merken de voorstellers op, dat de poging, die zij willen doen om uit te sluiten verbindingen binnen een zelfden kieskring, voortvloeit uit wat op dit terrein reeds werd gezien, maar meer nog uit de vrees, dat het kwaad om zeer heterogene lijsten te verbinden in de toe komst gr ooiter zal worden. Naar de mee ning der voorstellers moet dit voorkomen wiord'en. De voorstellers zijn van meening, dat het lokken van kiezers mot zeer uiteen loopende argumenten en dan die stemmen bij elkaar te teilen, eigenlijk bedrog der kiezers is. Het antwoord! van de Regeering in de M. v. A., dat men zoo iets niet kan voor komen, want dat men dan alle candidaten Or. MANNING'S KINADRUPPELS Bchat ik zeer hoog als eetlustopwekkend maag middel, ook schrijf ik ze reeds vele jaren voor tegen onpasselijkheid gedurende de zwangerschap, w.g. Prof. Dr. O. BEUTTNER 2690 Universiteïts Vrouwenkliniek, Genè ve op één lijst kan stellen is h. i. niet steekhoudend. Daar is het immers juist om te doen! Dan zien de ikiezers aan wie en aan welke lijst men zijn stem geeft. Dit verbod kan naar do meening van voorstellers beperkt blijven tot Tweede Ejamerverkiezingenn en Statenverkiezin gen, omdat bij andere verkiezingen geen misbruik te vreezen is. De heeren v. d. Heuvel en Beumer heb ben een tweetal wijzigingen in artikel I van het wetsontwerp tot wijziging van de kieswet, de Provinciale wet en de Ge meentewet voorgesteld, strekkende om 't doed der Regeering beter te bereiken, n.l. dat 't stelsel der grootste overschotten in do kieswet moet blijven behouden en dat moet worden weggenomen het belang om een aantal lijsten van eenzelfde patij on verbonden te laten. Do amendementen be doelen het stemmenaantol op de lijsten, waarop geen enkele zetel wordt verkre gen, niet te 'Laten meetellen bij de bepaling van den zetelkiesdeoler, en de lijsten waar op voor de Tweede Kamer en de Prov. Staten-verkiezingen minder dan 75 pCt. van den kiesdeeler en voor de Eerste Kamer-verldetzingen minder dan 50 pCt. daarvan, dus ook niet in aanmerking te doen komen voor een overschot van een dor andere lijsten. Voorts is door den hoor Oud c.s. een aantal amendementen ingediend, strek kende om de verkiezing van de helft der Eerste Kamer telkens om 3 jaren te doen' plaats hebben door do Staten van alle provincies, zonder groepsindeelingenTen einde daarbij niettemin het provinciaal verband' te handhaven, wordt uitgestoten, dat gelijkluidende lijsten, ingediend in meer dan twee, alsmede in niet aan grenzende provinciën, als één lijst wor den aangemerkt. Jhr. mr. A. P. C van Karnebeek. Naar het „Vad." verneemt, is del oud- Minister van Buitenlandsche Zaken, jhr. mr. A. P. C. van Karnebeek, lid van het bestuur der Carnegie-Stichting. ernstig ongesteld. Met het oog op zijn hoogen leeftijd jhr. v. Karnebeek is 87 jaar baart dit zorg. (lift heft Sociale Leven De ledentallen der Vakcentralen. De ledentallen der vijf vakcentralen per 1 Januari 1923 zijn thans bekend. Alle hebben in het laatste kwartaal van 1922 achteruitgang geboekt, zooals blijken kan uit de volgende cijfers: 1 Oct, '22 1 Jan. '23 Achteruitgang N. A. S. onbekend 22.500 N. V. V. 205.209 201.045 4.161 of 2.03 C. N. V. 05.392 62.521 2.871 of 4.39 R. K. V. 128.440 122.558 5.882 of 4.58 A. N. V. 48.233 45.759 2.464 of 5.11 Het R. K. Vakbureau is in aantal het sterkst achteruitgegaan. Naar de verhou- dingscijfers is de achteruitgang van het Neutraal Vakverbond het grootst. Onze Christelijke Vakbeweging heeft feitelijk minder achteruitgang, dan boven staande cijfers aangeven. Daarin zit toch het verlies, dat veroorzaakt werd door do afscheiding van de Unie van Christelijke Onderwijzers. Het verlies tengevolge van deze afscheiding bedroeg 1304 leden. Ver mindert men het verlies van het C. N. V. daarmee, dan blijft het verlies 1567 leden of 2.40 Over 1922 verloren de vakcentralen ge zamenlijk ruim 76.000 leden. Dat is zeker een belangrijk aantal. Het R. K. V. alleen verloor in 3922 in totaal 29.204 leden, of 19.24 van zijn ledental. Het N. V. V. verloor 22.773 leden, of 10.17 van zijn ledental. Het C. N. V. verloor 11.028 leden, of 14.99 van zijn ledental. Het N. A. S. verloor 9.242 leden, of 29.12 van ziin ledental. Het A. N. V. verloor 3.843 leden, of 7.75 van zijn ledental. Het is nu bijna 3 jaar geloden, dat de daling van het ledental der vakcentralen een aanvang nam. 1 April 1920 hadden het N. A. S. en het N. V. V. hun hoogste le- dencijfers. Daarna begon do teruggang. Bij het R. K. V. en het C. N. V. begon do da ling na 1 October 1920 en bij het A. N. V. na 1 Januari 1921. Hoe groot de achter uitgang der onderscheidene centralen was blijkt uit de volgende cijfers: hoogste ledental 1 Jan. '23 Achteruitgang N. A. S. (April '20) 50.140 22.500 27.640 of 55.13 N. V. V. (April '20) 262.196 201.045 61.151 of 23.32 C. N. V. (Oct. '20) 76.756 62.521 14.235 of 18.55 R. K. V. (Oct. '20) 158.221 122.558 35.663 of 22.53 A. N. V. (Jan. '21) 51.983 45.759 6.224 of 11.97 Het Christelijk Nationaal Vakverbond maakt in dit staatje geen slecht figuur. Toch is ook daar de achteruitgang belang rijk. In het laatste nummer van De Gids werd o.a. geschreven, dat cr zijn, dio mee- nen, dat de grootste achteruitgang thans voorbij is. Inderdaad schijnt het aan den economischen horizont thans iets to lich ten. Komt cr eenigo verademing, dan zal dit vermoedelijk ook van invloed zijn op de ledentallen der vakorganisaties. Laat ons hopen, dat, als er weer van winet gesproken kan worden, de Christe lijke Vakbeweging een goed deel daarvan mee krijgt, opdat do Christelijke beginse len op het maatschappelijk terrein door haar steeds krachtiger kunnen worden ge propageerd, opdat zij met te meer succes aan dc doorvoering van do eischen der Christelijke beginselen zal kunnen arbei den. iNGEZONDEÜ {Buiten verantwoordelijkheid der Redactie) Mijnheer de Redacteur. Zooals U weet, wordt er nog al eenige critiek o-p mij geoefend in verband met de arbeidsaangelegenheden van het ge meen tep er sone el Ik kan er niet aan denken op alles te antwoorden. Om echter aan te toonen op wat wijze tegen mij to keer gegaan wordt, geef ik als voorbeeld een aanlialing uit „De Amb tenaar", orgaan van den Centr. Nederl. Ambtenaarsbond. „Een bewijs zij hier nog gegeven, welke eigenaardige opvatting u (dat ben ik) heeft betreffende het Georg. Overleg." „Het voorstel van de 314 pCt. pensioen- iheffing, in de Oommissie voor Georg. Overleg, door den wethouder Pera- noodig geoordeeld, omdat de uitgaven voor de werkloosheid' zoo verbazend vermeerderen en de belastingen verminderen, wordt ech ter in het desbetreffende prae-aclvdcs van B. en W. geheel anders gemotiveerd." „Daarin wiordt gesproken, dat, waar de invoering van de nieuwe pensioenwet aan de Gemeente meer geld zal kosten, zoo achtte het College het ook billijk, dat be langhebbenden 3J4 pCt. bijdragen." „Dat is heel iete and ers, dan wat U, heer P., inde Commis sie voor Georg. O v e r 1 e-g ge zegd heb t." Men verzocht mij aan dezen laatsten zin, dien men gespatieerd heeft, bijzondere aandacht te sclienkeni, alvorens „o n s" weer van het spreken met twee monden te beschuldigen. Welnu, ik toon, dat ik er aandacht aan schonk. En dan moet ik en kan ik verklaren, Mijnheer de Redacteur, <lat ik over de uitgaven voor de werkloosheid in ver band met de heffing van 3% pCt. voor het pensioen met geen woord' gesproken heb. Wel lieb ik deze uitgaven in geheel ander verband genoemd. Van uit de ver gadering werd mij de eisch gesteld met cijfers te bewijzen, dat de gemeentefinan- cdeel in moeilijkheden zat, waarom maat regelen daartegen noodzakelijk waren, omdat toen destijds de organisaties aan drongen op loonsveriiooging, uit oorzaak van de hoogere kosten voor hot onderhoud van het gezin, verlangd was geworden, die meerdere kosten met cijfers te bewijzen. Nu eischte men van do Gemeente het zelfde. Daarop heb ik geantwoord dat de noodzakelijke beperking van do uitgaven door dc Gemeente reeds genoeg zaam werd aangetoond door de bestaande hoogo 'belastingen dat het gemakkelijk genoeg was de we kelijks geregeld terugkeerende meerdere uitgaven voor het gezin aan te wijzen; dat db Gemeente daarentegen telkens staat voor onvoorziene uitgaven, die niet onder cijfers zijn te brengen, en daarbij heb ik ook genoemd de uitgaven voor steun aan werikloozen, waarvan geen bedrag, dat in elk geval aanzienlijk zal zijn, is op te geven. Aan het verlangen van de organi saties kon dus niet voldaan worden. U ziet dus, M. de R., dat ik de uitga ven voor de werkloozen niet genoemd heb, als mede te moeten woixlen gedekt door de betaling van een pensioenpremie, maar alleen om aan te toonen, dat de uitgaven der Gemeente niet onder cijfers waren te brengen, wat men vaai mij verlangde. Waar dus mijn woordten op deze wijze uit hun verband' worden gerukt, stelt men zich hooghartig tegenover mij, om mij van onwaarheid te beschuldigen. Ik zal het voor lief nemen. Gaarne zie ik bovenstaande geplaatst in de „N. L. C.", waarvoor mijn dank. Uw dw., W. PERA'. LE1DSCHE PENKRASSEN Amice. Plotseling, terwijl wij nog klaagden over de koude en het gure voorjaars weer, is ze gekomen, de heerlijke lente, die de aarde vernieuwt en ons spreekt van nieuw leven. We hebben niet alleen een droge Maart wat volgens deskundigen „goud waard" is, maar sinds eenige dagen wordt de aarde gekoesterd door het lieflijke zon licht, zoodat we wel mogen zingen: Luidt het uit! De wind is Zuid! Alle bloemkens botten uit! Ziet hoe heerlijk frisch als zijde Glanst en glimt de groene weide, En de knotwilg aan de sloot, Vouwt zijn bleeke blaadjes bloot. Het moest eigenlijk onnoodig zijn, amice, op deze dingen die we allen zien en ervaren, de aandacht te vestigen, en ik denk er dan ook niet aan een lente ontboezeming te geven. Maar geheel er van zwijgen kan ik toch ook niet. Ik heb zoo vaak op dreigende wolken en op onrustbarende verschijnselen de aandacht gevestigd, dat hot zeker geen kwaad kan ook eens op de lichtzijden te letten. Onze oogen kunnen zoo gewoon raken aan de duisternis, dat ze het licht bijna niet meer kunnen verdragen en dat we onze oogleden laten vallen, zoodra wo komen te staan in het volle licht. Ik heb eens gelezen van een man die vele jaren in de gevangenis doorbracht. Hij had gehunkerd naar do vrijheid, altijd weer, maar toen de gevangenis poort eindelijk voor hem openging,, toen schrikte hij terug voor 't licht, en het le ven, en achtte zich pas veilig, toen hij zich weer achter de dikke gevangenismu ren geborgen wist. Zoo gaat het ons niet natuurlijk, maar de mogelijkheid bestaat wel, dat we door den ongunst der tijden, de slapte in za ken en de zorgen in onze gezinnen, zoo aan de donkerheid en het klagen en zuchten over de donkerheid ken, dat wo liet licht eigenlijk liever nief: zien en ons er in elk geval niet over ver blijden. Let maar eens op als go de menselieu spreekt. Voorspeld is b.v. dat de inkomsten vau het grootste deel van ons volk sterk ach teruit zouden gaan en dat zich die achter uitgang zou afspiegolc-n in do belastin gen. Maar nu hebben we gekregen do slaat jes over Januari en Februari waaruit een verrassende opbrengst bleek. We moesten ons eigenlijk daarover verheugen maar wat doen wo inplaats daarvan? We trachten die cijfers zoo j lang te bekijken en te beredeneeren, dat tenslotte de hoogere opbrengst van 10 millioen gulden, op een bedenkelijke ach- teruitgang begint te lijken. Inplaats dat wo dankbaar zijn voor wat we ontvangen en dat wo ons daar- over verheugen, trachten wo de zegenin- gen die we ontvangen te verkleinen en hebben we niet den moed daarvan le ge nieten. De geheele schepping, zegt onze belij- denis is als een schoon boek in hetwelk alle schepselen, groote en kleine gelijk als letteren zijn, die ons de onzienlijke dingen Gods geven te aanschouwen, maar we toonen vaak zoo weinig lust om dat boek te lezen. We sluiten onze oogen voor die zege ningen inplaats van er ons in te verheu gen. En daarom is het zoo noodig dat we elkaar niet alleen wijzen op wat er don ker is in het leven, maar ook op het goe de en schoone dat we ontvangen, altijd weer. Dit geldt ook van ons maatschappelijk en politiek leven. Het is in onze samenleving volstrekt niet alles rozegcur en maneschijn. We lezen telkens van arbeidsconflicten en ook al komt het niet tot een uitbarsting, dan weten we toch wel dat het vaak knarst en kraakt en botst. En het kan ook niemand onbekend zijn dat er nog heel wat maatschappelijke ellende is en dat we ook nu nog wel van sociale noo- den kunnen spreken. We behoeven dat niet te bemantelen. Maar we moeten toch ook weer niet al leen van die zijde dc zaak bezien. Als we een vergelijking maken tus schen onzen tijd en een 30 nf 40 jaar geleden, dan kunnen we een belangrijke vooruitgang constateeren. Let maar eens op do loonen, op de woningen, op den ar beidstijd, de onderlinge 'verhoudingen en zooveel meer. Gaan we zon de zaken bezien, di er heel wat licht over het leven d v anders vaak niet opmerken. In het politieke leven is er ook heel wat dat tot somlierheid kan sfemmen. Do geestdrift voor de beginselen begint hier en daar bedenkelijk te tanen, we klagen over lauwheid en onverschilligheid en weinig meeleven. We critiseeren onze raadsleden omdat ze zoo weinig vaak onze beginselen propagecren en nro Ka merleden, omdat lmn optrede i "iet al tijd is zooals wij dat zouden ver*chen. En tot op zekere hoogte is het goed dat wij dat doen. Maar als we nu niets anders weten te doen. amice, dan zijn we toch ook w«er niet billijk en maken we ons aan .rclo ondankbaarheid schuldig. Lees maar eens wat Groen van Prinste- rer wedervoer. Hij had te strijden met de vijanden, maar veelmeer nog met de vrienden, of (die zich dan vrienden noem den. De menschen waarvan hij het ver- wachtte, stelden hem slag op slag teleur. Ze lieten hem alleen staan. Zoo sterk was dat, dat Groen op een gegeven oogenblik moedeloos de uitga1© van een periodiek staakte. Niet omdat do financieele offers te groot werden, maar omdat hij schier nergens steun vm Wat hij schreef vond geen weerklank. behalve dan onder het eenvoudige volk, dat niet gewoon was zijne gedachten op papier te brengen. In de Kamer werd hij bespot en ge hoond door zijne tegenstanders, terwijl zij die het voor hem behoorden op te na men, zich op den achtergrond hielden. En als dan soms toch nog een over winning was behaald, dan moest G-oen herhaaldelijk zien, dat mannen op wien hij bouwde, hem teleurstelden en hunne beginselen loslieten. En hoe was het toen gesteld m©! or.s Christelijk onderwijs en op kerkelijk ge bied? Was de toestand toen inderdaad beter, of is het niet zoo m'n waarde, dat we met dankbaarheid moeten erkennen, dat we in vele opzichten belangrijke vor deringen maakten? Wanneer ik daarop wijs, dan is het niet om zorgelooze menschen te maken en den indruk te wekken alsof wc nu allés wel op de slofjes af kunnen. Precies het tegenovergestelde is -mijn bedoelen. Ik wilde juist laf on uitkomen, dat er geen reden is om in moedeloos- heid neer te zitten, maar dat we iutegen- - deel reden te over hebben om met kracht onze schouders te zeilen onder het werk, en met geestdrift voort tc gaan. Onze arbeid op sociaal en politiek go- j bied is niet ijdel geweest. God heeft dat gebrekkige en zondige werk boven alle j verwachting willen zegenen. j En zouden wij dan den moed opge- j ven of onverschillig gaan worden omdat 1 liet toch niet geeft? Maar immers dat kan niet. Vuriger en met meer kracht dan ooit f te voren, moeten we aan het werk, vooral j ook onze jonge menschen, mannen en vrouwen. Ik hoop amice, dat velen die nu nog op -j een afstand staan, dit briefje zulbn lezen en dat ze daarin aanleiding zuilen vin- den om zich ook te geven voor het ver- kiezingswerk. Er is voel te doen, maar als allen dio.a op dit gebied iets kunnen doen zich j ook geven voor dit werk, dan wordt do arbeid licht en zal de uitkomst zeker niet teleur stellen. Laat er. in de komende dagen een rijk j_ lenteleven zijn in den politiekon hof, pro- fetie van een verrassenden oogst.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 6