flan het einde der Week
't -vikt eigenlijk vreemd wanneer men
ken:; neemt van de ellenlange berichten
die eiken dag weer in bladen voorkomen,
om clan toch te zeggen dat er weinig
nieuws is, en dat de toestand vrijwel on
gewijzigd bleef.
En toch is het juist.
Wel zijn er de meest uiteenloopende
geruchten omtrent veranderingen in
deri toestand, maar feiten die daarop wij
zen ontbreken.
Frankrijk hoopt door vol te te houden
en door te zetlen don Duitschen tegen
stand tc breken, terwijl omgekeerd
Duitse hl and hoont den passieven tegen
stand zoolang vol te houden, dat Frank
rijk bereid zal zijn aan de militaire bezet,
ting een einde te maken.
Van dat einde is thans echter nog niets
te zien.
En evenmin is duidelijk wat van deze
actie nog tic gevolgen zullen zijn.
We hebben heel wat mooie woorden
gehoord dc laatste jaren over verbroede
ring enz., maar het is zoo jammer dat de
d a (I e n achterwege blijven.
Het roodo I.V.V. dat maanden geleden
onder veel fanfares vergaderde en den
wereldvrede decreteerde, houdt zich
muisstil. Men hoort ze niet meer,
deze ooriogbedwingers.
De woorden zijn gesproken, er is ge
schetterd van je welste, maar daarbij
blijft bet dan. ook.
Maar ook de Volkenbond blijft werkloos
Redenen van formeclen aard weerhouden
hem van ingrijpen.
En. zoo gaat, men rustig door met het
zaaien en kweeken van haat, bittere
haat, tot eindelijk de wrange en heillooze
vruchten geplukt wordtn.
Het is van die verdeeldheid dat ook
Turkije do vruchten plukt evenals Rus
land. dat volgens de laatste berichten
rustig doorgaat met de Kerk te vervolgen
en in die Kerk den Christus aan tc tasten
Onze Sfafen-Gencraal hebben zich dap
per geweerd in de afgcloopen week.
Do Eersto Kamer heeft een aanvang ge
maakt met de behandeling van de Staats
begroting, waarbij vooral sympathiek
aandeed de rede van den heer Idenburg,
die krachtig het pleit voerde voor de
anti-revolutionaire beginselen.
Uit de. rede van den heer de Vos van
Steenwijk zou intusschen kunnen worden
afgeleid dat de band tusschen het Kabi
net en dc rechtsehe partijen niet zoo bij
zonder hecht is.
Het voorstal-Boon. dat de fouten vaft
dc liberalen in Tiel beoogde goed le ma
ken, is gelukkiglijk verworpen, en niet
minder gelukkig is zeker de aanneming,
van het voorstel tot afschaffing van het
rigislrat.ierecht op de veilingen.
De strijd om den Zomertijd woedt nog
steeds door.
Naarmate de Eerste Kamer langer
wacht met het afschaffingsontwerp te be
handelen, verdubbelt de ijver van de
strijders voor het behoud van den Zomer
tijd.
't Wordt op die wijze niet gemakkelijk
een beslissing te namen.
De beste oplossing zal misschien blij
ken, een tusschenweg to bewandelen.
Dc Tweede Kamer heeft zich thans uit
ie spreken over da tijdelijke beperking van
£en invoer van schoenen.
't Ts wel jammer dat zulk een voorstal
nfet naar zijn eigen innerlijke waarde, kan
worden beschouwd, maar dat dadelijk
zelfs bij zulk een simpel voorstel de
strijd tusschen vrijhandel en protectie
ontbrandt.
Het schijnt echter dat de aanneming van
het. ontwerp verzekerd is.
Moge onze schoenenindustrie er van
profitaaren, zonder dat het koopend pu
bliek de dupe wordt.
Markt en Winkel.
Een tweetal verschijnselen heeft in den
laatsten tijd vooral den handeldrijvenden
Middenstand in steden en groote dorpen
verontrust. Wij bedoelen den ©normen
groei der marlden ©n het toenemen van
het aantal der zoogenaamde vliegende
winkels.
Wie daarop let, of er eanige studie van
maakt, staat verbaasd over den omvang
dien markt-en straatverkoop in weinige
jaren aangenomen heeft, over het totaal
veranderd karakter, dat de markt vertoont
vergeleken bij een paar jaar geleden en
eveneens over de toename van het aantal
.winkels.
Want is de markt veranderd, ook de
.vliegende winkel onderging wijziging. De-
se twee vormen van ongeregelden verkoop
van goederen zijn aan elkander verwant,
.vooral nu de uitwassen zoo afzichtelijk
aspot worden.
Het is een opmerkelijk verschijnsel van
'dezen tijd; de ontreddering van het zaken
leven beeldt zich af in de ontwrichting van
üen verkoop.
En tragisch is het in hoogo mate, want
ficie uitverkoop op markt en in tijdelijlccn
winkel, op straten en pleinen en in tijde
lijk leegstaande gebouwen, wijzen op een
ioogst onzekere stemming in groot-maga-
fcijn en fabriekskantoor. Achter die markt-
toename en achter die talrijke nieuwe
„winkels" en „vliegende zaken" toch zie
men fabrikanten en grossiers, die met hun
voorraden geen weg weten, op allerlei wij
ze aan geld moeten zien te komen; achter
'die markt staat ook een verarmd Duitsch-
land, dat hier massa-afzetgebied vindt.
En daarnaast staat de handeldrijvende
'en do nijvere Middenstand, die zich heeft
ingericht op den geregelden verkoop, dio
nu in z'n brood wordt getroffen en vrij
wel machteloos tegen deze overstrooming
ftaat.
Markt en winkel hebben een oude, his
torische beteekeni8. Zonder dio beide in
het oog te houden is geen geschiedenis te
schrijvon over de ontwikkeling van ons
Nederlandsche volksleven in heb algemeen
en van de steden in het bijzonder.
In de begrippen markt en winkel is een
ontwikkeling van eeuwen begrepen. Meni
ge stad is trotsch op haar markt, zoowel
als op haar winkelstand. Do welstand van
menige stad hangt ten nauwste samen
met den bloei van haar markt. En daar
kan het den winkelier niet goed gaan,
wanneer de markt verloopt of wanneer
die wordt verplaatst. Bij het bespreken
van het hedendaagsche marktvraagstuk
dient dit wel degelijk in het oog gevs
En evenzeer is het gewenscht, onder
scheid te maken tusschen het begrip markt
zooals wij dat hébben lecren waardeeren
en de markt van heden. Niet do vee
markt, dc groenten- of de botermarkt is
uitgebreid, maar het is do goederenmarkt
die zoo enorm is toegenomen.
Er is ook onderscheid tusschen markt
koopman en marktkoopman. In den loop
der jaren heeft zich een soort gilde van
marktkooplieden ontwikkeld, die er hun
werk van maken de grootste en bekendste
markten met hun waren af te reizen. Dat
zijn de eigenlijke marktkooplieden.
Maar daarnaast is nu, vooral sedert den
beruchten „vrede" in 1918, een aantal
menschen op de markt verschenen, die
grootere of kleinere partijen goede:
vandaag dit, morgen dat artikel, aan den
man trachten to brengen. Beunhazerij op
groote schaal bij den marktverkoop.
Precies als bij het winkelbedrijf.
De winkel, waarvan wij hierboven spra
ken, is een zaak, daar is geld en moeite en
groote zorg aan besteed, zoowel wat de
vestiging als wat do verbetering betreft.
Zoo'n winkel is een zaak, die overgaat van
vader op zoon, soms in geslachten. Daar
wordt alles er op gericht om het beste en
meest bruikbare in voorraad te hebben en
wordt alles er op ingericht, om het den
klant zoo gemakkelijk mogelijk te maken,
een overzicht te krijgen en zijn keuze te
bepalen.
Maar daarnaast is op het gebied van
winkelhouden een beunhazerij ontstaan,
die met bona fide zakendoen veelal niet
meer dan den naam gemeen heeft.
Dit was al in de vooroorlogsche Jaren
zoo, maar is nu nog veel verergerd door de
massa gelegenheids- en valuta-winkels.
Voorheen was een vliegende winkel reeds
een schrik voor den winkelier. Maar zij
trad maar eens een enkelen keer per jaar
in eenzelfde plaats op. En dan nog maar
voor eenige dagen.
Nu vestigen zich lukraak „winkeliers."
leegstaande verkoopgelegenheden worden
onmiddellijk bezet of perceelcn worden
voor tijdelijken verkoop van artikelen in
gericht.
En zoowel bij de tegenwoordige markt
verkoop als in die tijdelijke winkels, i3
het opvallend welk een uitbreiding de
soorten artikelen, die ten verkoop worden
aangeboden, hebben gekregen.
Men krijgt den indruk, dat massa's arti
kelen, in de meest verscheiden branche,
goede en minder goede, bruikbare zoowel
als ondeugdelijke kwaliteiten, in den let
terlijken zin „op do markt worden ge
gooid."
En onmiskenbaar is ook, dat een massa
menschen, die vroeger eigenlijk niet wis
ten hoe een markt er uitzag, daar nu ge
regeld de lcoopers zijn.
Natuurlijk doet do vraag zich op, waar
uit dit verschijnsel, zoowel wat de markt-
uitbreiding, als de gewijzigde opinie van
het publiek to verklaren is en wat er te
gen is te doen.
Er zijn allerlei voor de hand liggende
oorzaken, naar het ons voorkomt.
De valuta-verhoudingen tusschen ons
land en Duitschland zijn van dien aard,
dat een groote toevloed van Duitsche ar
tikelen als vanzelf te verwachten was. En
in de meerdere bedrijven ingetreden werk
loosheid, deed menigeen een markthandel
bginnen, hoewel hij er geen verstand van
had.
En in zooverre hebben die menschen
„de^ markt" mee, doordat het publiek op
geringere prijzen wacht.
Maar er zijn ook dieper liggende oor
zaken. Niet tevergeefs is hier een jaren
lange actie gevoerd tegen den winkelier
en tegen den Middenstand in het alge
meen. Het wantrouwen heeft wortel ge
schoten en de markt en de tijdelijke win
kels profiteeren daar nu van. Maar in het
diepst van zijn wezen is het tegenwoordig
verschijnsel toch vrucht van de vrije con
currentie, waarvan men zich wel eens an
dere uitkomsten heeft beloofd.
En ook is deze toestand een blijk van
onvoldoende organisatie, niet alleen van
den middenstand, maar van het maat
schappelijk leven in zijn geheel.
(Chr. Middenstand.)
BIÜE1ENLAÜÜ
WIJZIGING VAN DE KIESWET.
Door de heeren Van den Heuvel, Ben
iner, Snoeck Herukemians, Albarda, Dres-
ee&huys, Oud, Rutgers en Deckers is een
amendement voorgesteld om in art. 50 de
yoOgendè alinea in te voegen
„Lijsten, ingeddendl in een zelfden ikies-
flering, kunnen, wanneer het geldt een
verkiezing van leden der Tweede Kamer
en der Provinciale Stalen, niet worden
verbonden. Heeft een gemachtigde een
verklaring betreffende verbinding van
zoodanige lijsten ond'erteekend, dan is
zijn onderteekening ongeldig."
Ter toelichting merken de voorstellers
op, dat de poging, die zij willen doen om
uit te sluiten verbindingen binnen een
zelfden kieskring, voortvloeit uit wat op
dit terrein reeds werd gezien, maar meer
nog uit de vrees, dat het kwaad om zeer
heterogene lijsten te verbinden in de toe
komst gr ooiter zal worden. Naar de mee
ning der voorstellers moet dit voorkomen
wiord'en.
De voorstellers zijn van meening, dat
het lokken van kiezers mot zeer uiteen
loopende argumenten en dan die stemmen
bij elkaar te teilen, eigenlijk bedrog der
kiezers is.
Het antwoord! van de Regeering in de
M. v. A., dat men zoo iets niet kan voor
komen, want dat men dan alle candidaten
Or. MANNING'S KINADRUPPELS
Bchat ik zeer hoog als eetlustopwekkend maag
middel, ook schrijf ik ze reeds vele jaren voor
tegen onpasselijkheid
gedurende de zwangerschap,
w.g. Prof. Dr. O. BEUTTNER
2690 Universiteïts Vrouwenkliniek, Genè ve
op één lijst kan stellen is h. i. niet
steekhoudend. Daar is het immers juist
om te doen!
Dan zien de ikiezers aan wie en aan
welke lijst men zijn stem geeft.
Dit verbod kan naar do meening van
voorstellers beperkt blijven tot Tweede
Ejamerverkiezingenn en Statenverkiezin
gen, omdat bij andere verkiezingen geen
misbruik te vreezen is.
De heeren v. d. Heuvel en Beumer heb
ben een tweetal wijzigingen in artikel I
van het wetsontwerp tot wijziging van
de kieswet, de Provinciale wet en de Ge
meentewet voorgesteld, strekkende om 't
doed der Regeering beter te bereiken, n.l.
dat 't stelsel der grootste overschotten in
do kieswet moet blijven behouden en dat
moet worden weggenomen het belang om
een aantal lijsten van eenzelfde patij on
verbonden te laten. Do amendementen be
doelen het stemmenaantol op de lijsten,
waarop geen enkele zetel wordt verkre
gen, niet te 'Laten meetellen bij de bepaling
van den zetelkiesdeoler, en de lijsten waar
op voor de Tweede Kamer en de Prov.
Staten-verkiezingen minder dan 75 pCt.
van den kiesdeeler en voor de Eerste
Kamer-verldetzingen minder dan 50 pCt.
daarvan, dus ook niet in aanmerking te
doen komen voor een overschot van een
dor andere lijsten.
Voorts is door den hoor Oud c.s. een
aantal amendementen ingediend, strek
kende om de verkiezing van de helft der
Eerste Kamer telkens om 3 jaren te doen'
plaats hebben door do Staten van alle
provincies, zonder groepsindeelingenTen
einde daarbij niettemin het provinciaal
verband' te handhaven, wordt uitgestoten,
dat gelijkluidende lijsten, ingediend in
meer dan twee, alsmede in niet aan
grenzende provinciën, als één lijst wor
den aangemerkt.
Jhr. mr. A. P. C van Karnebeek.
Naar het „Vad." verneemt, is del oud-
Minister van Buitenlandsche Zaken, jhr.
mr. A. P. C. van Karnebeek, lid van het
bestuur der Carnegie-Stichting. ernstig
ongesteld. Met het oog op zijn hoogen
leeftijd jhr. v. Karnebeek is 87 jaar
baart dit zorg.
(lift heft Sociale Leven
De ledentallen der Vakcentralen.
De ledentallen der vijf vakcentralen per
1 Januari 1923 zijn thans bekend. Alle
hebben in het laatste kwartaal van 1922
achteruitgang geboekt, zooals blijken kan
uit de volgende cijfers:
1 Oct, '22 1 Jan. '23 Achteruitgang
N. A. S. onbekend 22.500
N. V. V. 205.209 201.045 4.161 of 2.03
C. N. V. 05.392 62.521 2.871 of 4.39
R. K. V. 128.440 122.558 5.882 of 4.58
A. N. V. 48.233 45.759 2.464 of 5.11
Het R. K. Vakbureau is in aantal het
sterkst achteruitgegaan. Naar de verhou-
dingscijfers is de achteruitgang van het
Neutraal Vakverbond het grootst.
Onze Christelijke Vakbeweging heeft
feitelijk minder achteruitgang, dan boven
staande cijfers aangeven. Daarin zit toch
het verlies, dat veroorzaakt werd door do
afscheiding van de Unie van Christelijke
Onderwijzers. Het verlies tengevolge van
deze afscheiding bedroeg 1304 leden. Ver
mindert men het verlies van het C. N. V.
daarmee, dan blijft het verlies 1567 leden
of 2.40
Over 1922 verloren de vakcentralen ge
zamenlijk ruim 76.000 leden. Dat is zeker
een belangrijk aantal.
Het R. K. V. alleen verloor in 3922 in
totaal 29.204 leden, of 19.24 van zijn
ledental.
Het N. V. V. verloor 22.773 leden, of
10.17 van zijn ledental.
Het C. N. V. verloor 11.028 leden, of
14.99 van zijn ledental.
Het N. A. S. verloor 9.242 leden, of 29.12
van ziin ledental.
Het A. N. V. verloor 3.843 leden, of 7.75
van zijn ledental.
Het is nu bijna 3 jaar geloden, dat de
daling van het ledental der vakcentralen
een aanvang nam. 1 April 1920 hadden het
N. A. S. en het N. V. V. hun hoogste le-
dencijfers. Daarna begon do teruggang. Bij
het R. K. V. en het C. N. V. begon do da
ling na 1 October 1920 en bij het A. N. V.
na 1 Januari 1921. Hoe groot de achter
uitgang der onderscheidene centralen was
blijkt uit de volgende cijfers:
hoogste ledental 1 Jan. '23 Achteruitgang
N. A. S.
(April '20) 50.140 22.500 27.640 of 55.13
N. V. V.
(April '20) 262.196 201.045 61.151 of 23.32
C. N. V.
(Oct. '20) 76.756 62.521 14.235 of 18.55
R. K. V.
(Oct. '20) 158.221 122.558 35.663 of 22.53
A. N. V.
(Jan. '21) 51.983 45.759 6.224 of 11.97
Het Christelijk Nationaal Vakverbond
maakt in dit staatje geen slecht figuur.
Toch is ook daar de achteruitgang belang
rijk.
In het laatste nummer van De Gids
werd o.a. geschreven, dat cr zijn, dio mee-
nen, dat de grootste achteruitgang thans
voorbij is. Inderdaad schijnt het aan den
economischen horizont thans iets to lich
ten. Komt cr eenigo verademing, dan zal
dit vermoedelijk ook van invloed zijn op
de ledentallen der vakorganisaties.
Laat ons hopen, dat, als er weer van
winet gesproken kan worden, de Christe
lijke Vakbeweging een goed deel daarvan
mee krijgt, opdat do Christelijke beginse
len op het maatschappelijk terrein door
haar steeds krachtiger kunnen worden ge
propageerd, opdat zij met te meer succes
aan dc doorvoering van do eischen der
Christelijke beginselen zal kunnen arbei
den.
iNGEZONDEÜ
{Buiten verantwoordelijkheid der Redactie)
Mijnheer de Redacteur.
Zooals U weet, wordt er nog al eenige
critiek o-p mij geoefend in verband met
de arbeidsaangelegenheden van het ge
meen tep er sone el
Ik kan er niet aan denken op alles te
antwoorden.
Om echter aan te toonen op wat wijze
tegen mij to keer gegaan wordt, geef ik
als voorbeeld een aanlialing uit „De Amb
tenaar", orgaan van den Centr. Nederl.
Ambtenaarsbond.
„Een bewijs zij hier nog gegeven, welke
eigenaardige opvatting u (dat ben ik) heeft
betreffende het Georg. Overleg."
„Het voorstel van de 314 pCt. pensioen-
iheffing, in de Oommissie voor Georg.
Overleg, door den wethouder Pera- noodig
geoordeeld, omdat de uitgaven voor de
werkloosheid' zoo verbazend vermeerderen
en de belastingen verminderen, wordt ech
ter in het desbetreffende prae-aclvdcs van
B. en W. geheel anders gemotiveerd."
„Daarin wiordt gesproken, dat, waar de
invoering van de nieuwe pensioenwet aan
de Gemeente meer geld zal kosten, zoo
achtte het College het ook billijk, dat be
langhebbenden 3J4 pCt. bijdragen."
„Dat is heel iete and ers, dan
wat U, heer P., inde Commis
sie voor Georg. O v e r 1 e-g ge
zegd heb t."
Men verzocht mij aan dezen laatsten zin,
dien men gespatieerd heeft, bijzondere
aandacht te sclienkeni, alvorens „o n s"
weer van het spreken met twee monden te
beschuldigen.
Welnu, ik toon, dat ik er aandacht aan
schonk.
En dan moet ik en kan ik verklaren,
Mijnheer de Redacteur, <lat ik over de
uitgaven voor de werkloosheid in ver
band met de heffing van 3% pCt. voor
het pensioen met geen woord' gesproken
heb. Wel lieb ik deze uitgaven in geheel
ander verband genoemd. Van uit de ver
gadering werd mij de eisch gesteld met
cijfers te bewijzen, dat de gemeentefinan-
cdeel in moeilijkheden zat, waarom maat
regelen daartegen noodzakelijk waren,
omdat toen destijds de organisaties aan
drongen op loonsveriiooging, uit oorzaak
van de hoogere kosten voor hot onderhoud
van het gezin, verlangd was geworden, die
meerdere kosten met cijfers te bewijzen.
Nu eischte men van do Gemeente het
zelfde.
Daarop heb ik geantwoord
dat de noodzakelijke beperking van do
uitgaven door dc Gemeente reeds genoeg
zaam werd aangetoond door de bestaande
hoogo 'belastingen
dat het gemakkelijk genoeg was de we
kelijks geregeld terugkeerende meerdere
uitgaven voor het gezin aan te wijzen;
dat db Gemeente daarentegen telkens
staat voor onvoorziene uitgaven, die niet
onder cijfers zijn te brengen, en daarbij
heb ik ook genoemd de uitgaven voor steun
aan werikloozen, waarvan geen bedrag, dat
in elk geval aanzienlijk zal zijn, is op te
geven. Aan het verlangen van de organi
saties kon dus niet voldaan worden.
U ziet dus, M. de R., dat ik de uitga
ven voor de werkloozen niet genoemd heb,
als mede te moeten woixlen gedekt door de
betaling van een pensioenpremie, maar
alleen om aan te toonen, dat de uitgaven
der Gemeente niet onder cijfers waren te
brengen, wat men vaai mij verlangde.
Waar dus mijn woordten op deze wijze
uit hun verband' worden gerukt, stelt men
zich hooghartig tegenover mij, om mij van
onwaarheid te beschuldigen. Ik zal het
voor lief nemen.
Gaarne zie ik bovenstaande geplaatst
in de „N. L. C.", waarvoor mijn dank.
Uw dw.,
W. PERA'.
LE1DSCHE PENKRASSEN
Amice.
Plotseling, terwijl wij nog klaagden
over de koude en het gure voorjaars
weer, is ze gekomen, de heerlijke lente,
die de aarde vernieuwt en ons spreekt
van nieuw leven.
We hebben niet alleen een droge Maart
wat volgens deskundigen „goud waard"
is, maar sinds eenige dagen wordt de
aarde gekoesterd door het lieflijke zon
licht, zoodat we wel mogen zingen:
Luidt het uit!
De wind is Zuid!
Alle bloemkens botten uit!
Ziet hoe heerlijk frisch als zijde
Glanst en glimt de groene weide,
En de knotwilg aan de sloot,
Vouwt zijn bleeke blaadjes bloot.
Het moest eigenlijk onnoodig zijn,
amice, op deze dingen die we allen zien
en ervaren, de aandacht te vestigen, en
ik denk er dan ook niet aan een lente
ontboezeming te geven.
Maar geheel er van zwijgen kan ik
toch ook niet.
Ik heb zoo vaak op dreigende wolken
en op onrustbarende verschijnselen de
aandacht gevestigd, dat hot zeker geen
kwaad kan ook eens op de lichtzijden te
letten. Onze oogen kunnen zoo gewoon
raken aan de duisternis, dat ze het licht
bijna niet meer kunnen verdragen en dat
we onze oogleden laten vallen, zoodra wo
komen te staan in het volle licht.
Ik heb eens gelezen van een man die
vele jaren in de gevangenis doorbracht.
Hij had gehunkerd naar do vrijheid,
altijd weer, maar toen de gevangenis
poort eindelijk voor hem openging,, toen
schrikte hij terug voor 't licht, en het le
ven, en achtte zich pas veilig, toen hij
zich weer achter de dikke gevangenismu
ren geborgen wist.
Zoo gaat het ons niet natuurlijk, maar
de mogelijkheid bestaat wel, dat we door
den ongunst der tijden, de slapte in za
ken en de zorgen in onze gezinnen, zoo
aan de donkerheid en het klagen en
zuchten over de donkerheid
ken, dat wo liet licht eigenlijk liever nief:
zien en ons er in elk geval niet over ver
blijden.
Let maar eens op als go de menselieu
spreekt.
Voorspeld is b.v. dat de inkomsten vau
het grootste deel van ons volk sterk ach
teruit zouden gaan en dat zich die achter
uitgang zou afspiegolc-n in do belastin
gen.
Maar nu hebben we gekregen do slaat
jes over Januari en Februari waaruit een
verrassende opbrengst bleek.
We moesten ons eigenlijk daarover
verheugen maar wat doen wo inplaats
daarvan? We trachten die cijfers zoo j
lang te bekijken en te beredeneeren, dat
tenslotte de hoogere opbrengst van 10
millioen gulden, op een bedenkelijke ach-
teruitgang begint te lijken.
Inplaats dat wo dankbaar zijn voor
wat we ontvangen en dat wo ons daar-
over verheugen, trachten wo de zegenin-
gen die we ontvangen te verkleinen en
hebben we niet den moed daarvan le ge
nieten.
De geheele schepping, zegt onze belij-
denis is als een schoon boek in hetwelk
alle schepselen, groote en kleine gelijk
als letteren zijn, die ons de onzienlijke
dingen Gods geven te aanschouwen, maar
we toonen vaak zoo weinig lust om dat
boek te lezen.
We sluiten onze oogen voor die zege
ningen inplaats van er ons in te verheu
gen. En daarom is het zoo noodig dat we
elkaar niet alleen wijzen op wat er don
ker is in het leven, maar ook op het goe
de en schoone dat we ontvangen, altijd
weer.
Dit geldt ook van ons maatschappelijk
en politiek leven.
Het is in onze samenleving volstrekt
niet alles rozegcur en maneschijn. We
lezen telkens van arbeidsconflicten en
ook al komt het niet tot een uitbarsting,
dan weten we toch wel dat het vaak
knarst en kraakt en botst. En het kan
ook niemand onbekend zijn dat er nog
heel wat maatschappelijke ellende is en
dat we ook nu nog wel van sociale noo-
den kunnen spreken.
We behoeven dat niet te bemantelen.
Maar we moeten toch ook weer niet al
leen van die zijde dc zaak bezien.
Als we een vergelijking maken tus
schen onzen tijd en een 30 nf 40 jaar
geleden, dan kunnen we een belangrijke
vooruitgang constateeren. Let maar eens
op do loonen, op de woningen, op den ar
beidstijd, de onderlinge 'verhoudingen en
zooveel meer.
Gaan we zon de zaken bezien, di
er heel wat licht over het leven d v
anders vaak niet opmerken.
In het politieke leven is er ook heel
wat dat tot somlierheid kan sfemmen. Do
geestdrift voor de beginselen begint hier
en daar bedenkelijk te tanen, we klagen
over lauwheid en onverschilligheid en
weinig meeleven. We critiseeren onze
raadsleden omdat ze zoo weinig vaak
onze beginselen propagecren en nro Ka
merleden, omdat lmn optrede i "iet al
tijd is zooals wij dat zouden ver*chen.
En tot op zekere hoogte is het goed dat
wij dat doen.
Maar als we nu niets anders weten te
doen. amice, dan zijn we toch ook w«er
niet billijk en maken we ons aan .rclo
ondankbaarheid schuldig.
Lees maar eens wat Groen van Prinste-
rer wedervoer. Hij had te strijden met
de vijanden, maar veelmeer nog met de
vrienden, of (die zich dan vrienden noem
den. De menschen waarvan hij het ver-
wachtte, stelden hem slag op slag teleur.
Ze lieten hem alleen staan.
Zoo sterk was dat, dat Groen op een
gegeven oogenblik moedeloos de uitga1©
van een periodiek staakte. Niet omdat do
financieele offers te groot werden, maar
omdat hij schier nergens steun vm
Wat hij schreef vond geen weerklank.
behalve dan onder het eenvoudige volk,
dat niet gewoon was zijne gedachten op
papier te brengen.
In de Kamer werd hij bespot en ge
hoond door zijne tegenstanders, terwijl
zij die het voor hem behoorden op te na
men, zich op den achtergrond hielden.
En als dan soms toch nog een over
winning was behaald, dan moest G-oen
herhaaldelijk zien, dat mannen op wien
hij bouwde, hem teleurstelden en hunne
beginselen loslieten.
En hoe was het toen gesteld m©! or.s
Christelijk onderwijs en op kerkelijk ge
bied? Was de toestand toen inderdaad
beter, of is het niet zoo m'n waarde, dat
we met dankbaarheid moeten erkennen,
dat we in vele opzichten belangrijke vor
deringen maakten?
Wanneer ik daarop wijs, dan is het niet
om zorgelooze menschen te maken en den
indruk te wekken alsof wc nu allés wel
op de slofjes af kunnen.
Precies het tegenovergestelde is -mijn
bedoelen. Ik wilde juist laf on uitkomen,
dat er geen reden is om in moedeloos-
heid neer te zitten, maar dat we iutegen- -
deel reden te over hebben om met kracht
onze schouders te zeilen onder het werk,
en met geestdrift voort tc gaan.
Onze arbeid op sociaal en politiek go- j
bied is niet ijdel geweest. God heeft dat
gebrekkige en zondige werk boven alle j
verwachting willen zegenen. j
En zouden wij dan den moed opge- j
ven of onverschillig gaan worden omdat 1
liet toch niet geeft?
Maar immers dat kan niet.
Vuriger en met meer kracht dan ooit f
te voren, moeten we aan het werk, vooral j
ook onze jonge menschen, mannen en
vrouwen.
Ik hoop amice, dat velen die nu nog op -j
een afstand staan, dit briefje zulbn lezen
en dat ze daarin aanleiding zuilen vin-
den om zich ook te geven voor het ver-
kiezingswerk.
Er is voel te doen, maar als allen dio.a
op dit gebied iets kunnen doen zich j
ook geven voor dit werk, dan wordt do
arbeid licht en zal de uitkomst zeker niet
teleur stellen.
Laat er. in de komende dagen een rijk j_
lenteleven zijn in den politiekon hof, pro-
fetie van een verrassenden oogst.