Aan hei einde der Week
En zij stierf?...
Dat is het eentonige refrein dat her
haald wordt en altijd weer herhaald, de
eeuwen door.
Ditmaal is het Koningin Milena van
Montenegro van wie de doodsmare gaat.
Ver van haar dierbare land is zij ge
storven, eenzaam cn gebukt onder het
leed.
't Was zoo heel anders vroeger toen zij,
do dochter der bergen, nog met haar ge
zin leefde in het geliefde Montenegro.
Een vroolijk gcain was het, toen de
negen kinderen nog bijeen waren.
En al werd het latnr, stiller, „de moe
der der Europeesche vorstenhuizen", die
van hare zes dochters vier gehuwd zag
met personen van vorstelijken bloede,
scheen niettemin een benijdenswaardige
vrouw.
Maar toen kwam in 1914 de oorlog.
Dapper streden de zonen der bergen,
naast de Serviërs.
Groot was de jammer toen ze terugge
slagen werden en Montenegro door Oos-
tcnrijk-Hongarije werd overweldigd, maar
nog grooter was het leed, toen de krijgs
kansen keerden en Servië eenvoudigweg
de annexatie van Montenegro procla
meerde.
Dat was te zwaar voor den ouden ko
ning en zijne gemalin. Zij verlieten hun
geboortegrond om er nooit weer terug tc
keeren.
In 1921 stierf koning Nicolaas en thans
is ook koningin Milena heengegaan.
Zij hadden hier geen blijvende stad.
Moge van dit vorstenpaar gelden dat
het de toekomende heeft gezocht, de stad
die fundamenten heeft en die de eeuwen
zal verduren.
Over de andere gebeurtenissen kunnen
we kort zijn.
Frankrijk nestelt zich al vaster en die
per in het Duitsclie gebied en er is niets
dat wijst op een spoedige verandering.
Wel wordt steeds duidelijker dat Frank
rijk niet alleen en in de eerste plaats
economische, maar veeleer militaire
bedoelingen heeft.
Geruchten spreken van een kleine
kans op bemiddeling en onderhandeling,
maar het zijn ook niet meer dan geruch
ten, waaraan licht teveel waarde wordt
toegekend.
Bij al het gepraat over malaise en bij
de werkelijke malaise die overal valt
waar te nemen, doet het goed een en an
der te lezen van de NederlandsChe Jaar
beurs.
Over het al of niet slagen valt nog wei
nig te zeggen, maar dit is wel duidelijk
het geslacht van Jan Courage en van Jan
Kordaat is nog niet uitgestorven,
hofje,
hofjes.
Blijke straks dat de arbeid aan 'deze
jaarbeurs ten koste gelegd, niet tever
geefs was en dat zij die hier wat waag
den straks ook tot de winnaars behooren.
Een ander lichtpunt was de verrassend
hooge opbrengst van do belastingen over
de eerste twee maanden van het jaar.
Men kan nu wel hetoogen, dat hiervoor
zeer bijzondere redenen waren, en dat
deze cijfers niet als maatstaf genomen
mogen worden, alles goed en wel, maar
feit is, dat we zeer belangrijk boven de
raming kwamen.
Dat kan straks veranderen en 't zal
ook wel veranderen, maar l'aten we nu
maar beginnen met dankbaar te zijn en
bij onze zorgen toch niet meer dan noo-
dig is, zuchten en klagen.
Onze volksvertegenwoordigers zijn op
jacht geweest deze week naar de ver
keerde practijken die de jacht aankleven
Bijzonder vlot ging de jacht niet, maar
toch zal bij aanneming van het ontwerp
de toestand voor velen die onder de al te
onbillijke jachtbepalingen te lijden had
den, verbeteren.
Hoe het met den Zomertijd zal gaan?
De Eerste Kamer heeft het vraagstuk
in studie en zal, naar het zich laat aan
zien. geen overhaaste beslissing nemen.
Zij het een beslissing die niet alleen
de meerderheid der bevolking bevredigt,
maar die ook in het belang is van ons
land.
Christelijke VaKbewegig eisch.
Dr. J. R. Slotemaker de Bruine
schrijft in de Christelijke vakpers:
„Nu wordt het mij toch iets te mach
tig-
'k Hoor, dat ik dienst doe als propa
gandist voor de neutrale en tegen de
Christelijke vakbeweging in ons land!
Reeds wie zeer weinig weet, zal weten,
dat daaraan een onmogelijke en onge
oorloofde constructie moet ten grondslag
liggen.
Want
Reeds twintig jaar wijd ik mij aan de
arbeidersbeweging; maar al dien tijd
steun ik de Christelijke.
Jaar op jaar met meer kracht en meer
beschikbaarstelling van mijn tijd, werk
ik voor de vakbeweging; maar altoos
voor onze Christelijke organisaties en
voor het Chr. Nat. Vakverbond als onze
Centrale.
Dat kan tocli ieder weten. Onze Chris-
teli jk-geor ganiseerden kennen mij als
hun vriend en helper.
Ben ik eigenlijk een voorstander van
de neutrale vakbeweging in Nederland?
En kan men de propaganda voor de neu
trale en tegen de Christelijke voeren met
mijn naam?
Het is toch al te zonderling.
Maar het gebeurt
Dus moet ik wel even de reden of oor
zaak of aanleiding daarvoor opsporen;
opsporen en dantegen het licht
houden. Veel blijft er dan niet van over.
Waar ligt de reden of oorzaak of aan
leiding?
Drie dingen zijn mij bekend.
lo. in de Studiën heb ik het ideaal
der eene, ongedeelde vakbeweging getee-
kend; 2o. in een rede te Leiden heb ik
neutrale vakbeweging aanbevolen; 3o. ik
heb gesproken op een cursusvergadering
van het A. N. V.
Dus ben ik eigenlijk wel voor aanslui
ting aan de neutrale organisaties ten
onzent?
't Heeft er niet van.
Laat ons zien!
Wat 3 betreft: ik heb inderdaad op een
cursusvergadering van het A. N. V. ge
sproken. Ook Mr. Veraert b.v. lieeft dat
gadaanl Is die nu ook feitelijk voor neu
trale Organisatie?
Als ik den tijd heb, ga ik, waar men
mij vraagt. Verleden jaar heb ik voor
Anarchisten gesproken; propagandist
voor bet N. A. S. ben ik daardoor niet
geworden. Wordt mijn optreden in een
cursusvergadering zoo uitgelegd, dat men
daarmee mijn trouwe vrienden van de
Christelijke vakbeweging in den TUg aan
valt dan is het eenige gevolg, dat ik
mijn vriendelijkheid voortaan wat min
deren zal.
En nu de feiten onder 1 en 2.
De Studiën zijn „studiën". D.i.: ze
geven niet zooals de propaganda-lectuur
of het strooibiljet alleen de korte, klare
slotsom. Maar zij onderzoeken en willen
den lezer tot eenzelfde onderzoek nopen.
Er wordt gebouwd, van onderen op; er
wordt uiteengezet, van den eersten aan
vang af.
Het is niet geoorloofd, nit zulk een
boek een paar losse zinnen aan te halen
zonder door te lezen.
Te Leiden sprak ik voor studenten
en professoren. De samenkomst en de
rede hadden dus weder een 'n studie
karakter. En wie uit een aantal stellin
gen er dan één afdrukt, die doet wat
toch nauwelijks verdedigbaar is.
Er moet onderscheid blijven tusschen
studie-materiaal en propaganda-materi-
aal. Wij voelen in onze kringen niets
voor de broeikas-methode, waardoor tee-
ro plantjes worden gekweekt in plaats
dat onze werkers in het open veld en in
de vrije lucht gekweekt worden. Zij moe
ten de zaak al-zijdig zien, niet een-zijdig.
Daartoe behoort ook: wat eigenlijk the
oretisch en in beginsel de beste vakbewe
ging was. Indien bet mogelijk ware, was
de ééne en ongedeelde de beste.
Dat staat in mijn boek, in mijn rede.
En dat gelooven wij allen.
Maarwie de zaak alzijdig beziet,
hij ziet niet slechts die e o n.e zijde. Hij
onderzoekt ook, of het mogelijk is dat de
vakbeweging één zij en ongedeeld.
Zoodra bij daaraan begint, ontdekt hij
de onmogelijkheid. Althans op het vaste
land van Europa en thans naar het
eich laat aanzien ook in Engeland
is principieele organisatie eisch, omdat
een verkeerde geest zich in de vakbewe
ging heeft genesteld. Nu is door anderen
niet door de Christenen de eenheid
onmogelijk gemaakt. En nu zullen de
Christenen met vaste hand en volle be
slistheid daaruit de consequente trek
ken.
Sinds de verkeerde geest is ingedron
gen, is het neutrale onbruikbaar gewor
den g e e st beteugelt men ,a.lleen met
geest. En naast de verkeerd-principi-
eele vakbeweging der socialisten is er nu
alleen nog maar plaats voor de goed-
principicele vakbeweging der Christenen
De on-principieele neutrale heeft thans
geen reden van bestaan.
Zoo kan men het vinden in de S t u-
d i n, ais men maar doorleest. Zoo heb
ik het in Leiden uiteengezet, tot grooten
schrik van een der debatteerende profes
soren. En zoo staat het in mijn overtui
ging; zoo en niet anders.
Wie het terrein der studie en van het
speurend onderzoek achter den rug heeft;
wie de feiten en toestanden van heden
beziet en dan vraagt wat thans de prac-
tijk eischtdie kan naar mijn over
tuiging, met mijn uitingen en mijn ge
dragingen tot op vandaag tot als Chris
ten slechts tot ééne slotsom komen:
thans is de Christelijke vakbeweging eisch
Derhalve: vooruit met de
Christelijke vakorganisatiel
En.... sluit u aan bij het G. N. V.
STAATSCOMMISSIE
HOOGER ONDERWIJS.
Gisternamiddag heeft de Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
Dr. de Visser, in een der zalen van zijn
Departement geinstalleerd de Staatscom
missie, ingesteld met de opdracht na te
gaan of en zoo ja, door welke wettelijke
en andere maatregelen lo. kostenbespa
ring op openbaar hooger onderwijs kan
worden verkregen zonder het peil van
dat onderwijs in het algemeen te verla
gen; 2o. de verhouding tusschen het
openhaar en het bijzonder hooger onder
wijs nader kan worden geregeld, zoodat
het bijzonder Universitair onderwijs zich
naar zijn aard beter zal kunnen ontwik
kelen dan op het oogenblik het geval is.
De Commissie staat, zooals indertijd
gemeld, onder voorzitterschap van den
heer H. Golijn, Directeur van do Vrije
Universiteit te Amsterdam, terwijl de vol
gende leden er zitting in hebben: Prof.
Dr. A. Annema, Hoogleeraar aan de
Vrije Universiteit te Amsterdam; Dr. J.
H. E. J. Hoogvelt, rector van het St. Bo-
nifacius-Lyceum te Utrecht; Prof. Dr. B.
J. Kouwer, hoogleeraar aan de Rijks-
Universiteit te Utrecht; Dr. S. Lely, oud-
Minister van Waterstaat; Prof. Dr. H. A.
Lorentz, voorzitter der le afd. van den
Onderwijsraad; Mr. J. Schokking, lid
der Tweede Kamer; Prof.Dr. J. R. Slote
maker de Bruine, Kerkelijk hoogleeraar
aan de Rijks-Universiteit te Utrecht;
Prof. Dr. B. Symons, voorzitter van den
Onderwijsraad; Prof. Mr. A. C. Visser
van IJzendoorn, hoogleeraar aan de Uni
versiteit te Leiden; Mr. J. Vissering, Pre
sident van de Nedorlandsclie Bank; Mr.
A. I. M. J. Baron van Wijnbergen, voor
zitter der commissie van beheer en toe
zicht van het R. K. Centraal bureau,
voor onderwijs en opvoeding en van het
Curatorium der R. K. Leergangen. Als
secretaris treedt op Mr. H. J. Smidt,
Commies aan het Departement van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen.
De Minister hield de volgende instal
latierede:
Het is mij aangenaam U, mijne Heeren,
die door het vertrouwen onzer Koningin
tot leden dezer Hooger-Onderwijs-Com-
missie zijt benoemd, als zoodanig welkom
te mogen lieeten. Ik doe dit met een ge
voel <van dankbaarheid, ten eerste omdat
allen, die uitgenoodigd werden in dezen
de Regeering van Raad te dienen, zich
hiertoe bereid verklaarden, en ten ande
re omdat Gij Uwe krachten en gaven aan
dit werk wilt geven, ofschoon Gij door
Uwe ambtsbezigheden of maatschappelij
ke positie Teeds met velerlei arbeid zijt
overladen. Vooral bij de moeilijkheid der
problemen, die U hier ter bespreking zul
len worden voorgelegd, wordt Uwe be
reidwilligheid op te hooger prijs gesteld.
Met dit laatste zeg ik niet te veel.
De eisch der bezuiniging is vooral ten
aanzien van het Hooger-Onderwijs een
bijzonder teere zaak. Want de weten
schap moet zich, ter wille van het geheel
der natie, eene behoorlijke ontwikkeling
gewaarborgd zien, en ons Hooger Onder
wijs, terecht in den vreemde genoemd,
mag niet dalen van de hoogte, waarop
het staat. Om die reden is met nadruk
in de opdracht aan Uwe Commissie rp
den voorgrond gesteld, dat geen voorstel
len er toe mogen leiden, dat in het alge
meen het peil van dat onderwijs zou wor
den verlaagd.
Maar van den anderen kant kan niet
worden ontkend, dat op den tot heden
gevolgden weg ter ontwikkeling van dat
onderwijs bezwaarlijk kan worden voort
gegaan. De toenemende differentieering
der wetenschappen, voornamelijk van
verschillende exacte wetenschappen,
brengt, in verhand mot liet aantal onzer
Universiteiten, uitgaven met zich medo,
die zelfs niet in gewone, laat staan in
abnormale tijden als de onze, voor het
Rijk te dragen zijn. Reeds lang was dan
ook het vraagstuk der bezuiniging op dit
gebied aan de orde.
De afdeeling Hooger Onderwijs van
den Onderwijsraad hield er zich reeds
mede bozig. De huidige omstandigheden
maakten het accuut. En zoo scheen het
mij noodzakelijk dat de Regoering het
initiatief nam tot het doen instellen van
een grondig onderzoek of ën in hoeverre
zonder het onderwijs zelf te schaden
hier vereenvoudiging en bezuiniging
mogelijk is.
Ik ontveins niet, dat de oplossing van
dit vraagstuk niet gemakkelijk zal zijn.
Het raderwerk van het Universitair on
derwijs ïs hijzonder samengesteld en
fijn; bovendien is de vrijheid van de ge
leerden die dit onderwijs dienen, zeer
groot. Zoowel bij de' formnleering en lit-
werking Uwer voorstellen, als bij moge
lijke latere uitvoering daarvan zullen on
getwijfeld moeilijkheden rijzen. Maar ik
koester de vaste overtuiging, dat zoowel
Uw onderling overleg als het hoog zede
lijk gehalte van hen die aan de spits
staan van de intellectueelen in ons land,
ons in staatr zullen stellen die allo te bo
ven te komen. Ook hier geldt het bekende
spreekwoord: „Waar een wil is, is ook
een weg".
Het tweede gedeelte der aan Uwe Com
missie verleende opdracht is van niet
minder samengestelden aard. Zoowel uit
theoretisch als uit practisch oogpunt,
doen zich hier moeilijkheden voor. Het
is zelfs niet onwaarschijnlijk dat, bij de
bespreking van dit onderwerp beginse
len met elkander in botsing komen, ten
gevolge waarvan in de eindconclusie geen
eenstemmigheid wordt verkregen. Maar
ook het tegenovergestelde is mogelijk,
vooral wanneer steeds liet belang van de
ontwikkeling van het Hooger Onderwijs
aller richtsnoer blijft. Het spreekt van
zelf en het is bijna onnoodig or den
nadruk op te leggen dat niemand
Uwer zich door de aanvaarding van het
lidmaatschap dezer commissie, met de
bekende opdracht, ook slechts eeniger-
mate gebonden behoeft te gevoelen. Zoo
wel ten aanzien van het vraagstuk der
subsidieering van het bijzonder Univer
sitair onderwijs, als van liet vraagstuk
der z.g. „aanvulling" van het bijzonder
door het openhaar Universitair onder-
onderwijs staat ieder Uwer in liet uiten
van zijn gevoelens volkomen vrij.
Principieel werd door de benoeming
Uwer Commissie in dit opzicht natuur
lijk nog niets heslist.
Maar wel achtte ik liet mijn plicht om,
waar het vraagstuk van de mogelijkheid
eener betere ontplooiing van het hijzon
der Universitair onderwijs gedurende
den laatstea tijd steeds meer naar voren
is getreden cn er laatstelijk van de Twee
de Kamer uit, zonder tegenspraak hij
mij op is aangedrongen ten dezen offi-
cieele en deskundige voorlichting te zoe
ken, met te aarzelen met de samenstelling
eener commissie, die bereid is dit vraag
stuk onpartijdig onder do oogen te zij*.
Want do staatsman moet er naar striven
belangrijke stroomingen in ons volksle--
ven bijtijds in. een gepaste bedding te lei
denden. Het past hem niet ze in haar loep
te stremmen door een willekeurig opge
worpen dam, allerminst wanneer deze
het kenmerk draagt van uitstel-politiek.
Maar juist met 't oog op de hooger on-
derwijs-belangen, waarom het hier gaat,
heb ik er prijs op gesteld, dat de Com
missie in hare samenstelling 'n zoo wei
nig mogelijk politiek karakter zou dra
gen. Gij allen werd benoemd omdat Gij,
hetzij op het gebied van het openbaar,
hetzij op dat van het bijzonder Uuiversi-
tair onderwijs Uwe sporen hebt verdiend,
of beschikt over kundigheden op finan
cieel terrein, die niet anders dan het be-
zuinigingsdoel ten goede kunnen komen.
Als zoodanig zullen Uwe adviezen van
groote waarde zijn. Inzonderheid ver
heugt mij de bereidvaardigheid, waar
mede de voorzitter van den onderwijs
raad Prof. Symons en do voorzitter van
de Afd. Hooger Ondenv. aan dien Raad
Prof. Lorentz in Uwe Commissie hebben
zitting genomen, niet alleen op gTond
hunner persoonlijke verdiensten, maar
omdat op deze wijze een bijzonder con
tact tusschen Uwe Commissie en den On
derwijsraad is in het leven geroepen,
wat niet anders dan in het belang kan
zijn van de zaak, die beide colleges dien
den. Maar vooral waardeer ik het, hoog
geachte heer Colijn, dat Gij U bereid
verklaardet het presidium dezer Commis
sie te aanvaarden. Uw ruime blik en Uw
krachtige persoonlijkheid zijn mij een
waarborg, dat de leiding in uitnemende
handen is. Moge Uw gemeenschappelijk
werk onder Hooger Zegen, een heilzame
vrucht voor ons volksleven afwerpen!
Met dezen wensch verklaar ik Uwe
Commissie geinstalleerd.
Nadat de heer Colijn nog kort had ge
antwoord, heeft de commissie hare werk
zaamheden aangevangen.
BESCHULDIGING EN ANTWOORD.
Van sociaal-democratische zijde werd
beweerd, dat inzake den woningbouw on
ze regeering Gods water maar over Gods
akker liet loopen.
Het antwoord van den minister van ar
beid luidde als volgt
,.Ik zou echter toch den heer Ter Laan
willen herinneren aan de enthousiaste
rapporten, welke in Engeland en België
door partijgenooten van hem zijn uitge
bracht, nadat zij in ons land den wo
ningbouw hadden bestudeerd. Ik wil
vragen, of de geachte afgevaardigde één
land ter wereld weet, waar in de laatste
5 jaren van Regeeringswege meer voor
woningbouw is gedaan en uitgegeven dan
in dit land. Voor 1919 waren aan Wo-
ningwetvoorschotten in totaal toegezegd
f 147.637.000 van 1919 tot het eind van
het vorig jaar is daarbij gekomen aan
toegezegde voorschotten f 525.366.000; in
totaal iets meer dan f 673.000.000.
Aan premies zijn gegeven in 1921
f44.759.999 en in 1922 is toegezegd
f22.975.000, waarvan f 1.942.000 niet ge
bruikt is geworden door degenen, aan
wie dit bedrag was toegezgd.
Bovendien is in 19921 aan hypotheek
verleend voor woningbouw f 67.872.000
en in 1922 f 15.077.000, waarvan
f 3.000.000 niet gebruikt geworden is.
Ik volsta met het noemen van deze zeer
enkele cijfers en vraag dan den geachten
afgevaardigde, wat hij heeft bedoeld, toen
hij zei de, dat ten aanzien van het lenigen
van den woningnood deze Regeering niets
anders gedaan heeft dan Gods water over
Gods akker te laten loopen.
In liet afgeloopen jaar zijn in ons land
meer dan 45.000 nieuwe woningen vol
tooid. Voor 1914 zijn er jaren geweest,
waarin de totale jaarlijksche woning
productie in ons land bedroeg 500 tot
1000. Als wij daarmede vergelijken het
cijfer van 45.000 woningen in het afge
loopen jaar, dan ziet men daaruit toch
wel, dat de critiek van den geachten af
gevaardigde, zacht uitgedrukt, niet ge
heel juist is.
Ik wensch hier nog even te noemen de
cijfers betreffende de woningproductie in
de laatste jaren.
In 1920 kwamen tot stand 22.000 wo
ningen, in 1921 40.364 woningen en in
1922 45.012 woningen. Wat niet minder
belangrijk is, niettegenstaande deze zeer
groote woningproductie is de Regeering
er toch door een uiterst voorzichtige po
litiek in geslaagd, dat de kosten van die
woningen van f8000 a f 10.000 per stuk,
waartoe zij gestegen waren, thans ge
daald zijn tot f3000 a f3500 en dat óp
het oogenblik als maximum kan worden
aangenomen f 2800".
De socialistische pers, die over de Mi-
randamirakels en over de Amsterdam-
scho luchtspiegelingen zooveel moois wist
medo te deelen, vindt het niet noodig,
zooals „de Tijd" opmerkt, om haar lezers
dit antwoord van den minister mede te
deelen.
Onzerzijds zal men goed dóen het te
onhouden. Het kan in dagen van verkie
zingen te pas komen.
LEIDSCHE PENKRASSEN
Amice.
Wat leven we toch snel!
Dat dacht ik Woensdagavond ioen ik
bi onze Nieuwe Leidsche een uitgebreid
verslag las van de vergadering der 3-
Oetober-Veret-iuging.
Wanneer men terugdenkt dan is het
net of de feesten nog maar pas achter
den rug zijn, en nu las ik, dat het altijd
wakkere bestuur alweer nieuwe plannen
voor de volgende feestviering heeft voor
bereid.
Wat ik er van las gaf me den indruk
dat ons weer een mooi feest te wachten
Staat, dat zeker niet hij dat van het
vorige jaar zal onderdoen. Was bij vroe
gere feesten te tijd van voorbereiding nog
wat kort, ditmaal zal men daarover niet
hebben te klagen, en als er voldoende me
dewerking is, waaraan ik niet twijfel,
dan mogen wc er ook nu weer op re
kenen dat we wat moois le zien zullen
krijgen.
Er moet echter nog heel wat gebeuren
voor we aan do Octoberfeesten toe zijn.
Voor we feest kunnen vieren moet er
nog gewerkt worden en hard ook.
Over een paar weken hebben we reeds
de verkiezing voor de Provinciale-^Sta-
ten, dan volgt al betrekkelijk spoedig de
verkiezing voor leden van den Gemeente
raad cn dan moeten voorts nog worden
gekozen de leden van de Eerste Kamer,
van het college van Gedeputeerde Sta
ten en tot slot in de verschillende Ge
meenten do wethouders.
Aan deze laatste verkiezingen behoeven
wij als gewone kiezers niet mee te wer
ken natuurlijk, maar ik noem zo hier,
omdat tegelijk met de verkiezingen ook
deze stemmingen in beginsel worden be
slist.
Als do verkiezing voor de Provinciale
Staten slecht uitvalt dan is daarmee te
vens beslist het lot van onze Gedeputeer
den en van onze Eerste Kamerloden en
misschien zelfs vau het Kabinet. En als
het misgaat met do Raadsverkiezingen,
dan is dat onmiddellijk weer van invloed
op de verkiezing van wethouders.
Er hangt dus van de to houden vcr-j>
kiezingen heel wat af cn juist daarom
verwondert het mij, dat het tot nu too
zoo rustig en stil blijft overal, ik zou
haast zeggen, angstig stil.
Gelukkig heb ik gezien dat in onze
kringen althans een weinig leven begint
te komen. De „Organisatie" zal, als ik
goed hen ingelicht, dezer dagen hare
werkzaamheden aanvangen en ik twijfel
niet of zij zal over gebrek aan helper®,
en helpsters te klagen. Wie wel rnoch»
twijfelen, die zou ik even in herinnering
willen brengen de verga/leringen op 6 en
7 Juli in de Graanbeurs gehouden.
Go herinnert u zeker nog wel, mijn
waarde, hoe er toen geapplaudiseerd is
en gezongen, welk een geestdriftige stem
ming er heersehte en hoe we elkaar toen
plechtig beloofd hebben, dat vuur, 't
welk daar gezien werd, geen stroo-
vuur zou zijn, maar dat 't zou blijven
doorbrand en.
Wie krijgen nu de proef op de som.
Beloven is gemakkelijk en geestdriftig
zingen als anderen 't ook doen niet min
der, maar: trou moet blij eken, nu,
in de komende weken, 't Moet nu aan het
licht komen of het ons ernst is geweest
of niet.
Er is ook in den verkiezingsarbeid veel
dat kan ontmoedigen, maar hoe heerlijk,
hoe bezielend kan dat werk ook zijn als
daar een geestdriftige schare bijeen
komt, telkens weer, met geen andere be
geerte, dan de beginselen die ons lief
zijn, te verspreiden en onze partij to
sterken.
Een paar dagen geleden las ik in ons
blad, dat het in de bedoeling ligt, op
den Tweeden Paaschdag een groote ver--
gadering te houden, evenals -hej vorig
jaar op den Tweeden Pinksterdag. Dat
was toen een genotvollen middag, en ik
wil hopen, dat het Staten-kieskringbe-
stuur weer evenals toen or in zal slagen
sprekers te vinden, wier namen onder
ons een goeden klank hebben. Ik twijfel
niet, of dan zal ook de opkomst weer be
vredigend zijn, en we zullen weer bezield
worden en gesterkt.
Zoo langzamerhand begint er ook in de
verkiezingen van den Gemeenteraad weer
eenige teekening te komen.
Voor zoover ik weet, heeft nog geen
der partijen haar candidatenlijst defini
tief vastgesteld, maar lang zal dat toch
niet meer duren.
Of er in de samenstelling van den Raad
veel verandering zal komen, valt thans
nog niet te zeggen, maar waarschijnlijk
is het wel.
Bij elke verkiezing hebben er meer
of minder belangrijke verschuivingen
plaats en dat zal nu wel niet anders zijp
Verschillende leden hebben trouwens
reeds te kennen gegeven dat zij geen
nieuw mandaat wenschen en bovendien
zullen weer nieuwe groepen aan de stem
ming deelnemen, wat ook weer nieuwe
verschuivingen met zien zal brengen.
De Democratische Partij b.v. heeft het
vorig jaar al een zoo belangrijk aantal
stemmen gehaald, dat zij wel met eenige
zekerheid op een zetel kan rekenen, al
licht tot schade van de Vrijz. Dem. groep,
die bovendien door het vertrek van Mr.
van der Pot een belangrijke trekkracht
verloren heeft.
Onzerzijds zullen naar ik onlangs ver
meld vond, de Staatk. Gereformeerden
met een eigen lijst uitkomen. De kans dat
deze partij een zetel zal bemachtigen,
lijkt me niet heel waarschijnlijk, 't Vorig
jaar behaalde ze ongeveer het zesde ge-a
deelte van den vermoedelijken kiesdeeler
en al heeft zij sinds dien tijd hare orga
nisatie versterkt en is haar lodental be
langrijk toegenomen, het lijkt me toch
tamelijk onwaarschijnlijk dat ze een vol-<
doend aantal stemmen zal halen om voor
een zetel in aanmerking te komen.
Vermoedelijk zal de kiesdeeler wel op
ruim 800 gesteld moeten worden, zoodat
ze ongeveer 600 stemmen zou moeten ha
len, welke sprong me wel wat groot
lijkt.
Dit afzonderlijk optreden m'n waarde
is vooral daarom te betreuren, omdat
hier zeer veel kans is op verlies van een
groot aantal stemmen, die voorheen ons
ten goede kwamen en waaraan niemand
iets heeft.
Hetzelfde geldt vermoedelijk ook van
de Herv. (Geref.) Staatspartij, die naar
ik vernam, ook met een eigen lijst uit
komt en wier kans om een voldoend
stemmental te halen me vooralsnog vrij
gering schijnt.
Go gevoelt wel amice, hoe -root do
~kans is dat de rechtsche partijen en dat
inzonderheid de A. 11. fractie verzwakt
zal worden.
Als ik goed ben ingelicht dan is er zeer
veel kans dat het vrouwelijk element in
den Raad versterkt zal worden.
Het gerucht gaat, dat Mevr. Dubbeldc-
man door de S. D. A. P. op zij zal wor
den geschoven omdat haar optreden niet
aan de verwachtingen heeft beantwoord.
In haar plaats zal natuurlijk een andere
vrouwelijke candidaat worden gesteld,
terwijl ook wel getracht zal worden voor
Mevr. Baart een opvolgster te vindert.
Bovendien wordt verteld dat Mevr.
Schokking door de Chr. Hist. Unie op
den voorgrond zal worden gebracht. Of
liever zij staat reeds op den voorgrond,
maar men zal nu ook trachten haar in
den Raad te brengen.
In hoeverre deze geruchten juist zijn
zal wel spoedig blijken, daar Dinsdag
over drie weken de candidatenlijsten
reeds moeten worden ingediend.
Tot zoolang zullen we maar geduldig
afwachten. Of wat nog heler is, we zullen
mot zóóveel ijver voor do Statenverkie
zingen aan het werk gaan, dat wo nau*
welijks tijd hebben om aan de raadsver
kiezingen to denken.
Van harte hoop ik amice, dat go ook
zelf onder de werkers niet zult ontbreken,
en dat go weer als voorheen, met geest
drift zult arbeiden voor den triomf van
onze beginselen. VERITAS.