Aan hei einde der Week En zij stierf?... Dat is het eentonige refrein dat her haald wordt en altijd weer herhaald, de eeuwen door. Ditmaal is het Koningin Milena van Montenegro van wie de doodsmare gaat. Ver van haar dierbare land is zij ge storven, eenzaam cn gebukt onder het leed. 't Was zoo heel anders vroeger toen zij, do dochter der bergen, nog met haar ge zin leefde in het geliefde Montenegro. Een vroolijk gcain was het, toen de negen kinderen nog bijeen waren. En al werd het latnr, stiller, „de moe der der Europeesche vorstenhuizen", die van hare zes dochters vier gehuwd zag met personen van vorstelijken bloede, scheen niettemin een benijdenswaardige vrouw. Maar toen kwam in 1914 de oorlog. Dapper streden de zonen der bergen, naast de Serviërs. Groot was de jammer toen ze terugge slagen werden en Montenegro door Oos- tcnrijk-Hongarije werd overweldigd, maar nog grooter was het leed, toen de krijgs kansen keerden en Servië eenvoudigweg de annexatie van Montenegro procla meerde. Dat was te zwaar voor den ouden ko ning en zijne gemalin. Zij verlieten hun geboortegrond om er nooit weer terug tc keeren. In 1921 stierf koning Nicolaas en thans is ook koningin Milena heengegaan. Zij hadden hier geen blijvende stad. Moge van dit vorstenpaar gelden dat het de toekomende heeft gezocht, de stad die fundamenten heeft en die de eeuwen zal verduren. Over de andere gebeurtenissen kunnen we kort zijn. Frankrijk nestelt zich al vaster en die per in het Duitsclie gebied en er is niets dat wijst op een spoedige verandering. Wel wordt steeds duidelijker dat Frank rijk niet alleen en in de eerste plaats economische, maar veeleer militaire bedoelingen heeft. Geruchten spreken van een kleine kans op bemiddeling en onderhandeling, maar het zijn ook niet meer dan geruch ten, waaraan licht teveel waarde wordt toegekend. Bij al het gepraat over malaise en bij de werkelijke malaise die overal valt waar te nemen, doet het goed een en an der te lezen van de NederlandsChe Jaar beurs. Over het al of niet slagen valt nog wei nig te zeggen, maar dit is wel duidelijk het geslacht van Jan Courage en van Jan Kordaat is nog niet uitgestorven, hofje, hofjes. Blijke straks dat de arbeid aan 'deze jaarbeurs ten koste gelegd, niet tever geefs was en dat zij die hier wat waag den straks ook tot de winnaars behooren. Een ander lichtpunt was de verrassend hooge opbrengst van do belastingen over de eerste twee maanden van het jaar. Men kan nu wel hetoogen, dat hiervoor zeer bijzondere redenen waren, en dat deze cijfers niet als maatstaf genomen mogen worden, alles goed en wel, maar feit is, dat we zeer belangrijk boven de raming kwamen. Dat kan straks veranderen en 't zal ook wel veranderen, maar l'aten we nu maar beginnen met dankbaar te zijn en bij onze zorgen toch niet meer dan noo- dig is, zuchten en klagen. Onze volksvertegenwoordigers zijn op jacht geweest deze week naar de ver keerde practijken die de jacht aankleven Bijzonder vlot ging de jacht niet, maar toch zal bij aanneming van het ontwerp de toestand voor velen die onder de al te onbillijke jachtbepalingen te lijden had den, verbeteren. Hoe het met den Zomertijd zal gaan? De Eerste Kamer heeft het vraagstuk in studie en zal, naar het zich laat aan zien. geen overhaaste beslissing nemen. Zij het een beslissing die niet alleen de meerderheid der bevolking bevredigt, maar die ook in het belang is van ons land. Christelijke VaKbewegig eisch. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine schrijft in de Christelijke vakpers: „Nu wordt het mij toch iets te mach tig- 'k Hoor, dat ik dienst doe als propa gandist voor de neutrale en tegen de Christelijke vakbeweging in ons land! Reeds wie zeer weinig weet, zal weten, dat daaraan een onmogelijke en onge oorloofde constructie moet ten grondslag liggen. Want Reeds twintig jaar wijd ik mij aan de arbeidersbeweging; maar al dien tijd steun ik de Christelijke. Jaar op jaar met meer kracht en meer beschikbaarstelling van mijn tijd, werk ik voor de vakbeweging; maar altoos voor onze Christelijke organisaties en voor het Chr. Nat. Vakverbond als onze Centrale. Dat kan tocli ieder weten. Onze Chris- teli jk-geor ganiseerden kennen mij als hun vriend en helper. Ben ik eigenlijk een voorstander van de neutrale vakbeweging in Nederland? En kan men de propaganda voor de neu trale en tegen de Christelijke voeren met mijn naam? Het is toch al te zonderling. Maar het gebeurt Dus moet ik wel even de reden of oor zaak of aanleiding daarvoor opsporen; opsporen en dantegen het licht houden. Veel blijft er dan niet van over. Waar ligt de reden of oorzaak of aan leiding? Drie dingen zijn mij bekend. lo. in de Studiën heb ik het ideaal der eene, ongedeelde vakbeweging getee- kend; 2o. in een rede te Leiden heb ik neutrale vakbeweging aanbevolen; 3o. ik heb gesproken op een cursusvergadering van het A. N. V. Dus ben ik eigenlijk wel voor aanslui ting aan de neutrale organisaties ten onzent? 't Heeft er niet van. Laat ons zien! Wat 3 betreft: ik heb inderdaad op een cursusvergadering van het A. N. V. ge sproken. Ook Mr. Veraert b.v. lieeft dat gadaanl Is die nu ook feitelijk voor neu trale Organisatie? Als ik den tijd heb, ga ik, waar men mij vraagt. Verleden jaar heb ik voor Anarchisten gesproken; propagandist voor bet N. A. S. ben ik daardoor niet geworden. Wordt mijn optreden in een cursusvergadering zoo uitgelegd, dat men daarmee mijn trouwe vrienden van de Christelijke vakbeweging in den TUg aan valt dan is het eenige gevolg, dat ik mijn vriendelijkheid voortaan wat min deren zal. En nu de feiten onder 1 en 2. De Studiën zijn „studiën". D.i.: ze geven niet zooals de propaganda-lectuur of het strooibiljet alleen de korte, klare slotsom. Maar zij onderzoeken en willen den lezer tot eenzelfde onderzoek nopen. Er wordt gebouwd, van onderen op; er wordt uiteengezet, van den eersten aan vang af. Het is niet geoorloofd, nit zulk een boek een paar losse zinnen aan te halen zonder door te lezen. Te Leiden sprak ik voor studenten en professoren. De samenkomst en de rede hadden dus weder een 'n studie karakter. En wie uit een aantal stellin gen er dan één afdrukt, die doet wat toch nauwelijks verdedigbaar is. Er moet onderscheid blijven tusschen studie-materiaal en propaganda-materi- aal. Wij voelen in onze kringen niets voor de broeikas-methode, waardoor tee- ro plantjes worden gekweekt in plaats dat onze werkers in het open veld en in de vrije lucht gekweekt worden. Zij moe ten de zaak al-zijdig zien, niet een-zijdig. Daartoe behoort ook: wat eigenlijk the oretisch en in beginsel de beste vakbewe ging was. Indien bet mogelijk ware, was de ééne en ongedeelde de beste. Dat staat in mijn boek, in mijn rede. En dat gelooven wij allen. Maarwie de zaak alzijdig beziet, hij ziet niet slechts die e o n.e zijde. Hij onderzoekt ook, of het mogelijk is dat de vakbeweging één zij en ongedeeld. Zoodra bij daaraan begint, ontdekt hij de onmogelijkheid. Althans op het vaste land van Europa en thans naar het eich laat aanzien ook in Engeland is principieele organisatie eisch, omdat een verkeerde geest zich in de vakbewe ging heeft genesteld. Nu is door anderen niet door de Christenen de eenheid onmogelijk gemaakt. En nu zullen de Christenen met vaste hand en volle be slistheid daaruit de consequente trek ken. Sinds de verkeerde geest is ingedron gen, is het neutrale onbruikbaar gewor den g e e st beteugelt men ,a.lleen met geest. En naast de verkeerd-principi- eele vakbeweging der socialisten is er nu alleen nog maar plaats voor de goed- principicele vakbeweging der Christenen De on-principieele neutrale heeft thans geen reden van bestaan. Zoo kan men het vinden in de S t u- d i n, ais men maar doorleest. Zoo heb ik het in Leiden uiteengezet, tot grooten schrik van een der debatteerende profes soren. En zoo staat het in mijn overtui ging; zoo en niet anders. Wie het terrein der studie en van het speurend onderzoek achter den rug heeft; wie de feiten en toestanden van heden beziet en dan vraagt wat thans de prac- tijk eischtdie kan naar mijn over tuiging, met mijn uitingen en mijn ge dragingen tot op vandaag tot als Chris ten slechts tot ééne slotsom komen: thans is de Christelijke vakbeweging eisch Derhalve: vooruit met de Christelijke vakorganisatiel En.... sluit u aan bij het G. N. V. STAATSCOMMISSIE HOOGER ONDERWIJS. Gisternamiddag heeft de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Dr. de Visser, in een der zalen van zijn Departement geinstalleerd de Staatscom missie, ingesteld met de opdracht na te gaan of en zoo ja, door welke wettelijke en andere maatregelen lo. kostenbespa ring op openbaar hooger onderwijs kan worden verkregen zonder het peil van dat onderwijs in het algemeen te verla gen; 2o. de verhouding tusschen het openhaar en het bijzonder hooger onder wijs nader kan worden geregeld, zoodat het bijzonder Universitair onderwijs zich naar zijn aard beter zal kunnen ontwik kelen dan op het oogenblik het geval is. De Commissie staat, zooals indertijd gemeld, onder voorzitterschap van den heer H. Golijn, Directeur van do Vrije Universiteit te Amsterdam, terwijl de vol gende leden er zitting in hebben: Prof. Dr. A. Annema, Hoogleeraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam; Dr. J. H. E. J. Hoogvelt, rector van het St. Bo- nifacius-Lyceum te Utrecht; Prof. Dr. B. J. Kouwer, hoogleeraar aan de Rijks- Universiteit te Utrecht; Dr. S. Lely, oud- Minister van Waterstaat; Prof. Dr. H. A. Lorentz, voorzitter der le afd. van den Onderwijsraad; Mr. J. Schokking, lid der Tweede Kamer; Prof.Dr. J. R. Slote maker de Bruine, Kerkelijk hoogleeraar aan de Rijks-Universiteit te Utrecht; Prof. Dr. B. Symons, voorzitter van den Onderwijsraad; Prof. Mr. A. C. Visser van IJzendoorn, hoogleeraar aan de Uni versiteit te Leiden; Mr. J. Vissering, Pre sident van de Nedorlandsclie Bank; Mr. A. I. M. J. Baron van Wijnbergen, voor zitter der commissie van beheer en toe zicht van het R. K. Centraal bureau, voor onderwijs en opvoeding en van het Curatorium der R. K. Leergangen. Als secretaris treedt op Mr. H. J. Smidt, Commies aan het Departement van On derwijs, Kunsten en Wetenschappen. De Minister hield de volgende instal latierede: Het is mij aangenaam U, mijne Heeren, die door het vertrouwen onzer Koningin tot leden dezer Hooger-Onderwijs-Com- missie zijt benoemd, als zoodanig welkom te mogen lieeten. Ik doe dit met een ge voel <van dankbaarheid, ten eerste omdat allen, die uitgenoodigd werden in dezen de Regeering van Raad te dienen, zich hiertoe bereid verklaarden, en ten ande re omdat Gij Uwe krachten en gaven aan dit werk wilt geven, ofschoon Gij door Uwe ambtsbezigheden of maatschappelij ke positie Teeds met velerlei arbeid zijt overladen. Vooral bij de moeilijkheid der problemen, die U hier ter bespreking zul len worden voorgelegd, wordt Uwe be reidwilligheid op te hooger prijs gesteld. Met dit laatste zeg ik niet te veel. De eisch der bezuiniging is vooral ten aanzien van het Hooger-Onderwijs een bijzonder teere zaak. Want de weten schap moet zich, ter wille van het geheel der natie, eene behoorlijke ontwikkeling gewaarborgd zien, en ons Hooger Onder wijs, terecht in den vreemde genoemd, mag niet dalen van de hoogte, waarop het staat. Om die reden is met nadruk in de opdracht aan Uwe Commissie rp den voorgrond gesteld, dat geen voorstel len er toe mogen leiden, dat in het alge meen het peil van dat onderwijs zou wor den verlaagd. Maar van den anderen kant kan niet worden ontkend, dat op den tot heden gevolgden weg ter ontwikkeling van dat onderwijs bezwaarlijk kan worden voort gegaan. De toenemende differentieering der wetenschappen, voornamelijk van verschillende exacte wetenschappen, brengt, in verhand mot liet aantal onzer Universiteiten, uitgaven met zich medo, die zelfs niet in gewone, laat staan in abnormale tijden als de onze, voor het Rijk te dragen zijn. Reeds lang was dan ook het vraagstuk der bezuiniging op dit gebied aan de orde. De afdeeling Hooger Onderwijs van den Onderwijsraad hield er zich reeds mede bozig. De huidige omstandigheden maakten het accuut. En zoo scheen het mij noodzakelijk dat de Regoering het initiatief nam tot het doen instellen van een grondig onderzoek of ën in hoeverre zonder het onderwijs zelf te schaden hier vereenvoudiging en bezuiniging mogelijk is. Ik ontveins niet, dat de oplossing van dit vraagstuk niet gemakkelijk zal zijn. Het raderwerk van het Universitair on derwijs ïs hijzonder samengesteld en fijn; bovendien is de vrijheid van de ge leerden die dit onderwijs dienen, zeer groot. Zoowel bij de' formnleering en lit- werking Uwer voorstellen, als bij moge lijke latere uitvoering daarvan zullen on getwijfeld moeilijkheden rijzen. Maar ik koester de vaste overtuiging, dat zoowel Uw onderling overleg als het hoog zede lijk gehalte van hen die aan de spits staan van de intellectueelen in ons land, ons in staatr zullen stellen die allo te bo ven te komen. Ook hier geldt het bekende spreekwoord: „Waar een wil is, is ook een weg". Het tweede gedeelte der aan Uwe Com missie verleende opdracht is van niet minder samengestelden aard. Zoowel uit theoretisch als uit practisch oogpunt, doen zich hier moeilijkheden voor. Het is zelfs niet onwaarschijnlijk dat, bij de bespreking van dit onderwerp beginse len met elkander in botsing komen, ten gevolge waarvan in de eindconclusie geen eenstemmigheid wordt verkregen. Maar ook het tegenovergestelde is mogelijk, vooral wanneer steeds liet belang van de ontwikkeling van het Hooger Onderwijs aller richtsnoer blijft. Het spreekt van zelf en het is bijna onnoodig or den nadruk op te leggen dat niemand Uwer zich door de aanvaarding van het lidmaatschap dezer commissie, met de bekende opdracht, ook slechts eeniger- mate gebonden behoeft te gevoelen. Zoo wel ten aanzien van het vraagstuk der subsidieering van het bijzonder Univer sitair onderwijs, als van liet vraagstuk der z.g. „aanvulling" van het bijzonder door het openhaar Universitair onder- onderwijs staat ieder Uwer in liet uiten van zijn gevoelens volkomen vrij. Principieel werd door de benoeming Uwer Commissie in dit opzicht natuur lijk nog niets heslist. Maar wel achtte ik liet mijn plicht om, waar het vraagstuk van de mogelijkheid eener betere ontplooiing van het hijzon der Universitair onderwijs gedurende den laatstea tijd steeds meer naar voren is getreden cn er laatstelijk van de Twee de Kamer uit, zonder tegenspraak hij mij op is aangedrongen ten dezen offi- cieele en deskundige voorlichting te zoe ken, met te aarzelen met de samenstelling eener commissie, die bereid is dit vraag stuk onpartijdig onder do oogen te zij*. Want do staatsman moet er naar striven belangrijke stroomingen in ons volksle-- ven bijtijds in. een gepaste bedding te lei denden. Het past hem niet ze in haar loep te stremmen door een willekeurig opge worpen dam, allerminst wanneer deze het kenmerk draagt van uitstel-politiek. Maar juist met 't oog op de hooger on- derwijs-belangen, waarom het hier gaat, heb ik er prijs op gesteld, dat de Com missie in hare samenstelling 'n zoo wei nig mogelijk politiek karakter zou dra gen. Gij allen werd benoemd omdat Gij, hetzij op het gebied van het openbaar, hetzij op dat van het bijzonder Uuiversi- tair onderwijs Uwe sporen hebt verdiend, of beschikt over kundigheden op finan cieel terrein, die niet anders dan het be- zuinigingsdoel ten goede kunnen komen. Als zoodanig zullen Uwe adviezen van groote waarde zijn. Inzonderheid ver heugt mij de bereidvaardigheid, waar mede de voorzitter van den onderwijs raad Prof. Symons en do voorzitter van de Afd. Hooger Ondenv. aan dien Raad Prof. Lorentz in Uwe Commissie hebben zitting genomen, niet alleen op gTond hunner persoonlijke verdiensten, maar omdat op deze wijze een bijzonder con tact tusschen Uwe Commissie en den On derwijsraad is in het leven geroepen, wat niet anders dan in het belang kan zijn van de zaak, die beide colleges dien den. Maar vooral waardeer ik het, hoog geachte heer Colijn, dat Gij U bereid verklaardet het presidium dezer Commis sie te aanvaarden. Uw ruime blik en Uw krachtige persoonlijkheid zijn mij een waarborg, dat de leiding in uitnemende handen is. Moge Uw gemeenschappelijk werk onder Hooger Zegen, een heilzame vrucht voor ons volksleven afwerpen! Met dezen wensch verklaar ik Uwe Commissie geinstalleerd. Nadat de heer Colijn nog kort had ge antwoord, heeft de commissie hare werk zaamheden aangevangen. BESCHULDIGING EN ANTWOORD. Van sociaal-democratische zijde werd beweerd, dat inzake den woningbouw on ze regeering Gods water maar over Gods akker liet loopen. Het antwoord van den minister van ar beid luidde als volgt ,.Ik zou echter toch den heer Ter Laan willen herinneren aan de enthousiaste rapporten, welke in Engeland en België door partijgenooten van hem zijn uitge bracht, nadat zij in ons land den wo ningbouw hadden bestudeerd. Ik wil vragen, of de geachte afgevaardigde één land ter wereld weet, waar in de laatste 5 jaren van Regeeringswege meer voor woningbouw is gedaan en uitgegeven dan in dit land. Voor 1919 waren aan Wo- ningwetvoorschotten in totaal toegezegd f 147.637.000 van 1919 tot het eind van het vorig jaar is daarbij gekomen aan toegezegde voorschotten f 525.366.000; in totaal iets meer dan f 673.000.000. Aan premies zijn gegeven in 1921 f44.759.999 en in 1922 is toegezegd f22.975.000, waarvan f 1.942.000 niet ge bruikt is geworden door degenen, aan wie dit bedrag was toegezgd. Bovendien is in 19921 aan hypotheek verleend voor woningbouw f 67.872.000 en in 1922 f 15.077.000, waarvan f 3.000.000 niet gebruikt geworden is. Ik volsta met het noemen van deze zeer enkele cijfers en vraag dan den geachten afgevaardigde, wat hij heeft bedoeld, toen hij zei de, dat ten aanzien van het lenigen van den woningnood deze Regeering niets anders gedaan heeft dan Gods water over Gods akker te laten loopen. In liet afgeloopen jaar zijn in ons land meer dan 45.000 nieuwe woningen vol tooid. Voor 1914 zijn er jaren geweest, waarin de totale jaarlijksche woning productie in ons land bedroeg 500 tot 1000. Als wij daarmede vergelijken het cijfer van 45.000 woningen in het afge loopen jaar, dan ziet men daaruit toch wel, dat de critiek van den geachten af gevaardigde, zacht uitgedrukt, niet ge heel juist is. Ik wensch hier nog even te noemen de cijfers betreffende de woningproductie in de laatste jaren. In 1920 kwamen tot stand 22.000 wo ningen, in 1921 40.364 woningen en in 1922 45.012 woningen. Wat niet minder belangrijk is, niettegenstaande deze zeer groote woningproductie is de Regeering er toch door een uiterst voorzichtige po litiek in geslaagd, dat de kosten van die woningen van f8000 a f 10.000 per stuk, waartoe zij gestegen waren, thans ge daald zijn tot f3000 a f3500 en dat óp het oogenblik als maximum kan worden aangenomen f 2800". De socialistische pers, die over de Mi- randamirakels en over de Amsterdam- scho luchtspiegelingen zooveel moois wist medo te deelen, vindt het niet noodig, zooals „de Tijd" opmerkt, om haar lezers dit antwoord van den minister mede te deelen. Onzerzijds zal men goed dóen het te onhouden. Het kan in dagen van verkie zingen te pas komen. LEIDSCHE PENKRASSEN Amice. Wat leven we toch snel! Dat dacht ik Woensdagavond ioen ik bi onze Nieuwe Leidsche een uitgebreid verslag las van de vergadering der 3- Oetober-Veret-iuging. Wanneer men terugdenkt dan is het net of de feesten nog maar pas achter den rug zijn, en nu las ik, dat het altijd wakkere bestuur alweer nieuwe plannen voor de volgende feestviering heeft voor bereid. Wat ik er van las gaf me den indruk dat ons weer een mooi feest te wachten Staat, dat zeker niet hij dat van het vorige jaar zal onderdoen. Was bij vroe gere feesten te tijd van voorbereiding nog wat kort, ditmaal zal men daarover niet hebben te klagen, en als er voldoende me dewerking is, waaraan ik niet twijfel, dan mogen wc er ook nu weer op re kenen dat we wat moois le zien zullen krijgen. Er moet echter nog heel wat gebeuren voor we aan do Octoberfeesten toe zijn. Voor we feest kunnen vieren moet er nog gewerkt worden en hard ook. Over een paar weken hebben we reeds de verkiezing voor de Provinciale-^Sta- ten, dan volgt al betrekkelijk spoedig de verkiezing voor leden van den Gemeente raad cn dan moeten voorts nog worden gekozen de leden van de Eerste Kamer, van het college van Gedeputeerde Sta ten en tot slot in de verschillende Ge meenten do wethouders. Aan deze laatste verkiezingen behoeven wij als gewone kiezers niet mee te wer ken natuurlijk, maar ik noem zo hier, omdat tegelijk met de verkiezingen ook deze stemmingen in beginsel worden be slist. Als do verkiezing voor de Provinciale Staten slecht uitvalt dan is daarmee te vens beslist het lot van onze Gedeputeer den en van onze Eerste Kamerloden en misschien zelfs vau het Kabinet. En als het misgaat met do Raadsverkiezingen, dan is dat onmiddellijk weer van invloed op de verkiezing van wethouders. Er hangt dus van de to houden vcr-j> kiezingen heel wat af cn juist daarom verwondert het mij, dat het tot nu too zoo rustig en stil blijft overal, ik zou haast zeggen, angstig stil. Gelukkig heb ik gezien dat in onze kringen althans een weinig leven begint te komen. De „Organisatie" zal, als ik goed hen ingelicht, dezer dagen hare werkzaamheden aanvangen en ik twijfel niet of zij zal over gebrek aan helper®, en helpsters te klagen. Wie wel rnoch» twijfelen, die zou ik even in herinnering willen brengen de verga/leringen op 6 en 7 Juli in de Graanbeurs gehouden. Go herinnert u zeker nog wel, mijn waarde, hoe er toen geapplaudiseerd is en gezongen, welk een geestdriftige stem ming er heersehte en hoe we elkaar toen plechtig beloofd hebben, dat vuur, 't welk daar gezien werd, geen stroo- vuur zou zijn, maar dat 't zou blijven doorbrand en. Wie krijgen nu de proef op de som. Beloven is gemakkelijk en geestdriftig zingen als anderen 't ook doen niet min der, maar: trou moet blij eken, nu, in de komende weken, 't Moet nu aan het licht komen of het ons ernst is geweest of niet. Er is ook in den verkiezingsarbeid veel dat kan ontmoedigen, maar hoe heerlijk, hoe bezielend kan dat werk ook zijn als daar een geestdriftige schare bijeen komt, telkens weer, met geen andere be geerte, dan de beginselen die ons lief zijn, te verspreiden en onze partij to sterken. Een paar dagen geleden las ik in ons blad, dat het in de bedoeling ligt, op den Tweeden Paaschdag een groote ver-- gadering te houden, evenals -hej vorig jaar op den Tweeden Pinksterdag. Dat was toen een genotvollen middag, en ik wil hopen, dat het Staten-kieskringbe- stuur weer evenals toen or in zal slagen sprekers te vinden, wier namen onder ons een goeden klank hebben. Ik twijfel niet, of dan zal ook de opkomst weer be vredigend zijn, en we zullen weer bezield worden en gesterkt. Zoo langzamerhand begint er ook in de verkiezingen van den Gemeenteraad weer eenige teekening te komen. Voor zoover ik weet, heeft nog geen der partijen haar candidatenlijst defini tief vastgesteld, maar lang zal dat toch niet meer duren. Of er in de samenstelling van den Raad veel verandering zal komen, valt thans nog niet te zeggen, maar waarschijnlijk is het wel. Bij elke verkiezing hebben er meer of minder belangrijke verschuivingen plaats en dat zal nu wel niet anders zijp Verschillende leden hebben trouwens reeds te kennen gegeven dat zij geen nieuw mandaat wenschen en bovendien zullen weer nieuwe groepen aan de stem ming deelnemen, wat ook weer nieuwe verschuivingen met zien zal brengen. De Democratische Partij b.v. heeft het vorig jaar al een zoo belangrijk aantal stemmen gehaald, dat zij wel met eenige zekerheid op een zetel kan rekenen, al licht tot schade van de Vrijz. Dem. groep, die bovendien door het vertrek van Mr. van der Pot een belangrijke trekkracht verloren heeft. Onzerzijds zullen naar ik onlangs ver meld vond, de Staatk. Gereformeerden met een eigen lijst uitkomen. De kans dat deze partij een zetel zal bemachtigen, lijkt me niet heel waarschijnlijk, 't Vorig jaar behaalde ze ongeveer het zesde ge-a deelte van den vermoedelijken kiesdeeler en al heeft zij sinds dien tijd hare orga nisatie versterkt en is haar lodental be langrijk toegenomen, het lijkt me toch tamelijk onwaarschijnlijk dat ze een vol-< doend aantal stemmen zal halen om voor een zetel in aanmerking te komen. Vermoedelijk zal de kiesdeeler wel op ruim 800 gesteld moeten worden, zoodat ze ongeveer 600 stemmen zou moeten ha len, welke sprong me wel wat groot lijkt. Dit afzonderlijk optreden m'n waarde is vooral daarom te betreuren, omdat hier zeer veel kans is op verlies van een groot aantal stemmen, die voorheen ons ten goede kwamen en waaraan niemand iets heeft. Hetzelfde geldt vermoedelijk ook van de Herv. (Geref.) Staatspartij, die naar ik vernam, ook met een eigen lijst uit komt en wier kans om een voldoend stemmental te halen me vooralsnog vrij gering schijnt. Go gevoelt wel amice, hoe -root do ~kans is dat de rechtsche partijen en dat inzonderheid de A. 11. fractie verzwakt zal worden. Als ik goed ben ingelicht dan is er zeer veel kans dat het vrouwelijk element in den Raad versterkt zal worden. Het gerucht gaat, dat Mevr. Dubbeldc- man door de S. D. A. P. op zij zal wor den geschoven omdat haar optreden niet aan de verwachtingen heeft beantwoord. In haar plaats zal natuurlijk een andere vrouwelijke candidaat worden gesteld, terwijl ook wel getracht zal worden voor Mevr. Baart een opvolgster te vindert. Bovendien wordt verteld dat Mevr. Schokking door de Chr. Hist. Unie op den voorgrond zal worden gebracht. Of liever zij staat reeds op den voorgrond, maar men zal nu ook trachten haar in den Raad te brengen. In hoeverre deze geruchten juist zijn zal wel spoedig blijken, daar Dinsdag over drie weken de candidatenlijsten reeds moeten worden ingediend. Tot zoolang zullen we maar geduldig afwachten. Of wat nog heler is, we zullen mot zóóveel ijver voor do Statenverkie zingen aan het werk gaan, dat wo nau* welijks tijd hebben om aan de raadsver kiezingen to denken. Van harte hoop ik amice, dat go ook zelf onder de werkers niet zult ontbreken, en dat go weer als voorheen, met geest drift zult arbeiden voor den triomf van onze beginselen. VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 6