Dagblad voor Leiden en Omstreken.
3üe JAARGANG. - WOENSDAG 54 MAART 1923 - No. 894
Bureau: Hooigracht 35 - Leidon - T@l. Snt. 2278 - Postrekening 58936
ABOÏilEÜEIÏ¥gPli8JS
In Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaal f2.50
Per week f0.19
Franco per post per kwartaal f 2.90
Dit nummer bestaat uit twee
bladen.
De pijlbundel.
Een. redenaar begon eens aldus: „Een
dracht maakt macht" is een Hollandsche
spreuk, maar het staat op de Belgische
centen." Hij wilde daarmee te kennen ge
ven, dat wij in theorie liéel eendrachtig
zijn, maar dat dit in de practijk nog al
eens wat te wenschen overlaat.
De eendracht werd vroeger al gesymbo
liseerd door den pijlbundel: onze repu
bliek werd voorgesteld door zeven pijlen,
stork verbonden door een band tob een
Bundelpijl voor pijl zou men gemakkelijk
kunnen breken ,maar do bundel was on
breekbaar.
Ook de Schrift loert het ons evenals de
or varing, dat het heel gevaarlijk is alleen
te staan. De vurige Petrus sprak uit de
innigste overtuiging, dat hij met den Hei
land wilde sterven; zelfs trok hij het
zwaard en hieuw Malchus het oor af. Toen
stond hij niet alleen: bij had do heele
apostelenschaar rondom zich. Maar kort
daarna stond hij als volgeling van Chris
tus wel alleen aan het kolenvuur te mid
den van tegenstanders en toenheeft
hij zijn Heiland driemaal verloochend.
Wo werpen geen steen op hem, maar
gaan ons eigen leven na en dan bevinden
we, dat we hartelijk en uit volle borst
kunnen meezingen: „Zij zullen ons niet
hebben, de goden van den tijd", maar dan
zijn we met honderden geestverwanten in
een zaal vereenigd. Hebben we echter
steeds den moed gehad onzen Heiland te
belijden, als we heel alleen stonden te
midden van tegenstanders? 't Is en blijft,
zooals wo in heb berijmde gebed des Hee-
ren zingen: „Daar komt nog vleesch en
wereld bij." Wie er van overtuigd is, dat
alleen staan moeilijk, ja gevaarlijk is,
zoekt de gemeenschap der heiligen.
Wat voor den enkeling geldt, is ook
waar voor de kerk. Daarvan zijn we allen
overtuigd.
Onze Gereformeerde kerken staan niet
ieder op zich zelf, evenmin als de Her
vormde, Luthersche, de Remonstrantsche,
'enz. Alle kerken met eenzelfde belijdenis
zoeken elkaar en nu moge de vorm van
het gemeenschapsleven verschillen, toch
blijkt uit het feit, dat ze elkaar zoeken,
dat men op kerkelijk gebied het gevaar
van alleen-staan steeds duidelijk heeft ge
voeld. De Roomsche Kerk is stellig, wat
het uiterlijk betreft, de krachtigste orga
nisatie en haar groote invloed op ieder
terrein bewijst wel, dat ook nu nog een
dracht macht maakt.
Uit het kerkelijk samenleven kunnen
we ook nog keren, dab naar binnen en
naar buiten üo grootste kracht wordt uit
geoefend door die kerken,die volkomen
een zijn op het gebied der belijdenis.
't Is inderdaad mooi cn ik verheug er
mij van harte in, wanneer in do week der
gebeden en ook wol bij andere gelegenhe
den Gereformeerden, Hervormden en nog
wel anderen samengaan in gemeenschappe
lijk gelled; maar het voortdurend samen
leven zou niet gaan; dan h'ebben de
Gereformeerden hun eigen classis, provin
ciale en generale synode.
En wat is nu het opmerkelijke? Dat,,
wat op kerkelijk gebied een vanzelfheid
is; iels, waarover niet eens gepraat wordt,
op het terrein der school niet wordt be
grepen, althans niet algemeen wordt in
practijk gebracht.
Wo hebben Gereformeerde scholen even
goed als Gereformeerde Kerken. Wat wil
len die scholen? Toepassing van de Gere
formeerde beginselen in de school, in heb
onderwijs, in de pacdagogiek. Kan iedere
school op zich zelf daarvoor zorgen? Even
min als iedere afzonderlijke kerk voldoen
de kan werken aan den opbouw en uit
bouw der Gereformeerde dogmatiek. De
kerken houden toezicht op elkaar, steu
nen elkaar: de scholen staan los naast
elkaar; bemoeien zich niet met elkander,
en schijnen te vragen: „Ben ik mijns broe
ders hoeder?" Of ook ze vereenigen zich
met andere scholen, die niet op het Ge
reformeerd standpunt staan. Hoe kan
daar dan kracht van uitgaan?
Dr. Bavinck heeft dit alles voorzien on
daardoor is hij geworden do stichter van
het Gereformeerd schoolverband.
Evenals de Gereformeerde kerken zich
.Vereenigen in classes en synodes, zoo moe
ten ook de Gereformeerde scholen zich
aanéénsluiten in districten, die zich weer
yereenigen tot een gewestelijk en ten slot
te tot een nationaal verband, 't Was hem
niet te doen om een vereeniging van per
sonen; dio kunnen wel begunstiger wor
den van het verband, waaruit blijkt, dat
hij het verschil tusschen kerk en school
,wel in "t oog hield. Leden kunnen alleen
zijn de Gereformeerde scholen met hun
besturen en onderwijzers. Ook daarop let
te men.
Zal de school tot bloei komen, dan moe
ten bestuur en onderwijzend personeel
hartelijk samenwerken en daarvoor is ge
legenheid in het Gereformeerd Schoolver
band. Daar komen niet d® onderwijzers
alleen en ook niet de besturen alleen,maar
besturen en onderwijzers als vertegenwoor
digers der school.
Hu zullen velen zeggen; we hebben toch
onzen Schoolraad, waarbij wij zijn aange
sloten. En dan antwoord ik: uitnemend.
Alle scholen met den Bijbel moeten naar
het woord van Dr. H. Pierson „verschool
raad" worden. Maar dat is een geheel an
der samenleven. Dat is de macht, die de
vrijheid der scholen verdedigen moet te
genover de Regecring.
De Schoolraad zorgt verder voor alle
uiterlijke zaken en het Gereformeerd
schoolverband is het daarmee zoo volko
men eens, dat heb in dien Schoolraad door
drie gedelegeerden is vertegenwoordigd.
Maar een paedagogiek opbouwen uit de
Gereformeerde beginselen, dat is niet het
werk van den Schoolraad; dat kan alleen
gebeuren door scholen, die zelf op dab
standpunt staan en zich daartoe vereeni
gen.
Ruim driehonderd scholen in ons vader
land hebben het bovenstaande begrepen
en in practijk gebracht; maar he.t aantal
Gereformeerde scholen is stellig twee- zoo
niet driemaal zoo groot.
Zullen die van verre blijven staan of
zullen ze begrijpen, dat de pijlbundel zoo
sterk mogelijk gemaakt moet worden?
Van harte hoop ik het laatste: alle Gere
formeerde scholen zijn hartelijk welkom
in het verband.
J. C. WIRTZ Cz.
V Wal is vrijhantiei?
Een zeer eenvoudige vraag, maar een
vraag, die toch gesteld moet worden, nu
van verschillende zijden, niet zonder
hartstocht het pleit voor handhaving
van het vrijhandelsstelsel wordt gevoerd.
Vrijhandel wil zeggen, dat de handel,
geheel vrij en onbelemmerd is.
Dat van do goederen die over de gren
zen komen of gaan, geen rechten worden
geheven.
Hoe staat hot daar nu mee? Hebben
wij nu den vrijen handel, die dan ge
handhaafd moet worden?
Maar immers, iedereen weet, dat pre
cies het tegenovergestelde het geval is.
Bijna alle ons omringende landen heb
ben vrij hooge tarieven en ook in ons
land is het vrijhandelsstelsel sinds lang
losgelaten.
Het was een liberaal Kabinet dat ons
in 1862 een tariefwet heeft bezorgd en
het waren liberale Kabinetten die telkens
weer met voorstellen tot tariefsverhoo-
ging kwamen.
De opvolgende vrijzinnige ministers
hébben geen poging gedaan om de in
voerrechten af te schafen, maar wel om
ze te verhoogen.
En nu was het doel van die verhoo
gingen niet onze industrie te bescher
men, maar de practijk was dan toch,
dat de rechten die geheven werden, be
schermend werkten.
Dat is door niemand minder dan Mr.
Pierson erkend, toen hij schreef: „Ons
tarief geeft inderdaad wat men noemt
een zwakke bescherming".
De nadruk moet hier vallen op het
woordje zwakke.
De tegenwoordige regeering denkt er
over. in die richting een stapje verder te
gaan en die bescherming een weinig uit
to breiden.
Niet omdat ze in theorie niet voor den
vrijen handel is maar alleen omdat onze
industrie dreigt te bezwijken.
Er is geen dokter of hij is tegenstan
der van krukken en hij ziet liefst dat de
menschen zonder krukken loepen.
Maar als een patiënt zwak is, en
zichzelf niet op do been kan houden, dan
zal hij toch tegen het gebruik van een
kruk geen bezwaar maken.
Zoo staat het ook hier.
Aan afgetrokken redeneeringen en be
spiegelingen over vrijhandel of bescherm
mende rechten hebben wij niets.
De zaak is, dat sommige takken van
onze industrie geholpen moeten worden,
zullen ze niet voorgoed ondergaan.
En dat wil de regeering doen.
Nu kan men tegen de w ij z e waarop
zij dat doen wil bezwaren makon.
Maar laat men ons dan roet het geroep
om vrijhandel toch van boord Kijven.
STADSNIEUWS
Godsdienst en zieleleven.
De leider van „De Middaghoogte", Dr.
A. H. de Hartog, trad met bovengenoemd
onderwerp op voor de Leidsche afdeeling.
Een drietal punten werden door spre
ker achtereenvolgens behandeld.
lo. Hoe de wetenschap in engeren.
zin over het wezen der ziel oordeelt.
2o. Hoe er onderscheid tusschen de
drie zijden van den mensoh bestaat:
lichaam, ziel en geest
3o. Hoe het zieleleven zelf den gods
dienst bevestigt door het geestesleven.
„Wat is het wezen der ziel?" is de
vraag aan welker oplossing en verkla
ring tal van philosophen hun denkkracht
hebben geschonken.
Als sprekende voor „De Middaghoogte"
wil Dr. de Hartog eerst de opvatting
weergeven, die door liet meerendeel der
„Dageraad"-menschen wordt voorge
staan. :..yv. t :r-k
Dat is de materialistische zielsbeschou-
wing: het geestelijke wordt uit het licha
melijke voortgebracht: de gedachten zijn
als 't ware de uitzweetingen der hersens.
Gesteld dat het zoo ware, dan zouden we
toch achter dit proces oen heimelijke
drijving, een wonderlijke kracht gevoe
len, die wij God zouden kunnen noemen.
Een tweede beschouwing over den ziel
ze$t: ziel is bewustzijn. Prof. Bolk zegt
er van, dat het bewustzijn het zieleleven
op zichzelf bepaalt. Sommigen laten dan
dadelijk volgen: liet psychische is het be
wuste, wat aansluit bij de associatie
theorieën, doch het bewustzijn is iets
onafleidbaars.
Zeggen de materialisten, dat de geest
uit do beweging der hersenmoleculen
wordt voortgebracht en de vertegenwoor
digers van de tweede groep, dat het
bewustzijn primair is, een derde groep
leert dat dezo twee opvattingen parallel,
evenwijdig loopen (parallelisten.)
Hartmaan zegt: „De ziel is de eenheid
van het bewuste leven", terwijl Arislote-
les opmerkt: „De ziel is niet maar oen
hersenbewustzijn, maar zij vormt een be
ginsel".
Deze Aristotenische wijsbegeerte ver
tegenwoordigt in principe de vierde lijn:
de ziel is de ïnhaerente vorm van het le
ven, de ziel is een gegeven.
Dit eenheidsbeginsel, dat verklaart, dat
uit deze eenheid organisch, lichamelijk
en zieleleven ziet gewerkt, grondt zich
eigenlijk in de uitstraling van den Al-
verwerkelijke, en komt den godsdienst
zeer dicht nabij.
Hegel leert in zijn „Kleine Logika", dat
de ziel de tusschenschakel is, tusschen
lichamelijk en geestelijk leven.
De heele wereldgeschiedenis door is
het lichamelijk zijn als een bezwaring
gevoeld en dan is do ziel dat wonder
baarlijke, dat boven tijd en ruimte uit
moet.
Kloos Toept uit: „Mijn ziel is als de
zee in eindelooze deining".
Zoo is het ook!
De ziel wil als een adelaar boven tijd
en ruimte uitstijgen, om op te wieken van
het gebonden® naar het ongebondene.
Van geest spreekt men als men boven
tijd en ruimte uit is.
Het geestelijk leven is het verkeeren
op de bergtoppen van het zieleleven. Hier
is het uitzicht vrij en onbelemmerd.
Het geestelijke is het eeuwig-blijvende,
maar de eeuwigheid is geen verlengstuk
van den tijd maar de bestendiging van
het onveranderlijke.
Als de uitgangen van ons hart op die
eeuwige hoogten verkeeren, is er een
zoeken van God en Zijn dienst. Waar
godsdienst is moet liet anders worden.
Het zieleleven is het wonderbaar aspi-
reeren, het zuchten naar het eeuwige.
Daarom kon, Ruysdaal zeggen: „De gods
dienst verontrust den mensch door het
ideaal".
Hier hebben we tevens een norm: het
komen tot God, den Eeuwig-Oorspron
kelijke.
Daarom is do godsdienst een gebonden
zijn aan den horizont der eeuwigheid.
Spr. wil nu trachten te laten zien, dat
de ziele-functie's der godsdienstige waar
de openbaren.
Als eerste ziele-functie onderscheidt
men: het gemoed, den geconcentreerden
mensch. Daar leeft het verborgene, daar
zijn de oorsprongen des levens. Het is do
binnenplaats van het wereldhuis, het
eigenlijke, dat zucht naar de conversa
tie, naar het verkeer met den Verborge
ne, Dien wij God noemen.
Het gemoed is de eerste bevestiging
van den godsdienst.
Bij den godsdienst heeft men het won-
dergeheimenis van het „nochthans".
Ieder mensch is instinctief voor of
tegen Gods-dienst.
Dat is geen noodlot, maar een „gege
ven", waarvoor de mensch staat.
Het Godsbesef is de wetensohappelij-
ken grondslag tegen de Godloockenihg.
De tweede uiting van het zieleleven is
het verstand, de altijddurende regelaar,
dat achter alles rede zoekt.
Hoe men dan ook het verstand God
kan noemen is een raadsel.
Naar het verstand is de God-looche
ning onmogelijk.
Het verstand zoekt orde en regelmaat
achter alles.
Het logisch uitvloeisel er van is, dat
men het verstand der menschen als we
zens, toch zal afleiden van een al-dcnkcr:
van God.
Het verstand bestrijdt den Godsdienst
niet, maar valt hem bij.
De derde uiting is de wil, de opwelling
van het leven zelf.
Het is de vrije zelfbepaling van den
mensch. De vrije wil van den mensch
kan zich opblazen tot zij barst van zelf
genoegzaamheid, maar zij kan zich ook
passief stollen aan den Goddelijken-AlwiL
Dit zich overgeven en zich dienstbaar
stellen uit zich in:
„Laat mij willen en niet willen
„Wat Gij wilt en niet en wilt".
Het is het deemoedig ontvangen van
den Sterkere, het mysterie van de inda-
ling van Gods Geest in onzen geest.
De wil is daarom geen grond van be
strijding van den godsdienst, maar een
bevestiging daarvan.
Resumeerende komt spr. tot de ct/nclu-
sie,.dAt het zieleleven in al zijn vormen
en wendingen de bevestiging geeft van
den godsdienst.
De diepzinnige rede, die keurig gesty-
leerd met kracht van woord en gebaar
werd uitgesproken, word luide toege
juicht.
Daar niemand van de gelegenheid tot
gedachten wisseling wilde gebruik ma
ken, werd de vergadering met een kort
sluitingswoord van den voorzitter, Ds. W.
Th. Boissevain gesloten.
De opkomst was vrij goed.
De vergadering van de A. R. pro-
pagandaclub „Dr. A. Kuyper" die on
langs moest worden uitgesteld, is nu be
paald op a.s. Vrijdag.
De heer A. B. Mulder hoopt dan te
spreken over „Onze verhouding tot de
kunst".
C. F. L. heeft aangifte gedaan, dat
hij is mishandeld geworden gisteravond
door den barbier P. wonende Uiterste
gracht, die hem» met een hamer op het
lioofd zou hebben geslagen.
Gisteravond is door middel van
opensluiting uit perceel Lange Mare 36c
ten nadeel® van C. L. een rijwiel ont
vreemd.
=-> Wegens ongesteldheid gaat de
inaugureel© oratie van prof. mr. Schelte-
ma, nieuw benoemd hoogleeraar aan de
universiteit alhier vandaag niet door.
De Personeele Belasting.
Ingediend is een wetsontwerp tot wij
ziging dor wet op de Personeele Belas
ting 1896. Blijker.s de Memorie van Toe
lichting zijn do voorgestelde wijzigingen
van cenvoudigen aard. Zoo wordt be
paald, dat ateliers ^an beeldende kunste
naars van personeele belasting zullen
zijn vrijgesteld, zoo ook koffiehuizen,
casino's, c.d. in had plaatsen, lust- en
ontspanningsoorden, die alleen geduren
de het seizoen in exploitatie zijn.
Een en andermaal komt het voor, dat
bezitters van verzamelingen van kunst
voorwerpen zich bereid verklaren dezo
voor het publiek ter bezichtiging te stel
len, onder voorwaarden, dat zij deswege
worden vrijgesteld van personeele belas
ting. Voor zoover de kunstvoorwerpen
niet zijn geplaatst op galerijen cn in bij-
zondere vertrekken, vormt echter art. 17
e, der wet op do personeele belasting,
in verband met art. 573 B.W. een belet
sel om de verlangde vrijstelling toe te
staan. De Minister van Financiën acht
•het gewenscht door de thans voorgestelde
wetswijziging dat beletsel weg te nemen.
Een anderë wijziging beoogd een einde
te maken aan de wetsontduiking, dat
men om belastingverlaging te erlangen
een motorrijtuig: voor de leus inbrengt
in een expresselijlc opgerichte vereeni
ging of vennootschap, tot het verhuren
ervan.
Voorts werden in eenige andere artike
len nog wijzigingen aangebracht, die be
oogen de redactie te verbeteren en daar
mede de eigenlijke bedoeling meer volle
dig tot haar recht te doen komen. Zoo
voorziet de tegenwoordige redactie van
art. 51 bis niet in het geval, dat de aan
gever van een motorrijtuig of van een
pleiziervaartuig met afwijking van zijn
aangifte wordt aangeslagen ter zake, dat
hij dat motorrijtuig of pleiziervaartuig
heeft opgegeven als behoorende tot een
andere categorie dan die, waartoe het be
hoort. Door de thans voorgestelde redac
tie wordt in deze leemte voorzien.
Werklooze bouwvakarbeiders.
Op vragen van den hoor Van den Tem
pel, lid van de Tweede Kamer, omtrent
het vallen van werklooze bouwvakarbei
ders buiten de steunregeling, omschreven
in de circulaire van binnen! andsche zaken
van 4 December 1922, heeft de minister
van binnenlandsche zaken en landbouw
geantwoord
Op art. 74 van hoofdstak V der ontwerp-
begrooting voor 1923 zijn 4,000,000 aan
gevraagd voor subsidies in de kosten van
werkverschaffing en steunverleenimg. Naar
het zich reeds thans laat aanzien, za'l dit
bedrag, ook bij betrachting ran de grootst
mogelijk» zuinigheid, op verre na niet toe
reikend zijn. Ook al ware dit niet het ge
val, dan zou de toestand van 's Lands fi
nanciën het toch noodzakelijk doen zijn,
dat de regeoring bij de behandeling de
aanvragen der gemeentebesturen, om
nieuwe groepen van werkloozcn in de
steunregeling op te nemen, zeer nauwgezet
nagaat, of er al dan niet bezwaar togen
bestaat, dat aan de aanvrage wordt vol
daan. In liet bijzonder dient te worden
overwogen, of het troffen van een steun
regeling een terugkeer naar toestanden,
dio de opleving van het bedrijf mogelijk
kunnen maken, zou belemmeren.
Togen inwilliging van het verzoek van
het gemeentebestuur van Assen beston
den de volgende bedenkingen
a. In de laatste jaren zijn door oorza
ken, die hier niet behoeven te worden uit
eengezet, vele arbeiders naar dc bouwvak
ken overgegaan. Het is daarom voor de
regeering zeer twijfelachtig, of de werk-
ADVERTENTIE-PtiIJS
Gewone advertentiën per regel 22K cent»
Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarief,
•Bij contract, belangrijke reductie.
Kleine advertentiën bij vooruitbeta
ling van ten hoogste 30 woorden, worden
dagelijks geplaatst ad 50 cent.
loosheid in de bouwvakben in het alge
meen wel in de eerste plaats is een gevolg
der crisis, dan wel van terugkeer naar
normale toestanden.
b. Voor opneming in do steunregeling
als nieuwe groep van werkloozcn komen
in de eerste plaats in aanmerking zij,
wier verdiensten in de laatste tijden van
dien:: aard zijn geweest, dart behoefte aan
ondersteuning in het algemeen kan worden
ondersteld. De werkelijke verdiensten van
de bouwvakarbeiders in het algemeen zijn,
naar bekend is, in de laatste jaren zoo
hoog geweest, dat bij betrachting van een
gepaste zuinigheid, dadelijke behoefte aan
steun als regel bezwaarlijk kan worden
aangenomen. De regeering heeft er over
wegend bezwaar tegen hen te doen steu
nen, die bij in-aoht-neming van de noodigo
spaarzaamheid in eigen onderhoud had
den kunnen voorzien.
c. Voor den ondorgetoekende is "t zeer
de vraag, of de bouwvakarbeiders zelf niet
belangrijk zouden kunnen medewerken ter
verruiming der werkgelegenheid. Er be
staat nog groote behoefte aan woningen
en andere gebouwen, doch de hooge loonen
maken, dat in die behoefte niet voorzien
kan worden. Offerden de bouwvakarbei
ders in liet algemeen belang iets van hun
verdiensten op, waarbij de voor hen toe
gestane werktijd vèrlenging gelegenheid!
biedt de weokinkomens te verhoogen. d-ap
zou ongetwijfeld meer gebouwd worden.
De beslissing van den ondergeteekendo
op het verzoek van het gemeentebestuur
van Assen heeft in zooverre algemeen® be
teekenis, dat tot nu toe de böuw vakair bei-»
deus niet in de steunregeling zijn opge
nomen. Hij is desniettemin en ondanks .le
bedenking, genoemd, bereid, ook voor de
bouwvakarbeiders in bepaalde gemeenten
een steunregeling te treffen, zoodia hem
gebleken zal zijn, dat in dio gemeenten,
een redelijke verhouding is tot stand go-
bracht tusschen do loonen van de ho-i.-f-
vakarbeiders cn tusschen die der werk
lieden uit andere groepen, voor wie hl'
den laatsten tijd een steunregeling is go-
troffen. Hij is genegen bij de beoord^o
ling van die loonen rekening te houden
met alle omstandigheden, die een eez-ign»
zins honger loon voor de bouwvakarbei
ders kunnen wettigen. Komt een steunre
geling ook voor de bouwvakarbeiders tot
stand, dan zal zekerheid dienen te worden
verkregen, dat geen steun- wordt verleend
aan hen, die in de laatste ja-ren zooveel,
hebben verdiend da t steun uit de openbar®
ka» niet gerpoMH*-' 1'~-1 -"Wk: zin.
Wei', vocr-zor.
Do heer H. Cclijn, lid van de Tweed a
Kamer, heeft aan den minister van bin
nenlandsche zaken en landbouw, voorzit
ter van den raad van ministers, de vol
gende vragen gesteld
I. Is de regeering bereid aan de Kamer
gegevens te verstrekken nopens de uitga
ven ten behoove van de werkloozenzorg?
II. Indien ja, hoeveel wordt dan, o-p de
basis van den tegenwoordigen omvang;
door rijk, gemeenten en eventueel provin
ciën per jaar uitgegeven in den vorm van3
a. bijdragen aan werkloozenkassen
b. steun ton behoeve van uitgetrokken»
werkloozcn
c stoun ten behoeve van dubbel uitge
trokken werkloozcn
d. wachtgeldregelingen ten behoeve van
arbeiders in particuliere bedirijvon
e. al dan niet productieve werkverschaf
fing?
De heer Ter Hall, lid ran do Tweed®
Kamer, heeft den minister van buiten
lands ehe zaken de volgende vragen ge
steld
1. Is het den minister bekend, dat d®
Duitsehe consulaten order hebben gekre
gen, zooveel mogelijk de pasvisa in t®
krimpen, zoodat men alleen onder over
legging vair bewijsstukken voor dringend®
reizen een visum kan verkrijgen?
2. Zoo ja, is de minister bereid, nn da
werkloosheid in ons land toenoemt, oven-
eens een dergelijken maatregel toe t®
p-asscn, opdat dc arbeid, welke er nog te
■doen is, door eigen landgenoot en kan wor
den gedaan?
Onze Spoorwegen.
Minister van Swaay zegt in zijn Memo
rie van Antwoord aan dc Eerste. Kamer,
dat mag worden verwacht, dat de uitga
ven van het spoorwegbedrijf dit jaar ten
gevolge van prijzendaling en bezuinigings
maatregelen ruim f35 millioen minder
zullen bedragen dan in 1921 en ruim f 15
millioen minder dan in 1922, d. i. ccn ver
mindering van niet minder dan 11 pCU
en 9 pCt.
De achteruitgang in ontvangsten, wel'ka
de spoorweg-maatschappijen over 1923
ten opzichte van 1921 op f 1G a f 17 mil
lioen geschat, hebben za-1 eerst tot stil-1
stand komen cn in vooruitgang kunnen.'
overgaan, als hot economische leven ziohi'
herstelt.
Het nieuwe hoofdgebouw te Utrecht wa4
noodzakelijk voor een economische cxploi-i
tat-io en is -gebouwd met goedkeuring ca
o.ndor toezicht van dc regeoring.
De ervaring met betrekking lot het rei
zigers verkcor, waarvan do opbrengst, on
danks do groote malaise, slechts plm. 3.5
pCt. bij hot vorige jaar ten achterblijft,
maakt het niet aannemelijk, dat 1 g- m'scni
verlaagd'de tarieven bcieio irriea
zouden hebben cpcck.crd. Vermoedelijk