KI
Tweede Blad
Zaterdag 10 Maart 1923
Doch Jezus zweeg sti!.
Doah Jezus zweeg stil.
-i Mattheus 26 63.
Uw Heiland heeft voor oen drievoudige
vierschaar terecht gestaan.
Eerst is Hij onderzocht en gevonnisd
door den Joodschen Baad. Toon heeft
men Hem geleid in het rechthuis van den
Romednschen stadhouder: Eindelijk is
Hij verschenen voor den Idumeër Hero
des Antipas, en tusschen. deze drie rech-:
ters heerscht in de wijze, waarop ze Je
zus bejegend hebben, volkomen overeen-
Voor alle drie wordt Hij gehoond en
geslagen. Hij geen van drieën vindt Hij
recht of mededoogen. Allen zijn het over
Zijn dood roereend met elkaar eens, en
in deze eenstemmigheid ontmoeten alle
volkeren der aarde elkaar*bij het kruis
van Christus.
In het Sanhedrin is het Israël, dat
den Messias verwerpt.
Op Gabbatha is het do heide n, die
uw Borg naar het kruis verwijst.
In Hero-des is het E z a u, do van God
vervreemde bondeling, die zich aan den
Heiland vergrijpt, en heel do wereld
staat schuldig bij Jezus' dood; deze
schuld is te groot, dan dat één volk zo
dragen kon, en hier vloeit heel de stroom
der menschelijke „ongerechtigheid samen.
Echter hebben niet alleen de drie.
rechters voor wie de Man van Smarten
geleid is, tegenover Hem eenzelfde ge
dragslijn gevolgd en zich aan dezelfde
gruwelen schuldig gemaakt, doch ook Je
zus heeft tegenover hen eenzelfde hou
ding aangenomen, en hun overeenstem
ming mot eanzelfde daad beantwoord.
Waarmee dan?
Wel, hij heeft tegenover alle drie ge
zwegen. Voor den Joodschen Raad zwijgt
Hij, wanneer de valsche getuigen tegen
Hem optreden, en Hem beschuldigen van
tempelscb ennis.
Voor Pilatus zwijgt Hij, wanneer deze
acht geeft op de aantijgingen der over-
prieoters, dat Hij een volksberoerder is.
Voor Herodes zwijgt Hij, wanneer deze
Hem als éen goochelaar beschouwt en
van Hem een teeken begeert, en 'uw Hei
land ontmoet de gansche wereld als de
zwijgende Middelaar, opdat Hij door de
gansche wereld als een lam ter slachting
zou worden geleid, en als een schaap,
dat stom is voor het aangezicht zijner
scheerders, Zijn mond niet zou openen.
Waarom heeft Christus tot driemaal
toe gezwegen?
O, de diepten van dit zwijgen zijn niet
in enkele woorden te peilen, want er ligt
in dit moment uit Jezus' lijdensgang
zooveel opgesloten.
Het is een teeken van Zijn majesteit,
want door Zijn ]>espotters niet te ant
woorden, toont de Man van Smarten hoo-
ger te staan dan Zijn rechters en over
hen koninklijk te triomfeeren.
Het is ook een teeken van Zijn vol
strekte en vrijwillige overgave aan den
lijdenswal des Vaders, want misschien
had Hij door te spreken Zich nog kun
nen redden, maar nu Hij zwijgt, is Zijn
dood zeker.
Doch Zijn zwijgen is bovenal ©en stuk
van Zijn lijden en Middelaar werk, en,
als Hij Zijn rechters geen antwoord
geeft, doet Hij dat als onze Borg en in
onze plaats.
Voor Zichzelf behoefde Hij niet te
zwijgen.
Wanneer Hij alleen voor Zichzelven
geoordeeld was, zou Hij Zijn mond wel
opengedaan heblien.
Op elke aanklacht kon Hij, de Recht
vaardige, velo antwoorden geven. Dui-
zende redenen had Hij, die Zijn on
schuld bewezen en van Zijn gerechtigheid
getuigden.
Hij beschikte over alle, alle verant
woording. Zjjn vijanden kon Hij met één.
teeken en één woord doen verstommen,
en waarlijk, het is geen persoonlijke on
macht of verlegenheid, die Zijn mond
snoeren, maar Hij geeft geen antwoord
voor ons.
Voor ons?
Ja, want terwijl men tegen rJezus zoe
ken moest naar beschuldigingen,- en er
slechts valsche vond, zijn er tegen u en
mij zoovele aanklachten zonder eenig
zoeken of de geringste moeite in te bren
gen.
W ij staan immers schuldig. W ij heb-
bet het kwaad bedreven, waarvan de
Heiland werd belicht, en wij zijn oproer
makers en heiligschenners, die tegc-n den
Keere onzen God rebelleeren.
En wanneer aan ook dc aanklager der
broederen zijn pijlen op ons richt, kan
Hij duizend zaken tegen ons inbrengen,
en hebben wij te zwijgen.
Wanneer de wet ons beschuldigt, moe
ten wij bij elk harer aanklachten do hand
op den mond leggen. Wanneer onze
consciëntie ons aanklaagt, dat wij tcgou
Gods geboden zwaar gezondigd en geen
daarvan gehouden hebben, kunnen wij
niet één woord tegenspreken.
Wanneer de Heeie met ons zou gaan
in het gericht, moeten wij zwijgen en
past het ons met Job uit to roepen:
„Waarlijk, ik weet dat het zoo is, want
hoe zou de mensch rechtvaardig* zijn bij
God? Zoo Hij lust heeft, om met- hem ie
twisten, niet één uit duizond zal hij Hem
beantwoorden".
Niet één uit duizend...
Gij moet voor het gericht zwijgen.
Maar Jezus behoefde dat niet, en Hij
kon spreken, en Hij mocht getuigen, en
in de heiligheid Zijner volmaakt© ge
hoorzaamheid Zijn rechters vcrcordeo-
len, doch Hij, Dio spreken kon, daar
Hij de Rechtvaarigo i3, heeft voor u ge
zwegen.
Zijn mond, die van onschuld kon getui
gen, is voor u verstomd. -Hij, Dio in
machtige teekenen Zijn heerlijkheid kon
openbaren, heeft voor u niets geantwoord,
en
Hij vertegenwoordigt voor het gericht
u, schuldige en in zichzelf verlorene. Hij
heeft u w vonnis zwijgend aanvaard. Hij
heeft voor de aardsche vierschaar de be
schuldigingen tegen u aangenomen. Hij
heeft voor den wereldlijken rechter alle
vernedering en smaad, die op u moest
komen, geduld, en in het gericht Gods
heeft Hij uw schuld en straf gedragen.
Welk een diepten van liefde!
Welk een wereld van ontferming!
Welk een schatten van heil! want door
dien lijdensarbeid van uw Heiland kunt
gij, dio zwijgen moest, weer spreken.
Nu hebt gij, die aan de zoenverdienste
van Christus deel ontvingt, uw smader
iets te antwoorden.
Klaagt satan u aan, gij richt uw blik
op den Slangenvertreder. Beschuldigt u
Gods wet, gij weet u veilig in Hera, Die
de wet volbracht. Getuigt uw consciëntie
tegen u, gij zijt geborgen in de hoede
van Hem, Dio de schuld voor u betaalde.
Treedt de Heero met u in het gericht,
gij moogt pleiten op do vergeving, die uw
Borg voor u aanbracht, en in plaats van.
te verstommen en te zwijgen, roemt ge
in en door Hem, Dio voor u heeft gezwe
gen: „Wie zal beschuldiging inbrengen
tegen de uitverkorenen Gods? God is het,
Dio rechtvaardig maakt Wie is hot, die
verdoemt? Christus is het, Die gestor
ven is; ja, wat meer» is, Die ook opge-
wekt is, Die ook ter rechterhand Gods is,
Dio ook voor ons bidt."
Kunt gij zoo roemen?
O, dan moet gij eerst geleerd hebben
te zwijgen bij uw schuld en te verstom
men in hot gericht Gods.
En dat is juist zoo moeilijk. Wij zoe
ken zoovele vonden. Uit ons natuurlijk
hart komen zooveel verontschuldigingen
op. Wij pleiten onszelf gaarne vrij, en die
stem moet zwijgen, willen wij door Chris
tus vrede hebben met God, en, bekleed
worden met den mantel der gerechtigd
heid.
Gij moet eerst uw schuld erkennen.
Gij zult toestemmen, dat al die aan
klachten waar zijn.
Gij zult bij het harde oordeel, dat over
u gaat, het hoofd buigen, en wanneer gij
boetvaardig en zwijgende u voor uw
Rechter neerbuigt, is de weg tot Christus
ópen. Dan kimt go de toevlucht nemen
tot het zwijgen van Hem, Die sprakeloos
bleef onder de -bitterste smart,en in Zijn
zwijgen vindt gij uw vrijspraak en den
jubel der gerechtigheid.
Blijf dan niet in u zelf staan.
Zoek verberging achtor Christus' ver
dienste.
Sla op Hem het oog, als de aanvech
ting van Satan u benauwt.
Neem tot Hem de toevlucht, indien d9
•wet u voridoemt. Kom tot Hem, zoo uw
conccientio u beschuldigt.
Zoek in Zijn c -r verzoening, eer het
gericht Gods tot u genaakt, want kent gij
dio vergiffenis, do aanklager zwijgt,
maar uw lippen gaan open, en roemen
van het heildes Heeren: „Ongerechtige
dingen hadden de overhand over mij;
maar onze overtredingen, die verzoent
Gij."
jicht, spit, 6tramheid
in de ledematen be
hoeven U niet meer
te kwellen- Grijpt
naar het heerlijke
vrrijlmiddel, dat tot
diep in ds huid zijn
weldadig verzach
tende werking voort
zet, uw spieren weer
lenig maakt en iiw
pijnen verdrijft: den
ook beroemd bij wonden, brand
blaren, zweren, huiduitslag, aam
beien, winterhanden en -voeten.
Overal verkrijgbaar peT pot f 0.80, f .60, f 3.—.
EUcïU oclic hihdtceJccsüng: L. 1. AKKER, Rotterdam
GETHSEMANE. f
Jezus, don laatstcn der nachten,
Ging naar den hof der olijven,
Liet zijn discipelen blijven
Buiten dó duistere gaard;
Toen koos Hij drie uit hun midden',
Mob Hem to waken,, te bidden,
Maar door het bidden en wachten
Werden hunne oogen bezwaard.
Kon dan niet één met Hem wakent
Eén in die smartelijke uren
Met Hem de droefheid verduren
Van Zijn verwerping, Zijn smaad?
Moest Hij dien zwartsten der nachten,
Eenzaam den kruisdood verwachten,
Eenzaam de bitterheid smaken
Van den triomf van het kwaad?
Tc Wil bij Uw droefheid verwijlen,
In Uwe smarten verzinken,
Gij, die den beker moest drinken,
Die de verzoening ons bracht.
Wie zal de angsten doorgronden
Van deze nachtelijke stonden?
Wie zal de duisternis peilen
Van dezen duisteren nacht?
Jacqueline E. v. d. Waals,
Uit „Iris."
ICEIilC ER8 SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Beroepen. Te EdeH. Japclien to
Den Bommel. Te Zevenbergen: H. W.
J. C. Hansclaar, te Heerjansdam en Kijf
hoek.
Bedankt. Voor Linschoten: N, War-
niolts Nzn., te Wezep (Geld.).
GEREF. KERKEN.
Beroepen. Te KlundertJ. Voerman
te Warns.
CHR. GEREF. KERK.
Bedankt. Voor bliedreoht: K. Groen
te Zwijndrecht.
Ds. D. J. 3. Wijers. f
In den ouderdom van 58 jaar is te Te-
mangoeng overleden Ds. D. J. B. Wijers,
cm. Geref. Predikant van Batavia.
Geboren den 26sten Juni 1874, werd Ds.
Wijers in 1888 candidaaat om het volgend
jaar te Hijlaard tot zijn ambtswerk te
worden ingeleid. Twee jaren diende hij
deze gemeente om den 7den Juni 1891 naar
Alkmaar te vertrekken. Het jaar daarop
vertrok hij naar Voorburg om vier jaar
later deze plaat3 voor Enschedé to ver
wisselen. Doch het werk der zending had
de liefde van zijn hart en 26 November
1899 werd hij te Batavia bevestigd. Vijf
tien jaren mocht hij deze gemeente die
nen. 20 December 1914 ontving Ds. Wijers
emeritaat om zich te Temanggoeng te
vestigen.
Wie Ds. Wijers in zijn werken voor
Gods Koninkrijk gekend heeft, heeft in
hem leeren waardecren een man met lief
de voor zijn arbeid. Ook toen hij reeds
zijn emeritaat ontvangen had, bleof Ds.
Wijers zich vol liefde geven aan de Zen
dingszaak. Met groot leedwezen zal zijn
overlijdensbericht in onze kringen ontvan
gen worden.
Ds. A. Delfos, f
In den ouderdom- van 73 jaar is over
leden Ds. A. Delfos, cm. Geref. Predikant
van Hellevoetsulis. Met veel toewijding en
liefde in Sccrabaja werkzaam geweest zijn
de, moest hij echter om gezondheidsreden
van zijn arbeid in de Tropen afzien.
Ds. Delfos diende vervolgens nog de
Geref. Kerken van Kamperland cn IIcllo-
voctsluis, van wélke laatste gemeento hij
Maart 1910 emeritaat ontving.
Als emeritus-predikant woonde liij kor
ten tijd ia Leiden, verreweg de meeste
zijner rustjaren bracht hij in Amsterdam
door.
Vrouwenbelar.gen.
De Ncd. Unie voor Vrouwenbclangcn
heeft een adres aan den Minister van On
derwijs enz. verzonden, waarin wordt op
gemerkt, dat in cle Staatscommissie voor
het Hooger Ondervijs geen vrouwen zit
ting hebben, terwijl adressante van oori
deel is te meer daar onder de hoog-
lceraren der universiteiten vrouwen zijn cn
een r.iet gering deel der leerlingen than3
tot dc vrouwelijke secte behoort dat de
oenzijdigo samenstelling der commissie
niet geacht kan worden in het belang van
het bereiken van het doel, dat wordt be
oogd, weshalve er dan ook op wordt aan
gedrongen, de bovcnbehoeldo Staatscom
missie alsnog aan t'e vullen met een of
nicer ter zake kundige vreuwen.
Het Pctronefla-Hospitaal.
Naar do. Sta n d aard verneemt, wor
den cr door 'fc Bestuur der Vereoniging
"Dr. Schemer's Hospitaal"' plannen be
raamd om, ter gelegenheid van het 25-
jarig bestaan- van het Petronella-Hospitaal
to Djokjakarta, een extra feestgave te
verzamelon, waarvoor vermoedelijk een
feestcommissie zal wordengevormd.
College-gelden aan de Universiteiten.
In do Memorio van Antwoord op het
Voorloopig Verslag der Ecrsto Kamer be
treffende de Onderwij sbegrotoing 1923,
zegt de minister van Onderwijs, dat het
betoog dat de collegegelden voor verhoo
ging in aanmerking behooren te komen,
met het inzicht der regeering strookt. Een
wetsontwerp, strekkende om in de thans
geldende bedragen verandering te brengen,
is in gereedheid gebracht en zal de sta-
ten-Generaal vermoedelijk eerlang bereiken
VAN HET ZENDINGSTER RE IN.
Aan den brief van Ds. van Andel is nog
het volgende ontleend:
3. De Hollandsche Kerk van Solo.
Vanwege taalverschil leven de Holland
sche Gereformeerden afzonderlijk. De Hol
landsche Kerk wordt gevormd door de
zendingsarbeiders, onder wie ook do leer
aren der Holiandsch Inlandsche Kweek
school en de onderwijzers en onderwijze
ressen aan de scholen met Holiandsch als
voertaal en door enkele andere gezinnen.
Deze Hollandsche Kerk is van veel be-
teekenis voor de zending. Zij is een
kweekplaats van bezieling. In haar leeft
een opgewekte zendigsgeesfc. Zij vormt de
groote geestelijk zendingsgemeenschap. De
zendingsarbeiders oefenen in haar kerke
lijke gemeenschap leven en bidden teza
men, en genieten, de gemeenschap der hei
ligen als een bron van kracht voor de per
soonlijke taak. Dit kerkelijk samenleven
is sterkend en verheffend voor ons allen.
En dat wij allen hier te -Solo met liefde
en toewijding ons geven aan de zendings-
taak is zeker mede te- danken aan den
zegen, die God in ons kerkelijk leven
Schenkt.
De Hollandsche godsdienstoefeningen
worden door de leerlingen der Kweek
school en door vele andere leerlingen van
de andere Bcholen bijgewoond. Met onge
veer 150 personn komen we geregeld sa
men. Ook in de „leesdiensten." Nu wordt
hier voortreffelijk „gelezen", maar toch
mag de trouwe opkomst in de „lees
diensten'" gelden aU een getuigenis van
de gezondheid van ons kerkelijk leven.
Het is voor mij telkens een waar genot,
die meer dan honderd Inlandsche jonge
lieden met gespannen aandacht de gods
dienstoefeningen te zien bijwonen.
4e. De Inlandsche Kerk.
Het zielental klom in tien jaar van 74
tot G32, een zeer verblijdende toename.
Onder lien zijn 548 Javanen cn 84 Cliince-
zon. Taalverschil hehoeft onder hen nog
niet tot afzonderlijk kerkelijk samenleven
te leiden, daar bijna alle C'hristen-Chinee-
zon voldoende Javaansch kennen.
Dezo Christenen wonen voor de helft in
de stad Solo, voor de andero helft in vele
plaatsen in de provincie. Zij vormen ech
ter één Kerk met éen Kcrkcraad. Twee
plaatsen zijn er, waar do kring zoo groot
is, dat er reeds gesproken wordt over
eigen mstitueoring.
Do behoefte aan Javaansclie predikanten
wordt steeds sterker gevoeld. De bloei van
het Inlandsch kerkelijk loven zou er zeer
door bevorderd kunnen worden, als do In
landsche Kerk een of twee Inlandsche die
naren des "Woords had.
Thans worden de godsdienstoefeningen
geregeld geleid door goeroe's Indjil (goe
roe is leeraar, Indjil bctcekent Evangelie)
En vrijwel iederen Zondag bezoek ik een
der kringen voor de bediening der Sacra
menten.
5e. De colportage.
Een der belangrijkste middelen is uiter
aard de verspreiding van Gods Woord. Er
worden Bijbels en losso Bijbelgedeelten ca
andere Christelijke boeken in liet. Ja
vaansch cn Maleisch verkocht.
In tien jaar werden 163.000'boe! n ver
kocht. In het laalsto jaar was ondanks
den ongunstigen maaischappclijken toe
stand de cmzot bijzonder groot, namelijk
22.500 stuks. Hieronder waren 4.500 Hol
landsche boeken. Vooral in dezen lijd, nu
velo Javanen en Chineczen Holiandsch
lezen, is het van veel belang to zorgen
voor Christelijke lectuur.
Er is een Javaansch Evangelisatie
maandblad, dat door dc missionair© die
naren des Woords tezamen uitgegeven
wordt in 45.000 exemplaren. In Solo wor
den daarvan 16.000 verspreid. Er zijn reeds
vele vruchten van die verspreiding ge
oogst. En behalve de zichtbaro vrucht zal
de nog niet-zichtbare invloed zeker groot
tc achten zijn.
Van een Christelijk Maleisch maandblad
worden geregeld 500 exemplaren verspreid
Vele zaadkorrelen vallen in den zen
dingsakker „De hemelsche Landman" be
reide de harten en schenke den wasdom.
Het zaaien is wel een noodig middel, doch,
slechts een «leel der taak. Het gebed om
wasdom is belangrijker. Gij kunt, broo
ders en zusters, aan het werk actief c
nemen door Uw gebed. Als in den Dienst
des "Woords, in Uw huiselijk cn in Uw
persoonlijk gebed getrouw om vrucht op
den zendingsakker gevraagd wordt zal die
vrucht zeker niet ontbreken.
6. De scholen.
Over het ziekenhuis hoopt Dr. Groot U
in te lichten; daarom schrijf ik daarover
niet in het bijzonder.
De -zending heeft thans vijf Inlandsche
scholen in de stad Solo, drie daarbuiten.
Inlandsche scholen zijn scholen, waar alle
ondervijs in de volkstaal gegeven wordt,
dus hier in het Javaansch. Er zijn twee
soorten van zulke scholen: volksscholen
(of dessa-scholen en z.g. tweede-klasse
scholen of standaard-scholen.) Do meeste
onzer scholen behooren bij het tweede,
hoogere type.
Op die scholen gaan ruim duizend leer
lingen. Slechts vie. r scholen zijn vol
groeid en hebben vijf klassen, een heeft
drie klassen, drie hebben twee klassen.
Twee van deze scholen zijn in dezo
maand geopend. Ze hebben reeds een groo-
ten toeloop van leerlingen, de eene 33, do
andere zelfs 82. Toen jaren geleden tweo
nieuwo scholen in de stad geopend wer-
den, kwamen in de eerste maand 35 en 0
leerlingen binnen. Thans bijna driemaal
zooveel.
Onze schoolvereeniging onderhoudt scho
len met Holiandsch als voertaal, in lief
geheöl zeven, namelijk een Hollandsch-
Chineesche, twee Holiandsch Javaansch©,
do Javaansclie Meisjesschool en con Euro
peesche in de stad Solo, een Hollandsch-
Javaansche te Klaten en een te Sragen.
Dezo scholen tellen tc zamen meer dan'
1200 leerlingen.
Bovendien is hier gevestigd de Hol-
landsch-Inlandsclio Kweekschool, waar aan'
staande onderwijzers voor do Hollandscli-
Inlandsche en Hollandsch-Chin<»3sche scho
len gevormd worden.
Al deze scholen verheugen zich in bloei,
al is de Europeesche nog wat klein in
leerlingen-cijfer. Met blijde opgewektheid
wordt gearbeid, en de Heero schenkt ons j
in en voor en door die scholen rijke zege-
ningen.
In sommige kringen der bevolking wordt
met bijzonderen lof over het Christelijk
onderwijs gesproken, en er wordt een
groote zedelijke kracht aan toegeschreven.
En algemeen wordt gewaardeerd, dat „do
zending" zooveel doet ter bevordering
der volksontwikkeling.
Alleen worstelen wij met gebrek aan
onderwijzers. Daaruit blijkt, hoe slecht
men in Holland op de hoogte is van het
werk in Indië. Wie het werk recht kent,
weet hoe bezielend onbelangrijk do schooi-
arbeid hier is. En ik hoop, dat ook uit uw
midden nog vele jonge mannen cn vrou
wen onze scholen zullen komen heioe
Met ons beider hartelijke groeten a
U allen,
Hoogachtend,
Uw dienstwillige broeder,
H. A. VAN ANDEL.
FEU9ULETON
Van hooger Orde.
Naar hef Engelscb.
„Je vernederen! Wat deukje, mijnheer?
Zou je niet dankbaar zijn to kunnen bin
nendringen in 't huis van je meerderen,
hoe dan ook? Ha, ha, ik weet, je zou.
Zoo doen jelui altoos, jelui gemeene volk,
oproermakers, revolutiemannen.
Het jonge bloed vloog John fier naar
de wangen, maar hij hield zich in. „Mijn
heer, ik ben geen oproermaker, noch re
volutieman!"
„Maar jo bent een werkman? 'Je waart
gewoon met Fletcher's huidenkar te rij
den."
„Zeker."
„En was jij 't ook niet ik herinner
't nu de zelfde jongen, de leerlooiers-
jongen, die ons eens aan land hebt ge
trokken uit den springvloed Neef
March cn mij?"
Ik zag, dat Ursula aandachtig luisterde;
haar oogen waren gericht op John's ge
zicht, wachtend op z'n antwoord, dat
kwam:
„Uw geheugen is juist, ik was die jon
gen."
„Ik dank je er wel voor. Wel, wat een
icuk leven zou ik gemist hebben. Jii kreeg
geen belooning, wel. Je gooide 't goud
stuk weg, dat ik jo wilde geven. Komaan,
ik zal er morgen twintig goudstukken
van maken."
De beleediging was te groot. „Mijnheer
u vergeet, dat, wat ik ook geweest hen:
vanavond ontmoetten wij elkander als
g e 1 ij k e n."
„Gelijken!"
„Als gasten in 't zelfde huis zeer ze
ker voor dit oogenhlik g e 1 ij k e n!"
Richard Brithwood staarde voor zich,
letterlijk stom van woede. Zijn vrouw
haalde de schouders op en fluisterde „Ga
ira". Dit maakte hem buiten zichzelf van
woede.
„Houd je mond, mijn Lady! Wat, om
dat zoo'n leerjongen mij eens het leven
gered heeft en jij hem in bescherming
belieft te nemen, zooals je menigen ande
ren vagebond doet, met je dwaze vrij
heid en gelijkheid, zou ik hem daarom
aan mijn tafel moeten noodigen en als
een heer behandelen? Ver madam,
nooit!"
Hij sprak woest en luid. John hield
zich stil; hij kneep z'n handen saam,
maar 't was gemakkelijk te zien, dat zijn
blood kookte en zoo zijn hartstochten
eens werden losgelaten, 't slecht zou af-
loopen met Richard Brithwood.
De laatstgenoemde kwam op hem af
mot gebalde vuist. „Nu pas op jij jij
vagebond!"
Ursula March kwam door do kamer en
greep hem hij den arm, terwijl haar
oogen vuur schoten.
„Neef, in mijn tegenwoordigheid zal
deze heer als een heer worden behandeld.
Hij was goed voor mijn vader."
„Vervloekt zij je vader!"
John stak zijn rechterhand uit en
greep den woestaard bij den schouder.
„Zwijg, Schaam Ui"
Brithwood rukte zich los, keerde zich
om en sloeg hem; die laatste 'fatale belee
diging, tusschen mannen onderling, kon
in die dagen alleen door bloed worden
uitgewischt.
John wankelde. Een oogenhlik scheen
't alsof hij zich op zijn tegenstander zou
de werpen en hem op den grond zou
smakken maar hij deed 't niet.
Iemand fluisterde. „Hij zal niet
vechten. Hij is een Kwaker."
„Neen!" zeide hij en stond recht op, of
schoon hij verbazend bleek was on zijn
stem hard en vreerad klonk. „Maar ik
ben een Christen. Ik zal geen slaag met
slaag vergelden."-
't Was een nieuwe leer; vreemd in de
praktijk, al was zij gemeenzaam voor 't
oor van het Christelijk Norton Bury.
Niemand antwoordde hem.
Allen staarden hem aan. Een paar
wendden zich van hem af met verachte
lijk glimlachen. Daarop slak Ursula
March hem Vriendelijk de hand toe:
John nam die aan en was in een
oogenhlik kalm.
Men mompelde: „Mijnheer Brithwood
gaat hoen."
„Laat hem gaan," riep juffrouw March,
terwijl de toorn jiog in haar oogen
gloeide.
„Neen dat is niet goed! Ik zal met
hem spreken. Mag ik?" John maakte
zacht zijn hand uit do hare, die hem
vasthield, los en ging naar mijnheer
Brithwood. „Mijnheer gij behoeft dit
huis niet te verlaten ik zal heengaan.
Gij en ik zullen elkander niet weer ont
moeten als ik 't voorkomen kan."
Zijn trotsche hoffelijkheid, zijn waar
digheid en kalmte, sloeg zijn opgewonden
tegenstander totaal uit 't veld; met open
mond. stond hij te kijken, terwijl John
zijn gastheer en verdere bekenden goe
dendag wensehte.
De vrouwen schaarden zich om hem
't instinct der vrouwen is gewoonlijk
juist. Zelfs Lady Caroline, terwijl zij
overvloedig haar leedwezen betuigde, ver
klaarde, dat zij niet geloofde, dat iemand
ter wereld zoo prachtig zulk een „verne
dering" zou verdragen hebben.
Bij dit woord vatto juffrouw March
vuur. „Madame", zei ze met haar drifti
ge, jonge stem: -,ge?n i-eVw-brirg, een
man aangedaan, kan hom ooit „verneder
ren", de eenige, ware „vernedering" is
als hij zichzelf vernedert."
Terwijl John do drempel overging
hoorde hij hare woorden. Terwijl hij do
kamer verliet zag hij cr vroolijkcr en
Irotscher uit, dan ooit een gekroond over-
winnaar er heeft uitgezien. Na een oogen
hlik volgden wij hem, de vrouw van den
dokter en ik. Maar nu waren zijn trots
en vreugde weer verdwenen.
„Mevrouw Jessop, u ziet, ik had ge
lijk," mompelde hij. „Ik had hier niet
moeten komen, 't Is een harde wereld
voor iemand als ik. Ik zal haar nooit to
boven komen „nooit".
„Ja, dat zult ge wel." En Ursula
stond naast hem, met vuurroodo wangen,
terwijl haar oogen niet langer vlamden,
maar onbevreesd rpnd zagen.
Mevrouw Jessop sloeg haar arm om 'fr
jonge meisje. „Ik denk ook, mijnheer Ha
lifax, dat u niet bang behoeft te zijn voor
de wereld, als gij altijd doet, gelijk gij
vanavond hebt gedaan; hoewel 't mij
spijt, dat dit alles zoo gebeurd is alleen
om haar, mijn kind."
..neb ik haar eenig kwaad berokkend?
O zeg 't mij, heb ik kwaad berokkend?"-
(Wordt vervoigd).