KI Tweede Blad Zaterdag 10 Maart 1923 Doch Jezus zweeg sti!. Doah Jezus zweeg stil. -i Mattheus 26 63. Uw Heiland heeft voor oen drievoudige vierschaar terecht gestaan. Eerst is Hij onderzocht en gevonnisd door den Joodschen Baad. Toon heeft men Hem geleid in het rechthuis van den Romednschen stadhouder: Eindelijk is Hij verschenen voor den Idumeër Hero des Antipas, en tusschen. deze drie rech-: ters heerscht in de wijze, waarop ze Je zus bejegend hebben, volkomen overeen- Voor alle drie wordt Hij gehoond en geslagen. Hij geen van drieën vindt Hij recht of mededoogen. Allen zijn het over Zijn dood roereend met elkaar eens, en in deze eenstemmigheid ontmoeten alle volkeren der aarde elkaar*bij het kruis van Christus. In het Sanhedrin is het Israël, dat den Messias verwerpt. Op Gabbatha is het do heide n, die uw Borg naar het kruis verwijst. In Hero-des is het E z a u, do van God vervreemde bondeling, die zich aan den Heiland vergrijpt, en heel do wereld staat schuldig bij Jezus' dood; deze schuld is te groot, dan dat één volk zo dragen kon, en hier vloeit heel de stroom der menschelijke „ongerechtigheid samen. Echter hebben niet alleen de drie. rechters voor wie de Man van Smarten geleid is, tegenover Hem eenzelfde ge dragslijn gevolgd en zich aan dezelfde gruwelen schuldig gemaakt, doch ook Je zus heeft tegenover hen eenzelfde hou ding aangenomen, en hun overeenstem ming mot eanzelfde daad beantwoord. Waarmee dan? Wel, hij heeft tegenover alle drie ge zwegen. Voor den Joodschen Raad zwijgt Hij, wanneer de valsche getuigen tegen Hem optreden, en Hem beschuldigen van tempelscb ennis. Voor Pilatus zwijgt Hij, wanneer deze acht geeft op de aantijgingen der over- prieoters, dat Hij een volksberoerder is. Voor Herodes zwijgt Hij, wanneer deze Hem als éen goochelaar beschouwt en van Hem een teeken begeert, en 'uw Hei land ontmoet de gansche wereld als de zwijgende Middelaar, opdat Hij door de gansche wereld als een lam ter slachting zou worden geleid, en als een schaap, dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, Zijn mond niet zou openen. Waarom heeft Christus tot driemaal toe gezwegen? O, de diepten van dit zwijgen zijn niet in enkele woorden te peilen, want er ligt in dit moment uit Jezus' lijdensgang zooveel opgesloten. Het is een teeken van Zijn majesteit, want door Zijn ]>espotters niet te ant woorden, toont de Man van Smarten hoo- ger te staan dan Zijn rechters en over hen koninklijk te triomfeeren. Het is ook een teeken van Zijn vol strekte en vrijwillige overgave aan den lijdenswal des Vaders, want misschien had Hij door te spreken Zich nog kun nen redden, maar nu Hij zwijgt, is Zijn dood zeker. Doch Zijn zwijgen is bovenal ©en stuk van Zijn lijden en Middelaar werk, en, als Hij Zijn rechters geen antwoord geeft, doet Hij dat als onze Borg en in onze plaats. Voor Zichzelf behoefde Hij niet te zwijgen. Wanneer Hij alleen voor Zichzelven geoordeeld was, zou Hij Zijn mond wel opengedaan heblien. Op elke aanklacht kon Hij, de Recht vaardige, velo antwoorden geven. Dui- zende redenen had Hij, die Zijn on schuld bewezen en van Zijn gerechtigheid getuigden. Hij beschikte over alle, alle verant woording. Zjjn vijanden kon Hij met één. teeken en één woord doen verstommen, en waarlijk, het is geen persoonlijke on macht of verlegenheid, die Zijn mond snoeren, maar Hij geeft geen antwoord voor ons. Voor ons? Ja, want terwijl men tegen rJezus zoe ken moest naar beschuldigingen,- en er slechts valsche vond, zijn er tegen u en mij zoovele aanklachten zonder eenig zoeken of de geringste moeite in te bren gen. W ij staan immers schuldig. W ij heb- bet het kwaad bedreven, waarvan de Heiland werd belicht, en wij zijn oproer makers en heiligschenners, die tegc-n den Keere onzen God rebelleeren. En wanneer aan ook dc aanklager der broederen zijn pijlen op ons richt, kan Hij duizend zaken tegen ons inbrengen, en hebben wij te zwijgen. Wanneer de wet ons beschuldigt, moe ten wij bij elk harer aanklachten do hand op den mond leggen. Wanneer onze consciëntie ons aanklaagt, dat wij tcgou Gods geboden zwaar gezondigd en geen daarvan gehouden hebben, kunnen wij niet één woord tegenspreken. Wanneer de Heeie met ons zou gaan in het gericht, moeten wij zwijgen en past het ons met Job uit to roepen: „Waarlijk, ik weet dat het zoo is, want hoe zou de mensch rechtvaardig* zijn bij God? Zoo Hij lust heeft, om met- hem ie twisten, niet één uit duizond zal hij Hem beantwoorden". Niet één uit duizend... Gij moet voor het gericht zwijgen. Maar Jezus behoefde dat niet, en Hij kon spreken, en Hij mocht getuigen, en in de heiligheid Zijner volmaakt© ge hoorzaamheid Zijn rechters vcrcordeo- len, doch Hij, Dio spreken kon, daar Hij de Rechtvaarigo i3, heeft voor u ge zwegen. Zijn mond, die van onschuld kon getui gen, is voor u verstomd. -Hij, Dio in machtige teekenen Zijn heerlijkheid kon openbaren, heeft voor u niets geantwoord, en Hij vertegenwoordigt voor het gericht u, schuldige en in zichzelf verlorene. Hij heeft u w vonnis zwijgend aanvaard. Hij heeft voor de aardsche vierschaar de be schuldigingen tegen u aangenomen. Hij heeft voor den wereldlijken rechter alle vernedering en smaad, die op u moest komen, geduld, en in het gericht Gods heeft Hij uw schuld en straf gedragen. Welk een diepten van liefde! Welk een wereld van ontferming! Welk een schatten van heil! want door dien lijdensarbeid van uw Heiland kunt gij, dio zwijgen moest, weer spreken. Nu hebt gij, die aan de zoenverdienste van Christus deel ontvingt, uw smader iets te antwoorden. Klaagt satan u aan, gij richt uw blik op den Slangenvertreder. Beschuldigt u Gods wet, gij weet u veilig in Hera, Die de wet volbracht. Getuigt uw consciëntie tegen u, gij zijt geborgen in de hoede van Hem, Dio de schuld voor u betaalde. Treedt de Heero met u in het gericht, gij moogt pleiten op do vergeving, die uw Borg voor u aanbracht, en in plaats van. te verstommen en te zwijgen, roemt ge in en door Hem, Dio voor u heeft gezwe gen: „Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, Dio rechtvaardig maakt Wie is hot, die verdoemt? Christus is het, Die gestor ven is; ja, wat meer» is, Die ook opge- wekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Dio ook voor ons bidt." Kunt gij zoo roemen? O, dan moet gij eerst geleerd hebben te zwijgen bij uw schuld en te verstom men in hot gericht Gods. En dat is juist zoo moeilijk. Wij zoe ken zoovele vonden. Uit ons natuurlijk hart komen zooveel verontschuldigingen op. Wij pleiten onszelf gaarne vrij, en die stem moet zwijgen, willen wij door Chris tus vrede hebben met God, en, bekleed worden met den mantel der gerechtigd heid. Gij moet eerst uw schuld erkennen. Gij zult toestemmen, dat al die aan klachten waar zijn. Gij zult bij het harde oordeel, dat over u gaat, het hoofd buigen, en wanneer gij boetvaardig en zwijgende u voor uw Rechter neerbuigt, is de weg tot Christus ópen. Dan kimt go de toevlucht nemen tot het zwijgen van Hem, Die sprakeloos bleef onder de -bitterste smart,en in Zijn zwijgen vindt gij uw vrijspraak en den jubel der gerechtigheid. Blijf dan niet in u zelf staan. Zoek verberging achtor Christus' ver dienste. Sla op Hem het oog, als de aanvech ting van Satan u benauwt. Neem tot Hem de toevlucht, indien d9 •wet u voridoemt. Kom tot Hem, zoo uw conccientio u beschuldigt. Zoek in Zijn c -r verzoening, eer het gericht Gods tot u genaakt, want kent gij dio vergiffenis, do aanklager zwijgt, maar uw lippen gaan open, en roemen van het heildes Heeren: „Ongerechtige dingen hadden de overhand over mij; maar onze overtredingen, die verzoent Gij." jicht, spit, 6tramheid in de ledematen be hoeven U niet meer te kwellen- Grijpt naar het heerlijke vrrijlmiddel, dat tot diep in ds huid zijn weldadig verzach tende werking voort zet, uw spieren weer lenig maakt en iiw pijnen verdrijft: den ook beroemd bij wonden, brand blaren, zweren, huiduitslag, aam beien, winterhanden en -voeten. Overal verkrijgbaar peT pot f 0.80, f .60, f 3.—. EUcïU oclic hihdtceJccsüng: L. 1. AKKER, Rotterdam GETHSEMANE. f Jezus, don laatstcn der nachten, Ging naar den hof der olijven, Liet zijn discipelen blijven Buiten dó duistere gaard; Toen koos Hij drie uit hun midden', Mob Hem to waken,, te bidden, Maar door het bidden en wachten Werden hunne oogen bezwaard. Kon dan niet één met Hem wakent Eén in die smartelijke uren Met Hem de droefheid verduren Van Zijn verwerping, Zijn smaad? Moest Hij dien zwartsten der nachten, Eenzaam den kruisdood verwachten, Eenzaam de bitterheid smaken Van den triomf van het kwaad? Tc Wil bij Uw droefheid verwijlen, In Uwe smarten verzinken, Gij, die den beker moest drinken, Die de verzoening ons bracht. Wie zal de angsten doorgronden Van deze nachtelijke stonden? Wie zal de duisternis peilen Van dezen duisteren nacht? Jacqueline E. v. d. Waals, Uit „Iris." ICEIilC ER8 SCHOOL NED. HERV. KERK. Beroepen. Te EdeH. Japclien to Den Bommel. Te Zevenbergen: H. W. J. C. Hansclaar, te Heerjansdam en Kijf hoek. Bedankt. Voor Linschoten: N, War- niolts Nzn., te Wezep (Geld.). GEREF. KERKEN. Beroepen. Te KlundertJ. Voerman te Warns. CHR. GEREF. KERK. Bedankt. Voor bliedreoht: K. Groen te Zwijndrecht. Ds. D. J. 3. Wijers. f In den ouderdom van 58 jaar is te Te- mangoeng overleden Ds. D. J. B. Wijers, cm. Geref. Predikant van Batavia. Geboren den 26sten Juni 1874, werd Ds. Wijers in 1888 candidaaat om het volgend jaar te Hijlaard tot zijn ambtswerk te worden ingeleid. Twee jaren diende hij deze gemeente om den 7den Juni 1891 naar Alkmaar te vertrekken. Het jaar daarop vertrok hij naar Voorburg om vier jaar later deze plaat3 voor Enschedé to ver wisselen. Doch het werk der zending had de liefde van zijn hart en 26 November 1899 werd hij te Batavia bevestigd. Vijf tien jaren mocht hij deze gemeente die nen. 20 December 1914 ontving Ds. Wijers emeritaat om zich te Temanggoeng te vestigen. Wie Ds. Wijers in zijn werken voor Gods Koninkrijk gekend heeft, heeft in hem leeren waardecren een man met lief de voor zijn arbeid. Ook toen hij reeds zijn emeritaat ontvangen had, bleof Ds. Wijers zich vol liefde geven aan de Zen dingszaak. Met groot leedwezen zal zijn overlijdensbericht in onze kringen ontvan gen worden. Ds. A. Delfos, f In den ouderdom- van 73 jaar is over leden Ds. A. Delfos, cm. Geref. Predikant van Hellevoetsulis. Met veel toewijding en liefde in Sccrabaja werkzaam geweest zijn de, moest hij echter om gezondheidsreden van zijn arbeid in de Tropen afzien. Ds. Delfos diende vervolgens nog de Geref. Kerken van Kamperland cn IIcllo- voctsluis, van wélke laatste gemeento hij Maart 1910 emeritaat ontving. Als emeritus-predikant woonde liij kor ten tijd ia Leiden, verreweg de meeste zijner rustjaren bracht hij in Amsterdam door. Vrouwenbelar.gen. De Ncd. Unie voor Vrouwenbclangcn heeft een adres aan den Minister van On derwijs enz. verzonden, waarin wordt op gemerkt, dat in cle Staatscommissie voor het Hooger Ondervijs geen vrouwen zit ting hebben, terwijl adressante van oori deel is te meer daar onder de hoog- lceraren der universiteiten vrouwen zijn cn een r.iet gering deel der leerlingen than3 tot dc vrouwelijke secte behoort dat de oenzijdigo samenstelling der commissie niet geacht kan worden in het belang van het bereiken van het doel, dat wordt be oogd, weshalve er dan ook op wordt aan gedrongen, de bovcnbehoeldo Staatscom missie alsnog aan t'e vullen met een of nicer ter zake kundige vreuwen. Het Pctronefla-Hospitaal. Naar do. Sta n d aard verneemt, wor den cr door 'fc Bestuur der Vereoniging "Dr. Schemer's Hospitaal"' plannen be raamd om, ter gelegenheid van het 25- jarig bestaan- van het Petronella-Hospitaal to Djokjakarta, een extra feestgave te verzamelon, waarvoor vermoedelijk een feestcommissie zal wordengevormd. College-gelden aan de Universiteiten. In do Memorio van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Ecrsto Kamer be treffende de Onderwij sbegrotoing 1923, zegt de minister van Onderwijs, dat het betoog dat de collegegelden voor verhoo ging in aanmerking behooren te komen, met het inzicht der regeering strookt. Een wetsontwerp, strekkende om in de thans geldende bedragen verandering te brengen, is in gereedheid gebracht en zal de sta- ten-Generaal vermoedelijk eerlang bereiken VAN HET ZENDINGSTER RE IN. Aan den brief van Ds. van Andel is nog het volgende ontleend: 3. De Hollandsche Kerk van Solo. Vanwege taalverschil leven de Holland sche Gereformeerden afzonderlijk. De Hol landsche Kerk wordt gevormd door de zendingsarbeiders, onder wie ook do leer aren der Holiandsch Inlandsche Kweek school en de onderwijzers en onderwijze ressen aan de scholen met Holiandsch als voertaal en door enkele andere gezinnen. Deze Hollandsche Kerk is van veel be- teekenis voor de zending. Zij is een kweekplaats van bezieling. In haar leeft een opgewekte zendigsgeesfc. Zij vormt de groote geestelijk zendingsgemeenschap. De zendingsarbeiders oefenen in haar kerke lijke gemeenschap leven en bidden teza men, en genieten, de gemeenschap der hei ligen als een bron van kracht voor de per soonlijke taak. Dit kerkelijk samenleven is sterkend en verheffend voor ons allen. En dat wij allen hier te -Solo met liefde en toewijding ons geven aan de zendings- taak is zeker mede te- danken aan den zegen, die God in ons kerkelijk leven Schenkt. De Hollandsche godsdienstoefeningen worden door de leerlingen der Kweek school en door vele andere leerlingen van de andere Bcholen bijgewoond. Met onge veer 150 personn komen we geregeld sa men. Ook in de „leesdiensten." Nu wordt hier voortreffelijk „gelezen", maar toch mag de trouwe opkomst in de „lees diensten'" gelden aU een getuigenis van de gezondheid van ons kerkelijk leven. Het is voor mij telkens een waar genot, die meer dan honderd Inlandsche jonge lieden met gespannen aandacht de gods dienstoefeningen te zien bijwonen. 4e. De Inlandsche Kerk. Het zielental klom in tien jaar van 74 tot G32, een zeer verblijdende toename. Onder lien zijn 548 Javanen cn 84 Cliince- zon. Taalverschil hehoeft onder hen nog niet tot afzonderlijk kerkelijk samenleven te leiden, daar bijna alle C'hristen-Chinee- zon voldoende Javaansch kennen. Dezo Christenen wonen voor de helft in de stad Solo, voor de andero helft in vele plaatsen in de provincie. Zij vormen ech ter één Kerk met éen Kcrkcraad. Twee plaatsen zijn er, waar do kring zoo groot is, dat er reeds gesproken wordt over eigen mstitueoring. Do behoefte aan Javaansclie predikanten wordt steeds sterker gevoeld. De bloei van het Inlandsch kerkelijk loven zou er zeer door bevorderd kunnen worden, als do In landsche Kerk een of twee Inlandsche die naren des "Woords had. Thans worden de godsdienstoefeningen geregeld geleid door goeroe's Indjil (goe roe is leeraar, Indjil bctcekent Evangelie) En vrijwel iederen Zondag bezoek ik een der kringen voor de bediening der Sacra menten. 5e. De colportage. Een der belangrijkste middelen is uiter aard de verspreiding van Gods Woord. Er worden Bijbels en losso Bijbelgedeelten ca andere Christelijke boeken in liet. Ja vaansch cn Maleisch verkocht. In tien jaar werden 163.000'boe! n ver kocht. In het laalsto jaar was ondanks den ongunstigen maaischappclijken toe stand de cmzot bijzonder groot, namelijk 22.500 stuks. Hieronder waren 4.500 Hol landsche boeken. Vooral in dezen lijd, nu velo Javanen en Chineczen Holiandsch lezen, is het van veel belang to zorgen voor Christelijke lectuur. Er is een Javaansch Evangelisatie maandblad, dat door dc missionair© die naren des Woords tezamen uitgegeven wordt in 45.000 exemplaren. In Solo wor den daarvan 16.000 verspreid. Er zijn reeds vele vruchten van die verspreiding ge oogst. En behalve de zichtbaro vrucht zal de nog niet-zichtbare invloed zeker groot tc achten zijn. Van een Christelijk Maleisch maandblad worden geregeld 500 exemplaren verspreid Vele zaadkorrelen vallen in den zen dingsakker „De hemelsche Landman" be reide de harten en schenke den wasdom. Het zaaien is wel een noodig middel, doch, slechts een «leel der taak. Het gebed om wasdom is belangrijker. Gij kunt, broo ders en zusters, aan het werk actief c nemen door Uw gebed. Als in den Dienst des "Woords, in Uw huiselijk cn in Uw persoonlijk gebed getrouw om vrucht op den zendingsakker gevraagd wordt zal die vrucht zeker niet ontbreken. 6. De scholen. Over het ziekenhuis hoopt Dr. Groot U in te lichten; daarom schrijf ik daarover niet in het bijzonder. De -zending heeft thans vijf Inlandsche scholen in de stad Solo, drie daarbuiten. Inlandsche scholen zijn scholen, waar alle ondervijs in de volkstaal gegeven wordt, dus hier in het Javaansch. Er zijn twee soorten van zulke scholen: volksscholen (of dessa-scholen en z.g. tweede-klasse scholen of standaard-scholen.) Do meeste onzer scholen behooren bij het tweede, hoogere type. Op die scholen gaan ruim duizend leer lingen. Slechts vie. r scholen zijn vol groeid en hebben vijf klassen, een heeft drie klassen, drie hebben twee klassen. Twee van deze scholen zijn in dezo maand geopend. Ze hebben reeds een groo- ten toeloop van leerlingen, de eene 33, do andere zelfs 82. Toen jaren geleden tweo nieuwo scholen in de stad geopend wer- den, kwamen in de eerste maand 35 en 0 leerlingen binnen. Thans bijna driemaal zooveel. Onze schoolvereeniging onderhoudt scho len met Holiandsch als voertaal, in lief geheöl zeven, namelijk een Hollandsch- Chineesche, twee Holiandsch Javaansch©, do Javaansclie Meisjesschool en con Euro peesche in de stad Solo, een Hollandsch- Javaansche te Klaten en een te Sragen. Dezo scholen tellen tc zamen meer dan' 1200 leerlingen. Bovendien is hier gevestigd de Hol- landsch-Inlandsclio Kweekschool, waar aan' staande onderwijzers voor do Hollandscli- Inlandsche en Hollandsch-Chin<»3sche scho len gevormd worden. Al deze scholen verheugen zich in bloei, al is de Europeesche nog wat klein in leerlingen-cijfer. Met blijde opgewektheid wordt gearbeid, en de Heero schenkt ons j in en voor en door die scholen rijke zege- ningen. In sommige kringen der bevolking wordt met bijzonderen lof over het Christelijk onderwijs gesproken, en er wordt een groote zedelijke kracht aan toegeschreven. En algemeen wordt gewaardeerd, dat „do zending" zooveel doet ter bevordering der volksontwikkeling. Alleen worstelen wij met gebrek aan onderwijzers. Daaruit blijkt, hoe slecht men in Holland op de hoogte is van het werk in Indië. Wie het werk recht kent, weet hoe bezielend onbelangrijk do schooi- arbeid hier is. En ik hoop, dat ook uit uw midden nog vele jonge mannen cn vrou wen onze scholen zullen komen heioe Met ons beider hartelijke groeten a U allen, Hoogachtend, Uw dienstwillige broeder, H. A. VAN ANDEL. FEU9ULETON Van hooger Orde. Naar hef Engelscb. „Je vernederen! Wat deukje, mijnheer? Zou je niet dankbaar zijn to kunnen bin nendringen in 't huis van je meerderen, hoe dan ook? Ha, ha, ik weet, je zou. Zoo doen jelui altoos, jelui gemeene volk, oproermakers, revolutiemannen. Het jonge bloed vloog John fier naar de wangen, maar hij hield zich in. „Mijn heer, ik ben geen oproermaker, noch re volutieman!" „Maar jo bent een werkman? 'Je waart gewoon met Fletcher's huidenkar te rij den." „Zeker." „En was jij 't ook niet ik herinner 't nu de zelfde jongen, de leerlooiers- jongen, die ons eens aan land hebt ge trokken uit den springvloed Neef March cn mij?" Ik zag, dat Ursula aandachtig luisterde; haar oogen waren gericht op John's ge zicht, wachtend op z'n antwoord, dat kwam: „Uw geheugen is juist, ik was die jon gen." „Ik dank je er wel voor. Wel, wat een icuk leven zou ik gemist hebben. Jii kreeg geen belooning, wel. Je gooide 't goud stuk weg, dat ik jo wilde geven. Komaan, ik zal er morgen twintig goudstukken van maken." De beleediging was te groot. „Mijnheer u vergeet, dat, wat ik ook geweest hen: vanavond ontmoetten wij elkander als g e 1 ij k e n." „Gelijken!" „Als gasten in 't zelfde huis zeer ze ker voor dit oogenhlik g e 1 ij k e n!" Richard Brithwood staarde voor zich, letterlijk stom van woede. Zijn vrouw haalde de schouders op en fluisterde „Ga ira". Dit maakte hem buiten zichzelf van woede. „Houd je mond, mijn Lady! Wat, om dat zoo'n leerjongen mij eens het leven gered heeft en jij hem in bescherming belieft te nemen, zooals je menigen ande ren vagebond doet, met je dwaze vrij heid en gelijkheid, zou ik hem daarom aan mijn tafel moeten noodigen en als een heer behandelen? Ver madam, nooit!" Hij sprak woest en luid. John hield zich stil; hij kneep z'n handen saam, maar 't was gemakkelijk te zien, dat zijn blood kookte en zoo zijn hartstochten eens werden losgelaten, 't slecht zou af- loopen met Richard Brithwood. De laatstgenoemde kwam op hem af mot gebalde vuist. „Nu pas op jij jij vagebond!" Ursula March kwam door do kamer en greep hem hij den arm, terwijl haar oogen vuur schoten. „Neef, in mijn tegenwoordigheid zal deze heer als een heer worden behandeld. Hij was goed voor mijn vader." „Vervloekt zij je vader!" John stak zijn rechterhand uit en greep den woestaard bij den schouder. „Zwijg, Schaam Ui" Brithwood rukte zich los, keerde zich om en sloeg hem; die laatste 'fatale belee diging, tusschen mannen onderling, kon in die dagen alleen door bloed worden uitgewischt. John wankelde. Een oogenhlik scheen 't alsof hij zich op zijn tegenstander zou de werpen en hem op den grond zou smakken maar hij deed 't niet. Iemand fluisterde. „Hij zal niet vechten. Hij is een Kwaker." „Neen!" zeide hij en stond recht op, of schoon hij verbazend bleek was on zijn stem hard en vreerad klonk. „Maar ik ben een Christen. Ik zal geen slaag met slaag vergelden."- 't Was een nieuwe leer; vreemd in de praktijk, al was zij gemeenzaam voor 't oor van het Christelijk Norton Bury. Niemand antwoordde hem. Allen staarden hem aan. Een paar wendden zich van hem af met verachte lijk glimlachen. Daarop slak Ursula March hem Vriendelijk de hand toe: John nam die aan en was in een oogenhlik kalm. Men mompelde: „Mijnheer Brithwood gaat hoen." „Laat hem gaan," riep juffrouw March, terwijl de toorn jiog in haar oogen gloeide. „Neen dat is niet goed! Ik zal met hem spreken. Mag ik?" John maakte zacht zijn hand uit do hare, die hem vasthield, los en ging naar mijnheer Brithwood. „Mijnheer gij behoeft dit huis niet te verlaten ik zal heengaan. Gij en ik zullen elkander niet weer ont moeten als ik 't voorkomen kan." Zijn trotsche hoffelijkheid, zijn waar digheid en kalmte, sloeg zijn opgewonden tegenstander totaal uit 't veld; met open mond. stond hij te kijken, terwijl John zijn gastheer en verdere bekenden goe dendag wensehte. De vrouwen schaarden zich om hem 't instinct der vrouwen is gewoonlijk juist. Zelfs Lady Caroline, terwijl zij overvloedig haar leedwezen betuigde, ver klaarde, dat zij niet geloofde, dat iemand ter wereld zoo prachtig zulk een „verne dering" zou verdragen hebben. Bij dit woord vatto juffrouw March vuur. „Madame", zei ze met haar drifti ge, jonge stem: -,ge?n i-eVw-brirg, een man aangedaan, kan hom ooit „verneder ren", de eenige, ware „vernedering" is als hij zichzelf vernedert." Terwijl John do drempel overging hoorde hij hare woorden. Terwijl hij do kamer verliet zag hij cr vroolijkcr en Irotscher uit, dan ooit een gekroond over- winnaar er heeft uitgezien. Na een oogen hlik volgden wij hem, de vrouw van den dokter en ik. Maar nu waren zijn trots en vreugde weer verdwenen. „Mevrouw Jessop, u ziet, ik had ge lijk," mompelde hij. „Ik had hier niet moeten komen, 't Is een harde wereld voor iemand als ik. Ik zal haar nooit to boven komen „nooit". „Ja, dat zult ge wel." En Ursula stond naast hem, met vuurroodo wangen, terwijl haar oogen niet langer vlamden, maar onbevreesd rpnd zagen. Mevrouw Jessop sloeg haar arm om 'fr jonge meisje. „Ik denk ook, mijnheer Ha lifax, dat u niet bang behoeft te zijn voor de wereld, als gij altijd doet, gelijk gij vanavond hebt gedaan; hoewel 't mij spijt, dat dit alles zoo gebeurd is alleen om haar, mijn kind." ..neb ik haar eenig kwaad berokkend? O zeg 't mij, heb ik kwaad berokkend?"- (Wordt vervoigd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5