Dagblad voor Leiden en Omstreken. NIEUWE LHDSCH AB0NNESIIES3TSP&IJS In Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaal f2.50 Pc;- week .7'.1f 0.19 co per post per kwartaal f2.90 3 tlelAARGANG. - ZATERDAG 3 MAART 1923 - Mo. 885 Bureau: Hooigracht 35 - Leiden - Tel. Int. 1278 - Postrekening 50030 ADVERTEfeiTIE-Pril.13 Gewone advertenticn per regel 2214 cent, Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarief. - JBij contract, belangrijke reductie. v. Kleins adverter.tiën bij vooruitbeta ling van ten hoogste 30 woorden, worden tlageliiks rmlaatsfc ad SO cent. nummer bestaat ui* twee iiiaiien. Staten en Eerste Kamer. De verkiezing van leden der Provin ciale Staten, is zooals we een vorig maal zagen van groote beteekenis in de eer ste plaats voor het gewestelijk be stuur, in verband met de taak die dc Staten ten opzichte van de Provincie hebben te vervullen. Maar niet minder is dit het geval als we denken aan de Eerste Kamer. De 590 Statenleden, die in de onder scheidene Provinciën in de eerste helft van April gekozen worden, zullen straks de leden van de Eerste Kamer hebben aan te wijzen. Door de stemmen voor de Provinciale Staten, beslissen we tevens over de sa menstelling van de Eerste Kamer. Over de beteekenis van dit College be staat nogal verschil van opvatting. Sommigen zouden de positie van ons Hoogerhuis gaarne versterkt zien, in dien zin, dat de leden evenals die van de Tweede Kamer het recht van amende ment kregen. Anderen daarentegen zouden niets lie ver zien, dan dat de Eerste Kamer die men als een sta-in-den-weg beschouwt, per eerste gelegenheid werd afgeschaft. Wij gaan op dit vraagstuk thans niet in. De Eerste Kamer bestaat nu eenmaal en zij zal voorloopig ook wel blijven be staan. j/ Van veel meer belang dan de vraag of die Kamer al of niet moet verdwijnen is op dit oogenblik de vraag hoe het Chris telijk volksdeel en in 't bijzonder de anti revolutionaire partij in dit deel van de Staten-Generaal vertegenwoordigd kan worden. *-' h - ~- Op dit oogenblik is die vertegenwoor- 'i-ing niet behoorlijk geregeld. -oor de verdeeldheid van do linksche i tijen die het onderling niet eens kon- •1 worden hebben we het merkwaardige '•schijnsel gekregen dat er van de 50 n 42 tot de rechtsche partijen behoo- H'"l. Dat is niet in orde. Er is een tijd geweest en die tijd ligt nog niet zoo heel ver achter ons, dat de liberalen in het Hoogerhuis ver in de meerderheid waren. En men achtte het ondenkbaar dat dit anders zou worden. Maar de tijden zijn ook in dit opzicht veranderd. Met de liberale overlieersching is hot Mr. Harmen Smeenge, is 'nog alleen overgebleven. Het liberalisme heeft naar het profe tische woord yan Dr. Kuyper op de Drentsche hei zijn roemloos einde gevon den. -«c—-H-- Maar nu moeten we voorzichtig zijn en oppassen dat de roem ons niet naar het hoofd slaat. Ook voor de Eerste Kamer zal het evenredig kiesrecht worden ingevoerd. De tijd is voorbij, dat de partijen die de helft plus een der zetels in de Provin ciale Staten bezetten het in hun macht hebben alle leden van de Eerste Kamer aan te wijzen. Aan de onevenredigheid in de vertegen woordiging wordt een einde gemaakt. Daarover behoeven we niet te treuren. Schijnoverwinningen als het vorig jaar bij de verkiezing van Senatoren behaald verden, hebben al bitter weinig beteeke nis. Maar we moeten toch ook niet te ge makkelijk over deze zaak heenloopen. Volgens de tegenwoordige samenstel-: ling van de Statèncolleges, zal bij invoe ring van de Evenredige Vertegenwoordi ging in de - Eerste Kamer de verhouding worden 28 leden rechts, tegen 22 leden aan do linkerzijde. En van die 28 rechtsche leden zullen 15 tot de Roomsch-Katholieke staatspartij belmoren, zoodat de Protestantsch Chris telijke partijen niet meer dan 13 zeiels vctels bezetten. Dat beteekent dus een belangrijke ach teruitgang. En daarbij komt dan nog, dat de laat ste statenverkiezing mede tengevolge van de door Mr. Troelstra georganiseerde re- vol utie-operette, voor de rechtsche par tijen een zeer gunstig verloop had. Met name voor de A. R. partij is er dus zeer veel kans op verlies. De het vorig jaar gehouden verkiezin gen hebben dat, althans wat deze omge ving betreft, duidelijk aangetoond. Gaan we in die richting door dan is het met de rechtsche meerderheid in ons Hoogerhuis gedaan. Pan krijgen we in de Eerste Kamer een linkscbe meerderheid, waarin de S. D. A. P. als verreweg de sterkste fractie, den toon aangeeft. Twee dingen zijn dus duidelijk. In de eerste plaats, dat we onder on gunstige omstandigheden den strijd tege-i moet gaan. Wij weten vooruit, dat we, hoe ook de uitslag zal zijn. een aantal Eerste Ka mer-zetels zullen verliezen. Dat werkt niet opwekkend. Het is de hoop op overwinning die do krachten staalt en de strijders bezielt. De stellige wetenschap dat we moeten retireeren kan den moed benomen en tot een zekere onverschilligheid aanleiding geven. Als er zelfs nvt de minste kans is om te avanceeren, zou het zeer verklaarbaar zijn als er een geest van moedeloosheid door de rijen der strijders ging en dat deze en gene zich met een ,,'t geeft toch niet," terugtrok. Daartegen moet gewaakt, door er den nadruk op te leggen, dat wo thans leven ver boven onze werkelijke kracht en dat de sterke rechtsche meerderheid in de Eerste Kamer uitsluitend aan bijkomsti ge oorzaken moet worden toegeschreven. Voor wie nadenkt is dus eveneens dui delijk, dat we niet minder dan bij vorige verkiezingen onze uiterste krachten zul len hebben in te spannen. Daaromtrent bestaat in sommige krin gen ecnig misverstand. Voorheen kon ééne stem van beslissen de beteekenis zijn. Een luttel aantal- stemmen kon oorzaak zijn, dat een bepaalde candidaat niet werd gekozen, dat de meerderheid in het Statencollege werd omgezet, dat de recht sche Gedeputeerden door heeren van links vervangen werden en dal tien Eerste Kamerzetels voor rechts verloren gingen. Dat was een sterke prikkel. Een ieder moest wel komen onder den indruk dat er van zijn stem zoo heel veel kon afhangen. Dat gaf geestdrift en bezieling. Het vuurde aan tot de alleruiterste krachtsinspanning. En het was mede daaraan te danken, dat soms zoo heerlijke resultaten werden bereikt. «--=>- H Door de invoering van het evenredig kiesrecht is hierin eenige verandering ge komen. Maar dit neemt niet weg, dat ook nu eene stem nog grooten invloed kan heb ben. Eóne stem kan oorzaak zijn, dat een Statenzetel verloren gaat. Het verliezen van die eene zetel kan be- teekenen, dat de meerderheid in de Sta ten verplaatst wordt, en dat meerdere ze tels van Gedeputeerden wankelen. Het verliezen van één zetel, heteekent het verliezen van een kiezer voor de Eer ste Kamer, en kan beteekenen, dat voor die Kamer een man van links gekozen wordt, inplaats van een anti-revolutio nair. Het verliezen van die eene Kamer zetel, kan tengevolge hebben, dat links de meerderheid verkrijgt. Het verliés van ééne stem kan dus een bijna niet te berekenen verlies beteeke nen. Wê behoeven er niet verder over te spreken. Ieder gevoelt, dat de komende verkie zingen van zeer groot gewicht zijn en dat een groote verantwoordelijkheid op zich laadt, wie zijn vaandel ontrouw wordt, of verslapt in den strijd. Dit alles betreft echter slechts de uit komst. En dat is nog niet het voornaamste. Het is volstrekt niet onmogelijk, dat we ook bij de uiterste krachtsinspanning, toch den strijd verliezen.* Wij hebben de uitkomst niet in onzo hand. God regeert, ook op staalkundig gebied. Maar evengoed als dit vaststaat, staat ook onomstoolelijk vast, dat wij voor wat wij doen of niet doen, verantwoordelijk zijn. Het is niet bij geval, dat wij het stem biljet ontvingen. Wij hebben ook in dezen arbeid God te dienen. Niets anders te zijn dan goede in strumenten. Als we zoo den komenden stembusstrijd bezien, dan zal er bij ons geen sprake zijn van onverschilligheid, of zelfs van onlust, maar zullen we in gehoorzaam heid aan God onzen duren plicht vervul len. V tforj slechts vijf weken. Nog slechts ruim vijf weken of 38 da gen scheiden ons van de stemming voor de Provinciale Staten. In 38 dagen kan heel wat gedaan wor den. Maar 't is toch ook een bijna beang stigend korte tijd. Om te beginnen vallen zes Zondagen af De Zaterdagen zijn weinig geschikt voor den propagandistischen arbeid. Dat zijn er al 12 van de 38. Maar wie in het vereenigingsleven thuis is, die weet zeer goed, dat er van de overige dagen ook heel wat afvallen. Laten we aannemen, dat het de helft is. Dan blijven er, in het allergunstigst ge val, nog slechts dertien avon den over voor het verkiezingswerk. In die 13 dagen moeten dan misschien de geldmiddelen voorelkaar worden ge bracht, propagandisten worden gezocht, de propaganda-arbeid verdeeld enz. Met gevoelt dus, dat er aange pakt zal moeten worden. Hoe staat het daarmee in onze omge ving? t Zijn de besturen paraat? i - Is liet veldtochtplan in orde? Zijn de kiezerslijsten bijgewerkt en voor liet gebruik gereed? Misschien niet. Maar dan mag ook geen dag meer on gebruikt voorbij gaan. Dan mag geen oogenblik langer ge wacht. 't Is n u de tijd om te werken en alle krachten in te spannen. STADSNIEUWS Chr. Letterkundige Kring. De laatste „gewone vergadering" in het kringjaar, dat met de eind dezer maand te houden jaarvergadering wordt afgeslo ten, was gekenmerkt door mï9t dan ge wone belangstelling. In meer dan één op zicht. Niet alleen was het gros der leden op het appèl (één was mèt kennisgeving wegens „ambtsbezigheden" verhinderd), maar reeds bij den aanvang der samen komst ontmoetten wo weer diverse vreemde gezichten", terwijl nadat even later de „zustcrschaar" uit 't Academisch Ziekenhuis was komen opdagen, ds. Tho mas genoegen nam met den Jaalsten nog onbezetten stoel op den tweeden rang. Maar niet alleen was deze vergadering belangrijk, wat de opkomst betreft, maar niet minder om bet Tijk voorziene en ge*-- hcel afgewerkte agendum. Méj. C. van Dorp gaf het praeludium door de lecture van het fijn gevoelde schetsje „Immetje" uit liet mooio boekje van Mevrouw Coben-Do Vries: „Kindoren uit m'n klas", waarin volgens het oordeel van één der recensenten het kinderleven wordt gezien „door den goud- blauwen nevel der liefde." De inleiding van dezen avond bracht ons in een geheel andere sfeer, waarin niet de liefde haar blanke vleugelen uit breidt, maar strenge plichtsbetrachting de zwaarste offers eischt. Onzo actieve Voorzitter, de heer A. B. Mulder toch had hot stoute stuk aan gedurfd, ons in te leiden in Ibsen's mach tig drama: „Brand", waartoe de be handeling van dit werk op den studie kring onder de voortreffelijke leiding van den heer Van Ham hem had geïnspireerd. En we gelooven niet te overdrijven, als we zeggen, dat hij zijn- niet gemakkelijke taak „cuin lau,de" heeft verricht. Na een stil verwijt aan de andere „schuilende krachten" en een noodig (en overbodig) beroep op de clementie dor „toehoorders" vangt Spr. aan met zijn beschouwing in extenso van dit drama tisch gedicht in rijf bedrijven, volgens Spr. door den onlangs ontslapen Prof. Is. van Dijk genoemd „liet drama van het etisch wee der menschheid". Eerst een korte beschouwing van Ib sen's kunst: geen muziek, om van het blad te spelen; dan, naast een overzicht in vogelvlucht van zijn drama's, dc typee ring van de voornaamste drie: De Come- die der Liefde, Brand en Peer Gynt, die den overgang vormen van liet historisch- romantisch naar het realistisch drama on alle drie uitgaan van de gemeenschappe lijke grondgedachte: „Wat wordt er van het ideaal in een maatschappij van halve monschen?" Komende tot de nadere bespreking van liet middelste van dit trio, geeft Spr. eerst de aanleiding lot het schrijven van dit grootsche gedicht. Overdacht in de stilte van het landelijk leven van ItaliTt, voltooid in Rome in 1865, geschreven in de stemming van één. die bitter was te leurgesteld in zijn volk, dat het broeder volk, de Denen, alleen liet staan in den strijd tegen de Pruisische overmacht (1864). Ihsen teekent nu in den hoofdpersoon, Brand, den idealist, die leeft en sterft voor zijn ideaal te midden van zijn volk, dat gehukt gaat onder liet slaafsche juk van conventie en schijn-Chrislendom. Brand, de man uit" één stuk (een brok graniet, zegt Spr.), die gedreven door den „categorischen iipperatief" van den plicht in zijn vaandel schrijft en realiseert in de praktijk van zijn leven: Alles of niets! We volgen, hem op zijn tocht door liet hooggebergte. trotseerend de dreigende lawine's, strijdend tegen de laksheid van den boer, die voor zijn stervende doch Ier alles veil heeft, behalve zijn lo ven, tegen de lichtzinnigheid, ver persoonlijkt in Ejnar, een jeugdvriend, die wel een beetje wil gelooven, maar zich overigens vermaakt met scherts en lach en spel, tegen de dwaling „wild en verregaand, dat zij het kwade goed haast waant." We volgen hem in het tweede bedrijf op zijn levensgevaarlijken boottocht door noodweer, donderslag en storm, om een menschenleven te redden en we bewonde ren tegenover de slapheid der omstan ders en hun „baljuw" (^Ilc doe waarach tig ook mijn plicht, maar altijdbin nen mijn district") zijn moedsbetoon en wilskracht en de kordate keus van Agnes, die zijn zijde kiest. Maar we hoor en ook de belijdenis van Brand's „voos idealis me" tegenover de mannen, die hem na zijn heldendaad komen vragen, hun lee- raar te worden („Wie tobt zich af in daaglijksch zwoegen, waar 't licht eens Zieners in hem gloort?"), waarvan hij straks wordt bekeerd na de ontroerende ontmoeting met zijn moeder. („Slovend dagwerk, daagse he plicht wordt tot Zon- dagswerk geadeld.") Hij blijft trouw aan zijn ideaal, zelfs tegenover zijn stervende moeder, dio ver kleefd aan haar geld, slechts een deel, eerst de helft, straks negen-tiende maar niet alles wil offeren voor de kerk en daarom volgens Brand geen verzoenend woord waardig is. („Ga, zeg de zieke, wat 'k gebood: voor haar wijd ik noch wijn noch brood!"). Trouw aan zijn ideaal ook tegenover zijn kind, dat hij zielslief heeft Het kind verkwijnt door gebrek aan zonlicht, de geneesheer schrijft voor als liet reddend medicijn: vertrek, dan is uw kind gered. De strijd is bang, maar de „dienaar Gods" wint het over den „vader" en hij offert zijn Alf en Agnes geeft zich ook gewonnen. Zij kiest mèt Brand te blijven en het kind omhoog heffend klinkt de duistere victorie-kreet: „God, dit offer, dat gij eischt, Hef ik trotsch ten hemel op! Leid mij nu door 's levens nacht. En Brand, in tranen uitbarstend: „Jezus, Jezus, geef mij licht! Ontroerend schoon is de samenspraak tusschen Brand en Agnes op den Kerst avond in de pastorie nu Alf's dood en de bodelende Zfgètmerrn, wie Agnes op Brand's bevel maar 1en slotte toch „van harte" alles geeft, wat eens van haar lie veling was. Maar in den hangen levens strijd gaat ook Agnes onder en Brand blijft alleen over. Het vijfde of laatste bedrijf beschrijft naar aanleiding van de opening dor nieu we kerk meesterlijk den grooten strijd tusschen het individualisme en de con ventie, tusschen den eenling (Brand) als drager van de cultuur en dè massa. De menigte, die eerst hosianna's jubelt ein digt met de steeniging van haar voorgan ger. Dan het machtige slot: Brand, gestec- nigd door de menigte, slaat in de kerk van het ideaal. Gerd, een half-waanzin- nig meisje, het kind van den verstooten eersten man van Brand's moeder en een zwervende Zigeunerin, de personificatie van de erfzonde, treedt hem in den weg. Zij heeft een buks in de hand, om den havik, den geest der halfheid, te schieten. Op groote zwarte wieken scheert hij over de vlakte van het omneveld hoog land. Gerd wil hem na, wil hem raken. „Op hem heeft geen wapen vat", zegt Brand, En nu gevoelt hij, dat zijn idea lisme hem in den steek laat en belijdt hij zijn omkeering: „Nu, van dit uur zal mijn leven Warm en rijk het zonlicht zoeken - De ijskorst smelt Nu kan ik schreien, Kan ik knielen, kan ik bidden." Maar het is te laat. Eon lawine stort omlaag. Brand rich krommend onder de neerstortende lawine, boelend de zonden van 't voorgeslacht roept: „Aantwoord, God, in 't uur des doods! Heeft geen greintje waarde dan Van den wil liet quantum satis..? Een stem klinkt door den rommelenden donder heen: Hij is Deus caritatis! (God is een God van liefde.) J Dit wondere slot, waarover voel mee- meeningsverschil hij de „uitleggers" ba- staat, is volgens Spr. de bekroning van het stuk. Braud heeft even te voren zijn gebrek aan liefde bekend en hoort nu bij het zinken in den afgrond de Goddelijke bezegeling van zijn berouw, de stem dor verzoening: Hij is Deus caritatis! Er is, zegt Spr. een leegte in „Brand". Al is het conflict relegieus, hot religieuze is bijzaak, de teekening van de trouw aan het ideaal tot het bittere einde hoofd zaak. Daarom hoe schoon ook in vele opzich ten do inhoud en hoe verheven het gc- "nie, dit drama van Ibsen is troosteloos, want het werk mist, wat Jacqueline v. d. [Waals zoo eenvoudig ringt: Klinkt daar, Vader in mijn zangen Geen verlangen Naar Uw aangezicht? Min ik meer het effen duister Dan den luister Van Uw eeuwig licht? Houd tot U mijn lichlschin Ongelogen, Zin, die on gedoofd, oogen Mij de aarde en hemel beide Zou verblijden, Zoo ik beter had geloofd. Een klein „intermezzo" na de pauzo^ met haar muziek, zang, thee en conversa- i tie werd benut door mej. A r k e m a door de voorlezing van enkele versjes en een stukje poëtisch-proza van de „moderne1 dichteres" Tonny de Ridder. Het was een vruchtbare avond. Een drietal nieuwe leden werden gewon non f van in en buiten de stad, terwijl ds. Tho mas zich liet inschrijven als donateur.1 Een voorbeeld dat navolging verdient,* waartoe we beschoidenlijk do lezers van, dit blad opwekken. S. M. '4 De Scciaal-Ethische roepinj der Kerk. Op uitnoodiging van dc afd. Leiden van van de Herv. broederschap trad gister- avond alhier op Dr. G. H. Wagenaar; uit Rotterdam. Als uitgangspunt koos spr. daarbij Je- i remia 3:22 en 23, waarin wo de waar schuwing beluisteren die de profeet tot het verbondsvolk richt, wanneer dit in benauwdheid verkeerende, hulp verwacht van aardsche machten inplaats van den Levenden God. Spr. vergelijkt dan de omstandigheden van toen en nu. Ook nu zien wij velen zich buigen voor afgoden. Eencrzijds is het het imperialis tisch kapitalisme, dat vast geloo- vende in zijn geweldenaars-tactiek, even vast als men vroeger geloofde in do Voorzienigheid, alle zedelijke overwegin gen en gevoelsovertnigingen doet wijken voor het geweld, wanneer het nationaal belang zulks eischt. Het is deze booze uliliteilsleer in dienst van het staatsalverraogen die het recht, heeft verkracht en die het gevoel van rechtszekerheid, waardoor Europa eeuwenlang ij gedragen, heeft doen plaats maken voor een beangstigende on- zekerheid, waardoor de kleinere volken met groote l>ezorgdheid den toekomst in- zien, nu zij zich niet meer naar eigen aard en overtuiging kunnen uitleven in - de groote cultuurwereld. Nog een andere afgod is het re v o I u- tionair socialisme, hetwelk be-\ houdens enkelen in liaar miden, die langs den weg van orde en rust tot verbetering 'y wenschen te komen, aanstuurt op princi- picele omkeering van liet bestaande. Evenals het imperialisme werkt ook dit louter met theorieën van het geweld, en is dus in principe hetzelfde. Zoo er ooit, zegt spr., met het woord vrijheid is gegekscheerd, is het wol in da kringen van hen die de vrijheid voor zich opcischen, en die van anderen met voeten. treden. 'k Na nog nader te hebben gewezen op het lage karakter van den strijd tegen het 'i recht in 't algemeen, stelt spr. de vraag, wat de houding van Christus' Kerk ten dezen moot zijn. Eenerzijds is het berusting, dat is een j 4 gevoel van groote veiligheid, wat we noo- 1 dig hebben, maar andererzijds zijn wo ook tot getuigen geroepen, en hebben wij j t geen recht iets te verwachten, wanneer wij niet doen, wat onze hand vindt om te doen. Wij hebben aan de hand van onze be- lijdenis de afgoden te onderkennen en te- gen hen te profeteeren in den toon van den 72sten Psalm: „Hij zal nooddrufti-l gen bevrijden, v erbr ij z'l e n wie v e r- druk t", want God staat aan de zij do der verdrukten. Wij verzetten ons tegen de dictatuur, van het proletariaat, die een beroep doeti op de laagste instincten van den mensch,} in het socialisme een carricatuur maken- de van het Koninkrijk der Hemelen. Het woord „reactie" heeft onder ons, een boozen klank, maar toch ligt er een element van waarheid in. Immers reactie beteekent inkeer, en* daardoor terugkeer naar de verlaten steunpunten. Reactie beteekent immers gcon tcrugkce- ren tot oude toestanden, zooals velen schijnen to denken. De wijze waarop echter in de laatste jaren „bet sociaal voelen" tot uiting.* kwam, en de resultaten daarvan, hebben» ook geleid tot de vraag: zijn wij wel op; den goeden weg? We zijn eigenlijk verlegen met dit soort! democratie. Het wordt steeds moeilijker om t? rc-^ i geeren doordat het gezag zoek is, waaruit i tevens volgt dat degenen die nog verant-f woordelijklieidsgevoel bezitten, het gezagL zoover mogelijk op anderen trachten to[ schuiven. Het gezag is zoo geheel op zich r j zelf aangewezen, zonder den steun van V liet geloof. V A Sociale verbeteringen van hoogerhandi zijn heel goed: de 8-urige werkdag en do i arbeïdsverzekering; als goede Christenen. hebben wij ze van harte toegejuicht^** maar het kan niet ontkend, dat er in do practijk weer groote schaduwzijden aan*k zijn verbonden, daar men den arbeid thans veelal beschouwt als slavernij, als iets wat op den measeh drukt. Daartegenover staat een andere opvat-, ting dio in den arbeid zelf vreugde schept. De arbeid is goc l bes houwd, iets

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 1