Dagblad voor Leiden en Omstreken.
NIEUWE LHDSCH
AB0NNESIIES3TSP&IJS
In Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaal f2.50
Pc;- week .7'.1f 0.19
co per post per kwartaal f2.90
3 tlelAARGANG. - ZATERDAG 3 MAART 1923 - Mo. 885
Bureau: Hooigracht 35 - Leiden - Tel. Int. 1278 - Postrekening 50030
ADVERTEfeiTIE-Pril.13
Gewone advertenticn per regel 2214 cent,
Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarief.
- JBij contract, belangrijke reductie.
v. Kleins adverter.tiën bij vooruitbeta
ling van ten hoogste 30 woorden, worden
tlageliiks rmlaatsfc ad SO cent.
nummer bestaat ui* twee
iiiaiien.
Staten en Eerste Kamer.
De verkiezing van leden der Provin
ciale Staten, is zooals we een vorig maal
zagen van groote beteekenis in de eer
ste plaats voor het gewestelijk be
stuur, in verband met de taak die dc
Staten ten opzichte van de Provincie
hebben te vervullen.
Maar niet minder is dit het geval als
we denken aan de Eerste Kamer.
De 590 Statenleden, die in de onder
scheidene Provinciën in de eerste helft
van April gekozen worden, zullen straks
de leden van de Eerste Kamer hebben
aan te wijzen.
Door de stemmen voor de Provinciale
Staten, beslissen we tevens over de sa
menstelling van de Eerste Kamer.
Over de beteekenis van dit College be
staat nogal verschil van opvatting.
Sommigen zouden de positie van ons
Hoogerhuis gaarne versterkt zien, in
dien zin, dat de leden evenals die van de
Tweede Kamer het recht van amende
ment kregen.
Anderen daarentegen zouden niets lie
ver zien, dan dat de Eerste Kamer die
men als een sta-in-den-weg beschouwt,
per eerste gelegenheid werd afgeschaft.
Wij gaan op dit vraagstuk thans
niet in.
De Eerste Kamer bestaat nu eenmaal
en zij zal voorloopig ook wel blijven be
staan. j/
Van veel meer belang dan de vraag of
die Kamer al of niet moet verdwijnen is
op dit oogenblik de vraag hoe het Chris
telijk volksdeel en in 't bijzonder de anti
revolutionaire partij in dit deel van de
Staten-Generaal vertegenwoordigd kan
worden. *-' h - ~-
Op dit oogenblik is die vertegenwoor-
'i-ing niet behoorlijk geregeld.
-oor de verdeeldheid van do linksche
i tijen die het onderling niet eens kon-
•1 worden hebben we het merkwaardige
'•schijnsel gekregen dat er van de 50
n 42 tot de rechtsche partijen behoo-
H'"l.
Dat is niet in orde.
Er is een tijd geweest en die tijd ligt
nog niet zoo heel ver achter ons, dat de
liberalen in het Hoogerhuis ver in de
meerderheid waren.
En men achtte het ondenkbaar dat dit
anders zou worden.
Maar de tijden zijn ook in dit opzicht
veranderd.
Met de liberale overlieersching is hot
Mr. Harmen Smeenge, is 'nog alleen
overgebleven.
Het liberalisme heeft naar het profe
tische woord yan Dr. Kuyper op de
Drentsche hei zijn roemloos einde gevon
den. -«c—-H--
Maar nu moeten we voorzichtig zijn
en oppassen dat de roem ons niet naar
het hoofd slaat.
Ook voor de Eerste Kamer zal het
evenredig kiesrecht worden ingevoerd.
De tijd is voorbij, dat de partijen die
de helft plus een der zetels in de Provin
ciale Staten bezetten het in hun macht
hebben alle leden van de Eerste Kamer
aan te wijzen.
Aan de onevenredigheid in de vertegen
woordiging wordt een einde gemaakt.
Daarover behoeven we niet te treuren.
Schijnoverwinningen als het vorig jaar
bij de verkiezing van Senatoren behaald
verden, hebben al bitter weinig beteeke
nis.
Maar we moeten toch ook niet te ge
makkelijk over deze zaak heenloopen.
Volgens de tegenwoordige samenstel-:
ling van de Statèncolleges, zal bij invoe
ring van de Evenredige Vertegenwoordi
ging in de - Eerste Kamer de verhouding
worden 28 leden rechts, tegen 22 leden
aan do linkerzijde.
En van die 28 rechtsche leden zullen 15
tot de Roomsch-Katholieke staatspartij
belmoren, zoodat de Protestantsch Chris
telijke partijen niet meer dan 13 zeiels
vctels bezetten.
Dat beteekent dus een belangrijke ach
teruitgang.
En daarbij komt dan nog, dat de laat
ste statenverkiezing mede tengevolge van
de door Mr. Troelstra georganiseerde re-
vol utie-operette, voor de rechtsche par
tijen een zeer gunstig verloop had.
Met name voor de A. R. partij is er
dus zeer veel kans op verlies.
De het vorig jaar gehouden verkiezin
gen hebben dat, althans wat deze omge
ving betreft, duidelijk aangetoond.
Gaan we in die richting door dan is
het met de rechtsche meerderheid in ons
Hoogerhuis gedaan.
Pan krijgen we in de Eerste Kamer
een linkscbe meerderheid, waarin de S.
D. A. P. als verreweg de sterkste fractie,
den toon aangeeft.
Twee dingen zijn dus duidelijk.
In de eerste plaats, dat we onder on
gunstige omstandigheden den strijd tege-i
moet gaan.
Wij weten vooruit, dat we, hoe ook de
uitslag zal zijn. een aantal Eerste Ka
mer-zetels zullen verliezen.
Dat werkt niet opwekkend.
Het is de hoop op overwinning die do
krachten staalt en de strijders bezielt.
De stellige wetenschap dat we moeten
retireeren kan den moed benomen en tot
een zekere onverschilligheid aanleiding
geven.
Als er zelfs nvt de minste kans is om
te avanceeren, zou het zeer verklaarbaar
zijn als er een geest van moedeloosheid
door de rijen der strijders ging en dat
deze en gene zich met een ,,'t geeft toch
niet," terugtrok.
Daartegen moet gewaakt, door er den
nadruk op te leggen, dat wo thans leven
ver boven onze werkelijke kracht en dat
de sterke rechtsche meerderheid in de
Eerste Kamer uitsluitend aan bijkomsti
ge oorzaken moet worden toegeschreven.
Voor wie nadenkt is dus eveneens dui
delijk, dat we niet minder dan bij vorige
verkiezingen onze uiterste krachten zul
len hebben in te spannen.
Daaromtrent bestaat in sommige krin
gen ecnig misverstand.
Voorheen kon ééne stem van beslissen
de beteekenis zijn.
Een luttel aantal- stemmen kon oorzaak
zijn, dat een bepaalde candidaat niet
werd gekozen, dat de meerderheid in het
Statencollege werd omgezet, dat de recht
sche Gedeputeerden door heeren van links
vervangen werden en dal tien Eerste
Kamerzetels voor rechts verloren gingen.
Dat was een sterke prikkel.
Een ieder moest wel komen onder den
indruk dat er van zijn stem zoo heel
veel kon afhangen.
Dat gaf geestdrift en bezieling.
Het vuurde aan tot de alleruiterste
krachtsinspanning.
En het was mede daaraan te danken,
dat soms zoo heerlijke resultaten werden
bereikt. «--=>- H
Door de invoering van het evenredig
kiesrecht is hierin eenige verandering ge
komen.
Maar dit neemt niet weg, dat ook nu
eene stem nog grooten invloed kan heb
ben.
Eóne stem kan oorzaak zijn, dat een
Statenzetel verloren gaat.
Het verliezen van die eene zetel kan be-
teekenen, dat de meerderheid in de Sta
ten verplaatst wordt, en dat meerdere ze
tels van Gedeputeerden wankelen.
Het verliezen van één zetel, heteekent
het verliezen van een kiezer voor de Eer
ste Kamer, en kan beteekenen, dat voor
die Kamer een man van links gekozen
wordt, inplaats van een anti-revolutio
nair.
Het verliezen van die eene Kamer
zetel, kan tengevolge hebben, dat links
de meerderheid verkrijgt.
Het verliés van ééne stem kan dus een
bijna niet te berekenen verlies beteeke
nen.
Wê behoeven er niet verder over te
spreken.
Ieder gevoelt, dat de komende verkie
zingen van zeer groot gewicht zijn en dat
een groote verantwoordelijkheid op zich
laadt, wie zijn vaandel ontrouw wordt, of
verslapt in den strijd.
Dit alles betreft echter slechts de uit
komst.
En dat is nog niet het voornaamste.
Het is volstrekt niet onmogelijk, dat we
ook bij de uiterste krachtsinspanning,
toch den strijd verliezen.*
Wij hebben de uitkomst niet in onzo
hand.
God regeert, ook op staalkundig gebied.
Maar evengoed als dit vaststaat, staat
ook onomstoolelijk vast, dat wij voor wat
wij doen of niet doen, verantwoordelijk
zijn.
Het is niet bij geval, dat wij het stem
biljet ontvingen.
Wij hebben ook in dezen arbeid God
te dienen.
Niets anders te zijn dan goede in
strumenten.
Als we zoo den komenden stembusstrijd
bezien, dan zal er bij ons geen sprake
zijn van onverschilligheid, of zelfs van
onlust, maar zullen we in gehoorzaam
heid aan God onzen duren plicht vervul
len.
V tforj slechts vijf weken.
Nog slechts ruim vijf weken of 38 da
gen scheiden ons van de stemming voor
de Provinciale Staten.
In 38 dagen kan heel wat gedaan wor
den.
Maar 't is toch ook een bijna beang
stigend korte tijd.
Om te beginnen vallen zes Zondagen af
De Zaterdagen zijn weinig geschikt
voor den propagandistischen arbeid.
Dat zijn er al 12 van de 38.
Maar wie in het vereenigingsleven
thuis is, die weet zeer goed, dat er van
de overige dagen ook heel wat afvallen.
Laten we aannemen, dat het de helft is.
Dan blijven er, in het allergunstigst ge
val, nog slechts dertien avon
den over voor het verkiezingswerk.
In die 13 dagen moeten dan misschien
de geldmiddelen voorelkaar worden ge
bracht, propagandisten worden gezocht,
de propaganda-arbeid verdeeld enz.
Met gevoelt dus, dat er aange
pakt zal moeten worden.
Hoe staat het daarmee in onze omge
ving? t
Zijn de besturen paraat? i -
Is liet veldtochtplan in orde?
Zijn de kiezerslijsten bijgewerkt en voor
liet gebruik gereed?
Misschien niet.
Maar dan mag ook geen dag meer on
gebruikt voorbij gaan.
Dan mag geen oogenblik langer ge
wacht.
't Is n u de tijd om te werken en alle
krachten in te spannen.
STADSNIEUWS
Chr. Letterkundige Kring.
De laatste „gewone vergadering" in het
kringjaar, dat met de eind dezer maand
te houden jaarvergadering wordt afgeslo
ten, was gekenmerkt door mï9t dan ge
wone belangstelling. In meer dan één op
zicht. Niet alleen was het gros der leden
op het appèl (één was mèt kennisgeving
wegens „ambtsbezigheden" verhinderd),
maar reeds bij den aanvang der samen
komst ontmoetten wo weer diverse
vreemde gezichten", terwijl nadat even
later de „zustcrschaar" uit 't Academisch
Ziekenhuis was komen opdagen, ds. Tho
mas genoegen nam met den Jaalsten nog
onbezetten stoel op den tweeden rang.
Maar niet alleen was deze vergadering
belangrijk, wat de opkomst betreft, maar
niet minder om bet Tijk voorziene en ge*--
hcel afgewerkte agendum.
Méj. C. van Dorp gaf het praeludium
door de lecture van het fijn gevoelde
schetsje „Immetje" uit liet mooio
boekje van Mevrouw Coben-Do Vries:
„Kindoren uit m'n klas", waarin volgens
het oordeel van één der recensenten het
kinderleven wordt gezien „door den goud-
blauwen nevel der liefde."
De inleiding van dezen avond bracht
ons in een geheel andere sfeer, waarin
niet de liefde haar blanke vleugelen uit
breidt, maar strenge plichtsbetrachting
de zwaarste offers eischt.
Onzo actieve Voorzitter, de heer A. B.
Mulder toch had hot stoute stuk aan
gedurfd, ons in te leiden in Ibsen's mach
tig drama: „Brand", waartoe de be
handeling van dit werk op den studie
kring onder de voortreffelijke leiding van
den heer Van Ham hem had geïnspireerd.
En we gelooven niet te overdrijven, als
we zeggen, dat hij zijn- niet gemakkelijke
taak „cuin lau,de" heeft verricht.
Na een stil verwijt aan de andere
„schuilende krachten" en een noodig (en
overbodig) beroep op de clementie dor
„toehoorders" vangt Spr. aan met zijn
beschouwing in extenso van dit drama
tisch gedicht in rijf bedrijven, volgens
Spr. door den onlangs ontslapen Prof. Is.
van Dijk genoemd „liet drama van het
etisch wee der menschheid".
Eerst een korte beschouwing van Ib
sen's kunst: geen muziek, om van het
blad te spelen; dan, naast een overzicht
in vogelvlucht van zijn drama's, dc typee
ring van de voornaamste drie: De Come-
die der Liefde, Brand en Peer Gynt, die
den overgang vormen van liet historisch-
romantisch naar het realistisch drama on
alle drie uitgaan van de gemeenschappe
lijke grondgedachte: „Wat wordt er van
het ideaal in een maatschappij van halve
monschen?"
Komende tot de nadere bespreking van
liet middelste van dit trio, geeft Spr.
eerst de aanleiding lot het schrijven van
dit grootsche gedicht. Overdacht in de
stilte van het landelijk leven van ItaliTt,
voltooid in Rome in 1865, geschreven in
de stemming van één. die bitter was te
leurgesteld in zijn volk, dat het broeder
volk, de Denen, alleen liet staan in den
strijd tegen de Pruisische overmacht
(1864).
Ihsen teekent nu in den hoofdpersoon,
Brand, den idealist, die leeft en sterft
voor zijn ideaal te midden van zijn volk,
dat gehukt gaat onder liet slaafsche juk
van conventie en schijn-Chrislendom.
Brand, de man uit" één stuk (een brok
graniet, zegt Spr.), die gedreven door den
„categorischen iipperatief" van den plicht
in zijn vaandel schrijft en realiseert in
de praktijk van zijn leven: Alles of
niets!
We volgen, hem op zijn tocht door liet
hooggebergte. trotseerend de dreigende
lawine's, strijdend tegen de laksheid
van den boer, die voor zijn stervende
doch Ier alles veil heeft, behalve zijn lo
ven, tegen de lichtzinnigheid, ver
persoonlijkt in Ejnar, een jeugdvriend,
die wel een beetje wil gelooven, maar
zich overigens vermaakt met scherts en
lach en spel, tegen de dwaling „wild
en verregaand, dat zij het kwade goed
haast waant."
We volgen hem in het tweede bedrijf
op zijn levensgevaarlijken boottocht door
noodweer, donderslag en storm, om een
menschenleven te redden en we bewonde
ren tegenover de slapheid der omstan
ders en hun „baljuw" (^Ilc doe waarach
tig ook mijn plicht, maar altijdbin
nen mijn district") zijn moedsbetoon en
wilskracht en de kordate keus van Agnes,
die zijn zijde kiest. Maar we hoor en ook
de belijdenis van Brand's „voos idealis
me" tegenover de mannen, die hem na
zijn heldendaad komen vragen, hun lee-
raar te worden („Wie tobt zich af in
daaglijksch zwoegen, waar 't licht eens
Zieners in hem gloort?"), waarvan hij
straks wordt bekeerd na de ontroerende
ontmoeting met zijn moeder. („Slovend
dagwerk, daagse he plicht wordt tot Zon-
dagswerk geadeld.")
Hij blijft trouw aan zijn ideaal, zelfs
tegenover zijn stervende moeder, dio ver
kleefd aan haar geld, slechts een deel,
eerst de helft, straks negen-tiende maar
niet alles wil offeren voor de kerk en
daarom volgens Brand geen verzoenend
woord waardig is. („Ga, zeg de zieke,
wat 'k gebood: voor haar wijd ik noch
wijn noch brood!").
Trouw aan zijn ideaal ook tegenover
zijn kind, dat hij zielslief heeft Het kind
verkwijnt door gebrek aan zonlicht, de
geneesheer schrijft voor als liet reddend
medicijn: vertrek, dan is uw kind gered.
De strijd is bang, maar de „dienaar
Gods" wint het over den „vader" en hij
offert zijn Alf en Agnes geeft zich ook
gewonnen. Zij kiest mèt Brand te blijven
en het kind omhoog heffend klinkt de
duistere victorie-kreet:
„God, dit offer, dat gij eischt,
Hef ik trotsch ten hemel op!
Leid mij nu door 's levens nacht.
En Brand, in tranen uitbarstend:
„Jezus, Jezus, geef mij licht!
Ontroerend schoon is de samenspraak
tusschen Brand en Agnes op den Kerst
avond in de pastorie nu Alf's dood en de
bodelende Zfgètmerrn, wie Agnes op
Brand's bevel maar 1en slotte toch „van
harte" alles geeft, wat eens van haar lie
veling was. Maar in den hangen levens
strijd gaat ook Agnes onder en Brand
blijft alleen over.
Het vijfde of laatste bedrijf beschrijft
naar aanleiding van de opening dor nieu
we kerk meesterlijk den grooten strijd
tusschen het individualisme en de con
ventie, tusschen den eenling (Brand) als
drager van de cultuur en dè massa. De
menigte, die eerst hosianna's jubelt ein
digt met de steeniging van haar voorgan
ger.
Dan het machtige slot: Brand, gestec-
nigd door de menigte, slaat in de kerk
van het ideaal. Gerd, een half-waanzin-
nig meisje, het kind van den verstooten
eersten man van Brand's moeder en een
zwervende Zigeunerin, de personificatie
van de erfzonde, treedt hem in den
weg. Zij heeft een buks in de hand, om
den havik, den geest der halfheid, te
schieten. Op groote zwarte wieken scheert
hij over de vlakte van het omneveld hoog
land. Gerd wil hem na, wil hem raken.
„Op hem heeft geen wapen vat", zegt
Brand, En nu gevoelt hij, dat zijn idea
lisme hem in den steek laat en belijdt hij
zijn omkeering:
„Nu, van dit uur zal mijn leven
Warm en rijk het zonlicht zoeken -
De ijskorst smelt Nu kan ik
schreien,
Kan ik knielen, kan ik bidden."
Maar het is te laat. Eon lawine stort
omlaag. Brand rich krommend onder de
neerstortende lawine, boelend de zonden
van 't voorgeslacht roept:
„Aantwoord, God, in 't uur des doods!
Heeft geen greintje waarde dan
Van den wil liet quantum satis..?
Een stem klinkt door den rommelenden
donder heen:
Hij is Deus caritatis!
(God is een God van liefde.) J
Dit wondere slot, waarover voel mee-
meeningsverschil hij de „uitleggers" ba-
staat, is volgens Spr. de bekroning van
het stuk. Braud heeft even te voren zijn
gebrek aan liefde bekend en hoort nu bij
het zinken in den afgrond de Goddelijke
bezegeling van zijn berouw, de stem dor
verzoening: Hij is Deus caritatis!
Er is, zegt Spr. een leegte in „Brand". Al
is het conflict relegieus, hot religieuze is
bijzaak, de teekening van de trouw aan
het ideaal tot het bittere einde hoofd
zaak.
Daarom hoe schoon ook in vele opzich
ten do inhoud en hoe verheven het gc-
"nie, dit drama van Ibsen is troosteloos,
want het werk mist, wat Jacqueline v. d.
[Waals zoo eenvoudig ringt:
Klinkt daar, Vader in mijn zangen
Geen verlangen
Naar Uw aangezicht?
Min ik meer het effen duister
Dan den luister
Van Uw eeuwig licht?
Houd tot U mijn lichlschin
Ongelogen,
Zin, die on gedoofd,
oogen
Mij de aarde en hemel beide
Zou verblijden,
Zoo ik beter had geloofd.
Een klein „intermezzo" na de pauzo^
met haar muziek, zang, thee en conversa- i
tie werd benut door mej. A r k e m a door
de voorlezing van enkele versjes en een
stukje poëtisch-proza van de „moderne1
dichteres" Tonny de Ridder.
Het was een vruchtbare avond. Een
drietal nieuwe leden werden gewon non f
van in en buiten de stad, terwijl ds. Tho
mas zich liet inschrijven als donateur.1
Een voorbeeld dat navolging verdient,*
waartoe we beschoidenlijk do lezers van,
dit blad opwekken. S. M.
'4
De Scciaal-Ethische roepinj der Kerk.
Op uitnoodiging van dc afd. Leiden van
van de Herv. broederschap trad gister-
avond alhier op Dr. G. H. Wagenaar;
uit Rotterdam.
Als uitgangspunt koos spr. daarbij Je- i
remia 3:22 en 23, waarin wo de waar
schuwing beluisteren die de profeet tot
het verbondsvolk richt, wanneer dit in
benauwdheid verkeerende, hulp verwacht
van aardsche machten inplaats van den
Levenden God.
Spr. vergelijkt dan de omstandigheden
van toen en nu.
Ook nu zien wij velen zich buigen voor
afgoden.
Eencrzijds is het het imperialis
tisch kapitalisme, dat vast geloo-
vende in zijn geweldenaars-tactiek, even
vast als men vroeger geloofde in do
Voorzienigheid, alle zedelijke overwegin
gen en gevoelsovertnigingen doet wijken
voor het geweld, wanneer het nationaal
belang zulks eischt.
Het is deze booze uliliteilsleer in dienst
van het staatsalverraogen die het recht,
heeft verkracht en die het gevoel van
rechtszekerheid, waardoor Europa
eeuwenlang ij gedragen, heeft doen
plaats maken voor een beangstigende on-
zekerheid, waardoor de kleinere volken
met groote l>ezorgdheid den toekomst in-
zien, nu zij zich niet meer naar eigen
aard en overtuiging kunnen uitleven in -
de groote cultuurwereld.
Nog een andere afgod is het re v o I u-
tionair socialisme, hetwelk be-\
houdens enkelen in liaar miden, die langs
den weg van orde en rust tot verbetering 'y
wenschen te komen, aanstuurt op princi-
picele omkeering van liet bestaande.
Evenals het imperialisme werkt ook dit
louter met theorieën van het geweld, en
is dus in principe hetzelfde.
Zoo er ooit, zegt spr., met het woord
vrijheid is gegekscheerd, is het wol in da
kringen van hen die de vrijheid voor zich
opcischen, en die van anderen met voeten.
treden. 'k
Na nog nader te hebben gewezen op het
lage karakter van den strijd tegen het 'i
recht in 't algemeen, stelt spr. de vraag,
wat de houding van Christus' Kerk ten
dezen moot zijn.
Eenerzijds is het berusting, dat is een j 4
gevoel van groote veiligheid, wat we noo- 1
dig hebben, maar andererzijds zijn wo
ook tot getuigen geroepen, en hebben wij j t
geen recht iets te verwachten, wanneer
wij niet doen, wat onze hand vindt om te
doen.
Wij hebben aan de hand van onze be-
lijdenis de afgoden te onderkennen en te-
gen hen te profeteeren in den toon van
den 72sten Psalm: „Hij zal nooddrufti-l
gen bevrijden, v erbr ij z'l e n wie v e r-
druk t", want God staat aan de zij do
der verdrukten.
Wij verzetten ons tegen de dictatuur,
van het proletariaat, die een beroep doeti
op de laagste instincten van den mensch,}
in het socialisme een carricatuur maken-
de van het Koninkrijk der Hemelen.
Het woord „reactie" heeft onder ons,
een boozen klank, maar toch ligt er een
element van waarheid in.
Immers reactie beteekent inkeer, en*
daardoor terugkeer naar de verlaten
steunpunten.
Reactie beteekent immers gcon tcrugkce-
ren tot oude toestanden, zooals velen
schijnen to denken.
De wijze waarop echter in de laatste
jaren „bet sociaal voelen" tot uiting.*
kwam, en de resultaten daarvan, hebben»
ook geleid tot de vraag: zijn wij wel op;
den goeden weg?
We zijn eigenlijk verlegen met dit soort!
democratie.
Het wordt steeds moeilijker om t? rc-^ i
geeren doordat het gezag zoek is, waaruit i
tevens volgt dat degenen die nog verant-f
woordelijklieidsgevoel bezitten, het gezagL
zoover mogelijk op anderen trachten to[
schuiven. Het gezag is zoo geheel op zich r j
zelf aangewezen, zonder den steun van V
liet geloof. V A
Sociale verbeteringen van hoogerhandi
zijn heel goed: de 8-urige werkdag en do i
arbeïdsverzekering; als goede Christenen.
hebben wij ze van harte toegejuicht^**
maar het kan niet ontkend, dat er in do
practijk weer groote schaduwzijden aan*k
zijn verbonden, daar men den arbeid
thans veelal beschouwt als slavernij, als
iets wat op den measeh drukt.
Daartegenover staat een andere opvat-,
ting dio in den arbeid zelf vreugde
schept.
De arbeid is goc l bes houwd, iets