Tweede Blad Zatdfbag 17 Februari 1923 Niet veel meer spreken. Ik zal niet meer veel met u spre- jiy ken, want de overste dezer wereld komt, («i heeft aan mij niets. T Joh. 14 30. 7oo zacht en. zoo teeder kon Jezus spreken tot zijn jongeren die Hij liefheid. Hij wist dat de dood des kruises die aan Hem voltrokken zou wordoö, voor zijn jongeren niet alleen een grievende smart, maar ook een bittere teleurstelling zon zijn. Dat het inging tegen al hun ver- .wachten en hopen. Toch moeten ze de werkelijkheid weten. Het wordt hun van te voren medege deeld opdat, wanneer liet geschied zou zijn, zij gelooven mochten. Maar op zach te en lieflijke wijze wil Jezus hen daarop voorbereiden. Dies zegt Hij bij wijze Van inleiding: Ik zal niet meer veel met u spreken. De eerste dertig jaar van Zijn leven op aarde heeft Jezus in de grootste stilte ge leefd. Niemand van het grooto publiek die toen iets gemerkt of bespeurd heeft. Maar na den Doop door Johannes begon hot publieke optreden, en van toen af heeft Jezus heel het Heilige Land door gereisd, en overal in de steden en in de dorpen zijn- woord gesproken, zijn. teeke nen en wonderen verricht Do twaalf jongeren waren altoos bij Hem. Zij vormden een kleinen kring die onafgebroken om en bij Jezus was. Zij leefden met hun Heere en Meester zoo hartelijk, zoo innig mede. Er was een hand van de teederste liefde die hen aan 'Jezus, en Jezus aan hen bond. Er was slechts één die buiten het heilige van de ze liefde stond, de mensch voor wien het beter ware dat hij nooit geboren ware ge- Tot do scharen had Jezus vele woorden gesproken. Hij was heel het land doorge gaan alom predikende. Die scharen had den Hem overal gevolgd, ze hingen aan Zijn lippen en zij hielden Hem allen voor een groot profeet. Hij sprak niet als de Schriftgeleerden, maar als machtheb bende. Maar zeer in het bijzonder had Jezus gesproken tot Zijn jongeren. Hij had hen Tngeleïd in de verborgenheden van het Koninkrijk. Hij had hun alles geopen baard, wat Hij van den Vader ontvan gen had. Al hun vragen had Hij beant woord. Met Zijn jongeren heeft Christus 'Jezus o zoo vel gesproken, tijdens Zijn omwandeling op aarde. Nu zegt Hij plotseling: Ik zal niet meer veel met u spreken. Jezca zegt dit zoo, omdat Hij wist wat er in hun aller hart omging, wat er leef de in hun ziel, en Hij ze wilde voorberei den op Zijn levenseinde, zoo geheel an ders dan zij altoos gedroomd haddon. De discipelen uit de school van Johan nes den Dooper waren, vanwege de te- IcursteDing, wankelmoedig geworden, de twijfel was in hun hart gevaren, en zij hadden de vraag gesteld: zijt Gij wel de gene die komen zou, of verwachten wij eea anderen? Jezus trad zoo heel anders op dan zij het zich hadden voorgesteld, Hij beantwoordde niet aan hun verwach ting, en schonk niet de vervulling hun- Sier idealen. Vandaar die twijfelmoedige vraag. Maar ook de eigen discipelen van on zen Haland warerf voortdurend met zoo danige vragen bezig. Zij vroegen niet: zijl Gij wel de Christus dien wij verwach ten, maar zij stelden deze vraag: wan- noer zult gij nu toch eindelijk aau Israël het koninkrijk weder oprichten? Zij dron gen er zeifs naar om in dat aardsch ko ninkrijk aan de rechter- en linkerhand van kening Jezus op den troon van Da vid! in Jeruzalem to mogen zitten. De verwachting der discipelen wordt ïoo ten volle gekend uit het woord der Emmaüsgangers, dat zij spraken, toen 2ij den Heiland dood in het graf van Ari- inatbea waanden: wij hoopten dat Hij het wen», die Israël verlossen zou. Altoos hadden zij in hun droomen hun Jezus" gezien op een aardse hen troon, en zich zotveo groot in het Joodsche koninkrijk. Wel had Jezus gezegd: de Zoon des aaanschen moet veel lijden van ovor- priesters, ouderlingen en schriftgelcer- doxy, en gedood worden, en ten derde dage opgewekt worden, maar dit was voor hen onbegrijpelijke taal, zij hoorden wel de klank der woorden, maar zij ver stonden er niets van. Ja, eens drong het besef ervan tot Pe trus door, maar toen reageerde het on middellijk in zijn ziel, en dadelijk zeide zeide hij: wees U genadig, dit zal TT geenszins geschieden. Én deswege moest hij het hooren: Ga weg achter mij, Sata- nas, gij zijt mij een aanstoot. Gij verzint niet de dingen die Godes, maar die der menschen zijn. Over al die dingen had de Heere Jezus zoo. veel gesproken. Telkens sprak Hij er over tot Zijn jongeren. Maar rij verston den het niet. In stilte zullen ze hun Meester hebben aangehoord, verbeidende hoe het onbegrepen woord zich in de toe komst zou vervullen. De driejarigo omwandeling is ten einde. De predildng is alom in Israël gebracht. Do schare heeft het woord van den groo- ten Profeet gehoord. De jongeren zijn in geleid in al do verborgenheden des Ko- ninkrijks. Nu is de ure daar. De ure waarvan zoo menigmaal door den Heiland was ge sproken. Maar zouden de jongeren het woord wel hebben verstaan? Do Heiland weet dat liet zoo niet is. Weldra zullen do schreden naar Getlisemano gericht worden. De gevan genneming zal plaats hebben. Het kruis van Golgotha zal opgericht worden. Het vonnis van den meest smadelijken dood zal aan den Heiland voltrokken worden. En Jezus weet, dat dit bitter lijden en deze smadelijke (feod voor al Zijn jonge ren een ontzettende teleurstelling. een biltere ontgoocheling zal zijn. Zij hadden gedroomd van aardsche grootheid, eero en glorie. Aan het mogelijke van den dood des kruises hadden zij nooit ge dacht, zelfs de gedachte daaraan was nim mer in hun hart opgekomen. Bij zulk een levenseinde van hun Heere en Meester, zouden zo allen geërgerd worden. En nu is de Heiland nog met Zijn jon geren saam. Hij weet wat er in hun hart omgaat, Hij weet wat met Hem gebeuren zal, en Hij weet wat uitwerking dit op hen zal hebben. Daarom ziet Hij hen aan, en wil op lieflijke wijze met een zacht woord hen voorbereiden op het snel na derend einde. In deze mededeeling is Hij de barm hartige Hoogepriester, die zachte balsem geeft bij het toebrengen van een pijnlijke wonde. Uw hart worde niet geroerd, zoo luidde het teeder van Zijn Ik heb zoo ernstig woord tot u te spreken. Wees toch voorbereid op wat nu te komen staat. Laat het uw harte toch niet ont roeren. De nacht, de vreeselijke nacht is daar, dat Judas mij in Gethsemane zal verra den, dat Ik gevangen genomen zal wor den door de bende met stokken en zwaar den gewapend, dat Ik veroordeeld zal worden tot den bittersten en meest sma delijken dood. Mijn jongeren, Ik heb zoo veel met u gesproken. Gij hebt alles van Mij ge hoord. Maar nu komt het einde. Weldra is mijn mond gesloten. Mijn hoofd moet ik doen buicen in het stof des doods. Ik zal niet meer veel met u spreken. BEROUW. In don sohcmea* heft angstig© 'klist/ren Naar den wind, die waait om de huizen Van de wilgen stuiven de pluizen* Wit m den regen van 't duister Vèr weg het bedwelmend bruisen Van de zee: haar vage geluiden Eenboonig, versmelt met het ruisoben Van het bloed,, zoo warm en duister. In bet duisteren en bet ruisóhen Een buigend mensch, arm en donker Op een heuvel stonden drie kruisen Gij leedt daar, ik weende er onder WILLEM DE MéRODE uit: „Het kostbaar bloed* KO£K EN SCHOOL .NED. HERV. K9RK. Bedankt. Voor Souveen: A. M. den Oudsten te Dinteloord; voor Gaastmeer: G. J. van Ingen te Augustinusga. GEREF. EERKEN. Beroepen. Te Oude- en Nijemirdum: J. Visscher te Hijlaard; te Oostercnd-Hij- daard: H. van der Zanden te Wapenveld. Bedankt. Voor Oosterend en Hij- daard: H. v. d. Zanden te Wapenveld. in den rug, die hardnekkige aandoening der rug spieren, wei he U bij de minste beweging ondra gelijke pijnen veroorzaakt, moet gij behandelen met het r wrijfmiddel dat rheuroatiek, jicht en Ischias geneest: den K1oosterba.lsen\ Ook beproefd bij wonden, k tmidniUlag en aambeien. «ïrl O .SO. f 1.60, f3.-. Afscheid, Bevestiging, Intrede. Db. D. C. Overduin hoopt Zondag 11 Maart a.s. van de Geref. Gemeente te Rotterdam afscheid te nemen, en Woensdag 14 Maart d.a.v. te Giesaendam intrede te doen, na bevestiging door zijn broeder, Ds. J. Overduin, van Gouda. Ds. J. F. de Klerk. D s. J. F. de Klerk, Herv. predikant te Elden, die in September van bet vorig jaar zijn 40-jarig ambtsjubileum mocht vie ren heeft deze week eene ingrijpende ope- ratio moeten ondergaan in het Diaconessen huis te Arnhem. Ofschoon de toestand zor gelijk is. bevindt de patiënt zich naar om standigheden vrij wel en hebben de dok- toron nog hoop op herstel kunnen geven. Ds. J. Breukelaar. f Na een langdurig lijden is te Utrecht overleden, Ds. J. Breuhelaar em.-pred. bij de Goref. Kerk aldaar. Geboren in 1859 werd Ds. Breukelaar op 23-jarigen leeftijd candidaat, om 17 Decem ber 1882 tot zijn ambtswerk to Arum te worden ingeleid. Vijf jaren daarna verwis selde hij zijn standplaats voor Leens, die hij later ruilde voor Nijmegen en Bodegra ven, om ten slotte 2 September 1906 naar Utrecht te vertrekken, van welke laatste gemeente hij 1 Januari 1921 eervol emeri taat ontving. Manadag a.s. zal de teraardebestelling plaats hebben op de 2de Algomeene Be graafplaats te Utrecht. Handopsning. Het weekbl. der Ned. Herv. Kerk van 15 dezer meldt het volgende: Do algemeene synodale commissie der Nedorlandsche Hervormde Kerk; vernomen hebbende, dat opnieuw door een kerkeraad bij bet ministerie van finan ciën het verzoek óm handopening is inge zonden buiten de tusschenkomst van het classicaal bestuur; Vindt hierin aanleiding onder de aan dacht der kerkoraden te .brengen: le. dat zoodanige handelwijze in zich sluit over treding van het voorschrift in art. 40 van het reglement op de vacaturen, en derhalve de kerkelijke besturen noodzaakt volgens het reglement voor kerkelijk opzicht en tucht te handelen mot kerke raadsled en, die daraan hebben medegewerkt; 2e. dat de voortgang van hot beroepingswerk daar door noodeloos verhinderd wordt; 3e. dat nimmer lang3 dezen weg de uitbetaling van het rijkstractement kan worden ver kregen, angezien geen rijkstractement wordt uitbetaald dan aan een bevestigd predikant, geen predikant bevestigd kan worden zoolang niet het beroep door het bevoegd kerkelijk bestuur is goedgekeurd en geen beroep kan goedgekeurd worden, waarbij niet gehandeld is overeenkomstig de desbetreffende kerkelijke voorschriften (art. 67 reglement vacaturen.) v Bang voor de vrouw/en, In het „Weekbl. v. d. Vrijz. Hervormden" kwam een opwekking voor „tot een laat- sten stormloop van Vrijzinnigen". In het zelfde orgaan schrijft nu de bekende Ds. J. J. Deelman, dat hij daar beet voor te vinden is. Maar bij is niet gerust op de vrouwen, die straks naar de Kerkelijke stembus zullen gaan. „Ik verwacht" - zoo schrijft hij „van dat vrouwenstemrecht voor ons, vrijzinni gen, niet veel heil l We hebben dat vrou wenstemrecht zelf gewild zelf doorge dreven, tegen den zin der orthodoxie in maar, ik geloof, we brengen er ons mee om 't leven! Zien we 't niet in den Staat, hoe rechts méde dank zij de vrou wen met 60 tegen 40 won I „En zullen nu, bij de Kerkelijkee verkie zingen," de rechtsche vrouwen weer niet worden opgeroepen onder klinkende leu zen, als „Voor of tegen Christus", enz II En ze zullen komen, in breedo scharen de Bondsvrouwcn voorop, en dan de con fessioneel© vrouwen achteraan de ethische zusters En wij zullen ook onze vrou wen oproepen.... en.... ze komenIk hoop het van hartemaar ik ben, o, zoo bang! „En don nog dit: ik meen, dat we ook dit niet uit 't oog mogen verliezen, dat over 'fc algemeen de vrouw conservatiever is clan de man. In mijn eigen gemeente zie ik dit: een orthodoxe jongen trouwt met een vrij zinnig meisje tien tegen een, 'fc mciqje wordt orthodoxEen vrijzinnige jongon trouwt met een orthodox meisje 'fc meis je, vrouw geworden, blijft naar de Evan gelisatie gaan; do jongen, man geworden, blijft vrijzinig; de kinderen meest ortho dox. „Tk verwacht dus in gemeenten, waar rechts en links zoowat tegen elkander op wegen, door 't vrouwenkiesrecht een over winning van rechts! „Ik hoop, dat ik me vergis!M Ds. Deelman, is blijkbaar lang niet zeker van de overwinning. Hij begint nu te vree zen, dat hij mot zijn actie voor het vrou wenstemrecht wel eens het paard van Troje kon hebben binnengehaald I Zending, De- Missionaire Arta D. Verhagen, die naast Dr. K. P. Groot te Solo de Med. Zen ding dient* is geruimen tijd ernstig onge steld geweest. De laatste berichten luiden echter zeer gunstig. De heer H. Krayer van Aalst, bekend schrijver van Zendingslectuur en hulppre diker te Kapan op Timor, is voornemens emeritaat te nemen en naar het vaderland terug te keeren. In den loop van 1923 zal getracht wor den een nieuwe overeenkomst te sluiten ter zake van het Zendingsconsulaat tus- schen hot Ned. Bijbel-Genootschap en do verschillende Zendingen, die in Ned. Oost- Indië werkzaam zijn. Ofschoon er het vori ge jaar onderscheidene voorloopige be sprekingen zijn gehouden, is er geen nieu we overeenkomst gesloten. Het Ned. Bijb. Gen. heeft daarom voorgesteld de bestaan de overeenkomst met een jaar te verlen gen. Hiertegen is door geen enkele Zen- dingscorporatio overwegend bezwaar inge bracht. Ook de deputaten van de Generale Sy node der Geref. Kerken voor de Zending, ofschoon zij tegen langdurige bestendiging der oude overeenkomst zeer ernstige bezwa ren zouden hebben, hebben toch besloten in de voorgestelde verlenging van het gel dende contract te berusten. Onderwijzersbenoemingen. We vernemen, dat de inspectie van het L o. te Zutphen tot alle hoofden van open bare scholen een circulaire heeft gericht houdend voorschriften omtrent het opma ken van de voordracht van onderwijzers. Dit heeft bij vele gemeentebesturen ont stemming gewekt en zo wordt als een on geoorloofde inmenging met de zaken die besturen rakende aangemerkt. Na aangege ven te hebben hoe in den regel een voor dracht wordt voorbereid, zegt de circu laire, dat de door de wet vereischte han delingen spoediger en beter afgewerkt kun nen worden, als de hoofden der scholen, zoodra zij de s oil i cï ta ties tukken ontvan gen hebben, met. den schoolopziener be spreken, of zij candidate» in him klas zul len bezoeken, dan wel proefles laten geven en wie daarvoor uitgenoodigd zullen wor den. Indien besloten wordt tot het houden van een proefles dan wordt met den schoolopziener dag en uur daarvoor vast gesteld, alsmede de soort van le®. De schoolopziener bespreekt die met de hoof den, waarna mot B. en W. kan worden overgegaan tot hét vaststellen van de voor le dragen eaiididaten. De circulaire, buiten voorkennis van do gemeentebesturen verzonden, houdt er ze- kor weinig rekening mede, dat het ge meentebestuur wel eens prijs kon stellen op een zelfstandig oordeel van het Hoofd, of wel dat het hoofd er prijs op kan stel len zonder invloed van derden zich op eigen wijze een oordeel te vormen. Dat een gemeentebestuur ook wel een proef les zou willen bijwonen komt het schooltoe zicht zeker onmogelijk of onnoodig voor. Het gemeentebestuur van Zutphen zag zich genoodzaakt den hoofden te verzoe ken aan die circulaire geen. gevolg te ge ven, wegens strijdigheid met de wet. Dat bestuur zegt in zijn brief aan de hoofde^ dat het overleg met de inspectie door hef*, geopend wórdt., nadat het bericht van he- hoofd, dat diens work is, ontvangen fcy Het schooltoezicht heeft geen bemoeid met de wijze waarop het bericht tot at*g£ komt of wordt voorbereid. Een verkiezing in den ..goeden" oude* tijd. Vroeger werd er andera gestemd dafc tegenwoordig. Zij die kiezer waren krwe gen hun stembriefjes thuis. Ze konden o den dag der stemming dit briefje ma£. den naam van hun candidaat er op in ds bus gaan brengen op het gemeentehuis* waar do burgemeester en oen paar raadss leden zitting hadden. Men 3chreef toon in dien tijd den naant van den candidaat zijner keuze op heê briefje. Die naam kon ook telkens weer doorgehaald en vervangen door een an deren. De liberalistische landheeren en autorfe teiten maakten hiervan handig gebruik. De stemming heette geheim, maar de lfe beralisten wisten met dreigingen de kien* ne luyden wel aan het verstand te breiKJ gen, dat ze geen antirevolutionair op hut briefje mochten zetten. Hoe de liberalistische heeren bij doe neus werden genomen blijkt uit wat Safe land in de .,Prot. Noord-Bralvntor" ver-; telt uit dien „goeden" ouden tijd. Het speelde af in een zeker district „Westloorn", noemt Salla"d het gemaks halve. Men had stembriefjes, die orsdrillende malen veranderd waren, want er waren kiezers, die op een antirevolutionair wife den stemmen, maar niet durfden om hun landheer of patroon. Nu waren een paar onzer vrienden? menschen van doorzicht. Ze hadden opgezameld alle stembriefje* van menschen, die van huis waren, van schippers, van zieken enz. Kwam nu een dor onzen, die tegen z't wil of uit vrees links zou moeten stem* men, dan kreeg hij een blanco briefje o* zette daarop deu naam van don antirevtx lulïonairen candidaat. Om ton slotte vlak bij 't gemro s niet in den val te loopen, als zijn land* heer of zoo iemand hem aanhield, om z'n briefje eens le zien, toonde bij 't briefje, dat hij in den linkerzak had, maar deed het andere in de bus- Dat zaakje ging op den dag, waarvan wij hier spreken goed. De briefjes der afe wezigen deden dienst. Maar Jan Waker, die 't zaakje leidde, had geen briefjes meer, toen er een oudé landbouwer bij hem kwam, die ze'de: kunt u me nog helpen? Ik moet den libe raal stemmen en dat mag ik niet; maar doe ik 't niet dan vrees ik voor de g©7ofe gen; want de pacht is gauw uit. 't Was al laat, en do stembus zou spoe* dig gesloten worden. Waker zei: Hier neem mijn briefje en ga gauw stemmen. Voorzichtig werd eerst uitgezien of ook een der heeren in de buurt was. en toen 't sein veilig stond, ging onze kiezer da achterdeur uit naar 't gemeentehuis. Ja, hoor, hij werd gecontroleerd en toonde 1 linksche briefje, maar het andere kwam in do bus. Waker kwam daarna, vroeg een nietnr briefje, omdat 't zijne weg was waarover de burgemeester nog wat meoperde, maar hij kreeg het, en stemde. Hij was de laatste. 's Avonds was er een spann:rvooral in Westloorn. De liberale candidaat zou er komen. Men stond gereed met muziek en toorts om hem te hnldier-* °n 't einde? Grooto telourstellini: Gekozen was d De tijd sloml niet stil. Te Manchester is dezer duigen ©en man uit de gevangen» ontslagen en d© zong van het Leger «des Heil® riwgs- leverei, die 36 jaar opgesloten ^.aa geweest. Zijn eerste indrukken van hot m dwi» leven waren, naar <1© Drily Expres ver nomen heeft, verbijsterend. Zijn grootst© verbazing gold den omvang on de snel heid- van het verkeer en do ldoeding van do vrouw. Hij is zoo beducht \oo«- <1© snelheid waarmee auto's en clcetrische trams zich op straat bewegen, dot hij- bij kans niet buiten durft kooien. Toen de man werd opgesloten ..zoolang het Hare Majesteit ("koningin Victoria) behaagt" va® do telefoon in baar priHl jeugd, wist men nog met® raai X-struien, dó bioscoop, daiaadllooae telegrafie en vliegtuigen, waren do reien, nog niet ont dekt en bad niemand ziüh oen voorstel ling geroomd van oen coric<g als <Bo van 1914 tot 1918. FEUILLETON Van hooger Orde. Naar het, Engclech, John nam haar op in z'n armen. Ik weet niet of hij haar opnam of dat me- 7ro«w Tod haar aan hem gaf. Hij droeg •iiaar door de keuken in onze kleine zit kamer en lei haar neer op mijn rust bank. .J)oo de deur dicht, Phineas. Mevrouw Tod. feat niemand binnen. Ze wordt wak ker." Zo opende werkelijk hare oogen met een langen zucht, maar sloot ze weer. Toen zich geweld aandoende zat ze over eind en zag ons allen aan. „0, mijn beste", snikte mevrouw Tod, terwijl zij de armen om haar heen sloeg als om een klein kind: ..Schrei, schrei toch!" „Ik kan niet," zei ze en ging weer lig gen. Wij waren ontzet en zagen naar dat arme* bleeke gezicht, verstijfd van droef heid. -,Zij moet gewekt worden," zei hij ein delijk. „Zij moet schreien. Mevrouw Tod neem haar mee naar boven. Laat ze naar haar vader zien." Dit woord bad de ge- wenscht© uitwerking. Zij sloeg de handen om mevrouw' Tod's hals en barstte in snikken los. „Nu, Phineas, laat ons heengaan." En hij liep, als geblinddoekt 't huis uit en ik volgde hem.' „Ik ben er zeker van, mevrouw Tod, dat 't veel beter voor haar zou wezen; en als ze 't zelf goed vindt, zal 't gebeuren ook," zei John beslist. Wij beraadslaag den met z'n drieën, den morgen na het sterfgeval, over een plan, dat wij beiden reeds hadde nopgemaakt, namelijk, dat wij ons gedeelte van het huis geheel ter beschikking van juffrouw March zouden stellen en wij ondertusschen 't hare zou den gaan bewonen behalve die geslo ten en stille kamer, waar nu geen klagen en lijden meer was. Of John's beslisisng of mevrouw Tod's overreding 't meest succes had, in elk ge val ontvingen wij een boodschap, dat juf frouw March „onze vriendelijkheid" niet wilde afslaan. En zoo verhuisden we; en i dien gehcelen langen Zondag zaten wo in de zitkamer van wijlen onzen buurman en hoorden don regen neervallen en de kerkklokken luiden. Er woei een herfst storm en de wind schude do ramen ook van 't vertrek boven ons. *t Was een ake lig geluid juist daar. We waren erg blij. dat de arme, joDge wees hier niet meer was. Dien Maandagmorgen hoorden wij de zware voeistappen, voor welke ieder op zijn beurt wel gehuiverd beeft, de trap opgaan en toen gehamer. Mevrouw Tod kwam ons zeggen dat niemand zelfs zijn dochter niet het lijk van den armen mijnheer March meer zien mocht. „De begrafenis zal spoedig plaats bob ben; ik ben benieuwd, wat ze dan doen zal, 't arme kind." John antwoordde niet „Zou ze zich goed kunnen redden, denkt u?" „Ik kan *t onmogelijk zeggen." Zijn antwoorden waren kort genoeg, maar ik kon niet aflaten van te spre ken over 't arme, jonge schepsel en ik was benieuwd of er ook een familielid of een vriend bij haar komen zou in dezen droeven tijd. „Ze zei herinner je 't niet toen zo sclireide? dat ze geen vriend in de wijde wereld had?" En dit feit, dat hij ietwat triomfantelijk naar voren bracht, scheen voor John de grootst mogelijke troost Op dat oogenblik k^vam mevrouw Tod binnen om te zeggen, dat juffrouw March mijnheer Halifax zou willen spreken. „Mij, mij alleen?" vroeg John, opsprin gend. „Ja, mijnheer, ze wilde met iemand sproken over de begrafenis en ik zei spreek met mijV.-f-sr Halifax, juf frouw March, hij do tricijealijksto heer," en ze zei, „als 't hem niet te veel moeite is om te komen." „Zeg haar, dat ik kom." Toen hij, een tijd later, terugkwam was hij zer ernstig. „Wacht even, Phineas, en je zult 't hooren; ik voel me zoo wonder; 'l is zoo vreemd, dat zij mc zooveel vertrouwen schenkt. Ik wou, dat ik haar nog moor helpen kon." Toen vertelde hij me alles, wat er ge beurd was hoe hij en mevrouw Tod samen de begrafenis hadden geregeld hoe dapper en kalm zij was geweest dat arme kind en zoo aUcon." „Heeft zij dan werkelijk niemand om haar bij te staan?" „Niemand. Zo zou om mijnheer Brith- wood kunnen zenden, maar deze was niet vriendschappelijk gezind jegens haar va der; ze zei, dat ze liever „deze vriende lijkheid" van mij zou willen vragen, om dat haar vador mij wel mocht lijden on daoht, dat ik zooveel op hun Walter ge leek,. die gestorven was." „Arme juffrouw March! misschien is hij nu bij Walter. Maar, John kunt 'i alles doen voor haar.-wa* nood ie- Ge zijt zoo jong." „Zij schijnt dat niet le gevoelen. ZIj be-» handelt me alsof ik een man van veertig ware. Zie ik er zoo oud en bedaagd uit, Phineas?" „Soms. En wat over do begrafenis'/ „Die zal zeer eenvoudig wezen. Zij heeft besloten zelf mee te gaan. Zé wenscht er niemand anders bij dan kkh vrouw Tod, gij en ik." „Waar wordt hij begraven?" „Op hot kleiuo kerkhof hier vlak bij, waar gij en ik zoo dikwijls naar bebbon gekeken. Ach, Phineas, we haddon niet gedacht, dat wc zoo spoedig onzen do odé daar zouden neorleggen!" „Niet onze doode. Gode zij dank. Maar 't volgend oogenblik begreep ik 'kt „ai 't uwe is 't mijne en al 't raijne 'fc uwe van nu al en voor ecuwig." Ik zsjj naar John zooals hij daar bi't vu>i* stond; hoe weinige waren zijn jaren, maar hoovoel had hij daarin geleerd. In zijn hart was bi i een man, gereed en in* staat mannenwerk in de wereld te doen. „Vertelde zij jo nog moor, John? Ióta van haar omstandighodon?" „Neen. Maar uit iels, dat mevrouw Tod zich ontvallen liet, vrees ik (en hij trachtte vergeefs zijn voldoening te ver-» bergen) dat zij met weinig of n«cts ié achtergebleven,"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5