Tweede Blad
Zatdfbag 17 Februari 1923
Niet veel meer spreken.
Ik zal niet meer veel met u spre-
jiy ken, want de overste dezer wereld
komt, («i heeft aan mij niets. T
Joh. 14 30.
7oo zacht en. zoo teeder kon Jezus
spreken tot zijn jongeren die Hij liefheid.
Hij wist dat de dood des kruises die aan
Hem voltrokken zou wordoö, voor zijn
jongeren niet alleen een grievende smart,
maar ook een bittere teleurstelling zon
zijn. Dat het inging tegen al hun ver-
.wachten en hopen.
Toch moeten ze de werkelijkheid weten.
Het wordt hun van te voren medege
deeld opdat, wanneer liet geschied zou
zijn, zij gelooven mochten. Maar op zach
te en lieflijke wijze wil Jezus hen daarop
voorbereiden. Dies zegt Hij bij wijze Van
inleiding: Ik zal niet meer veel met u
spreken.
De eerste dertig jaar van Zijn leven op
aarde heeft Jezus in de grootste stilte ge
leefd. Niemand van het grooto publiek
die toen iets gemerkt of bespeurd heeft.
Maar na den Doop door Johannes begon
hot publieke optreden, en van toen af
heeft Jezus heel het Heilige Land door
gereisd, en overal in de steden en in de
dorpen zijn- woord gesproken, zijn. teeke
nen en wonderen verricht
Do twaalf jongeren waren altoos bij
Hem. Zij vormden een kleinen kring die
onafgebroken om en bij Jezus was. Zij
leefden met hun Heere en Meester zoo
hartelijk, zoo innig mede. Er was een
hand van de teederste liefde die hen aan
'Jezus, en Jezus aan hen bond. Er was
slechts één die buiten het heilige van de
ze liefde stond, de mensch voor wien het
beter ware dat hij nooit geboren ware ge-
Tot do scharen had Jezus vele woorden
gesproken. Hij was heel het land doorge
gaan alom predikende. Die scharen had
den Hem overal gevolgd, ze hingen aan
Zijn lippen en zij hielden Hem allen voor
een groot profeet. Hij sprak niet als de
Schriftgeleerden, maar als machtheb
bende.
Maar zeer in het bijzonder had Jezus
gesproken tot Zijn jongeren. Hij had hen
Tngeleïd in de verborgenheden van het
Koninkrijk. Hij had hun alles geopen
baard, wat Hij van den Vader ontvan
gen had. Al hun vragen had Hij beant
woord. Met Zijn jongeren heeft Christus
'Jezus o zoo vel gesproken, tijdens Zijn
omwandeling op aarde.
Nu zegt Hij plotseling: Ik zal niet meer
veel met u spreken.
Jezca zegt dit zoo, omdat Hij wist wat
er in hun aller hart omging, wat er leef
de in hun ziel, en Hij ze wilde voorberei
den op Zijn levenseinde, zoo geheel an
ders dan zij altoos gedroomd haddon.
De discipelen uit de school van Johan
nes den Dooper waren, vanwege de te-
IcursteDing, wankelmoedig geworden, de
twijfel was in hun hart gevaren, en zij
hadden de vraag gesteld: zijt Gij wel de
gene die komen zou, of verwachten wij
eea anderen? Jezus trad zoo heel anders
op dan zij het zich hadden voorgesteld,
Hij beantwoordde niet aan hun verwach
ting, en schonk niet de vervulling hun-
Sier idealen. Vandaar die twijfelmoedige
vraag.
Maar ook de eigen discipelen van on
zen Haland warerf voortdurend met zoo
danige vragen bezig. Zij vroegen niet:
zijl Gij wel de Christus dien wij verwach
ten, maar zij stelden deze vraag: wan-
noer zult gij nu toch eindelijk aau Israël
het koninkrijk weder oprichten? Zij dron
gen er zeifs naar om in dat aardsch ko
ninkrijk aan de rechter- en linkerhand
van kening Jezus op den troon van Da
vid! in Jeruzalem to mogen zitten.
De verwachting der discipelen wordt
ïoo ten volle gekend uit het woord der
Emmaüsgangers, dat zij spraken, toen
2ij den Heiland dood in het graf van Ari-
inatbea waanden: wij hoopten dat Hij
het wen», die Israël verlossen zou. Altoos
hadden zij in hun droomen hun Jezus"
gezien op een aardse hen troon, en zich
zotveo groot in het Joodsche koninkrijk.
Wel had Jezus gezegd: de Zoon des
aaanschen moet veel lijden van ovor-
priesters, ouderlingen en schriftgelcer-
doxy, en gedood worden, en ten derde
dage opgewekt worden, maar dit was
voor hen onbegrijpelijke taal, zij hoorden
wel de klank der woorden, maar zij ver
stonden er niets van.
Ja, eens drong het besef ervan tot Pe
trus door, maar toen reageerde het on
middellijk in zijn ziel, en dadelijk zeide
zeide hij: wees U genadig, dit zal TT
geenszins geschieden. Én deswege moest
hij het hooren: Ga weg achter mij, Sata-
nas, gij zijt mij een aanstoot. Gij verzint
niet de dingen die Godes, maar die der
menschen zijn.
Over al die dingen had de Heere Jezus
zoo. veel gesproken. Telkens sprak Hij er
over tot Zijn jongeren. Maar rij verston
den het niet. In stilte zullen ze hun
Meester hebben aangehoord, verbeidende
hoe het onbegrepen woord zich in de toe
komst zou vervullen.
De driejarigo omwandeling is ten einde.
De predildng is alom in Israël gebracht.
Do schare heeft het woord van den groo-
ten Profeet gehoord. De jongeren zijn in
geleid in al do verborgenheden des Ko-
ninkrijks.
Nu is de ure daar. De ure waarvan zoo
menigmaal door den Heiland was ge
sproken. Maar zouden de jongeren het
woord wel hebben verstaan? Do Heiland
weet dat liet zoo niet is.
Weldra zullen do schreden naar
Getlisemano gericht worden. De gevan
genneming zal plaats hebben. Het kruis
van Golgotha zal opgericht worden. Het
vonnis van den meest smadelijken dood
zal aan den Heiland voltrokken worden.
En Jezus weet, dat dit bitter lijden en
deze smadelijke (feod voor al Zijn jonge
ren een ontzettende teleurstelling. een
biltere ontgoocheling zal zijn. Zij hadden
gedroomd van aardsche grootheid, eero
en glorie. Aan het mogelijke van den
dood des kruises hadden zij nooit ge
dacht, zelfs de gedachte daaraan was nim
mer in hun hart opgekomen. Bij zulk een
levenseinde van hun Heere en Meester,
zouden zo allen geërgerd worden.
En nu is de Heiland nog met Zijn jon
geren saam. Hij weet wat er in hun hart
omgaat, Hij weet wat met Hem gebeuren
zal, en Hij weet wat uitwerking dit op
hen zal hebben. Daarom ziet Hij hen aan,
en wil op lieflijke wijze met een zacht
woord hen voorbereiden op het snel na
derend einde.
In deze mededeeling is Hij de barm
hartige Hoogepriester, die zachte balsem
geeft bij het toebrengen van een pijnlijke
wonde. Uw hart worde niet geroerd, zoo
luidde het teeder van Zijn Ik heb
zoo ernstig woord tot u te spreken. Wees
toch voorbereid op wat nu te komen
staat. Laat het uw harte toch niet ont
roeren.
De nacht, de vreeselijke nacht is daar,
dat Judas mij in Gethsemane zal verra
den, dat Ik gevangen genomen zal wor
den door de bende met stokken en zwaar
den gewapend, dat Ik veroordeeld zal
worden tot den bittersten en meest sma
delijken dood.
Mijn jongeren, Ik heb zoo veel met u
gesproken. Gij hebt alles van Mij ge
hoord. Maar nu komt het einde. Weldra
is mijn mond gesloten. Mijn hoofd moet
ik doen buicen in het stof des doods.
Ik zal niet meer veel met u spreken.
BEROUW.
In don sohcmea* heft angstig© 'klist/ren
Naar den wind, die waait om de huizen
Van de wilgen stuiven de pluizen*
Wit m den regen van 't duister
Vèr weg het bedwelmend bruisen
Van de zee: haar vage geluiden
Eenboonig, versmelt met het ruisoben
Van het bloed,, zoo warm en duister.
In bet duisteren en bet ruisóhen
Een buigend mensch, arm en donker
Op een heuvel stonden drie kruisen
Gij leedt daar, ik weende er onder
WILLEM DE MéRODE
uit: „Het kostbaar bloed*
KO£K EN SCHOOL
.NED. HERV. K9RK.
Bedankt. Voor Souveen: A. M. den
Oudsten te Dinteloord; voor Gaastmeer:
G. J. van Ingen te Augustinusga.
GEREF. EERKEN.
Beroepen. Te Oude- en Nijemirdum:
J. Visscher te Hijlaard; te Oostercnd-Hij-
daard: H. van der Zanden te Wapenveld.
Bedankt. Voor Oosterend en Hij-
daard: H. v. d. Zanden te Wapenveld.
in den rug,
die hardnekkige
aandoening der rug
spieren, wei he U bij de
minste beweging ondra
gelijke pijnen veroorzaakt,
moet gij behandelen met het
r wrijfmiddel dat rheuroatiek,
jicht en Ischias geneest: den
K1oosterba.lsen\
Ook beproefd bij wonden,
k tmidniUlag en aambeien.
«ïrl O .SO. f 1.60, f3.-.
Afscheid, Bevestiging, Intrede.
Db. D. C. Overduin hoopt Zondag
11 Maart a.s. van de Geref. Gemeente te
Rotterdam afscheid te nemen, en Woensdag
14 Maart d.a.v. te Giesaendam intrede te
doen, na bevestiging door zijn broeder, Ds.
J. Overduin, van Gouda.
Ds. J. F. de Klerk.
D s. J. F. de Klerk, Herv. predikant
te Elden, die in September van bet vorig
jaar zijn 40-jarig ambtsjubileum mocht vie
ren heeft deze week eene ingrijpende ope-
ratio moeten ondergaan in het Diaconessen
huis te Arnhem. Ofschoon de toestand zor
gelijk is. bevindt de patiënt zich naar om
standigheden vrij wel en hebben de dok-
toron nog hoop op herstel kunnen geven.
Ds. J. Breukelaar. f
Na een langdurig lijden is te Utrecht
overleden, Ds. J. Breuhelaar em.-pred. bij
de Goref. Kerk aldaar.
Geboren in 1859 werd Ds. Breukelaar op
23-jarigen leeftijd candidaat, om 17 Decem
ber 1882 tot zijn ambtswerk to Arum te
worden ingeleid. Vijf jaren daarna verwis
selde hij zijn standplaats voor Leens, die
hij later ruilde voor Nijmegen en Bodegra
ven, om ten slotte 2 September 1906 naar
Utrecht te vertrekken, van welke laatste
gemeente hij 1 Januari 1921 eervol emeri
taat ontving.
Manadag a.s. zal de teraardebestelling
plaats hebben op de 2de Algomeene Be
graafplaats te Utrecht.
Handopsning.
Het weekbl. der Ned. Herv. Kerk van
15 dezer meldt het volgende:
Do algemeene synodale commissie der
Nedorlandsche Hervormde Kerk;
vernomen hebbende, dat opnieuw door
een kerkeraad bij bet ministerie van finan
ciën het verzoek óm handopening is inge
zonden buiten de tusschenkomst van het
classicaal bestuur;
Vindt hierin aanleiding onder de aan
dacht der kerkoraden te .brengen: le. dat
zoodanige handelwijze in zich sluit over
treding van het voorschrift in art. 40 van
het reglement op de vacaturen, en derhalve
de kerkelijke besturen noodzaakt volgens
het reglement voor kerkelijk opzicht en
tucht te handelen mot kerke raadsled en,
die daraan hebben medegewerkt; 2e. dat
de voortgang van hot beroepingswerk daar
door noodeloos verhinderd wordt; 3e. dat
nimmer lang3 dezen weg de uitbetaling
van het rijkstractement kan worden ver
kregen, angezien geen rijkstractement
wordt uitbetaald dan aan een bevestigd
predikant, geen predikant bevestigd kan
worden zoolang niet het beroep door het
bevoegd kerkelijk bestuur is goedgekeurd
en geen beroep kan goedgekeurd worden,
waarbij niet gehandeld is overeenkomstig
de desbetreffende kerkelijke voorschriften
(art. 67 reglement vacaturen.)
v
Bang voor de vrouw/en,
In het „Weekbl. v. d. Vrijz. Hervormden"
kwam een opwekking voor „tot een laat-
sten stormloop van Vrijzinnigen". In het
zelfde orgaan schrijft nu de bekende Ds.
J. J. Deelman, dat hij daar beet voor te
vinden is. Maar bij is niet gerust op de
vrouwen, die straks naar de Kerkelijke
stembus zullen gaan.
„Ik verwacht" - zoo schrijft hij „van
dat vrouwenstemrecht voor ons, vrijzinni
gen, niet veel heil l We hebben dat vrou
wenstemrecht zelf gewild zelf doorge
dreven, tegen den zin der orthodoxie in
maar, ik geloof, we brengen er ons
mee om 't leven! Zien we 't niet in den
Staat, hoe rechts méde dank zij de vrou
wen met 60 tegen 40 won I
„En zullen nu, bij de Kerkelijkee verkie
zingen," de rechtsche vrouwen weer niet
worden opgeroepen onder klinkende leu
zen, als „Voor of tegen Christus", enz II
En ze zullen komen, in breedo scharen
de Bondsvrouwcn voorop, en dan de con
fessioneel© vrouwen achteraan de ethische
zusters En wij zullen ook onze vrou
wen oproepen.... en.... ze komenIk
hoop het van hartemaar ik ben, o,
zoo bang!
„En don nog dit: ik meen, dat we ook
dit niet uit 't oog mogen verliezen, dat over
'fc algemeen de vrouw conservatiever is clan
de man. In mijn eigen gemeente zie ik dit:
een orthodoxe jongen trouwt met een vrij
zinnig meisje tien tegen een, 'fc mciqje
wordt orthodoxEen vrijzinnige jongon
trouwt met een orthodox meisje 'fc meis
je, vrouw geworden, blijft naar de Evan
gelisatie gaan; do jongen, man geworden,
blijft vrijzinig; de kinderen meest ortho
dox.
„Tk verwacht dus in gemeenten, waar
rechts en links zoowat tegen elkander op
wegen, door 't vrouwenkiesrecht een over
winning van rechts!
„Ik hoop, dat ik me vergis!M
Ds. Deelman, is blijkbaar lang niet zeker
van de overwinning. Hij begint nu te vree
zen, dat hij mot zijn actie voor het vrou
wenstemrecht wel eens het paard van Troje
kon hebben binnengehaald I
Zending,
De- Missionaire Arta D. Verhagen, die
naast Dr. K. P. Groot te Solo de Med. Zen
ding dient* is geruimen tijd ernstig onge
steld geweest. De laatste berichten luiden
echter zeer gunstig.
De heer H. Krayer van Aalst, bekend
schrijver van Zendingslectuur en hulppre
diker te Kapan op Timor, is voornemens
emeritaat te nemen en naar het vaderland
terug te keeren.
In den loop van 1923 zal getracht wor
den een nieuwe overeenkomst te sluiten
ter zake van het Zendingsconsulaat tus-
schen hot Ned. Bijbel-Genootschap en do
verschillende Zendingen, die in Ned. Oost-
Indië werkzaam zijn. Ofschoon er het vori
ge jaar onderscheidene voorloopige be
sprekingen zijn gehouden, is er geen nieu
we overeenkomst gesloten. Het Ned. Bijb.
Gen. heeft daarom voorgesteld de bestaan
de overeenkomst met een jaar te verlen
gen. Hiertegen is door geen enkele Zen-
dingscorporatio overwegend bezwaar inge
bracht.
Ook de deputaten van de Generale Sy
node der Geref. Kerken voor de Zending,
ofschoon zij tegen langdurige bestendiging
der oude overeenkomst zeer ernstige bezwa
ren zouden hebben, hebben toch besloten
in de voorgestelde verlenging van het gel
dende contract te berusten.
Onderwijzersbenoemingen.
We vernemen, dat de inspectie van het
L o. te Zutphen tot alle hoofden van open
bare scholen een circulaire heeft gericht
houdend voorschriften omtrent het opma
ken van de voordracht van onderwijzers.
Dit heeft bij vele gemeentebesturen ont
stemming gewekt en zo wordt als een on
geoorloofde inmenging met de zaken die
besturen rakende aangemerkt. Na aangege
ven te hebben hoe in den regel een voor
dracht wordt voorbereid, zegt de circu
laire, dat de door de wet vereischte han
delingen spoediger en beter afgewerkt kun
nen worden, als de hoofden der scholen,
zoodra zij de s oil i cï ta ties tukken ontvan
gen hebben, met. den schoolopziener be
spreken, of zij candidate» in him klas zul
len bezoeken, dan wel proefles laten geven
en wie daarvoor uitgenoodigd zullen wor
den. Indien besloten wordt tot het houden
van een proefles dan wordt met den
schoolopziener dag en uur daarvoor vast
gesteld, alsmede de soort van le®. De
schoolopziener bespreekt die met de hoof
den, waarna mot B. en W. kan worden
overgegaan tot hét vaststellen van de voor
le dragen eaiididaten.
De circulaire, buiten voorkennis van do
gemeentebesturen verzonden, houdt er ze-
kor weinig rekening mede, dat het ge
meentebestuur wel eens prijs kon stellen
op een zelfstandig oordeel van het Hoofd,
of wel dat het hoofd er prijs op kan stel
len zonder invloed van derden zich op
eigen wijze een oordeel te vormen. Dat
een gemeentebestuur ook wel een proef
les zou willen bijwonen komt het schooltoe
zicht zeker onmogelijk of onnoodig voor.
Het gemeentebestuur van Zutphen zag
zich genoodzaakt den hoofden te verzoe
ken aan die circulaire geen. gevolg te ge
ven, wegens strijdigheid met de wet. Dat
bestuur zegt in zijn brief aan de hoofde^
dat het overleg met de inspectie door hef*,
geopend wórdt., nadat het bericht van he-
hoofd, dat diens work is, ontvangen fcy
Het schooltoezicht heeft geen bemoeid
met de wijze waarop het bericht tot at*g£
komt of wordt voorbereid.
Een verkiezing in den ..goeden" oude*
tijd.
Vroeger werd er andera gestemd dafc
tegenwoordig. Zij die kiezer waren krwe
gen hun stembriefjes thuis. Ze konden o
den dag der stemming dit briefje ma£.
den naam van hun candidaat er op in ds
bus gaan brengen op het gemeentehuis*
waar do burgemeester en oen paar raadss
leden zitting hadden.
Men 3chreef toon in dien tijd den naant
van den candidaat zijner keuze op heê
briefje. Die naam kon ook telkens weer
doorgehaald en vervangen door een an
deren.
De liberalistische landheeren en autorfe
teiten maakten hiervan handig gebruik.
De stemming heette geheim, maar de lfe
beralisten wisten met dreigingen de kien*
ne luyden wel aan het verstand te breiKJ
gen, dat ze geen antirevolutionair op hut
briefje mochten zetten.
Hoe de liberalistische heeren bij doe
neus werden genomen blijkt uit wat Safe
land in de .,Prot. Noord-Bralvntor" ver-;
telt uit dien „goeden" ouden tijd.
Het speelde af in een zeker district
„Westloorn", noemt Salla"d het gemaks
halve.
Men had stembriefjes, die orsdrillende
malen veranderd waren, want er waren
kiezers, die op een antirevolutionair wife
den stemmen, maar niet durfden om hun
landheer of patroon.
Nu waren een paar onzer vrienden?
menschen van doorzicht.
Ze hadden opgezameld alle stembriefje*
van menschen, die van huis waren, van
schippers, van zieken enz.
Kwam nu een dor onzen, die tegen z't
wil of uit vrees links zou moeten stem*
men, dan kreeg hij een blanco briefje o*
zette daarop deu naam van don antirevtx
lulïonairen candidaat.
Om ton slotte vlak bij 't gemro s
niet in den val te loopen, als zijn land*
heer of zoo iemand hem aanhield, om
z'n briefje eens le zien, toonde bij 't
briefje, dat hij in den linkerzak had,
maar deed het andere in de bus-
Dat zaakje ging op den dag, waarvan
wij hier spreken goed. De briefjes der afe
wezigen deden dienst.
Maar Jan Waker, die 't zaakje leidde,
had geen briefjes meer, toen er een oudé
landbouwer bij hem kwam, die ze'de:
kunt u me nog helpen? Ik moet den libe
raal stemmen en dat mag ik niet; maar
doe ik 't niet dan vrees ik voor de g©7ofe
gen; want de pacht is gauw uit.
't Was al laat, en do stembus zou spoe*
dig gesloten worden.
Waker zei: Hier neem mijn briefje en
ga gauw stemmen.
Voorzichtig werd eerst uitgezien of ook
een der heeren in de buurt was. en toen
't sein veilig stond, ging onze kiezer da
achterdeur uit naar 't gemeentehuis. Ja,
hoor, hij werd gecontroleerd en toonde 1
linksche briefje, maar het andere kwam
in do bus.
Waker kwam daarna, vroeg een nietnr
briefje, omdat 't zijne weg was waarover
de burgemeester nog wat meoperde,
maar hij kreeg het, en stemde. Hij was
de laatste.
's Avonds was er een spann:rvooral
in Westloorn. De liberale candidaat zou
er komen. Men stond gereed met muziek
en toorts om hem te hnldier-* °n 't
einde? Grooto telourstellini:
Gekozen was d
De tijd sloml niet stil.
Te Manchester is dezer duigen ©en man
uit de gevangen» ontslagen en d©
zong van het Leger «des Heil® riwgs-
leverei, die 36 jaar opgesloten ^.aa
geweest.
Zijn eerste indrukken van hot m dwi»
leven waren, naar <1© Drily Expres ver
nomen heeft, verbijsterend. Zijn grootst©
verbazing gold den omvang on de snel
heid- van het verkeer en do ldoeding van
do vrouw. Hij is zoo beducht \oo«- <1©
snelheid waarmee auto's en clcetrische
trams zich op straat bewegen, dot hij- bij
kans niet buiten durft kooien.
Toen de man werd opgesloten ..zoolang
het Hare Majesteit ("koningin Victoria)
behaagt" va® do telefoon in baar priHl
jeugd, wist men nog met® raai X-struien,
dó bioscoop, daiaadllooae telegrafie en
vliegtuigen, waren do reien, nog niet ont
dekt en bad niemand ziüh oen voorstel
ling geroomd van oen coric<g als <Bo van
1914 tot 1918.
FEUILLETON
Van hooger Orde.
Naar het, Engclech,
John nam haar op in z'n armen. Ik
weet niet of hij haar opnam of dat me-
7ro«w Tod haar aan hem gaf. Hij droeg
•iiaar door de keuken in onze kleine zit
kamer en lei haar neer op mijn rust
bank.
.J)oo de deur dicht, Phineas. Mevrouw
Tod. feat niemand binnen. Ze wordt wak
ker."
Zo opende werkelijk hare oogen met
een langen zucht, maar sloot ze weer.
Toen zich geweld aandoende zat ze over
eind en zag ons allen aan. „0, mijn
beste", snikte mevrouw Tod, terwijl zij
de armen om haar heen sloeg als om een
klein kind:
..Schrei, schrei toch!"
„Ik kan niet," zei ze en ging weer lig
gen.
Wij waren ontzet en zagen naar dat
arme* bleeke gezicht, verstijfd van droef
heid.
-,Zij moet gewekt worden," zei hij ein
delijk. „Zij moet schreien. Mevrouw Tod
neem haar mee naar boven. Laat ze naar
haar vader zien." Dit woord bad de ge-
wenscht© uitwerking. Zij sloeg de handen
om mevrouw' Tod's hals en barstte in
snikken los.
„Nu, Phineas, laat ons heengaan."
En hij liep, als geblinddoekt 't huis uit
en ik volgde hem.'
„Ik ben er zeker van, mevrouw Tod,
dat 't veel beter voor haar zou wezen; en
als ze 't zelf goed vindt, zal 't gebeuren
ook," zei John beslist. Wij beraadslaag
den met z'n drieën, den morgen na het
sterfgeval, over een plan, dat wij beiden
reeds hadde nopgemaakt, namelijk, dat
wij ons gedeelte van het huis geheel ter
beschikking van juffrouw March zouden
stellen en wij ondertusschen 't hare zou
den gaan bewonen behalve die geslo
ten en stille kamer, waar nu geen klagen
en lijden meer was.
Of John's beslisisng of mevrouw Tod's
overreding 't meest succes had, in elk ge
val ontvingen wij een boodschap, dat juf
frouw March „onze vriendelijkheid" niet
wilde afslaan. En zoo verhuisden we; en i
dien gehcelen langen Zondag zaten wo in
de zitkamer van wijlen onzen buurman
en hoorden don regen neervallen en de
kerkklokken luiden. Er woei een herfst
storm en de wind schude do ramen ook
van 't vertrek boven ons. *t Was een ake
lig geluid juist daar. We waren erg blij.
dat de arme, joDge wees hier niet meer
was.
Dien Maandagmorgen hoorden wij de
zware voeistappen, voor welke ieder op
zijn beurt wel gehuiverd beeft, de trap
opgaan en toen gehamer. Mevrouw Tod
kwam ons zeggen dat niemand zelfs
zijn dochter niet het lijk van den armen
mijnheer March meer zien mocht.
„De begrafenis zal spoedig plaats bob
ben; ik ben benieuwd, wat ze dan doen
zal, 't arme kind."
John antwoordde niet
„Zou ze zich goed kunnen redden,
denkt u?"
„Ik kan *t onmogelijk zeggen."
Zijn antwoorden waren kort genoeg,
maar ik kon niet aflaten van te spre
ken over 't arme, jonge schepsel en ik
was benieuwd of er ook een familielid of
een vriend bij haar komen zou in dezen
droeven tijd.
„Ze zei herinner je 't niet toen zo
sclireide? dat ze geen vriend in de
wijde wereld had?"
En dit feit, dat hij ietwat triomfantelijk
naar voren bracht, scheen voor John de
grootst mogelijke troost
Op dat oogenblik k^vam mevrouw Tod
binnen om te zeggen, dat juffrouw March
mijnheer Halifax zou willen spreken.
„Mij, mij alleen?" vroeg John, opsprin
gend.
„Ja, mijnheer, ze wilde met iemand
sproken over de begrafenis en ik zei
spreek met mijV.-f-sr Halifax, juf
frouw March, hij do tricijealijksto heer,"
en ze zei, „als 't hem niet te veel moeite
is om te komen."
„Zeg haar, dat ik kom."
Toen hij, een tijd later, terugkwam was
hij zer ernstig.
„Wacht even, Phineas, en je zult 't
hooren; ik voel me zoo wonder; 'l is zoo
vreemd, dat zij mc zooveel vertrouwen
schenkt. Ik wou, dat ik haar nog moor
helpen kon."
Toen vertelde hij me alles, wat er ge
beurd was hoe hij en mevrouw Tod
samen de begrafenis hadden geregeld
hoe dapper en kalm zij was geweest
dat arme kind en zoo aUcon."
„Heeft zij dan werkelijk niemand om
haar bij te staan?"
„Niemand. Zo zou om mijnheer Brith-
wood kunnen zenden, maar deze was niet
vriendschappelijk gezind jegens haar va
der; ze zei, dat ze liever „deze vriende
lijkheid" van mij zou willen vragen, om
dat haar vador mij wel mocht lijden on
daoht, dat ik zooveel op hun Walter ge
leek,. die gestorven was."
„Arme juffrouw March! misschien
is hij nu bij Walter. Maar, John kunt 'i
alles doen voor haar.-wa* nood ie- Ge
zijt zoo jong."
„Zij schijnt dat niet le gevoelen. ZIj be-»
handelt me alsof ik een man van veertig
ware. Zie ik er zoo oud en bedaagd uit,
Phineas?"
„Soms. En wat over do begrafenis'/
„Die zal zeer eenvoudig wezen. Zij
heeft besloten zelf mee te gaan. Zé
wenscht er niemand anders bij dan kkh
vrouw Tod, gij en ik."
„Waar wordt hij begraven?"
„Op hot kleiuo kerkhof hier vlak bij,
waar gij en ik zoo dikwijls naar bebbon
gekeken. Ach, Phineas, we haddon niet
gedacht, dat wc zoo spoedig onzen do odé
daar zouden neorleggen!"
„Niet onze doode. Gode zij dank.
Maar 't volgend oogenblik begreep ik 'kt
„ai 't uwe is 't mijne en al 't raijne 'fc
uwe van nu al en voor ecuwig." Ik zsjj
naar John zooals hij daar bi't vu>i*
stond; hoe weinige waren zijn jaren,
maar hoovoel had hij daarin geleerd. In
zijn hart was bi i een man, gereed en in*
staat mannenwerk in de wereld te doen.
„Vertelde zij jo nog moor, John? Ióta
van haar omstandighodon?"
„Neen. Maar uit iels, dat mevrouw Tod
zich ontvallen liet, vrees ik (en hij
trachtte vergeefs zijn voldoening te ver-»
bergen) dat zij met weinig of n«cts ié
achtergebleven,"