lewLelsclieCflMfaMl Tweede Blad Vrijdag 9 Februari 1923 Minister Van Dijk, In do „Oprechte Haarl. Courant" geeft Observator deze schets van Minister Van Dijk: In den jare 1923 hoofd van het Oop- logsdepartement te zijn, is iets weinig begeerlijks. Deze stelling zal mooilijk met kans op eenig succes kunnen worden aangevallen, 't Is nu eenmaal mode ge worden om zoodre er sprake is van bezuiniging op 's Rijks uitgaven (en wan neer geschiedt dat niet?) onverwijld te vorderen: besnoeiing op alles wat de defensie betreft. Het woord ligt den heer K. te Laan, Zaandanm's burgemeester, op de lippen bestorven. De menschen van allerlei politieke pluimage, die den moed bezitten iets tegen dit argument in te brengen, hebben in den loop des tijds kracht gekregen voor hunne oppositie door hetgeen in landen als België en Zweden voorvalt, waar ondanks den zeer grooten invloed van de soc.-democra- tische partij, de uitgaven voor :s lands verdediging stijgen, niet dalen Dat er aan Oorlog, het departement op het Haagsche Plein, waar in ver ver vlogen tijden de heeren, door Rotterdam ter Algemeene Staten afgevaardigd, wer den gelogeerd, vaak op onverantwoor- delijk-roekelooze wijze met a lands pen ningen is omgesprongen: 't kan niet wor den ontkend. Maar: er kwam gelukkig kentering. Niemand mag betwisten, dat b.v. Mr. Marchant, de vrijz.-dem., meer dan eens op krachtige, soms op te ruwe wijze be perking van uitgaven bij Oorlog bepleitte Het ambt van den Minister, die Hoofd stuk VIII der Staatsbegrooting had in te dienen en te verdedigen, werd voortdu rend zwaarder. Men had de menschen in het parlement die gestaag aandron gen op verhooging van salarissen, gage- menten, pensioenen, wachtgelden, vergoe dingen voor alerloi categorieën, onder het departement van Ooorlog ressorteerend. En deze zelfde hoogedelgestrengen toorn den over al wat zuivere defensieuitgaven, betreft. Zij waren (en zijn) de halfslach- tigen, die niet meer de leuze van den ouden Geert v. cL Zwaag durfden aan heffen: „Geen man en geen centDie beseffen, hoe zij, zulke leuze propagee- rend, in het gedrang zouden geraken, te genover hun partijgenooten in den vreem de zoowel als tegenover hun landgenoo- ten-geestverwanten, die begin Augustus 1914 in de Kamer zatenen die toch moesten „sputteren" tegen al wat op uit gaven voor 's lands verdediging gelijkt Toen Minister Alting van Geusau aan het bewind was en men van den eersten ergsten schrik, door de uitbarsting van de wereldramp berokkend een weinig bekwam, begon de oppositie tegen defen sie-uitgaven zich op geweldige wijze te doen gelden. Onder aanvoering van Mr. Marchant. En de heer Alting van Geusau maakte zich schuldig, toen, aan dezelfde fout, welke thans minister Van Swaay's politiek leven bedreigt: hij was te serviel, te toegevend, te buigzaam voor de Ka mer. Hij „slikte" allerlei feitelijk onaan nemelijke amendementen. Totdat het moment aanbrak, waarop de heer Von Geusan besefte, dat zijn per soonlijk prestige slechts aftreden gebood. Nu is het in hooge mate onbillijk, in menig geval, om de houding van een be windsman, tegenover de Kamer staande, to laken als zwak, futloos, te kort aau durf en karakter vertoonend terwijl zulk eer Minister zich in hachelijk-zwak- ke positie bevindt, losgelaten door den Raad der Ministers, niet beschikkend over een sterke fractie in het Parlement, bereid hem le steunen De heer Alting von Geusau was stellig geen forsche figuur. Maar wie nagaat, hoe „in politicis", zijn positie was, vlak voor zijn aftreden, zal erkennen dat er hier aanleiding is tot zachte critiek. Minister van Dijk trad op toen 't voor- het Kabinet-Ruys, na vele tegenslagen verduurd te hebben, zaak was om ..zui nig" te zijn met de leden van hot Minis terie. En hij, Exc. van Dijk, had een sterke: politieke „eenheid" achter zich. - Gemakkelijk was zijn positie allerminst Tusschen do Katholieke en Anti-Revolu tionaire partijen was en is nog altijd eon groote „antithese" ten opzichte van de defensie: de vraag, welke offers daarvoor in Nederland mogen worden ge bracht. De Chr.-Hisiorisehe partij zit daarbij „op de wipplank", heeft das telkens een rol van beslissenden aard te vervullen. Minister Van Dijk heeft het groote voorrecht, iemand te zijn van zoo-rustig* conaillianten aard; van zooveel respec tabel zelfbedwang, dat hij op de Kamer een tegelijk kalmeerenden en vertrouwen- wekkenden invloed heeft. De man van vrij kleine gestalte, met het vriendelijke gelaat, het absoluut niet-martialc uiterlijk den indruk makend van een hoofdambtenaar, een ingenieur of zoo niot van een uniform met-degen- man hij is voor de anti-militairisten in de Kamer allerminst prikkelend. De heer Van Dijk heeft de gave van het rustige, heldere woord. Hij brengt de Kamer tot het besef, dat daarachter de groene tafel staat: iemand, niet bang voor de hooge vergadering; eerlijk, ern stig, sober-eenvoudig de inlichtingen ver schaffend welke men van hem wacht. Hij heeft gelukkig- niet het stroef-stugge, soms brunsk-bijterige van minister Wester veld. Hij, Exc. Van Dijk, schijnt niet te sid deren telkens bij de gedachte dat de ongenade van de Kamer hem zal treffen. Hij maakt ook niet een prikkelend-uitda gend gebruik van zijn politiek-stcrke po sitie. Hij zoekt den strijd niet ontwijkt den kamp evenmin. Doet beseffen, dat oen werkelijk onaannemelijk amende ment hem geen seconde van z'n stuk zal brengen. Dat is-bij de behandeling der Oorlogs-begrooting, in December 1922, voldoende gebleken! Zulk een minister noemt een stevige positie in. De heer Van Dijk gaf iri do zeldzaam-moeilijke verhouding, welke do bekende defensie-rede" van ten heer H. Colijn bij de Algemeene Beschouwingen over de Staatsbegrooting voor 1923 had geschapen blijk van meesterlijke tact, waar bij moest waken tegen den scheur in 't tafellaken om den disch waar Z.- Exc. van Oorlog en zijn Aati-Revolutio naire geestverwant Colijn aan zijn ge zeten. Om te bereiken, dat die .scheur" werd vermeden, daarvoor was zee:, buiten gewone tact noodig. De heer Ruys de Beerenbrcaok is niet steeds gelukkig geweest bij de keuze van personen, die de premier van 1918 de Kroon voordroeg tot het hoogs aiubt v&n minister, maar 't oogenbbk, toen Mr. Ruys en. opvolger zoekend voor gene raal Pop het oog liet vallen op den heer Van Dijk, was zeer gelukkig voor dezen Kabinets-formateur. Do minister van Oorlog is oen der sterkste, handigste, meest-diplomalicke leden van den Raad der Kroon; bij uit stek geschikt voor liet aartslastigo eu on dankbare „contact" met de Kamers! itErtK EN SCHSCBL De Ned.iHerv. Kerk, de Groote Protestantenbond. Naar aanleiding van een in het H b 1 d. geopperde gedachte om te komen tot een Vrijzinnig Christelijke Kerkbond", schrijft Ds. F. S. Knipscheer in hetzelfde blad, dat hier een groot misvei'stand in het spel is. „Dc oorzaak daarvan, zegt hij, ligt m.i. in gebrek aan kennis van de organisatie van „de Groote Kerk" in ons land. Om die te leeren kennen ga men niet in de leer bij wien ook, al klinkt zijn naam nog zoo gezaghebbend, of al is zijn partij nog zoo geruchtmakend. Daarvoor moet men de re glementen van onze Kerk verstaan, waarin zolfs liet woord „richting" als iets van tc voorbijgaanden aard niet voorkomt. Om ze te verstaan moet men althans iets van de wording weten én van onzo Kerk én van hare reglementen. Het liefst moet de belangstellende beoordeelaar ze kennen uit de ervaring die men het best kan heb ben wanneer men zelf Hervormd Predi kant is. Van buiten af gezien ik weet ook dat. bij ervaring schijnt alles van en in de Hervormde Kerk heel anders dan binnen in dat huis met vele woningen. Ik geloof dat wij, Hervormden, allen van meening zijn dat predikanten van andere kerkgenootschappen heel moeilijk van de toestanden en verhoudingen in onzo Kerk een denkbeeld kunnen vormen. Wanneer zij afgaan op hetgeen zij „vernemen", zijn zij zeker op een verkeerd spoor I Misschien kan iemand mij en anderen helpen met de mededeeling: wie het eens zeide en bij welke gelegenheid het gezegd is in de dagen van de oprichting van den Protestantenbond, dat die oprichting feite lijk overbodig was, omdat de Nederland- sciie Hervormde Kerk er toen ook al was en „de groote Protestantenbond in Neder land" verdiende genoemd ie worden? Zij is iiog dezelfde. Of zij höè blijven kan hangt raenschelijkerwijs gesproken van ha re leden af. In onze dagen behoeft evenmin een „Vrijzinnig Christelijke Kerkbond" geor ganiseerd to worden. Hij is or al 350 jaar! Niettegenstaande velen om een schotel linzenmoes (haar niet kennende) verlaten, en anderen hen volgen „omdat hun karakter er bederven zou"! blijven nog steeds hare deuren open om Doopsge zinden, Lutherschen en Remonstranten, ja allen te ontvangen als werkende leden. Ook een manier om de Ned. Herv, Kerk to verdedigen l Een onvoldoende lesrooster. In „Onze Vacatures" deelt D. W. mede, dat een hoofd van een bijzondere school een schrijven ontving van het Ministerie waarin het heet: de roster voldoet niet aan de eischen der wet, daar in het derdo leer jaar der school geen onderwijs wordt gege ven in de vakken vaderlandsche geschie denis (e) en kennis der natuur (g). Ik verzoek u op het leerplan en den les rooster uwer school alsnog deze vakken aan te brengen voor genoemd leerjaar.'In- dien niet bin non een maand een afschrift van den gewijzigden en opnieuw door den inspecteur van het Lager Onderwijs ge- viseerden rooster van lesuren bij mijn de partement is ingekomen, zal het aan uw bestuur verleende voorschot worden inge trokken. De inzender voegt hieraan toe: Me diuikt, dit is een belangrijke kwes tie voor alle scholen. Straks cisclit de Min. in elk lerejaar onderwijs in elk vak: dan ook in elk onderdeel van elk vak, b.v. in de 1ste klas wisk. en nat. aardrijksk., staatsinrichting, enz. enz. 't Is prachtig. Maar de paedagogischc zijde daargelaten, met welk recht eischt de minister e en g in de derde klas? Het eenige, wat hij kan zeggen, is, dat art. 2 voorschrijft het onderwijs (van ai) binnen de 6 leerjaren, dus in elk leerjaar. Maar zulk een wetsuit-legging is toch de dwaasheid gekroond? En op dat stand punt staand moet hij elk vak eischen in elk leerjaar. Naar anleiding hiervan heeft de heer Gerhard aan den Minister van Onderwijs enz. de volgende vragen, gesteld: 1. Is het juist, dat in zake den lesrooster aan een hoofd eener lagere school een schrijven van den Minister van Onderwijs, Kunsten en. Wetenschappen is verzonden van den volgenden inhoud: de rooster voldoet niet aan de eischen der wet, daar in het derde leerjaar der school geen onder A'.js wordt gegeven in de vakken vaderlandsche geschiedenis (e) en kennis der natuur (g). Ik verzoek U op het leerplan en den lesrooster uwer school alsnog deze vakken aan te brengen voor genoemd leerjaar. Indien niet binnen een inanad een af schrift van den gewijzigden en opnieuw door den inspecteur van het lager onder wijs geviserden rooster van lesuren bij mijn Departement is ingekomen, zal het aan uw bestuur verleende voorschot wor den onttrokken? 2. Zoo ja, wil de Minister den modedcelen in welke wet de leeraren zijn bepaald, aawrin met eenig leervak een aanvang moet worden gemaakt? 3. Indien het niet uitdrukkelijk in de wet is voorgeschreven, is do Minister dan. niet mede van oordeel, dat schoolzaken van zuiver didactischen aard uitsluitend tot de bevoegdheid van de onderwijsautoriteiten behooren? Vereen. Chr. Paedagogiek. Naar wij vernemen, is tot voorzitter van de Vereen, voor Chr. Paedagogiek gekozen Prof. Dr. T. Hoekstra, die deze benoeming aanvaardde. In de Redactie van het Paed. Tijdschrift voor het Chr. Onderwijs werden door bo vengenoemde Yereeniging benoemd de hee ren Prof. Dr. T. Hoekstra, A. Jansen en W. G. v. d. Hulst. BlWMEWLArtü DE GEWIJZIGDE OUDERDOMSWET. Door de gewijzigde Ouderdomswet is de mogelijkheid in het leven geroepen voor iedereen, ongeacht de weistandsgrens, een verzekering bij den Staat te sluiten. Ten aanzien van artikel 24 blijven de bepalingen van de oude web van kracht. Dit artikel geldt voor personen; die *op 3 Dec. 19.19 den 35-jarigen leeftijd hadden bereikt en die in de Rijksinkoinsbenbelas- fcing voo-r minder dan 2000 per jaar en niet in do Vermogensbelasting zijn aan geslagen. Voor deze categorie blijft dus de* mogelijkheid bestaan, cUufc zij oen oixlersdcmsveTzekcïïüg sluiten van 3. tegen de uniforme premie van 39 et. per week. behoudens de beperkende bepaling van art. 32 der Ouderdomswet. Thans is echter de gelegenheid open gesteld voor deze categorie, om nog een extra-verzekering te sluiten van 3. (te zamen dus 6.—) per week, uit te be talen op 65-jarigen leeftijd, waarvoor een premie betaald moet worden, die wis kundig is vastgesteld, doch waarin geen administratiekosten zijn opgenomen. Daarenboven kunnen ze nog een ver zekering sluiten van ten hoogste 14.— (te zamen dus 20.tegen een premie, waarin do administratiekosten wel be grepen. zijn, met uibkeering der rente op 55-, 60- of 65-jarigen leeftijd naar ver kiezing. Voor jongere personen, die dus in 1919 nog geen 35 jaar waren, kan ©en ver zekering worden gesloten, wanneer ze zijn aangeslagen beneden 2000 in de Rijksinkomstenbelasting, van 6.per week, uit te betalen op 65-jarigen leeftijd tegen een premie, die berekend is zonder admini^tratiekosten. Maar aangezien me a zich tot een maximum van 20.— kan verzekeren, kunnen deze jongere per sonen nog een verzekering sluiten van ten hoogste 14.tegen ©en premie, waarin de administratiekosten wel be grepen zijn. De rente dezer tweede verzekering kan uitbetaald worden op 55-, 60- of 65-jarigen leeftijd. Personen, die boven de weistandsgrens ran 2000 zijn. aangeslagen in de Rijks- inkomstenbelasting, kunnen een verzeke ring sluiten van ten hoogste 20. uit te betalen op 55-, 60- of 65-jarigen leeftijd. De premiën biervoor zijn afzonderlijk be rekend voor mannen en vrouwen. De ad ministratiekosten zijn daarin opgenomen. Bij den Raad van Arbeid zijn alleen nog maar de weekpremiën bekend, maar het ligt in de bedoeling dat bij maand- en jaarpremiën reductie wordt gegeven. Afkoopsommen (betalingen in eens) worden afzonderlijk berekend en zijn uit- teraard belangrijk minder dan het bedrag aan premiën zou zijn. Ze vormen te zamen een geheel boekje Wij laten enkele voorbeelden volgen: Een man van 50 jaar, beneden de wei- standsgrens van 2000, wil op 65-jarigen leeftijd 20por week ontvangen. Hij heeft dan nu per week te betalen voor de le verz. van 3.39 ct. preanie voor de 2e verz. van 3.1.34 ct. premie voor de 3e verz. van 14.7.09 ct. premie 90.8.82 ct. premie Tweede geval. Iemand van 25 jaar, on der de welstandsgrens, w3 op 65-jarigen leeftijd 20.per week ontvangen. Dan moet hij per week betalen: voor de le verz. van 6.44 ct. premie voor de 2e vera, van 14.135 ek premie 20.— 179 ct. premie Derde geval. Voor een kind van 10 jaar wil men een ond-erdomsverzekering slui ten, om op 65-jarigen leeftijd 20.per week te ontvangen. Dan moet per week betaald worden voor de le verz. van 6.91 ot premio voor de 2c verz. van 14.69 ct, premie 20.90 ct. premie Dit zijn maar enkele eenvoudige voor beelden. Natuurlijk moet elk geval afzon derlijk behandeld worden. Het beste is dus persoonlijk informaties in te winnen bij den Raad van Arbeid of zijn agenten Uitvoering der Arbeidswet. De artikelen 35 en 36 der Arbeidswet bepalen o.m., dat de Minister de vakver- eenigingen van werkgevers en werkne mers in het bakkersbedrijf in dé gelegen heid zal stellen oen gemeenschappelijk rapport uit te brengen, alvorens zal wor den toegestaan van het wettelijk vastge stelde aanvangsuur voor het bakkersbe drijf afwijkingen te verleenen. De Minis ter heeft in 1922 als instituut tot het plegen van overleg aangewezen de Cen trale Commissie, bedoeld bij art 22 der landelijke arbeidsregeling in het bak kersbedrijf. Daar de algemeene bond vanaf 5 Fe bruari j.l. buiten deze Landelijke regeling is getreden, heeft bij den Minister ver zocht, daarmede rekening te willen hou den, en eventueolo gevallen rechtstreeks te zijner beschikking willen brengen. Rijkskantoor van groenten en fruit. Op vragen van den heer Oud betreffen de het saldo van de administratie van het Rijkskantoor voor groenten on fruit, luidt liet antwoord van de ministers van Binnelandsche Zaken en Landbouw en van Financiën: Gelijk reeds werd medegedeeld in d» memorie van toelichting op het ontwerp van wet tot aanvulling en verhoogh^g van het tiende hoofdstuk dep Staatabe* grooting voor bet dienstjaar 1921 is de rekening van het Rijkskantoor voor groenten en fruit gesloten met een na-» deelig saldo van 1600000. Er is dus geen batig saldo, waarnaar de heer Oud geïnformeerd had. Prov. Statenverkiezing. De Kamerkieskring Gelderland van de Staatkundig Gereformeerde Partij heeft besloten zoo mogelijk in alle kieskringen in de provincie met dezelfde lijst uit te komen, bestaande uit de heeren: 1. W. A. van Oa te Wageningen; 2. E. van Dronkelaar te Ede, 3. H. Haanscho* ten te Arnhem; 4. W. van de Pol te Op* heusden, 5. P. J. van Os te Aalst; 6. A. Hendriks van Warby te Opheusden; 7. D. Buys te Arnhem; 8. K. Pot te Har* derwijk. De Staatkundig Gereformeerde Par* tij zal bij de a.s. verkiezing voor do Prov. Staten in Overijssel uitkomen met de volgende candidatenlijst: 1. P. v. d. Meulen te Kampen, 2. B. Leenmans to Vriezenveen, 3. A. Baan te Rijssen, 4. «F. Bischop te Rouven; 5. G. S. Verhoek to Genemuiden, 6. G. Bos té Wier den, 7. D. Fikse te Kampen; 8. A. Ligtenberg to Rijssen; 9. J. v. d. Kamp te IJssolmni* den. De bezetting van het Koj. ~rl. De commissie voor de buitenlandscho aangelegenheden uitTweede Kamer heeft gisterochtend iiSfet Kamergebouw een langdurige bijeenkomst gehad met den Minister van Buitenlandsche Zakee, jhr. mr. dr. Van Kar nebeek. Volgens een Reuter-telegram meldt do Düsseldorfsche correspondent van do Morning Post", dat Frankrijk van dc Nederlandsche en Zwitsersche regeer in* gen een protest heeft ontvangen omtrent- het aanhouden, bij de Fransche douane- grens in het Roergebied, van steenkolen voor die landen bestemd. Volgens den be doelden correspondent wordt dit voos Frankrijk een zeer lastige quaeslie, om* dat de geheel© douanegrens verbroken zou worden, .wanneer de mogelijkheid wordt toegelaten, dat kolentreinen de No* derlandsche en Zwitsersche grenzen mo* gen paseseren en dan wer ledig naar Duitschland worden teruggezonden. Bij navraag aan het Departement vaa Buitenlandsche Zaken is gebleken, dat dit bericht omtrent een protest der Ne* derlandsche regeering aan Frankrnk ge heel en al onjuist is. Voor een stap al» bovenbedoeld bestond geen aanleiding. Daar ging het geldl Een rondtrekkend koopman uit Cuyck, die gedurende eenige jaren onvindbaar was geweest, moest zijn eerste ouder* domsrente nog ontvangen en zag zich de* zer dagen in eens de voor hem kapitale som van ruim f400 uitgekeerd. Hij wist geen betere belegging voor do geldon te vinden, dan vrienden en rond* trekkende lotgenooton eens gul en harte* lijk op Schiedammer te onthalen, met het gevolg, dat eenige uren daarna hijzelf zoowel als zijn mannelijke en vrouwelijke kennissen stomdronken langs de straat zwaaiden. Uit het Sociale Leven Uit de Textielindustrie. Op do gehouden conferentie op het bi^ reau van den minister van Arbeid met vee- tegenwoordigers der werkgeversvereenigin- gen, is er, naar wij vernemen, door de ver- tegenwoordigers der fabrikanten op ge-we- -zon, dat- de Arbeidswet- 1919 de oorzaak i is der ellende in het textielbedrijf. j Door de vertegenwoordigers der arbei- ders werd de verklaring afgelegd, dat da arbeidersorganisaties niet bereid zijn me de te werken tot verlenging van den kerk tijd en dat ook, al zouden de besturen een andere houding aannemen, de textielarbei ders zouden weigeren. Aan het slot der conferentie wees de minister op het wen- schelijke van het plegen van overleg tus schen werkgevers en werknemers. Hij zou ernstig overwegen, wat hem to doen stond. Uit het schildersbedrijf. Gi8teron heeft het bestuur van don Frie- schen Schildcrsbond van do gezcllenorga- nisaties telegrafisch gericht gekregen, dat zij de door den Bond voorgestelde loon- ca werktijdregeling aanvaarden. Het loon is nu gemiddeld 10 lager dan verleden jaar, - de christelijke feestdagen worden niot als loondagen beschouwd en de werktijd is 81 uur per dag. FEUILLETON Van hooger Orde. Naar het Engolech. 34) „Gij moet naar bed gaan. Laat 't huis rustig wezen. Ik hoop, dat ge mijnheer Zij zag ons en hield op en zij kleurde. Ze herkende ons terstond en maakte een lichte buiging. John trad naar voren. Ik dacht, dat hij verlegen zou zijn maar neen zijn houding was ernstig, vriendelijk en be* leefd. „Ik hoop, dame ik hoop, dat mijn heer March beter is. We zouden dat gaar ne willen weten voor we naar bed gaan." „Bank u! mijn vader ia veel beter. U is zeer vriendelijk," zei juffrouw March, terwijl ze meisjesachtig haar oogen neersloeg. „Werkelijk, hij is vriendelijk" viel de hartelijke mevrouw Tod in." „Hij is nelf uitgereden om den dokter te gaan ha len." gij werkelijk; ik dacht, dat u al leen *t paard geleeud had?** a,0, ik houd van een nachtelijk ritje. En u is zeker dat uw vader beter is? Kan ik nog iets voor u doen?" Zjj stak hem de hand toe. „Ik dank u zeer, mijnheer Halifax. Als ik hulp noodig heb, zal ik u vragen.' „Dank u. Goeden nachtt" Hij drukte eerbiedig haar hand en ging heen. Ik bemerkte, dat juffrouw March hem na zag en. toen sprak ze mij met een glimlaoh aan. Een onbeduidend woord, een vriendelijke glimlach, als tegenover een arme gebrekkige, met wien ze dik- •wijls medelijden had gehad uit de diepte van haar vrouwelijk hart. Ik volgde John spoedig naar onze zit kamer. Hij vroeg niets, greep de kaars alleen en ging naar boven. Maar jaren daarna heeft hij mij be kend, dat de aanraking van die hand voor hem, als jonge man, de openbaring was geweest van een nieuwe wereld. HOOFDSTUK XII. Den volgenden morgen reed John weg, vroeger zelfs dan zijn gewoonte was. Hij bleef maar een oogenblik bij mij praten. Terwijl mevrouw Tod met ons ontbijt bezig was, vroeg hij liaar: „Hoe 't met mijnheer March was, dien morgen?" dat was de eerste toespeling, welke hij maakte op hetgeen in den nacht gebeurd was. Ik bracht een langen, rustigen, een zamen dag door in 't bosch. Toen ik te* gen den avond thuis kwam stond juf* fronw March voor 't huis met vreemd om te zeggen haren vader. Maar ik had gehoord, dat deze aanvallen meestal kort duurden. Toén ze mij zag aankomen, fluisterde zij iets; hij keerde zich naar mij om en hoog langzaam, zonder van z'n leuning stoel op te staan. Ja, 't was mijnheer March dezelfde mijnheer March, dien wij hadden ontmoetl Ik herkende hem, hoewel hij veranderd was; maar hij her kende mij niet, tenminste, dat was zeer onwaarschijnlijk. Z'n dochter kwam naar me toe. „Ge zijt wat heler, mijnheer Fletcher, zie ik. Enderley is een zeer gezonde plaats, zoo als ik mijn vader ook tracht te beduiden. Dit is mijnheer Fletcher de heer: die „zoo vriendelijk was naar S. te rijden vannacht voor mij? Sta mij toe hem zelf te bedanken!" Ik schudde van „neen" en juffrouw March begon hem uit te loggen; maar 't scheen niet erg bost tot hem door te drin gen, wie dokter Brown eigenlijk gehaald had. Hij deed ook meer als iemand, wiens natuurlijke gewoonte 'f was hoffelijk te zijn dan als iemand, die erg onder den indruk van verplichting verkeerde. „Ik ben een erge invalide, mijnheer mijn be.sle, wil je dat aan mijnheer uit leggen?" en bij ging vermoeid met 't hoofd achterover leunen. „Mijn 7ader ia nog nooit z'n tienjarig verblijf in West- Indië te boven gekomen." „Verblijf?" vraag excuus, mijn beste, je vergat dat ik gouverneur was." „O, zekerl Het klimaat is daar erg af mattend, mijnheer Fletcher. Maar se dert hij in Engeland terug gekomen is j vijf jaar geleden is hij veel beter jj geworden. Ik hoop, dat hij mettertijd go- heel beter zal zijn." Mijnheer March schudde droevig zijn hoofd. Arme man! Wat een leven voor een jong schepsel, zelfs zijn eigen doch ter, om gedurig aan zulk een man ver bonden te zijn! Het sterke contrast tusschen beiden moest mij wel opvallen. „Mijnheer Fletcher is ook een invalide, vader!" zeide ze,- zoo zacht, dat *t mij niet pijnlijk kon aandoen; ik nam dankbaar de stoel, welke zij me gaf naast die van haar vader. Zij scheen met me te willen praten en haar manier van doen was ge makkelijk en vriendelijk. Wo spraken over allerlei; ook over West-Indië, dat de ond-gouvernetir blijk baar niet kon vergeten. Ik vroeg juffrouw March of 't haar daar wel bevallen was? „Ik ben. daar nooit geweest Papa moest mij achter laten in Wales, 't land van mijn arme moeder. Zijt gij we! eens in Wales geweest? Ik houd er zooveel van; ik gevoel me zoo gohoel en al een berg* bewoner." Ik vond juffrouw March bijzonder aar* dig; en dat deed mo genoegen. Toen zij weg zou gaan, mot haar vader, op haar arm geleund, als een zwak on huipbeboc* vend kind, keerde zij zich plotseling om en vroeg of ze mij enkele leesboeken lee* nen kon? „De dag moest mij wel lang vallen zonder mijn 'vriend." Ik nam dat aanbod dankbaar aan; en spoedig daarna bracht zij mo een arm vol boeken. I „Ik heb zelf niet veel tijd om te sludco* ren," zei ze, in antwoord op mijn vragoo. „Nu, goeden avond, want ik moet \reg. Gij en uw vriend kimt zooveel van onze' boeken leenon als ge wilt. Ge moet niet denken omdat mijn vader zoo weinig zei, dat hij en ik niet erg dankbaar zijn voor dc vriendelijkheid van mijnheer Halifax." „O, 't is altoos een plcizier voor Joi n, om iemand een dienst tc kunnen be vrij* zen!" „Dat geloof ik wel, mijnbeer Fl©tc^er,,, ou daarmee ging ze heen. JWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5