lewLelsclieCflMfaMl
Tweede Blad
Vrijdag 9 Februari 1923
Minister Van Dijk,
In do „Oprechte Haarl. Courant" geeft
Observator deze schets van Minister Van
Dijk:
In den jare 1923 hoofd van het Oop-
logsdepartement te zijn, is iets weinig
begeerlijks. Deze stelling zal mooilijk met
kans op eenig succes kunnen worden
aangevallen, 't Is nu eenmaal mode ge
worden om zoodre er sprake is van
bezuiniging op 's Rijks uitgaven (en wan
neer geschiedt dat niet?) onverwijld
te vorderen: besnoeiing op alles wat de
defensie betreft. Het woord ligt den heer
K. te Laan, Zaandanm's burgemeester, op
de lippen bestorven. De menschen van
allerlei politieke pluimage, die den moed
bezitten iets tegen dit argument in te
brengen, hebben in den loop des tijds
kracht gekregen voor hunne oppositie
door hetgeen in landen als België en
Zweden voorvalt, waar ondanks den
zeer grooten invloed van de soc.-democra-
tische partij, de uitgaven voor :s lands
verdediging stijgen, niet dalen
Dat er aan Oorlog, het departement
op het Haagsche Plein, waar in ver ver
vlogen tijden de heeren, door Rotterdam
ter Algemeene Staten afgevaardigd, wer
den gelogeerd, vaak op onverantwoor-
delijk-roekelooze wijze met a lands pen
ningen is omgesprongen: 't kan niet wor
den ontkend.
Maar: er kwam gelukkig kentering.
Niemand mag betwisten, dat b.v. Mr.
Marchant, de vrijz.-dem., meer dan eens
op krachtige, soms op te ruwe wijze be
perking van uitgaven bij Oorlog bepleitte
Het ambt van den Minister, die Hoofd
stuk VIII der Staatsbegrooting had in te
dienen en te verdedigen, werd voortdu
rend zwaarder. Men had de menschen
in het parlement die gestaag aandron
gen op verhooging van salarissen, gage-
menten, pensioenen, wachtgelden, vergoe
dingen voor alerloi categorieën, onder het
departement van Ooorlog ressorteerend.
En deze zelfde hoogedelgestrengen toorn
den over al wat zuivere defensieuitgaven,
betreft. Zij waren (en zijn) de halfslach-
tigen, die niet meer de leuze van den
ouden Geert v. cL Zwaag durfden aan
heffen: „Geen man en geen centDie
beseffen, hoe zij, zulke leuze propagee-
rend, in het gedrang zouden geraken, te
genover hun partijgenooten in den vreem
de zoowel als tegenover hun landgenoo-
ten-geestverwanten, die begin Augustus
1914 in de Kamer zatenen die toch
moesten „sputteren" tegen al wat op uit
gaven voor 's lands verdediging gelijkt
Toen Minister Alting van Geusau aan
het bewind was en men van den eersten
ergsten schrik, door de uitbarsting van
de wereldramp berokkend een weinig
bekwam, begon de oppositie tegen defen
sie-uitgaven zich op geweldige wijze te
doen gelden. Onder aanvoering van Mr.
Marchant. En de heer Alting van Geusau
maakte zich schuldig, toen, aan dezelfde
fout, welke thans minister Van Swaay's
politiek leven bedreigt: hij was te serviel,
te toegevend, te buigzaam voor de Ka
mer. Hij „slikte" allerlei feitelijk onaan
nemelijke amendementen.
Totdat het moment aanbrak, waarop
de heer Von Geusan besefte, dat zijn per
soonlijk prestige slechts aftreden gebood.
Nu is het in hooge mate onbillijk, in
menig geval, om de houding van een be
windsman, tegenover de Kamer staande,
to laken als zwak, futloos, te kort aau
durf en karakter vertoonend terwijl
zulk eer Minister zich in hachelijk-zwak-
ke positie bevindt, losgelaten door den
Raad der Ministers, niet beschikkend over
een sterke fractie in het Parlement, bereid
hem le steunen
De heer Alting von Geusau was stellig
geen forsche figuur. Maar wie nagaat,
hoe „in politicis", zijn positie was,
vlak voor zijn aftreden, zal erkennen dat
er hier aanleiding is tot zachte critiek.
Minister van Dijk trad op toen 't voor-
het Kabinet-Ruys, na vele tegenslagen
verduurd te hebben, zaak was om ..zui
nig" te zijn met de leden van hot Minis
terie. En hij, Exc. van Dijk, had een
sterke: politieke „eenheid" achter zich.
- Gemakkelijk was zijn positie allerminst
Tusschen do Katholieke en Anti-Revolu
tionaire partijen was en is nog altijd
eon groote „antithese" ten opzichte
van de defensie: de vraag, welke offers
daarvoor in Nederland mogen worden ge
bracht. De Chr.-Hisiorisehe partij zit
daarbij „op de wipplank", heeft das
telkens een rol van beslissenden aard te
vervullen.
Minister Van Dijk heeft het groote
voorrecht, iemand te zijn van zoo-rustig*
conaillianten aard; van zooveel respec
tabel zelfbedwang, dat hij op de Kamer
een tegelijk kalmeerenden en vertrouwen-
wekkenden invloed heeft. De man van
vrij kleine gestalte, met het vriendelijke
gelaat, het absoluut niet-martialc
uiterlijk den indruk makend van een
hoofdambtenaar, een ingenieur of
zoo niot van een uniform met-degen-
man hij is voor de anti-militairisten
in de Kamer allerminst prikkelend.
De heer Van Dijk heeft de gave van
het rustige, heldere woord. Hij brengt
de Kamer tot het besef, dat daarachter
de groene tafel staat: iemand, niet bang
voor de hooge vergadering; eerlijk, ern
stig, sober-eenvoudig de inlichtingen ver
schaffend welke men van hem wacht. Hij
heeft gelukkig- niet het stroef-stugge, soms
brunsk-bijterige van minister Wester veld.
Hij, Exc. Van Dijk, schijnt niet te sid
deren telkens bij de gedachte dat de
ongenade van de Kamer hem zal treffen.
Hij maakt ook niet een prikkelend-uitda
gend gebruik van zijn politiek-stcrke po
sitie. Hij zoekt den strijd niet ontwijkt
den kamp evenmin. Doet beseffen, dat
oen werkelijk onaannemelijk amende
ment hem geen seconde van z'n stuk zal
brengen. Dat is-bij de behandeling der
Oorlogs-begrooting, in December 1922,
voldoende gebleken!
Zulk een minister noemt een stevige
positie in. De heer Van Dijk gaf iri do
zeldzaam-moeilijke verhouding, welke do
bekende defensie-rede" van ten heer H.
Colijn bij de Algemeene Beschouwingen
over de Staatsbegrooting voor 1923 had
geschapen blijk van meesterlijke tact,
waar bij moest waken tegen den scheur
in 't tafellaken om den disch waar Z.-
Exc. van Oorlog en zijn Aati-Revolutio
naire geestverwant Colijn aan zijn ge
zeten.
Om te bereiken, dat die .scheur" werd
vermeden, daarvoor was zee:, buiten
gewone tact noodig.
De heer Ruys de Beerenbrcaok is niet
steeds gelukkig geweest bij de keuze van
personen, die de premier van 1918 de
Kroon voordroeg tot het hoogs aiubt v&n
minister, maar 't oogenbbk, toen Mr.
Ruys en. opvolger zoekend voor gene
raal Pop het oog liet vallen op den
heer Van Dijk, was zeer gelukkig voor
dezen Kabinets-formateur.
Do minister van Oorlog is oen der
sterkste, handigste, meest-diplomalicke
leden van den Raad der Kroon; bij uit
stek geschikt voor liet aartslastigo eu on
dankbare „contact" met de Kamers!
itErtK EN SCHSCBL
De Ned.iHerv. Kerk, de
Groote Protestantenbond.
Naar aanleiding van een in het H b 1 d.
geopperde gedachte om te komen tot een
Vrijzinnig Christelijke Kerkbond", schrijft
Ds. F. S. Knipscheer in hetzelfde blad, dat
hier een groot misvei'stand in het spel
is.
„Dc oorzaak daarvan, zegt hij, ligt m.i.
in gebrek aan kennis van de organisatie
van „de Groote Kerk" in ons land. Om die
te leeren kennen ga men niet in de leer
bij wien ook, al klinkt zijn naam nog zoo
gezaghebbend, of al is zijn partij nog zoo
geruchtmakend. Daarvoor moet men de re
glementen van onze Kerk verstaan, waarin
zolfs liet woord „richting" als iets van tc
voorbijgaanden aard niet voorkomt.
Om ze te verstaan moet men althans iets
van de wording weten én van onzo Kerk
én van hare reglementen. Het liefst moet
de belangstellende beoordeelaar ze kennen
uit de ervaring die men het best kan heb
ben wanneer men zelf Hervormd Predi
kant is. Van buiten af gezien ik weet
ook dat. bij ervaring schijnt alles van
en in de Hervormde Kerk heel anders
dan binnen in dat huis met vele woningen.
Ik geloof dat wij, Hervormden, allen van
meening zijn dat predikanten van andere
kerkgenootschappen heel moeilijk van de
toestanden en verhoudingen in onzo Kerk
een denkbeeld kunnen vormen. Wanneer
zij afgaan op hetgeen zij „vernemen", zijn
zij zeker op een verkeerd spoor I
Misschien kan iemand mij en anderen
helpen met de mededeeling: wie het eens
zeide en bij welke gelegenheid het gezegd
is in de dagen van de oprichting van den
Protestantenbond, dat die oprichting feite
lijk overbodig was, omdat de Nederland-
sciie Hervormde Kerk er toen ook al was
en „de groote Protestantenbond in Neder
land" verdiende genoemd ie worden? Zij
is iiog dezelfde. Of zij höè blijven kan
hangt raenschelijkerwijs gesproken van ha
re leden af.
In onze dagen behoeft evenmin een
„Vrijzinnig Christelijke Kerkbond" geor
ganiseerd to worden. Hij is or al 350
jaar! Niettegenstaande velen om een
schotel linzenmoes (haar niet kennende)
verlaten, en anderen hen volgen „omdat
hun karakter er bederven zou"! blijven
nog steeds hare deuren open om Doopsge
zinden, Lutherschen en Remonstranten, ja
allen te ontvangen als werkende leden.
Ook een manier om de Ned. Herv, Kerk
to verdedigen l
Een onvoldoende lesrooster.
In „Onze Vacatures" deelt D. W. mede,
dat een hoofd van een bijzondere school
een schrijven ontving van het Ministerie
waarin het heet:
de roster voldoet niet aan de
eischen der wet, daar in het derdo leer
jaar der school geen onderwijs wordt gege
ven in de vakken vaderlandsche geschie
denis (e) en kennis der natuur (g).
Ik verzoek u op het leerplan en den les
rooster uwer school alsnog deze vakken
aan te brengen voor genoemd leerjaar.'In-
dien niet bin non een maand een afschrift
van den gewijzigden en opnieuw door den
inspecteur van het Lager Onderwijs ge-
viseerden rooster van lesuren bij mijn de
partement is ingekomen, zal het aan uw
bestuur verleende voorschot worden inge
trokken.
De inzender voegt hieraan toe:
Me diuikt, dit is een belangrijke kwes
tie voor alle scholen. Straks cisclit de
Min. in elk lerejaar onderwijs in elk vak:
dan ook in elk onderdeel van elk vak, b.v.
in de 1ste klas wisk. en nat. aardrijksk.,
staatsinrichting, enz. enz. 't Is prachtig.
Maar de paedagogischc zijde daargelaten,
met welk recht eischt de minister e en g
in de derde klas?
Het eenige, wat hij kan zeggen, is, dat
art. 2 voorschrijft het onderwijs (van ai)
binnen de 6 leerjaren, dus in elk leerjaar.
Maar zulk een wetsuit-legging is toch de
dwaasheid gekroond? En op dat stand
punt staand moet hij elk vak eischen in
elk leerjaar.
Naar anleiding hiervan heeft de heer
Gerhard aan den Minister van Onderwijs
enz. de volgende vragen, gesteld:
1. Is het juist, dat in zake den lesrooster
aan een hoofd eener lagere school een
schrijven van den Minister van Onderwijs,
Kunsten en. Wetenschappen is verzonden
van den volgenden inhoud:
de rooster voldoet niet aan de
eischen der wet, daar in het derde leerjaar
der school geen onder A'.js wordt gegeven
in de vakken vaderlandsche geschiedenis
(e) en kennis der natuur (g).
Ik verzoek U op het leerplan en den
lesrooster uwer school alsnog deze vakken
aan te brengen voor genoemd leerjaar.
Indien niet binnen een inanad een af
schrift van den gewijzigden en opnieuw
door den inspecteur van het lager onder
wijs geviserden rooster van lesuren bij
mijn Departement is ingekomen, zal het
aan uw bestuur verleende voorschot wor
den onttrokken?
2. Zoo ja, wil de Minister den modedcelen
in welke wet de leeraren zijn bepaald,
aawrin met eenig leervak een aanvang
moet worden gemaakt?
3. Indien het niet uitdrukkelijk in de wet
is voorgeschreven, is do Minister dan. niet
mede van oordeel, dat schoolzaken van
zuiver didactischen aard uitsluitend tot de
bevoegdheid van de onderwijsautoriteiten
behooren?
Vereen. Chr. Paedagogiek.
Naar wij vernemen, is tot voorzitter van
de Vereen, voor Chr. Paedagogiek gekozen
Prof. Dr. T. Hoekstra, die deze benoeming
aanvaardde.
In de Redactie van het Paed. Tijdschrift
voor het Chr. Onderwijs werden door bo
vengenoemde Yereeniging benoemd de hee
ren Prof. Dr. T. Hoekstra, A. Jansen en
W. G. v. d. Hulst.
BlWMEWLArtü
DE GEWIJZIGDE OUDERDOMSWET.
Door de gewijzigde Ouderdomswet is de
mogelijkheid in het leven geroepen voor
iedereen, ongeacht de weistandsgrens, een
verzekering bij den Staat te sluiten.
Ten aanzien van artikel 24 blijven de
bepalingen van de oude web van kracht.
Dit artikel geldt voor personen; die *op 3
Dec. 19.19 den 35-jarigen leeftijd hadden
bereikt en die in de Rijksinkoinsbenbelas-
fcing voo-r minder dan 2000 per jaar en
niet in do Vermogensbelasting zijn aan
geslagen. Voor deze categorie blijft dus
de* mogelijkheid bestaan, cUufc zij oen
oixlersdcmsveTzekcïïüg sluiten van 3.
tegen de uniforme premie van 39 et. per
week. behoudens de beperkende bepaling
van art. 32 der Ouderdomswet.
Thans is echter de gelegenheid open
gesteld voor deze categorie, om nog een
extra-verzekering te sluiten van 3.
(te zamen dus 6.—) per week, uit te be
talen op 65-jarigen leeftijd, waarvoor een
premie betaald moet worden, die wis
kundig is vastgesteld, doch waarin geen
administratiekosten zijn opgenomen.
Daarenboven kunnen ze nog een ver
zekering sluiten van ten hoogste 14.—
(te zamen dus 20.tegen een premie,
waarin do administratiekosten wel be
grepen. zijn, met uibkeering der rente op
55-, 60- of 65-jarigen leeftijd naar ver
kiezing.
Voor jongere personen, die dus in 1919
nog geen 35 jaar waren, kan ©en ver
zekering worden gesloten, wanneer ze
zijn aangeslagen beneden 2000 in de
Rijksinkomstenbelasting, van 6.per
week, uit te betalen op 65-jarigen leeftijd
tegen een premie, die berekend is zonder
admini^tratiekosten. Maar aangezien me a
zich tot een maximum van 20.— kan
verzekeren, kunnen deze jongere per
sonen nog een verzekering sluiten van
ten hoogste 14.tegen ©en premie,
waarin de administratiekosten wel be
grepen zijn.
De rente dezer tweede verzekering kan
uitbetaald worden op 55-, 60- of 65-jarigen
leeftijd.
Personen, die boven de weistandsgrens
ran 2000 zijn. aangeslagen in de Rijks-
inkomstenbelasting, kunnen een verzeke
ring sluiten van ten hoogste 20. uit te
betalen op 55-, 60- of 65-jarigen leeftijd.
De premiën biervoor zijn afzonderlijk be
rekend voor mannen en vrouwen. De ad
ministratiekosten zijn daarin opgenomen.
Bij den Raad van Arbeid zijn alleen
nog maar de weekpremiën bekend, maar
het ligt in de bedoeling dat bij maand- en
jaarpremiën reductie wordt gegeven.
Afkoopsommen (betalingen in eens)
worden afzonderlijk berekend en zijn uit-
teraard belangrijk minder dan het bedrag
aan premiën zou zijn.
Ze vormen te zamen een geheel boekje
Wij laten enkele voorbeelden volgen:
Een man van 50 jaar, beneden de wei-
standsgrens van 2000, wil op 65-jarigen
leeftijd 20por week ontvangen. Hij
heeft dan nu per week te betalen
voor de le verz. van 3.39 ct. preanie
voor de 2e verz. van 3.1.34 ct. premie
voor de 3e verz. van 14.7.09 ct. premie
90.8.82 ct. premie
Tweede geval. Iemand van 25 jaar, on
der de welstandsgrens, w3 op 65-jarigen
leeftijd 20.per week ontvangen. Dan
moet hij per week betalen:
voor de le verz. van 6.44 ct. premie
voor de 2e vera, van 14.135 ek premie
20.— 179 ct. premie
Derde geval. Voor een kind van 10 jaar
wil men een ond-erdomsverzekering slui
ten, om op 65-jarigen leeftijd 20.per
week te ontvangen. Dan moet per week
betaald worden
voor de le verz. van 6.91 ot premio
voor de 2c verz. van 14.69 ct, premie
20.90 ct. premie
Dit zijn maar enkele eenvoudige voor
beelden. Natuurlijk moet elk geval afzon
derlijk behandeld worden. Het beste is
dus persoonlijk informaties in te winnen
bij den Raad van Arbeid of zijn agenten
Uitvoering der Arbeidswet.
De artikelen 35 en 36 der Arbeidswet
bepalen o.m., dat de Minister de vakver-
eenigingen van werkgevers en werkne
mers in het bakkersbedrijf in dé gelegen
heid zal stellen oen gemeenschappelijk
rapport uit te brengen, alvorens zal wor
den toegestaan van het wettelijk vastge
stelde aanvangsuur voor het bakkersbe
drijf afwijkingen te verleenen. De Minis
ter heeft in 1922 als instituut tot het
plegen van overleg aangewezen de Cen
trale Commissie, bedoeld bij art 22 der
landelijke arbeidsregeling in het bak
kersbedrijf.
Daar de algemeene bond vanaf 5 Fe
bruari j.l. buiten deze Landelijke regeling
is getreden, heeft bij den Minister ver
zocht, daarmede rekening te willen hou
den, en eventueolo gevallen rechtstreeks
te zijner beschikking willen brengen.
Rijkskantoor van groenten en fruit.
Op vragen van den heer Oud betreffen
de het saldo van de administratie van
het Rijkskantoor voor groenten on fruit,
luidt liet antwoord van de ministers van
Binnelandsche Zaken en Landbouw en
van Financiën:
Gelijk reeds werd medegedeeld in d»
memorie van toelichting op het ontwerp
van wet tot aanvulling en verhoogh^g
van het tiende hoofdstuk dep Staatabe*
grooting voor bet dienstjaar 1921 is de
rekening van het Rijkskantoor voor
groenten en fruit gesloten met een na-»
deelig saldo van 1600000.
Er is dus geen batig saldo, waarnaar
de heer Oud geïnformeerd had.
Prov. Statenverkiezing.
De Kamerkieskring Gelderland van de
Staatkundig Gereformeerde Partij heeft
besloten zoo mogelijk in alle kieskringen
in de provincie met dezelfde lijst uit te
komen, bestaande uit de heeren:
1. W. A. van Oa te Wageningen; 2. E.
van Dronkelaar te Ede, 3. H. Haanscho*
ten te Arnhem; 4. W. van de Pol te Op*
heusden, 5. P. J. van Os te Aalst; 6. A.
Hendriks van Warby te Opheusden; 7.
D. Buys te Arnhem; 8. K. Pot te Har*
derwijk.
De Staatkundig Gereformeerde Par*
tij zal bij de a.s. verkiezing voor do
Prov. Staten in Overijssel uitkomen met
de volgende candidatenlijst: 1. P. v. d.
Meulen te Kampen, 2. B. Leenmans to
Vriezenveen, 3. A. Baan te Rijssen, 4. «F.
Bischop te Rouven; 5. G. S. Verhoek to
Genemuiden, 6. G. Bos té Wier den, 7. D.
Fikse te Kampen; 8. A. Ligtenberg to
Rijssen; 9. J. v. d. Kamp te IJssolmni*
den.
De bezetting van het Koj. ~rl.
De commissie voor de buitenlandscho
aangelegenheden uitTweede Kamer
heeft gisterochtend iiSfet Kamergebouw
een langdurige bijeenkomst gehad met
den Minister van Buitenlandsche Zakee,
jhr. mr. dr. Van Kar nebeek.
Volgens een Reuter-telegram meldt do
Düsseldorfsche correspondent van do
Morning Post", dat Frankrijk van dc
Nederlandsche en Zwitsersche regeer in*
gen een protest heeft ontvangen omtrent-
het aanhouden, bij de Fransche douane-
grens in het Roergebied, van steenkolen
voor die landen bestemd. Volgens den be
doelden correspondent wordt dit voos
Frankrijk een zeer lastige quaeslie, om*
dat de geheel© douanegrens verbroken
zou worden, .wanneer de mogelijkheid
wordt toegelaten, dat kolentreinen de No*
derlandsche en Zwitsersche grenzen mo*
gen paseseren en dan wer ledig naar
Duitschland worden teruggezonden.
Bij navraag aan het Departement vaa
Buitenlandsche Zaken is gebleken, dat
dit bericht omtrent een protest der Ne*
derlandsche regeering aan Frankrnk ge
heel en al onjuist is. Voor een stap al»
bovenbedoeld bestond geen aanleiding.
Daar ging het geldl
Een rondtrekkend koopman uit Cuyck,
die gedurende eenige jaren onvindbaar
was geweest, moest zijn eerste ouder*
domsrente nog ontvangen en zag zich de*
zer dagen in eens de voor hem kapitale
som van ruim f400 uitgekeerd.
Hij wist geen betere belegging voor do
geldon te vinden, dan vrienden en rond*
trekkende lotgenooton eens gul en harte*
lijk op Schiedammer te onthalen, met
het gevolg, dat eenige uren daarna hijzelf
zoowel als zijn mannelijke en vrouwelijke
kennissen stomdronken langs de straat
zwaaiden.
Uit het Sociale Leven
Uit de Textielindustrie.
Op do gehouden conferentie op het bi^
reau van den minister van Arbeid met vee-
tegenwoordigers der werkgeversvereenigin-
gen, is er, naar wij vernemen, door de ver-
tegenwoordigers der fabrikanten op ge-we-
-zon, dat- de Arbeidswet- 1919 de oorzaak
i is der ellende in het textielbedrijf. j
Door de vertegenwoordigers der arbei-
ders werd de verklaring afgelegd, dat da
arbeidersorganisaties niet bereid zijn me
de te werken tot verlenging van den kerk
tijd en dat ook, al zouden de besturen een
andere houding aannemen, de textielarbei
ders zouden weigeren. Aan het slot der
conferentie wees de minister op het wen-
schelijke van het plegen van overleg tus
schen werkgevers en werknemers. Hij zou
ernstig overwegen, wat hem to doen stond.
Uit het schildersbedrijf.
Gi8teron heeft het bestuur van don Frie-
schen Schildcrsbond van do gezcllenorga-
nisaties telegrafisch gericht gekregen, dat
zij de door den Bond voorgestelde loon- ca
werktijdregeling aanvaarden. Het loon is
nu gemiddeld 10 lager dan verleden jaar, -
de christelijke feestdagen worden niot als
loondagen beschouwd en de werktijd is 81
uur per dag.
FEUILLETON
Van hooger Orde.
Naar het Engolech.
34)
„Gij moet naar bed gaan. Laat 't huis
rustig wezen. Ik hoop, dat ge mijnheer
Zij zag ons en hield op en zij kleurde.
Ze herkende ons terstond en maakte een
lichte buiging.
John trad naar voren. Ik dacht, dat hij
verlegen zou zijn maar neen zijn
houding was ernstig, vriendelijk en be*
leefd.
„Ik hoop, dame ik hoop, dat mijn
heer March beter is. We zouden dat gaar
ne willen weten voor we naar bed gaan."
„Bank u! mijn vader ia veel beter. U
is zeer vriendelijk," zei juffrouw March,
terwijl ze meisjesachtig haar oogen
neersloeg.
„Werkelijk, hij is vriendelijk" viel
de hartelijke mevrouw Tod in." „Hij is
nelf uitgereden om den dokter te gaan ha
len."
gij werkelijk; ik dacht, dat u al
leen *t paard geleeud had?**
a,0, ik houd van een nachtelijk ritje.
En u is zeker dat uw vader beter is?
Kan ik nog iets voor u doen?" Zjj stak
hem de hand toe.
„Ik dank u zeer, mijnheer Halifax. Als
ik hulp noodig heb, zal ik u vragen.'
„Dank u. Goeden nachtt"
Hij drukte eerbiedig haar hand en ging
heen. Ik bemerkte, dat juffrouw March
hem na zag en. toen sprak ze mij met een
glimlaoh aan. Een onbeduidend woord,
een vriendelijke glimlach, als tegenover
een arme gebrekkige, met wien ze dik-
•wijls medelijden had gehad uit de diepte
van haar vrouwelijk hart.
Ik volgde John spoedig naar onze zit
kamer. Hij vroeg niets, greep de kaars
alleen en ging naar boven.
Maar jaren daarna heeft hij mij be
kend, dat de aanraking van die hand
voor hem, als jonge man, de openbaring
was geweest van een nieuwe wereld.
HOOFDSTUK XII.
Den volgenden morgen reed John weg,
vroeger zelfs dan zijn gewoonte was. Hij
bleef maar een oogenblik bij mij praten.
Terwijl mevrouw Tod met ons ontbijt
bezig was, vroeg hij liaar: „Hoe 't met
mijnheer March was, dien morgen?" dat
was de eerste toespeling, welke hij
maakte op hetgeen in den nacht gebeurd
was. Ik bracht een langen, rustigen, een
zamen dag door in 't bosch. Toen ik te*
gen den avond thuis kwam stond juf*
fronw March voor 't huis met vreemd
om te zeggen haren vader. Maar ik
had gehoord, dat deze aanvallen meestal
kort duurden.
Toén ze mij zag aankomen, fluisterde
zij iets; hij keerde zich naar mij om en
hoog langzaam, zonder van z'n leuning
stoel op te staan. Ja, 't was mijnheer
March dezelfde mijnheer March, dien
wij hadden ontmoetl Ik herkende hem,
hoewel hij veranderd was; maar hij her
kende mij niet, tenminste, dat was zeer
onwaarschijnlijk.
Z'n dochter kwam naar me toe. „Ge
zijt wat heler, mijnheer Fletcher, zie ik.
Enderley is een zeer gezonde plaats, zoo
als ik mijn vader ook tracht te beduiden.
Dit is mijnheer Fletcher de heer: die
„zoo vriendelijk was naar S. te
rijden vannacht voor mij? Sta mij toe
hem zelf te bedanken!"
Ik schudde van „neen" en juffrouw
March begon hem uit te loggen; maar 't
scheen niet erg bost tot hem door te drin
gen, wie dokter Brown eigenlijk gehaald
had. Hij deed ook meer als iemand, wiens
natuurlijke gewoonte 'f was hoffelijk te
zijn dan als iemand, die erg onder den
indruk van verplichting verkeerde.
„Ik ben een erge invalide, mijnheer
mijn be.sle, wil je dat aan mijnheer uit
leggen?" en bij ging vermoeid met 't
hoofd achterover leunen. „Mijn 7ader ia
nog nooit z'n tienjarig verblijf in West-
Indië te boven gekomen."
„Verblijf?" vraag excuus, mijn beste, je
vergat dat ik gouverneur was."
„O, zekerl Het klimaat is daar erg af
mattend, mijnheer Fletcher. Maar se
dert hij in Engeland terug gekomen is j
vijf jaar geleden is hij veel beter jj
geworden. Ik hoop, dat hij mettertijd go-
heel beter zal zijn."
Mijnheer March schudde droevig zijn
hoofd. Arme man! Wat een leven voor
een jong schepsel, zelfs zijn eigen doch
ter, om gedurig aan zulk een man ver
bonden te zijn!
Het sterke contrast tusschen beiden
moest mij wel opvallen.
„Mijnheer Fletcher is ook een invalide,
vader!" zeide ze,- zoo zacht, dat *t mij niet
pijnlijk kon aandoen; ik nam dankbaar
de stoel, welke zij me gaf naast die van
haar vader. Zij scheen met me te willen
praten en haar manier van doen was ge
makkelijk en vriendelijk.
Wo spraken over allerlei; ook over
West-Indië, dat de ond-gouvernetir blijk
baar niet kon vergeten. Ik vroeg juffrouw
March of 't haar daar wel bevallen was?
„Ik ben. daar nooit geweest Papa moest
mij achter laten in Wales, 't land van
mijn arme moeder. Zijt gij we! eens in
Wales geweest? Ik houd er zooveel van;
ik gevoel me zoo gohoel en al een berg*
bewoner."
Ik vond juffrouw March bijzonder aar*
dig; en dat deed mo genoegen. Toen zij
weg zou gaan, mot haar vader, op haar
arm geleund, als een zwak on huipbeboc*
vend kind, keerde zij zich plotseling om
en vroeg of ze mij enkele leesboeken lee*
nen kon? „De dag moest mij wel lang
vallen zonder mijn 'vriend."
Ik nam dat aanbod dankbaar aan; en
spoedig daarna bracht zij mo een arm vol
boeken. I
„Ik heb zelf niet veel tijd om te sludco*
ren," zei ze, in antwoord op mijn vragoo.
„Nu, goeden avond, want ik moet \reg.
Gij en uw vriend kimt zooveel van onze'
boeken leenon als ge wilt. Ge moet niet
denken omdat mijn vader zoo weinig
zei, dat hij en ik niet erg dankbaar zijn
voor dc vriendelijkheid van mijnheer
Halifax."
„O, 't is altoos een plcizier voor Joi n,
om iemand een dienst tc kunnen be vrij*
zen!"
„Dat geloof ik wel, mijnbeer Fl©tc^er,,,
ou daarmee ging ze heen.
JWordt vervolgd).