Dagblad voor Leiden en Omstreken. NIEUWE IEIDSCHE COURANT AROiftliÉEfóSËlMTSPRSJS In Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaal f 2,50 Per week f 0.19 Franco per post per kwartaal f 2.90 3de JAARGANG. - VRIJDAG 2 FEBRUARI 1923 - No. 860 BureauHooigracht 35 Leiden - Tel. Int. 1278 - Postrekening 58836 Dit nummer bestaat uit twee bladen. Halen waar 't zit. Een geliefkoosde uitspraak in sommige kringen is, dat men het belastinggeld moet halen waar 't zit. Men bepleit belastingverlaging voor be paalde groepen en dringt tegelijkertijd op kostbare maatregelen aan, met de opmer- rking dat de grootere inkomens dan maar flink moeten worden aangepakt. Dat lijkt heel eenvoudig. -Maar de zaak heeft ook een keerzijde. Het was de heer Henri Polak, de voorman van de diamantbewerkers en een bekend Soc. Democraat die daarop de aandacht vestigde toen hij in een vergade ring van vertegenwoordigers der diamant bewerkers o.m. bet volgende opmerkte: De industrie is in de laatste jaren verschrompeld. Het ledental daalde van 11.000 tot 6000 en als gevolg daar van daalde ook de beteekenis van den bond. Deze ineenscbrompeling is een gevolg van de geldquaestie en tevens van den belastingdruk, waardoor tal van juwe liers het land hebben verlaten, zoodat de werkgelegenheid kleiner werd. In België, dat zwaar door den oorlog beeft geleden, zijn de belastingen aan zienlijk lager dan bier. Iemand die hier f 30.000 belasting zou moeten betalen, betaalt in België 6000 franc. In theorie is de belasting er misschien even hoog als hier, maar er is niemand, die het hooge bedrag betaalt. En ook voor de arbeiders zijn de belastingen hier te lande zeer hoog, maar dat zou nog zijn te overkomen als niet de hooge lasten de werkgevers het land uitdreven. Hieruit blijkt dus, dat krachtige bezuini ging om te komen tot vermindering van den belastingdruk ook en vooral een ar- De ineenschrompeling van het eertijds bloeiende diamantbewerkersbedrijf is vol gens den heer Polak mede een gevolg van de hooge belastingen. Een bewijs dat groote voorzichtigheid op dit gëbied in het "algemeen belang dringend is STADSNIEUWS „Patrimonium". Ter gelegenheid van het 40-jarig jubi leum van het Ned. Werkliedenverb. „Pa trimonium" hier ter stede, werd gister avond in de Oosterkerk een wijdingssa menkomst gehouden om stil te staan bij het roerend verleden eenerzijds, en bij de beteekenis cn de roeping van Patrimo nium anderzijds. Als eerste spreker trad op Ds. H. J. Kouwenhoven, die na het laten zingen van Psalm 103:1 voorging in gebed, en daarna een gedeelte der H. Schrift las, u.l. Psalm 37, waar in treffend schoone bewoordingen de strijd des rechtvaardi gen, die hij ook met betrekking tot de voorziening in de behoefte aan het dage- lijksch brood, heeft te strijden, en de be loften aan de overwinning daarvan, ver bonden wordt beschreven. Op dit oogenblik, zegt spr., gaan onze gedachten terug naar de omstandigheden waaronder Patrimonium een 40-tal jaren geleden werd opgericht. Het was vooral geen hartelijke ont vangst, dié haar in het maatschappelijk leven ten - deel viel. Het Liberalisme, en daaraan onafschei delijk verhonden materialisme kantte zich op allerlei wijze tegen haar. Menigmaal waren de tijdsomstandig heden van dien aard, dat Patr. dreigde te verzinken, maar dan bleek in zulke oogenblikken tevens dat Patr. een nood zakelijk werk verrichtte. Met het oog op die omstandigheden, mag het een wonder heeten, dat Patr. is staande gebleven. Was de tegenstand van het oude, schier onvermurwbare Liberalisme verbroken, (Tan was het de roode vakbeweging, die het op den ondergang van Patr. had toe- gelegd. Ten duidelijkste komt hierin uit, dat Patr., geen werk van menschen is. Want niet alleen op stoffelijk gebied wenscht Patr. te arbeiden. Het ging bovenal „om godes woord gliepresen", waarop Patr., met beide voe ten staat, tot een getuigenis zoowel voor den patroon als voor den arbeider. Op den zelfden bodem van Gods Woord, waaruit onze vaderen in den strijd met Spanje kracht hebben geput, staat ook deze vereeniging. En daarmede blijkt zij de wortelen in den rechten bodem te hebben geslagen. Wat kunnen wij dan anders wenschen, zegt spr., dan dat Patr. nog vele jubi- leum's zal mogen beleven, dat zij aan het einde nog even frisch zal zijn als bij het begin. Dat dan steed§ meer jonge krachten, de opengevallen plaatsen der ouderen mogen innemen, en laat het opkomend geslacht zich aan haar zijde scharen, want dat is niet alleen geboden, maar ook het veiligst Wat heeft de revolutie gebracht? En zijn het dan niet de arbeiders die in de eerste plaats de ontzettende gevolgen daarvan ondervinden? Moge Patrimonium dan nog langen tijd hare banier met eere- dragen, -en moge zij vele Nederlandsche arbeiders den goeden weg wijzen in het maatschappelijk leven. Zeker, de practijk valt dikwijls tegen. Van de zijde van den Chr. patroon, zoo wel als van den Chr. arb., valt niet altijd te roemen. Niet altijd zal Patr. ongedeerd te voor schijn komen uit de stormen die haar omgeven, maar als zij staan blijft op het fundament, is haar toekomst verzekerd. Dat zij nimmer haar kracht zoeke in opwinding maar in gezonde overwegin gen, ook al kan zij in dat geval op toe juichingen niet rekenen. Laat in geen geval de naam van een Chr. arbeider worden gevonden op de lijs ten der z.g.n. neutrale bonden, en laten anderzijds ook de mede-christenen blij ken geven van hun belangstelling in den arbeid van Patrimonium. Moge voor Patr., de verheerlijking van Gods Naam het begin zijn van alles, opdat haar werk steeds met Gods genade worde bekroond. Nadat gezongen was uit Psalm 84:3 en 6, betrad Ds. G. H. Beekenkamp den kan sel. Spr. bepaalde zijn gehoor bij het be ginsel, bij het uitgangspunt van Patri monium, aan de hand van een tweetal beelden, ontleend aan de H. Schrift. Allereerst werd in duidelijke trekken ge- teekend 't karakter van Ezau, den onheili ge, den verachter van 't vaderlijk erfdeel, wiens begeerten zich niet verder uitstrek ten, dan tot een schotel linzenmoes, als het beeld van het materialisme vm het zien- en zinlijke, tegenover dat van Ja cob. Dezelfde tegenstelling valt waar te ne men tusscken Achab, den goddeloozen Koning en den rechtvaardigen Naboth, die zijn wijngaard tot geenen prijs wilde afstaan, want... het was zijn vaderlijk erfdeel. Was Naboth dan zoo'n stijfkop, zoo'n conservatieve onhandelbare man? Neen, maar Naboth streed voor zijn .recht, zijn goed en zijn eer. Zoo is het ook met Patrimonium, dat zich grondt op Gods Woord en op de traditie, ondanks do vele pogingen die zijn gedaan om haar dien grond te ontnemen. Zij heeft blootgestaan aan verdrukking, aan verachting, smaad en hoon, en wie zal schilderen, de toestanden die vroeger bestonden door uitbuiting, zoowel op de fabrieken als op het land? Het heeft wel eens geschenen, alsof Patrimonium gelijk zou optrekken met de „neutralen", maar na korten tijd scheidde men toch weer, en om nooit weer bij el-, kaar te komen. Nog steeds is de taak van Patrimonium niet volbracht. Zeker, we hebben wel eens een spaak in 't wiel gestokén, en de roo- den moeten rekening houden met ons, maar toch, het Christelijk beginsel heeft nog niet gezegevierd. Hoe komt dat? Ligt dat aan ons beginsel? Het klinkt wel vreemd, zegt spr., maar toch, bij alles wat wij elkander over strijden en worstelen hebben gezegd, mag het schriftwoord niet worden vergeten, wat we juist noodig hebben, dat is „Za lig zijn de zachtmoedigen, want zij zul len het aardrijk beërven." Zachtmoedig, is dat de tegenstelling van principieel, is dat 'n treuzelaarshou ding aannemen? Neen, maar zachtmoedigheid is die stille kracht, die het lijden kan dragen, doet bidden, is diezelfde kracht, die Mo- zes in staat stelde, na 40 jaren te zijn geplaagd, toch Kanaan te bereiken, en de victorie te behalen. Zachtmoedig is de tegenstelling van wat het Socialisme met zijn klassenstrijd te zien geeft. Knarsetandend moeten de rooden het erkennen dat Nederland niet voor revo lutie geschikt is. Dat is voor een deel ook te danken aan Patrimonium, dat geen vijandschap kweekt, maar in den geordenden weg strijd voor haar belangen. Ondanks het feit, dat velen haar hun nen steun onttrokken uit enghartige ker kelijke overwegingen, is zij staande ge bleven, als het Ned. werklieden (dus niet werknemers) verbond. Eenvoud is het kenmerk van het ware. Blijve dat steeds voor Patrimonium gelden. Moge zij steeds den weg volgen, die haar ook in den 37sten Psalm wordt gewezen, dan zal haar brood zeker zijn en het water gewis. Zoo gaan we weer de toekomst tegen, hoopvol en moedvol, in den Naam des Heeren, zeker van de victorie. Nadat gezongen was Psalm 147:3, ein digde Ds. Beekenkamp met dankgebed. Ambtsdrager of voorganger. Voor een 30-tal belangstellenden trad gisteravond D r. H a i t j e m a op met bovengenoemd onderwerp. Hij ving aan met op te merken, dat na de val van 't ra* tionalisme allerwege in de hedendaag- sche cultuur de priesteridee ingang vindt. Ook in de godsdienstige wereld is de vraag over de waarde van het ambt ac tueel. Evenals ten vorigen male wil Spr. deze vraag beantwoorden in het licht van de paradox. Allereerst handelt hij uitvoerig over dë priester-idee in de Roomsche kerk, die nauw samenhangt met de Kerkidee. De Kerk toch ie de op aarde werkzame Christus. Zijn ambten worden voortgezet door de Kerk, die zich daartoe bedient van organen, die hiërarchisch ten op zichte van elkaar staan. Daardoor treedt de H. S. als regel voor geloof en leven op den achtergrond, evenals het predikambt. In dit systeem is hiërarchie noodzakelijk moet de Paus onfeilbaar zijn en de strijd tusschen curialisme en episcopalisme moet ten nadeele van het laatste uitval len. Christus profetisch ambt staat dus in de schaduw. Het priesterambt komt daarentegen tot volle ontwikkeling. De priester is opper kamerheer van den Eucharistischen Ko-* ning. Dagelijksch offert de priester op het Hoogaltaar, dagelijks bidt hij zijn brevier-gebed, wat de leeken niet kunnen doen. En de priesterlijke zegen wordt door den bisschop voortgezet in het op leggen der handen bij de priesterwijding. Ook iiet koninklijk ambt wordt door den priester uitgeoefend. „Koninklijk pries terdom" geldt toch bij uitstek van de priesters. Koninklijk klinkt het bij de biecht: Ego te absolvo. De biecht is de poort des hemels en de priester heeft de sleutels van die poort. Hier weer is hiër archie noodig, want de biechtvader moet biechten bij een ander, die een sport hoo- ger staat op den geestelijken ladder. Iets van de hemelsche glorie daalt neer op de clerus. Ze staan boven de ge wone mensclion, hebben daarom ook bij zonder deel aan den H. Geest. De de ductieve methode, die Spr. volgde, maakt critiek op de priesteridee overbodig. Bij bewijzen uit do H. S. en de overlevering wordt ondersteld, wat moest worden be wezen. De Katholieken verwachten zelf ook het meest van een streng logisch be wijs. Uit het Roomsche begrip van open baring en hun geloofsbegrip vloeit dit. alles voort. En hun principe is verkeerd, Als ander uiterste kiest Spr. de Qua kers in Engeland, die het meest conse quent het algemeene priesterschap der geloovigen wilden doorvoeren. De Qua kers gaan uit van de gedachte: "Waar de Geest des Heeiren is, daar is vrijheid, en daarom: weg met alle regelen! Stil wach ten op den Heer, al was het ook „some hours". Ze willen geen bepaald» litur gie, en ervaren ook in „silent meetings" geestelijken zegen, 't Is te betreuren, dat ze zich blind staren op tegenstellingen, die eigenlijk geen tegenstellingen zijn. Het Quakerisme heeft slechts plaats voor de subjectieve verlichting door het Woord van binnen; sacrament en predikambt worden overbodig. De praktijk dwong in- tusschen tot concessies, hoewel alle insti tuut uit den booze is. Is dit nu consequent Protestantsch? 't Grondbeginsel van 't echte Prot. wil pa radoxaal gevat worden, 't Woord Gods is geschreven en spreekt te gelijk van bin nen. Wat is nu de Prot. ambtsidee? Art. 30 32 der N. G. B. neemt beurtelings po sitie tegen de uitersten. Men gaat uit van het institutair karakter der ware kerk. Art. 30 richt zich tot uitersten, als welker representanten Spr. de Quakers nam. Omdat, om der zonde wil, de gemeente steeds gebrekkig zal blijven, is het regeer- en leerambt ingesteld. Hier geen spoor van rangverschil. De leeken-ambtsdra- gers hebben 't zelfde gezag al3 de bedie naars van Woord en Sacrament. Uierdoor handhaaft het Gereformeerd Protestantisme het priesterschap der ge loovigen èn het kerkelijk ambt; het eer biedigt beide; het is bang voor priester- tyrannie en geestelijke anarchie. Art. 31 richt zich tegen de Roomsche waardeering van het ambt. Christus is het hoofd der kerk. Kerkelijke verkiezing veronderstelt goddelijke roeping. Het Ge- ref. Prot. eert zijn ambtsdragers „om des werks wil", wat niet samenvalt met „om des persoons wil". De tegenstelling, dat het Woord onafscheidelijk is, terwijl aan den anderen kant alles op den persoon van den ambtsdrager 'aankomt, is ad ab- surdum door te trekken. De hoogere syn-» these van deze beiden is door het Geref. Prot. gegrepen. Inzake kerk en orde leert het, dat een dracht en eenheid dienstig zijn. Rome stelt objectief gezag en vrijheid van ge weten tegenover elkaar. Het Geref. Prot. verwerpt dit entweder-oder, en houdt bei de vast. Wat de opleiding betreft: de die naren des Godd. Woords moeten een veel zijdige opleiding hebben, hoewel verstan delijke ontwikkeling alleen niet genoeg is. Het Woord Gods staat in het midden; het is het eenige genademiddel. In de Sa cramenten wordt het Woord in zichtba ren vorm bediend. Over deze paradox hoopt Dr. Haitjema 15 Februari te han delen. Zij de belangstelling van het Leidsche protestantsche publiek dien avond groo^ ter dan ditmaal het gsval was! Chr. Hist. Unie. Gisterenavond hield de Chr. Hist. Unie, afd. Leiden een openbare vergadering in het gebouw „Prediker", waar als spre ker optrad Ds. I. Voorsteegh. De vergadering werd, nadat gezongen was Ps. 121:1, door den voorzitter der ADVERTENTIE-PtHJS Gewone advertentiën per regel 22H cent» Ingezonden Mededoelingen, dubbel tarief» Bij contract, belangrijke reductie. Kleine advertentiën bij vooruitbeta ling van ten hoogste 30 woorden vodden dagelijks geplaatst ad 50 r—* afdeeling, den heer W. B. Meijnen, met een kort welkomstwoord geopend, waarna in gebed werd voorgegaan. De spreker van den avond, zijn rede aanvangend, wees op de donkere tijden, waarin wij leven, waar, zoowel in buiten als binnenland, chaotische toestanden heerschen. De mensch is vervallen tot onevenwich tigheid en uit dit in de welbewuste waan zin van het dadaïsme. Wat we noodig hebben is vastigheid en richtsnoer. Deze vastigheid is alleen te vinden in de Hei lige Schrift. Ook in de Politiek mogen, neen moeten we dit richtsnoer aan vaarden. De Chr. Hist. Unie wil zich niet de pretentie aanmatigen een volkomen partij te zijn, maar wel wil zij' met Gods Hulp opkomen tegen den vijand en het den menschen instampen, dat politiek zonder erkennig van Gods albestuur falikant moet uitloopen. Tegen hen, die meenen dat men b.v. lid van de S. D. A. P. kan zijn en tevens godsdienstig, herinnert spr. aan wat Vliegen op het laatste Congres zeidet' „Gij vindt in onze politiek geen godsdienst". Neen, indien het christenvolk werkelijk het zout der aarde wil zijn, dan moet het zich ook begeven op politiek terrein, dan moet het ook daar zeggen: „Mijn Hulp is van den Heer alleen. Dan zal het egoïsme wijken en wordt de eenheid geboren. Daarom wil de Uiiie „Rustig Doorwer ken", blijven doordringen het volksleven. .Spr. wekt op om ook bij de verkiezing voor Staten en Raden weer in het eerste gelid te staan. Tegen hen die zeggen dat de C. H. U. minder beslist optreedt, wijst spr. op wat door de voormannen reeds is gedaan. Spr. wijst op de vorige Kamerverkiezin gen, die tot zoo goed resultaat zijn geko men door het kloek getuigenis van voor mannen als Schokking (applaus). De C. H. parlementsleden vatten hun taak zoo op, dat zij vertegenwoordigen héél het volk, en niet zijn als de Com munisten, die zich zelf aanduiden als door den staat bekostigde propagandisten. Spr. zegt dat er een kostelijke wind door de Unie waait. Tegen hen, die meenen dat de Unie sterk is* geworden door de Liberalen, zegt spr., dat de Unie staat en valt met de erkenning van de Prot. Chr. beginselen. Vervolgens wijst spr. in den breede op de afglijding naar het socialisme, door de R. K. Volkspartij. - Aan prof. Heeres, die meent dat het nu maar eens uit moet zijn met de an tithese, en dat we de tegenstelling conser vatief en democratisch moeten krijgen, vraagt spr. waar de professor h i e r b ij dan de scheidslijn wil trekken. Met de bekende argumenten bestrijdt Ds. Voorsteegh dan de z.g. vredesbewe ging van het I. V. V. en het Anti-Mili- tairismo. Het is haast onmogelijk te gelooven dat er nog zooveel menschen gevonden worden die zeggen dat het Christendom privaat zaak is en niet thuis hoort in de politiek. Telkens weer komt het in het parlement naar voren dat er eigenlijk slechts een strijd is tusschen wereldbeschouwing en wereldbeschouwing. Er zijn er slechts twee, de christelijke en de andere, de re alistische. Spr. komt dan nog even terug op de verdedigingskwestie en spreekt in verband hiermee van de z.i. eigenaardige houding van Colijn, waar Schokking dadelijk de vinger bij heeft gelegd. Over de kerkelijke kwestie zegt spr. dat de Chr. Hist. Unie niet „onze Vaderlandsclie Hervormde Kerk in het politieke leven wil sleuren". Het verblijdt spr, dat Schokking aan Prof. Visscher gezegd hoeft: „Professor, ge zijt op den verkeerden weg. Ge doet er uw kerk geen dienst mee". Spr. ba- critiseert dan in bescheidenheid de hou ding van zijn leermeester en zegt dat met het uitkeeren van geld aan de groe pen de Herv. Kerk uit elkaar zou worden geslagen. Spr. vraagt: Als ik (Ds. Voorsteegh) als confessioneel in een dorp predikant ben en mijn voorganger was een bondsman. Aan wie moet dan het geld worden uitgekeerd; aan de bondsmenschen of Aan de confes- sioneelen. Zoo gaat het waarlijk niet roept spr. uit. Ten slotte komt spr. aan de Hervormd Gereformeerde Staatspartij. Moeten we met hen zeggen: De Ned. Herv. Kerk moet het middelpunt zijn van de politiek? Mogen we gelijk de H. G. S. zeggen dat we in de eerste en de eenige plaats de Hervormde Kerk moeten dienen? Spr. „behandelt" deze partij eigenlijk niet gaarne, daar de leiders er van zijn geestverwanten zijn. Temeer staat hij ver baasd over hun optreden dar het juist zij zijn die voorhen nooit iets op politiek ge bied hebben verricht. Deze partij, zegt spr., wil vooral Rome bestrijden, doch ze slaat het Protestantisme mt elkaar. Spr. is vaak heftig verontwaardigd als hij „Staat en Kerk" het orgaan van de H. G. S. leest. Dit blad ontziet zich niet do karakters van de C. H. voormannen te besmeuren. Deze partij die zich noemt de H(oor) G(ods) S(tem) partij ontziet zich niet tel kens weer de grofste leugens te lanceeren. Deze partij ontziet zich niet in het le num mer van haar orgaan een parallel te trek ken tusschen de Schepping en het ontstaan van de H. G. S. Deze menschen hebben niet het minste begrip van de moeilijkhe den van de practische politiek. Van deze zijde wordt gezegd: „De Unie levert de natie over aan Rome." Spr. schaamt zich niet dit te betitelen als een grove leugen. De Unie heeft bij monde van haar voor mannen steeds gezegd dat er een kloof is tusschen ons en Rome. Maar de H. G. S. vergeet dat er gere geerd moet worden. Daarom heeft ook de Unie nooit ge schroomd te zeggen: Op sommige punten willen we met Rome iri de practische po litiek medewerken. Het is makkelijk te zeggen „Zoo moet het", en zich in een klein partijtje te sluiten. Spr. behandelt dan Art. 36 het shi- bolet der H. G. S. De kopstukken van de H. G. S. hebben onlangs in Den Haag in ee«n opzwepende rede als maar weer geroepen Art. 36. Art. De H. G. S.'crs hebben jchtër niet ge zegd hoe het moest worden toegepast. Consequent doorgeredeneerd m\g de H. G. S. niet toelaten dat de Roomsch^n een kerk bouwen. Dit stelsel leidt regelrecht naar de bur geroorlog. Er kon alleen iets van terecht, komen als van de Dollard tot de Scheldealleen Hervormden woonden. Ook de C. H. U. wil art. 36 handhaven en daarin ligt haar onderscheid met do Anti- Revolutionaire Partij. Spr. becritiseert dan verder nog de H. G. S. inzake haar verwijt dat de C. H. U. haar program niet handhaaft, (dat het land) moet worden geregeerd in Prot. Chr. geest) en ook wat betreft het vrouwenkiesrecht. Dan toont spr. aan dat de H. G. S. zich zelf tegenspreekt als het de eene keer zgt dat God een bijzondere roeping voor Ne derland heeft en het de andere keer weer tegenspreekt. De beschuldiging dat de Unie bestaat uit heterogeen® bestanddeelen werpt spr. verre van zich en tevens de opmerking als zou de Unie voor operasubsidie en het beklee- den van het Utrecht6che professoraat door Prof. Cramer hebben gewerkt. Mr. Schok king heeft dit laatste in ,.de Gereformerdo Kerk" gelaakt. Ten slotte eindigt spr. met de opwekking om met de Unie rustig door" te werken, (ap plaus.) Na een woord van dank door den Voor zitter komt het debat. Ds. J. W. Groot Enzerink zegt al leen een gedeelte gehoord te hebben van de rede en wel hetgeen sloeg op de H. G. S. Wat spr. gehoort heeft doet hem leed. Spr. is geen lid van de H. G. S. maar kan wel zeggen dat die partij hem buitengewoon sympathiek is. Het gezegde van de H. G. S. dat de Unie bestaat uit heterogeene bestanddeelen onderschrijft spr. cn wil dit bewij zen. Men heeft in de Unie 3 groepen. De par tij van De Savornin Lohman, die in den grond van de zaak de scheidingsbeginselen propageert en week aan week. de verfoei- bare leer van de z.g. Vrije kerk in het hoofdorgaan, „De Nederlander" den volke kan aanbevelenten tweede, de partij D e Visser en ten derde de z.g. F r i e s ch e Christ. H is to ri s ch«ejn, waartoe spr. behoort. De Hervormde Gereformeerde Staatspartij nu, drukt zuiver rif Chr. Hist, beginselen. Spr. zegt berucht te staan ais iemand die de gescheiden broeders geen plaatsje onder de zon gunt. Dat is onzinDe men schen zijn hem sympathiek, maar de be ginselen verfoeit hij. Spr. is hervormd en hoopt ook als hervormd te sterven. Spr. heeft voor eenigen tijd bij de H. G. S. partij de Unie verdedigd, maar wanneer de Vrije kerkidee door middel van de Unie wordt bevorderd en wanneer over de H. G. S. gesproken wordt zooals dit door D9. Voorsteegh is gedaan, dan trekt spr. uitdeUnie. De volgende debater, de heer T j a 1 s m a, vindt dat do spreker met leedvermaak over het niet aanwezig zijn van het een heidsfront bij de socialisten gesproken heeft, doch hij heeft nu gemerkt, dat het ondere de christenen ook al geen koek cn ei is. Spr. tracht dan de S. D. A. P. te ver dedigen, en komt met het oudbakken ar gument dat de S. D. A. P. niet vijandig tegenover den godsdienst staat, maar dat zij zegt: „Godsdienst is privaat zaak". Ver volgens kregen we een beschuldiging van de rechtsche partijen inzako liet militairis me (1913—50 millioen 1920—130 milliocu) Vervolgens komen nog een drietal de baters, de H.H. D a a m e n, O v c r dij k en Van Dam. Do heer Overdijk, die vroeger R. K. is geweest, acht zich onaangenaam aange daan over de wijze, waarop over de Room- schen is gespoken. De beide andere heeren achten de wijze waarop over de H. G. S. gesproken is, niet broederlijk. D s. Voorsteegh, de debaters beanU woordond, wijst Ds. Groot Enzerink er op dat Schriftcritiek niet uo taak is van een politieke partij. Vervolgens zogt spr. dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 1