Tweede Blad
Vrijdag 19 Januari 1923
Uit de Pers.
«reen militairisme.
Op het sociaal-democratisch congres, de
vorige week gehouden, zegt de Zeeuw,
heeft een lid den uitgever van Het Volk
verweten, dat hij advertenties opneemt
van militaristische strekking als die in
zake den Landstorm.
De voorzitter de heer Vliegen heeft
hierop geantwoord, dat zijn parlijgenoo-
ten recht hebben dat hun per advertentie
wordt bericht dat bij geVeken schietvaar-
neid zij met vier maanden dienen er af
kunnen; en zoo besloot hij leeren
schieten is trouwens geen militairisme.
Het spreekt van zelf dat deze opmer
king met „rumoer" begroet werd.
Toe!h is zij juist.
Zich eehoorzaam aan 's lands wetten
ie doen oefenen in landsverdediging, ook
met schietgeweer, is geen militairisme.
Het heeft er niets mee te maken; integen
deel, het caat er tegen in. Het kan in tijd
van nood uitnemend dienst doen om het
militairisr ;o. gesteld het e+ak den kop
weer eens op, geliik in vorige eeuwen toen
tl© huursoMaten met hun baldadigheden
de rustige burgers plaagdm, te fnuiken.
Militairisme is een woord, dat alleen
nog past in den gelukkig voorbijen tijd
der snorrebaarden en roodneuzigen.
Deze opmerking van wijlen dr. Kuyper
mag den smaders onzer landsverdediging
wel eens worden voorgehouden.
Voorloopig mogen zij zich tevreden
stellen met de opmerking van een hunner
knape4e leiders:
Leeren schieten is geen mili
tairisme!
Een ongevraagd en nimmer verwacht
eeresaluut aan onze dappere jongens van
den vrijwil1 igen landstorm en de burger
wacht.
Een aanmoediging voor „Pro Rege".
Demagogie.
Wij lezen in de Maasbode:
Nu de heer Vliegen zijn wethouderschap
vaarwel zegde, schijnt hij z'n oude rol
weer te hebben opgevat. Als een der pio
niers der S. D. A. P. moet hem de malaise
die niet alleen in het land, maar ook in
z'n eigen partij hand over hand toeneemt,
verdrieten en dies is het hem vergeven dat
hij het moge'ijke doet, om het heilig
vuur weer wat te laten oplaaien.
Zelfs voor een socialist heiligt echter
het doel de middelen niet.
Deze opmerking mogen we wel maken
naar aanleiding van het gepraat de6 hec-
ren Vliegen op het roode congres, dat
nota bene dienen moest om de Staten-
stembus-campagne in te leiden.
Toen hij voor kort, nog wethouder van
Amsterdam was gaf hij zelfs in geschrifte
blijk, zeer wel overtiugd te zijn van de
noodzakelijkheid eener algemeene versobe
ring'' en van de onvermijdelijkheid om ook
op de sociale maatregelen te bezuinigen.
De drie roodo Amsterdamsche wethou-
dsc6 pingen dan ook in dezen voor, en op
den zelfden dag, dat de heer Vliegen voor
do partiigenooten uit een ander vaatje
tapt, maakt het dagelijksch bestuur van
Amsterdam zich op voor eenzelfden maat
regel als waartoe de Rijksregeering zich
heeft genoopt gezien: den aftrek van pen
sioenstorting voor de ambtenaren. En
dat, terwid op de begrooting van Amster
dam de roode heeren hebben er nog
kortgeleden op gesnoefd in diet geheel
niet tegen millioenen-tekorten valt te wor
stelen.
Niettemin heeft de heer Vliegen den
durf, op het congres de „bourgeoisie" aan
te vallen, die „zich in nie!s beperkt", die
de loonen en arbeidsvoorwaarden aldoor
maar verslechtert, de crisislasten maar
afwentelt op den arbeider, enz. enz.
Wel moest hij toegeven, dat „vele of
fers vergeefs zullen worden gebracht" en
dat „men van te voren weet, dat het be
oogde resultaat niet geheel kan worden be
reikt" niettemin moet er onder de
„bewuste" slachtoffers agitatie worden
verwekt tot meerdere eer en glorie der
roode partij.
Het eenige contact met de verkiezingen
kreeg de roode demagoog, toen hij de
Eerste Kamer immers door de nieuwe
Staten te verkiezen no® eens extra over
den hekel haalde. „Wij moeten er bij zijn,
wij moeten in zoo groot mogelijk getal
r -UlLLEïQrvl.
Van hooger Orde.
Naar hef, Engelsch.
18)
Toen tenslotte de spreker, zelf bewogen
door de schilderingen, welke hij had voor-
getooverd, plotseling ophield, geheel uit-
geput, en om een kleine bijdrage vroeg
voor een liefdadig doel, stormden ze allen
op hem aan.
„Neen, neen, mijn goede menschen,"
zcide Mr. Charles, eenigszins verlegen, ik
denk door een schaduw van berouw ge
kweld; „neen, neen ,ik wil van niemand
meer dan één stuiver aannemen en dan
r sg als ze geheel zeker zijn, dat ze dat
itunnen missen. Dank u. mijn waarde
:nan; dank jo wel, m'n lief, jong meisje
hoop je beminde zal spoedig uit den
oorlog terug komen; dank u allen; ik
wensch u allen een ®oeden ooest."
Het volk droop af, daar 't geen tijd
meer te verliezen had en liet Mr. Oharlós
en zijn metgezel met ons alleen.
Hij klom van den wagen; zijn motge
zel barstte ia lachen uit, maar Charles
zag ernstig.
„Arme, eerlijke, zielen", zeido hij, ter
wijl hij z'n wenkbrauwen afveegde ,.jo
mag me ophangen als ik ze weer zulk een
poets bak. Yates."
in de -Eerst© Kamer binnendringen", riep
de heer Vliegen uit. Hij vergat daarbij in
herinnering to brengen, dat hijzelf zoo
pas den Senaat den rug had toegekeerd,
om als gezeten burger der S. D. A. P.
zich toch maar in niets te behoeven te be
perken I
Maar, zoo hij op een en ander het licht
had doen vallen, zou ongetwijfeld de in
het „Volk"-verslag gespatieerde exc'ama-
tie„Wij moeten onder het volk gaan, er
mede leven, er mede lijden" minder effect
hebben gehad.
WaaT haalt deze roede „bourgeois"
den moed vandaan, om zich aldus in do
kaart te laten kijken?!
KERK EN SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Drietal. Te Zeist: W. J. van Lokhorst
te Bennekom; M. Jongebreur te Veencn-
daal en H. A. Leenmana te Bodegraven.
Beroepen. Te Polsbroek c.a.J. C.
Wolthers te Kamperveen; te Ouderkerk a.
d. IJssel: P. Zandt te Delft.
Aangencmen. Naar Uitwierda (Gr.):
D. A. Hoekstra te Wildervank; naar Vrie-
zenveen (tocz.): L. Boer te Nieuw-Wcer-
dinge.
Bedankt. Voor Zwammerdam (2de
maal toez.): L. Boer te Nieuw-Weerdinge.
GEREF. KERKEN.
Tweetal. Te Maassluis B.A. M.
Boeijinga te Sasscnheim en W. M. Ie Coin-
tre te Woubruggc.
Aangenomen. Naar Charlois (2de
pred.-plaats)J. Wijminga te Dronrijp.
Bedankt. Voor Klundert: M. Post te
Bunschoten; voor Giessen-Oudekerk c.a.:
J. Wijminga te Dronrijp.
CHR. GEREF. KERK.
Tweetal. Te AmsterdamD. Driessen
te 's-Graveuzande en P. de Groot te Rot
terdam (verb, bericht.)
Bedankt. Voor ZaamslagJ. Jonge-
leen te Maarsscn.
Ds. C. Dekker.
Ds. C. Dekker, Geref. predikant te
Waardhuizen, kreeg 1 Dec. j.l. een lichto
beroerte, in die mate, dat hij zijn ambte
lijk werk niét meer kon waarnemen. Tot
heden is er nog geen verandering in zijn
toestand gekomen. Do catechisaties worden
waargenomen door den heer H. A. Raman,
rustend onderwijzer.
Vrije Universiteit te Amsterdam.
In aansluiting aan het bericht van 28
December j.l. omtrent de benoeming van
Mr. Chr. Zevenbergen tot lector in de Ju
ridische Faculteit dor Vrije Universiteit
kunnen we nog het volgende melden:
De hoogleeraar Prof. Mr. A. Anema is
ontheven van het onderwijs in het Neder-
landsch Handelsrecht en het Nederlandscli
Burgerlijk Procesrecht en hem is opgedra
gen het onderwijs in het Nederlandsch
Staatsrecht.
Den hoogleeraar Prof. Mr. P. A. Diepen
horst is opgedragen het onderwijs in do
Staatkundige Geschiedenis van Nederland.
Den nieuwbenoemden lector Mr. Chr. Ze
venbergen is opgedragen het onderwijs :n
het Nederlandsch Handelsrecht, het Ne
derlandsch Burgerlijk Procesrecht en het
Romeinsche Recht.
De komende Synode.
Prof. Dr. Crosheido schrijft over de aan
staande synode der Gereformeerde Kerken
in dit jaar:
„Deze synode zal als niet alle voortee
kenen bedriegen, een zeer belangrijke wor
den.
Wel valt uit de uitlatingen in de bladen
op te maken, dat niet behandeld zal wor
den de aanvulling der belijdenis, waartoe
zoo mogen we het toch wel uitdrukken
in principe op de synode te Leeuwarden
werd besloten. Gebleken isj dat de depu-
taten, benoemd voor deze zaak, niet ge
reed zullen komen. Wo verstaan dat ten
volle. De zaak is van buitengemeen ge
wicht niob alleen, maar ook bijzonder
moeilijk. Onze Kerken hebben begeerd een
nadere uitspraak te doen, over hetgeen we
hebben te gelooven inzake de Schrift, de
Kerk, de Overheid. Het eerste van deze
stukken is in zooverre wellicht het ge
makkelijkste, d"or althans, ten aanzien
van. enkele punten wel overeenstemming
onder ons bestaat. Maar dat is ten aan
zien van de beide andere punten nog vol
strekt niet heb geval. Deputaten hebben
dus niet alleen tot taak met zorg to for
muleeren, wat naar het oordeel onzer ker
ken in het Woord Gods ons wordt ge
leerd, maar ze hebben ook te onderzoeken,
wat hèt Woord Gods ons voorhoudt en ons
te overtuigen, dat ze goed hebben ge-zien.
Dat is een bijna niet te volbrengen taak.
We hebben zelfs wel eens getwijfeld, of
het mogelijk zal zijn inzake Kerk en Over
heid een forniuleering te vinden, die zoo
zeer weerklank vindt in het geweten, d. w.
z. waarvan we allen zoozeer overtuigd
zijn, dat de Schrift zoo en niet anders
leert, dat ze tot belijdenis kan worden
Wanneer we nt: daarbij bedenken, dat
ook met de bu:>':'ircls?Jje Gereiormeerde
Kerken moet worden geraadpleegd, dan ia
het overduidelijk, dat het geruimen tijd
duren moet, eer deputaten met bepaalde
voorstellen ki. -cn komen tot een Generale
Synode. En hoezeer we er ook voor zijn,
dat geen werk wordt uitgesteld, hoe zeer
het voor den goeden gang van het Kerke
lijk leven noodzakelijk is te achten, dat de
opdrachten, die een Synode geeft, tegen
de volgende worden uitgevoerd, er zijn
uitzonderingen en zulk een is hier aanwe
zig. Trouwens bij een zoo geweldig stuk
als aanvulling onzer belijdenis, een werk
zoo niet voor eeuwen, dan toch zeker voor
tientallen van jaren, mag van overhaasting
geen sprake zijn.
Van groote beteckenia was ook de op
dracht die de laatste Generale S^u^^e gaf
aan deputaten tot herziening der liturgie.
Naar wat we zoo gehoord en gelezen heb
ben, bestaat goede grond om te vermoeden
dat deze broederen met him werk zullen
gereed komen. Zeer binnenkort hebben dus
onze Kerken te wachten voorstellen die op
de synode zullen worden ingediend. Laten
de Kerken ze dan met allen ernst overwe
gen. Men bedenke bier vooral, dat het gaat
om zaken van zeer verre strekking, niet om
enkele dingen, waarvan de Kerken in de
praktijk weinig zullen merken, maar die
verandering zullen brengen in de gods
dienstoefeningen overal. Daarom is de
nauwkeurige bespreking in eiken kerkeraad
eiseli. Men moet later, als soms verande
ringen komen van bcteekenis, niet kunnen
zeggen, dat men er niets van geweten
hoeft.
Minder hebben we tot dusver gehoord
van een andere opdracht der Leeuwarder
synode, de opstelling van een leerboek ten
gebruike op catechisatiën. Wellicht zijn
ook deputaten voor deze zaak reeds onge
veer gereed met hun werk. Dan zal ook
liet concept-leerboek spoedig op dc tafol
der kerkeraden liggen.
Eindelijk herinneren we in dit verband
nog aan het evangelisatie-rapport. Dit
was, gelijk men weet, reeds ter tafel te
Leeuwarden, maar werd opnieuw ter ken
nismaking aan de Kerken aangeboden, om
dat het zoo kort voor de synode was rond
gezonden. Daardoor is de zaak der evan
gelisatie slepende gebleven. In zekeren zin
heeft dat geen nadeel gebracht, omdat het
rapport qonclusievoorstellen mist. Wij voor
ons hebben dat altijd betreurd. En we ho
pen, dat er nu als gevolg van de bestudee
ring in de kerkeraden, conclusies ter syno
de zullen zijn, b.v. in den vorm van voor
stellen van één of meer particuliere syno
den. Er komt op het gebied van de evan
gelisatie misverstand, een langs elkaar
heenpraten. Daarom zou het o.i. goed
zijn, als de synode enkele uitspraken van
algemeenen aard aannam of verwierp.
Ook de kwestie van het vrouwenstem
recht zal op de aanstaande synode behan
deld worden.
Een eigenaardige beweging.
In het „Ned. Zcnd.bl." lezen we:
Zendeling J. W. Wesseldijk deelt in een
zijner brieven mee, dat zich kort geleden
in Watoetaoe (West-Posso) en eigenaardi
ge beweging heeft voorgedaan.
Er was n.l. een priesteres, die telkens
bezeten werd door. een geest, Poea ge
naamd. Deze geest beval den menschen
Christen to worden. De priesteres en haar
man met nog een zestal volgelingen kwa
men ook ter catechisatie.
Intussclien had Poea aller belangstelling
en werden er 's nachts in de tuinhutten sa
menkomsten gehouden, waar dan de pries
teres dezen grooten geest liet optreden. Do
kundigheden van Poea wekten alom groote
verbazing. Christenen vooral, voelden er
zich door aangetrokken, vermoedelijk ook,
omdat er over hot Christendom en God go-
sproken werd. Bovendien was het bewondo-
ringwekkend, dat Poea allerlei onbekende
geneesmiddelen wist voor verschillende tot
nog toe ongeneeslijke ziekten. Ook kon
Poea van zes gulden er twaalf tooveren en
liet hij den menschen bloed zien, dat plot
seling in een pisangblad veranderde. Het
was in één woord verbazingwekkend wat
men zag en hoorde. Daarbij komt dan nog,
dat Poea zich aandiende als een der hoog
ste geesten. God was de hoogste, maar
daarop volgde Poea.
Allerhande gelijkenissen wist Poea te
vertellen, zoo bijv. dc gelijkenis van don
zaaier cn van de twee schuldenaars. Zoo
ook de gelijkenis van den riiken man en
Lazarus.
Toen het bleek, dat men hier met gccs-
tendienst te doen had, heeft Br. Wesseldijk
trachten te verhinderen, dat een vermen
ging van een eigenaardig soort heidendom
met Christendom zou plaats hebben en
heeft hij zijn Christenen willen duidelijk
maken, dat zulke dingen ontoelaatbaar zijn
Op de catechisatie werd gezegd, dat
Poea dezen zeven of acht menschen wel
bevolen had Christen te worden, maar "dat
God verbood ook maar een enkel bevel van
een geest te gehoorzamen. Men moest één
van beiden, of heengaan, of Poea vaarwe
zeggen en liem niet meer laten optreden.
De laatste eisch was te zwaar, want den
volgenden dag mqest er een feest in Lamba
plaats hebben, waar Poea weer het middel
punt zou zijn. Dientengevolge gingen allen
heen. Nog werd er op gewezen, dat het
Christendom nu eenmaal geen zegen kan
brengen, zoo niet alle heidenschc gebruiken
worden afgelegd.
Deze daad schijnt aan do beweging wel
eenigszins afbreuk te hebben gedaan, hoe
wel het nog eenige weken als een attract©
werd beschouwd als Poea in een der dorpen
optrad. Het schijnt nu weer bedaard te
zijn en het nieuwe is er blijkbaar af. Men
hoort er althans weinig mcor van.
Het is in Watootaoo voor alles nog het
heidendom, dat macht, oefent over do be
volking; ook over do Christenen. Alleen
het telkens afzonderlijk spreken met de
Christenen over het hcerlijko leven, da:
men deelachtig wordt als men Christus
«■elgt, weerhoudt sommigen van het volgen
van de oude adat.
De moeilijke kunst van samen te leven.
In het Januari-nummer van „Onze Gids"
schrijft Mevrouw Van Hoogstraten-Schoch
over de kunst van samen te leven. Zij
noemt dat een van de mooiste en meest
ingewikkelde dingen in de wereld.
,,'t Zal wel waar zijn, zegt de Amster
dammer. Wie durft zich er op te beroe
men deze kunst machtig te zijn. Hoe ouder
men wordt, boe meer men zich in dit op
zicht „onbekwaam tot eenig vindt.
Als jong meisje zoekt men tL .-cl uld van
wrijvingen en botsingen vaak bij anderen.
Men heeft de menschen, met wie men moet
samenleven, niet mogen kiezen later,
als men een verwante ziel, een gelijkge
stemde geest tot levensgenoot heeft ge
vonden, dan zal alles op rolletjes gaan.
Maar dan beginnen eigenlijk pa3 de
werkelijke moeielijkheden. „Liefde is zoo'n
teere plant", zegt de Engelsche schrijver
Horton, die Mevrouw Van Hoogstraten
citeert, „dat groote zorg vereischt wórdt
om ze op te kweeken en te laten gedijen.
Zelfs menschen, die eens elkaar even harts
tochtelijk lief hadden als Romeo cn Juliet
kunnen samen blijven leven en zich na
verloop van tijd gescheiden weten."
Niemand vleie zich daarom met een uit
zien naar een tijd, waarin men meent in
ongestoorde harmonie te zullen leven met
een eigen gekozen levensgezel. Het is beter
om de kunst eener liefdevolle samenleving
te beoefenen met de menschen bij wie men
verplicht is te wonen.
Een van de eerste regels, die volgens
Mevrouw van Hoogstraten gesteld moeten
worden voor een goed gezegend familiele
ven is: „er heersche een beleefde toon in
huis!" Wij worden in dezen eisch gesteund
door de Apostelen, zegt zij.
Er zijn vele menschen, die de beleefdheid
thuis afleggen en toch is ij meer dan eon
uiterlijke vorm. Niet alleen de kinderen
moeten de ouders beleefd behandelen
dat spreekt wel vanzelf maar ook de
ouders de kinderen, do man de vrouw en
omgekeerd. Ook broers en zusters meenen
vaak, dat zij tegenover elkaar niet vrien
delijk, niet tegemoetkomend, niet beleefd
behoeven te zijn. Zij bewaren deze deug
den liever voor den omgang met vrcem-
deu.
Toch is er veel gelegen aan een goeden
toon in liuis en de ouders moeten hierbij
voorgaan. Geven zij zelf een goed voor
beeld dan zullen de kinderen vanzelf aar
diger en vriendelijker voor elkaar zijn.
Is men genoodzaakt nnt vreemden om
te gaan, dan is hot allereerst noodig, dat
men iets begrijpt en verstaat van het ka
rakter zijner liuisgenooten en zich daarbij
leert aanpassen. Met ieder mensch moet
men op verschillende wijze omgaan. Bij
de een heeft men deze eigenaardigheid te
ontzien, bij den ander die. Zelf hebben wo
zoovel fouten en gebreken, waarmee, ande
ren geduld moeten hebben, dat het ons
niet zoo moeilük moest vallen de karak-
maal niet war. John zou doen. De post
wagen hield stil; Mr. Charles gaf onö de
hand en steeg in, terwijl hij voor zich on
Yates met een handvol gebedelde stui
verstukken betaalde, wat enkele minuten
oponthoud veroorzaakte om ze te tellen
cn tot allerlei grappige opmerkingen aan
leiding gaf.
Ondertusschen legde John z'n handen
op mijn sdhouder© en zag mij vlak in 't
gezicht; hij had een kleur en was opge
wonden.
„Phineas, ben je moe?"
„Heelemaal niet."
„Vool jo jo sterk genoeg om naar
Coltham te gaan? Zou 't je geen kwaad
doen? Zou je graag willen gaan?"
Op al deze vragen antwoordde ik beves
tigend.
,,'t Is maar voor één keer, cn jo vader
zou ons 't pleizier niet misgunnen en hij
'heeft, 't ook to druk om voor midder
nacht uit de looierij terug te zijn. We zul
len dan ook spoedig na hem thuis ziin als
ik jo al dio tien mijlen op m'n rug draag.
O, komaan, stap in. we zullen gaan."
„Bravo!" riep Mr. Charles, en, leundo
voorover om mij in den postwagen te
helpen. John volgde en do crisis was over.
Maar 't. viel mij op, dat hij mijlen ver
achlereen haast geen woord sprak.
icrtrekkea, die ons ia een ander on*;sfcge-
nar.m zijn, te verdragen.
En toch ergeren wc om zoo gauw ea
kunnen we vaak zoo wo vaak zoo weinig
aan elkaar hebben. Er ontbreekt nog zoo
veel aan onze kunst van samenleven.
Het slot van Mevrouw van Hoogstra-
ten's artikel nemen we hier over, omdat
het, naar wij meenen, den juistcn weg
wijst, om in het dageliilrsche leven tot ccn
betere verhouding te komen met dc men
sehen, die God ons tot huisgenootcn gaf.
„Ik geloof, dat er maar weinigen van
ons zullen zijn, die aan den ingang van
het nieuwe jaar, als we donken aan ons
leven, met anderen in onze naaste omgo-
ving, niet de handen voor do oogen zullen
slaan.
Als we heel stil zitten, en afwachten, zijn
er allerlei dingen, dio om ons héén komen
te staan en ons verwijtend aankijken.
Dat was niet goed, en dit was niet
vriendelijk, en iets anders kon heel niet
door den beugel.
Ik geloof, als ik er goed over nadenk,
dat boven ons artikel had moeten staan:
„Wie met anderen goed wil leven, moet
iets kennen van het leven van God."
Wie eiken dag met stil gebed begint,
leert aan de voeten van den Hed"n 1 rok
het geheim om in het d"
een christen te zijn, en d-'r.
heen een sfeer van v-
gemoetkoming, die p"
leven het hart ve^1"
"it In
Wijziging der sociale nr.
wet«evirfi.
De „Rotterdammer" noemt hetgeen den
laatsten tijd verluidt over de plannen van
Minister Aalberse tot uniformeering der
verzekeringswetgeving, bedenkelijk.
„Wanneer juist is aldus genoemd or
gaan dat de door inr. Groeneveld ont
wikkelde plannen niet ernstig verschillen
van do ministericele inzichten, dan zou
conflict met de anti-revolutionairen niet
achterwege kunnen blijven.
Immers, niet ten onrechte is nog pas
door een schrijver in „Do Economische
Statistische Berichten" opgemerkt, dat in
die plannen het karakter van verzekering
geheel teloor gaat cn staatszorg over de
heele linie wordt ingevoerd.
Het is goed nu reeds te waarscfiuwen,
dat hier een gevaarlijke weg wordt betre
den. Aan de uitholling der sociale verze
kering doen dc anti-revolutie" i o-.-> t: et
mee."
Uit dc texlicl-indnstrie.
Binnenkort zullen de besprekingen ius-
echen de R.-K. Werkgevereverccir'ging
en de besturen der textielorbeidersorgani-*
eaties hervat worden. Door de R -K.
Werkgeversvereniging werd besmeten een
uniforme loonregeling in te voeren. De
voornaamste bepalingen waren:
1. de minimumloonon volgens het cel-
lecticf contract 1919 worden meJ 5 pet.
verminderd:
2. de uifbeto >d® der Christcii e feest
dagen geschiedt alleen aan gehuwden en
kostwinners en wordt berekend naar de
minimumloonen;
3. het persoonlijk minimum wordt ver
vangen door een groepsminimum.
Toen bij de firma Peters to Deventer 2
Jan. dientengevolge een etaking uitbrak,
werd door de arboidorsbes'uren met den
Raad voor staking en uitsluiting uit de
R.-K. Werkgeversvereniging geconfe
reerd. Als gevolg daarvan is van werkge
verszijde voorgeste'd:
1. Het verschilpunt omtrent de uitbe a-
ling der Christehjke feestdagen dor arbi
trage te laten beslissen. Deze arbitrage
commissie, welke zal bestaan uit één vei>
tegenwoordiger dor werkecvors, écn der
werknemers en een onpartijdig voorzit'er,
zal dan hebben te l>eslissen hno de uitbe
taling der Christcli'ke feestdagen zal wor
den geregeld gedurende het tiidvnk 25
Dcc. 1922—31 Dec. f923;
2. de onderhandelingen met de besturen
der arbeidersorganisaties te hervatten
over een nieuwe loonoverecnkomst.
Tijdens deze cnderhando'ingon. d o niot-
langer dan 4 weken mogen duren, zullen
geen veranderingen in do thans geldende
loonsvoorwaarden mogen worden aange
bracht.
Uit het (bakkersbedrijf.
De minister van arbeid, hnniel en nij
verheid heeft vertegenwoordigers van de
papiernijverheid cd bet drukVcrsbedriif
u'.t.genoodigd tot een conferentie op as.
Maandag, opdat hij zich nader rp <1©
hcogt© kan stellen van den toestand, waar
in die bedrijven zich thans bevinden, en
van de daarin ondorvohdon moeiiijkh den.
HOOFDSTUK VI.
Wij woonden didht bij Colthnm. toch
was ik or maar een© van mijn leven ge
weest; maar John Halifax- kende do stad
zeer goed. daar hij behalve als kVrk,
door mijn vader ook gebruikt werd om
in den omtrek schors te koopen. Het deed
mij genoegen te zien, toen do wagen stil
hield bij een herberg, hoe goed hij deze
plaats kende en hoe de kellner hem met
respect bediende; lui was blijkbaar geen
jonden meer, maar een man.
„Je zult zeker graag Mevr. Siddons wil
len zien. ever wie ik je zoo vaak gespro
ken heb? Ze is niet jong meer, zect Mr.
Charles, maar toch nog mooi zij be
gon, meer dan twintig jaar geleden, in
ditzelfde tlhcator. Yates heeft haar toen
gez on. Zou jo vader ze wel eens gezien
hebben, Phineas?"
„O, neen. mijn vader zou voor do \vo-
reld niet in een schouwburg willen ko
men."
„Wat?"
„Nu, John, je behoeft niet zoo bezorgd
to wezen; je voet hij deod mo niet op
voeden in het genootschap der Vriendorf
on daarom zim die bepalingen niet op mij
van toepassing."
•(Wordt vervolgd).
,,'t Was dus eon poets," zoi John naar
hem toegaande, „dat spijt me!"
„Mij ook, jonge man,"' antwoordde de
ander. „Maar gebrek neem me niet kwa
lijk - is onpleizierig; en nood. breekt
wet. Wij moeten noodzakelijk vanavond
nog Coltham bereiken on als men twintig
mijlen geloopen heeft kan men niet zoo
gemakkelijk nog tien afleggen en daarna
als „Macbeth" voor een bewonderend ge
hoor -optreden.
„U zijt tooneelspeler?"
„Ik ben dat, met uw welnemen."
.,U speelde good, vandaag." zei John,
„al 't volk hier hield u voor oen metho-
distisch-prediker."
„Toch roordo ik de •theologie niet aan
?t was enkel alledaagsche moraal." Ik
zag. dat 't gezelschap van Mr. Charles
een grooto bekoring oefende op John. En
't was geen wonder. Schitterender talent
zag ik nooit. Do namiddag ging voorbij,
terwijl we zoo met elkander spraken.
Mr. Charles had z'n gezicht gewasschen
cn zijne van 't loopen geblaarde voeten,
en wjj noodigdon hom cn den man, dien
hij Yates noemde, uit ons brood en kaas,
dab wo over hadden, met ons to deelcn.
„Nu", zei hij, opstaande, „nu ben ik
weer klaar om te vodbten zelfs met do
„Thone van Fife", dio vanavond oeno
Johnson is. een vent van meer dan zes
voet. Hoe laat is 't mijnheer Halifax."
Mijnheer Halifax had ongelukkig geen
horloge onder z'n aardschc bezittingen en
bekende dat openhartig. Maar hij maak
te 't op uit den stand van do zon do-
zo nooit falende pendule 't wjxs vier
uur.
„Dan moeten wo gaan. Kom. jonge hoe
ren je zult toch zeker niot zulk een zeld
zame gelegenheid willen missen om
„Macbeth" te zien, met dio goddelijke Sid
dons, om niet van mij zelf te spreken.
Zulk een vrouw! Shakespeare zelf zou uit
't Elysium willen leunen om haar to zien.
Gaat, ge met ons mee?"
John schudde zacht en pijnlijk: „neen",
gelijk hij al een paar keer eerder gedaan
had, toen de tooncelspeler ons uitnoo-
digde met hem naar Colt ham te gaan
wo zouden gemakkelijk to middernacht
terug kunnen zijn.
„Wat denk je ervan Phineas?" zei
John, terwijl we op den grooten weg ston
den te wachten op den postwagen. „Ik
heb geld en wo hebben zoo weinig plei
zier, wo kunnen een boodschap sturen
naar ie vader. Denk je, dat 't niet goed
zou zijn?"
Ik kon 't niet zoggen; ik zelf zag er
zoo groot kwaad niet in. We stonden en
kele minuten te wadhten. Mr. Charles, half
boos. hield niet langer aan. Hij sprak
meest met mij en toen do wagen do krom
ming van den weg afkwam, wist ik hcele-