liiLeifelifail
Tweede Blad
Zaterdag 13 Januari 1923
De raven en ons brood.
..Ik heb don raven geboden dat zy
u daar onderhouden ruiten.
1 Kon. 17 4-
Nii er in de wereld gebieden zijn waar
de menscbén van honger eter ven, omdat
mislukt ia de oogst en gedesorganiseerd
het transport-wezennu alles er op wijst
dat er komen gaat eene werkloosheid zoo
als we sinds mensehenheu genis wellicht
niet gekend hebben, nu zien we ons scher
per dan to voren weer geplaatst voor de
hroodvraag
Want als het land niet biedt zijn gou-
'len graan, en cr komt geen schip van ver
met koren-vracht, wat zal dan stillen den
honger?
En ale in do bedrijven do duizenden
vorden uitgeschakeld omdat krimpt de
\fzet, en dat wat vroeger winst bracht,
wü geeft enkel verlies, dan zult go ze vin
den de arbeidsloozen bij troepen op de
straat, cn vergeefs wachten vrouw en kind
op loon cp brood!
Nu ïs het in de woreld sp.reekwoorde
lijk geworden dat de raven den mcnsch
het brood niet brengen. Is er dus geen
tarwe in de schuren, of wèl voorraad,
maar geen geld om to koopen, en komt
geen lading uit vreemd gewest, en is er
niet do publieke liefdadigheid die den
brood geroofde stopt een zilverstuk in do
handen, dan staat de hongor voer de
deur, en hij ie onafwendbaar!
En deze beschouwing heeft do feiten aan
hare ziide, want -ontstellend is het aan
tal, dat in onze dagen gestorven is den
hongerdood. We huiveren als wohooren
de cijfors.
Neon. do raven brengen den menseh het
brood niet. on dat wil dus zeggen, alg dat
er niet is wat ons moet voeden, of als we
derven hof zilver dat het ons kan schaf
fen, dan is er ook geen Uoogere Macht,
die de ledige broodschaal vult, en wo zul
len sterven; moeten sterven don honger
dood. den vreeselijken!
Zoo verwijzen wo don de broodbren-
gendc raven naar het land der sproken!
En nu hier in mijn op 1 Kon. 17 open-
goslagen Bijbel lees ik, dat Elia, den Tie-
hiet, nadat, hij Achab heeft aangekon
digd, dat er in de komende jaren dauw
noch regen zijn zal, tenzij dan naar zijn,
des profeten woord, zich verbergt bij
do boek Krith, nabij den Jordaan, alwaar
niets i-s om hem, don profeet, te voeden.
En dan komen de raten naar Gods
bevel1 en brengen hom brood!!
DuS, do raven brengen dan toch wel,/
indien het móet hro-od!
Dit ia echter zeer lang geleden, en
zoo zegt men de waarheid omtrent dit
verhaal is moeilijk fe controleeren.
En men gelooft het eigenlijk niet. zoo-
als men zooveel niet gelooft doordat men
zich Wind staart op het bijkomstige.
In dit «tuk Biibelsehe historie zijn ..de
raven" hei zeer bijkomstige, cn de hoofd
zaak. de lcern van hot verhaal is dit:
Elia gaat niet uit eigen bewoging naar
de bock Krith, en zegt: zie zoo. nu wacht
ik tot God mii brood brengt! Elia zon
dan waarschijnlijk verhongerd* zijn.
Elia gaat daarheen op Gods bevel en
staat, nu aldaar voor Gods reke
ning!
En nu zal. nu moot God hom spijzen,
en Hij doet het op Zijne wijze.
Elia is daar aan .io beek voor Gods
rekening, cn wordt aldaar door God go-
voed!
De raven brachten hem aldaar zijn
brood!!
Lsaf. ons het nu zoo zeggon: zij. dio
voor Gods rekening etaan, worden do-or
God onderhoudenl
En wie staan er voor Gods rekening?
Wie anders dan Ziin kinderen!
Om dus te pelooven cn to vertrouwen
dat ons broed cn ens wat er gewis zal zijn,
moeten we eerst weten of Hij onze Vader,
on wij Zijn kind zijn.
We moeten weten of deze intieme ver
houding tusschen God en ons er is, en
zoo komen we op dio and.cro brood vraag:
do bnoodvraag onzer ziol!
Onze Heiland do broodvraag voorge-
lcgd, praat er niet langs, want Hij weet
FküsLLEïQN,
Van hooger Orde.
Naar het, Engelsch.
14)
Hij bracht mo behouden thuis en we
namen hartelijk, neen liefhebbend, af
scheid van elkander bij de. dour.
„Wanneer kom jo weer, David?"
„Ais jo vader me stuurt."
En ik begreop, dat hij gevoel-'?, dat on
ze omgang steeds daardoor moest beperkt
olijven. Voor John Halifax was niets ge-
hoims of indringends mogelijk, zelfs niet
terwiilo tan vriendschap.
Mijn vader kwam laat thuis dien
avond; hij zag er vermoeid uit en niet op
z'a gemak; en inplaats van naar bed te
gaan, hoewel ft reeds na negen uur was,
bleef hij in den hoek van don haard z'a
pijp roeken.
„Rijst do rivier nog, vader?" „Kan 't
kwaad voor de looierij?"
„Wat weet jij van de looierij!"
„John Halifax zei alleen
„John Halifax deed beter met z'n mond
te houden."
Jk hield dc mijne.
Mijn vader blies stil de rookwolken
voor zich uit. tot ik hem „goeden nach't"
^'ggen kwa» Ik donk, (tob 't. geluid van
maar al te goed, dat de weg over de
ziel dikwijls door de maag leidt, cn we
herinneren ons in dit verband do wonder
bare spijziging.
Jezus maakt de kwestie van liet levens
onderhoud tot het secondaire.
„Daarom zijt niet bezorgd, zeggende:
Wat zullen wij eten? of: Wat zullen wij
drinken? of: waarmede rullen wij ons
kleeden?
Want al deze dingen zoeken de heide
nen, want uw hemeleche Vader weet dat
gij al deze dingen behoeft."
Maar, primair bij Hem is dit: de hon
gerende ziol!!
Onze ziel hongert naar het Eeuwige,
hongert naar het brood des levens.
En nu komt Jezus en Hij zockf die hwv*=
gerende ziel en stelt zich voor baar en
zegt: b
Ik ben het brood des levens!
En wie van dit brood eet zal ten eeuwi
gen dage niet meer hengeren!
En dan weton wc het ook zei f dat ons
lichaams-onderhoutl het secondaire is.
Eerst het Koninkrijk Gods en dan, o,
dan wordt al het andere toegeworpen.
Dit maakt ons niet zorgeloos, maar wel,
in den hoogslen zin „Zergcn-vrii"!
Want, maar laten we liover luiste
ren naar den dichter, dit kind van God,
als hij voor ons zingt: De Heer is mijn
Herder, mij zal niets ontbreken.
Hij doet mij ncdorliggen in grazige
weiden: Hij voert mij zachtkene aan zeer
stille wateren.
Gii richt de tafel toe voor mijn aan
gezicht.
Gij maakt mijn hoofd vet met o!io.
Mijn beker is overvloeiende!
En mot don dichter zeggen we het: One
zal niets ontbreken. God is er ons borg
voor. en Hij zal ons onderhouden, al
nil. d&ór dan: al moostcn do raven het
brengen!!
TEVREDENHEID.
Wat onbegrijpelijk hemelzoet
Ontspruit or uit een kalm gemoed.
Dat, zonder twisten met zim God,
Tovreden is in 't haeh'liikst lot!
Het zij de voorspoed rozen sl rooi,
Do zonnelach den hemel tooi.
En op den spiegelvlakken vloed
De Halcion op nest jen broed.
Het zij do stormwind tioro en bruisch;
Het onweer rots en woud vergruiz'
En 'fc overwolkte morgenlicht
Voor zwarte nevelshroomou zwicht.
Hii mort niet met bekommerd hart;
En d' ijzeren weerhaak van dé smart
Die 't leed verdubbeld in 't verdriet,
Beproefd hij bij dein weórspocd niet.
In de onderwerping'ligt dé rust, r
Die meerder is dan aar-dscho lust;1
Ên 't sterfbed draagt getuigenis,
Wat Cbrist'lijk Godbotrouwer. is.
Schenk. Homo1., schenk mij dat gevoel,
Iji, Heiland, wees mijn éeqig doéD,
En, zeker van Uw zondaarsniin.
Slaap ik den kalnien dood/daap id!
W. BILDERDT.TK,
KERK EN SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Beroepon. Te WilnisW. Deur te
Zegvclt.
Aangenomen. Naar West-Terschel
ling: J. W. Dippe-i, cand. te Groningen.
Bedank t. Voor Drogeharn (toez.) en
Ooslenvierum (toez.): J. W. Dippel, cand.
to Groningen.
GEREF. KERKEN.
Beroepen. Te SliedrechtJ. A. Ver-
hoog te Willemstad.
Bedankt. Voor Wijhe: J. Oostcrvoen
te Wilni*.
GEREF. GEMEENTEN.
Beroepen. To RotterdamM. Hofman
te Rijssen.
Commissie van Beroep.
Tot lid der Commissie van Beroep, uit
gaande van den Bond van Yereenigingen
voor Chr. M. en Yoorb. H. O., in de vaca
ture van Jhr. Mr. W. H. do Savornin Lob
man is gekozen de heer Pref. Dr. A. M.
Brouwer te Utrecht met 262 togen 33 op
Mr. F. Ferahoufc te Den Haag, £6 op Prof.
Dr. H. Th. Obbink te Utrecht cn 38 op L.
Vermeulen te Rotterdam.
Tot Secretaris der Commissie is benoemd
mijn krukken op den vloer hem deed op
schrikken uit z'n bittere overpeinzingen."
„Waar ben je geweest vandaag, Phi-
neas? jij en de jongen, dien ik je
zond."
„Naar do Mythe," en ik vertelde, wat
daar voorgevallen was; hij luisterde zon
der te antwoorden.
„Was dat niet flink, va dor?"
„Wd!" en hij blies ia gedachten,
enkele rookwolken uit „Piiincas, do
jongen met wien j© zoovoel op hobt, is 'n
goede jongen 'n zeer fatsoenlijko jon
gen als jo 't maar niet. te druk met hem
aanlegt; denk or aan Lij is slechte m'n
knecht, en jij zijt m'n zoon m'n eonige
zoon."
Helaas, arm® vader, 't was hard genoeg
voor hem zulk een eonigen zoon te heb
ben, als ik!
Midden in don nacht, werd er aan de
deur va.n ons voorhuis geklu.pt. Ik sliep
beneden in een klein vertrek, tegenover de
eetkamer.
Eer jk geheel tot bezinning kon ko
men, zag ik m'n vader, geheel gekleed,
met 'n lantaarn in de hand, voorbij gaan.
En, hoewel hij een man des vrciles was,
was ik or loch zeker van, dat hij in de
andere hand iets hnd. dat nacht? altijd
n.' z'n. brandkast aan *fc boofdoiudo vau
'ti Ing. Want tien iaar geleden wa3
:i -ouj grid* ontstolen en de
Prof, Jhr. Mr. D. G. Rengcrs Hora Sicca-
ma te Utrecht.
De rooster van aftreding is als volgt
saamgèsteld
in 1925 Prof. Dr. H. Visschcr en Mr. J. J.
de Waal Malefijt; Zijne Excellentie A. W.
F. Iclenburg en Mr. P. E. Briët;
in 1928 Prof. Jhr. Mr. D. G. Rcngers Ho
ra Siccama cn Dr. H. J. Lovink; Prof. Mr.
P. A. Diepenhorst en Prof. Mr. L. J. van
Apeldoorn;
in 1931 Prof. Dr. W. J. Aalders en Mr.
H. de Bio: Prof. Dr. A. M. Brouwer en
Mr. J. A. do Wijde.
Wat zal de Kerk met het geld doen.
In <1© „Waarheidsvriend* vestigt een
der lezers de aandacht, op e>en uitspraak
van Mt. DrcöseLIiuys, dat losmaking van
do zil veren koorde wordt begeerd, opdat
verschillende plaatselijke Kerken zich los
zo-iiclen kunnen maken van de Noderl.
Heev. Kerk.
Naar aanleiding daarvan schrijft Da.
van Grieken cjü.
Ons va-agen is, dat dia Overheid, die
heb geld van de Kerk heeft on, als een
soort rente van dat geld, aan onze Her
vormde Kerk o.a. rijfestra ctemenb uit
keert, <lait g'ffkl aan de Kerk terug zal
geven, daar 't eigendom van die Iverk is.
Dat wagen we om twee oorzaken, en
wel: le. omdat de Kerk niet als oen
voogdijkind mag behandeld worden en
zij haar eigen bezit in handen rooel heb
ben on 2e. omdat het gevaar niet donk-
beeldig is. dat, wanneer do Staat het geld
dor Kerk houdt, or nog eers een tijd.
komt dat or een stroop door alles wordt
gehaald.
Als men ons dus vraagt-: waa-rom
vraagt gij. mannen van den Gerefor
meerden Bond, van de Rogeering, dat zij
do gelden der Kerk aan de Kerk zal uit-
kceren dan is ons antwoordomdat
de Kerk recht- or op heeft haar eigen geld
te peheeren.
Rnalsmen (b.v. rnr. Dres,seLhuys) ons
dan waagtwat zei de Kerk met haar
geld doen dan is ons antwoord daar
hééft, niemand wat mee te maken, dat zai
do Kerk zelf weten!
Of de oplossing van het Iserkelijk
vraagstuk zal verhaast worden, wanneer
de Kerk haar eigen geld in bezit en in
begeer krijgt?
Niemand kan liier de tookomst.gcsehie-
donis aflezen.
Maar dat behoeft cok niet. Wij doen de
dingen niet met een. of andere bijbedoe
ling. We doen het, codat do Korlc in cere
zal wooden herstelden dan zelve zai
kunnen uitmaken, hoo - het. geestelijk en
s tof f dl ijk verder gaan moet. Zij zal zelve
dan de vrijheid hebben, om ook uit te
maken, hoo het bij ©vent-aeel© ingrijpende
wijzigingen mot het grid der Kork gaan
zal.
Of vrij dues aansturen op losmaking
van déh financiëclen band tusschen Staat
cn Kerk, r.in dan straks een tweede
doleantie tO.Wccoram en dan een dole-an-
tio waarbij wo, dó dubbeltjes kunnen meo
nemen?
Noendat is ons do.dl niet 1 Wij wil
len j dat dc Kerk heeri en meester over
lyta.r eigen geld zal zijn en dat dan in
een eerlijken weg ernstig er paar gestaan
zal worden om »aam tc vinden wat dc ge-
wecsclite oyJesaing is van hot kerkelijk
probleem. Want zooals het nu is, kan en.
mag het niet blijven daarvan is eigenlijk
iedere kerkelijke richting en partij en
greep cn voreeniging en bond overtuigd.
Die liet anders zegt, dio misleidt zichzelf
en misleidt anderen. Er moet oen oplos
sing komen. Modern ethisch, confessio
neel. porei -rmcerd ioder is ©r van o ver
tin gd.
En dan willen wij, dat niet do Staat
met hot. geld in. do hand staat, <vm te
zoggen: a's julH-s zéó doen, dan kijg je
ailles en als jullie zóó doen, dia-n lcarijg je
niets
Dat is geen toestand-
De Keric zelf roost, bij wcllco verdere
ontwikkeling van het kerkdijk leven ook,
de vrije bcsoltókidng hebben ©ver haar
eigen geld. En op kerkelijk erf zuilen we
dan saam uitmaken, wat er god aan most-
worden tot oniessing van tat kerkelijk
vraaastok. Wij moeten niet. de zwakheid
brieven te zoggen..laat de Regeering het
geld van de Kerk maar l>c.heei"cn, dan is
't het veiligst .roborgen". Want dat is bs-
nelen de waardigheid \=en de Ke: k cn het
is boveriidien niet waar.
Wij bedoelen als Gercfcrmc'uden Bond
volstrekt niet een tweede doleai-tic. Wi;
bodoolcn op kerkelijk erf het kerkelijk
vraagstuk moer cn mear «aan do orde tc
stellen, wo ab ij de Kerk zelf de vrije bó-
Br.hikiidn f brim er t te hebben over lvaair
eigen geld.
De tieftdaagscho veldtocht.
Zoo noemen de predikanten wel eens de
inbreker was ongestraft gebleven. Do
v/cfc nam 't getuigenis van Abel Fletcher
niet aan hij was „maar een kwaker."
Het kloppen werd luider.
„Wie is daar?" riep m'n vader en te
gelijk opende hij de voordeur, na eerst do
mijne te hebben gesloten. Eon oogonblik
later hoorde ik iemand ia niiin kamer:
„Phineas ben jo hier wees niet bang."
Dat was ik uiet, zoodra ik John's stem
hoordo: ,,Ls er wat mot dé looierij?"
.Ja, 't water rijst en ik ben jo vader
komen halen; hij kan nog boel wat red
den. ik ben klaar, mijnheer!" antwoord
de hij. toen m'n vader hem riep: „Nu
Phineas ga maar weer liggen —donacht
je erg koud!"
Ze gingen samen heen cn kwamen den
heel en nacht niet terug. Die nacht, 5 Fe
bruari 1795, bleef lang in 't geheugen be
waard in Norton Bury, Bruggen werden
vernield booten weggeslagen hui
zen overstroomd of ondermijnd. Levens
werden weinige vorioren, maar eigendom
men vele. Zes uren duurde 't werk der
verwoesting en toen begon do vloed te
zakken.
i!c moest lang wachten voor zij 1huis
kwamen vader en John.
Bij 't aanbreken van den dog zag ik te
in dc déur komen.
Een verrukkelijk gericht!
„O m'n 1h*tó vader!" mi ik '-ofc
dagen, nv,-.:.,en met den Zondag
voor Kerstmis en eindigen met den Nieuw
jaarsmorgen, schrijft Prof. Hepp in „De
Reformatie."
Met het oog op het vele werk der predi
kanten in di© dagen, en op de overlading
voor de gemeente, doet Prof. Hepp het
volgende voorstel:
Om te beginnen dit: schaf allerwegen
den dienst op den Tweeden Kerstdag af.
Op grond van dc Kerkenorde is dit ge
oorloofd.
Deze bepaalt in art. 67: „De onderhou
ding der tweede feestdagen wordt in de vrij
heid der kerken gelaten."
Elke plaat&elijko kerk heeft hierin alzoo
de vrij© hand.
Voorts verdient het m. i. aanbeveling,
dat de kerkeraad er bij de predikanten op
aandringe, dat do diensten op Eersten
Kerstdagavond cn op Nieuwjaarsmorgen
niet langer dan oon uur, op Oudojaars-
reeds en preekte ook op tweeden Paasch-
avond niet langer dan vijf kwartier duren,
en Pinksterdag niet langer dan een uur
en meende daarmee de gemeente een
zoo dezo althans niet op Zondag vallen.
Als predikant volgde ik deze gewoonte
dienst te doen en tot haar meerdere stich
ting en opbouwing bij to dragen.
Op plaatsen, waar men eenKerstfeest
viering heeft mot kinderen van Zondags
scholen, zou mon zich kunnen beraden om
deze op Eersten Kerstdag des namiddags
te deen plaats hebben.
Ik weet heel goed, welke bezwaren le
gen dit alles kunnen worden ingebracht.
Toch geloof ik, dat het profijt der ge
meente cn de eer des Heeren het vordert,
dat men op inkrimping bedacht zij.
Et zou de feestvreugde en bij den die
naar en bij dc gemeente verhoogen.
Want om godvruchtig feest te vieren,
moeten de krachten frisch blijven.
Onze Gereformeerde vaderen waicn, ge
lijk men weet, sterk tegen afzonderlijke
feestdagen.
Wij behoeven niet zulk een veroordco-
lende houding aan te nemen.
Niet gaarne zouden wij ze zien afge
schaft.
Maar men. overdrijve nu ook niet naar de
andere zijde.
Gebrek aan predikanten in Der.emarkan.
In Denemarken zijn in do laatste jaren
zoo weinig studenten in de theologie ge
weest, dat er gebrek aan predikanten
heerscht. De Staat benoemt nu predikanten
dio in Amerika gevormd zijn; ook zijn er
al leekanpredikers aan het hoofd eenor ge
meente geplaatst.
De wachtgelders herkeurd.
Aan een 250-tal onderwijzers-wachtgel
ders L. O. zijn kennisgevingen verzonden,
dat zij gelceurd zullen worden; het is de
bedoeling, dengenen, die voor verderen
sehóoldienst ongeschikt gorden geacht
voor pensioen in aanmerking, to doen ko
men met het qog op de bezuiniging;
wachtgelders boven CO-jarigen leeftijd wor
den niet ipoor gekeurd.
MET LOS VAN DEN SLHEPFER.
In „Oude Paden" ontwikkelt Ds. Knap
eèn sehoonc gedachte.
Hij wraakt de gowoonttf om Gods sou-
verèinitcit in de zaken van weer en at
mosfeer buiten rekening te laten ©d do
.natuurkrachten ïos (e maken van den
Schepper.
Deze kwade hebbelijkheid leidt hem
tot dit gevoelvol profest:
„Ifel is inderdaad geen toeval, dat de
Schrift nagenoeg allo natuurverschijnse
len in rechtstreeks verband met den
Schepper brengt.. Waar men in de volks
taal gemeenlijk z"gt: het regent, het
sneeuwt, het vriest, het dondert, daar
drukt de Bijbel zich veel trefferwipr uit
door tot de eerste Oorzaak op le klimmen
en te zeggen: II ii regent ovcj* rechtvaar
digen en onrech'vaardigen. H ij geeft
sneeuw als wol. B ij strooit den rijm als
asch. Hij werpt zijn ijs heen als stuk
ken, wi§ zou bestaan voor Zijn koude, de
God dor eere dondert. Hij geeft Zijne
Mem in de wolken, de 91 e m d es Hee
ren doet de woéolijn beven. Men leest
zoo gemakkelijk over deze dingen heen of
waant, dat dit een soort, dichterlijke
spreekwijzen zijn, maar men moge deze
uitdrukkingen der Schrift beschouwen
als een ernstig protest leg^n 't eeuwen
oude streven om de natuurkrachten van
den Schoppe-r los te maken en zeals zelf
standige machten, bijna zouden wc zeg
gen als goden te vorecren.
Het oudo heidendom bestond voor een
groot gedeelte in natuurdienst, men aan
bad dc zon. den storm, het vuur, de ri
vier. de zoe; maar in onze moderne we-
hein naar bmnen, terwijl ik z'n handen
vasthield, vaster dan ooit zolfe dan toen
ik een kind wae.
„Jo bent viweg op, m'u zoon ea 't is
een koud© morgen vcor je. Ga weer bii 'fc
vuur."
Z'n stem klonk vriendelijk; z'n anders
roode gezicht, was bleek; twee vreemde
zaken in Abel Fkdoher.
„Vader zog mo. wat er gebeurd ws?"
„Niete, m'n zoon, behalve, dat de Ge
ver van allo wereldfiehe goederen 't good
wonden hoeft een deel van 'fc mijne t©
nemen. Ik, gelijk zoo menig ander in do-
zo 6tad, ben enkele duizenden armer dan
toen ik do laatst© keer naar bed ging".
Hii ging zitten. Ik wist-, dat hij z'n geld
liefhad, want 't was met moeite verdend.
Ik had niet gedacht, dat hij z'n verlies
zoo gelaten zou dragen.
„Vader komaan, 't zou nog erger bob
ben kunnen wezen".
„Zeker; ik zou alios, wat ik in de we
reld had, hebben verloren als uiot
waar is do jongen? Waarom blijf je bui
ten? kom binnen, John' en sluit dc deur".
John gehoorzaamd© zonder zioh op le
dringen. Hij was koud en nat.
Ik wilde, dat hij bij 't vuur zou zitten.
„Ja, jongen, ga bij 't tuut!" zei mijn
rader, vriendelijk,
John kwam.
Ik etend toeechen boa beiden, bang o»
LIEFDE TOT GOD.
- Doof dé6 Hemels klaarheid uit.
t Zal mijn God beminnen:
Dat d© Hel tiaar kaken sluif,
'k Zal Hom toch beminnen:
Zij de dood een eeuwig graf,
'k Zal Hem toch beminnen:
Neem mij hoop cn uitzicht af,
'k Zal Hem toch beminnen:
Neen, geen nemcl ie mijn dool;
Noen, geen eeuwig straf gevoel
Speelt mij door de zinnen.
Neen. verdwijnen vreugd en sicart
'fc Eigen wezen van mijn hart
Is: mijn God beminnen.
BILD riBIJK.
reld, waarin de nauurwetenschappcn zult
een hoogc vlucht genomen hebben, loopc
men gevaar in hetzelfde, raaor dar is
nieuwerwelschen vorm, te vervallen,
want het is in de wc tenschappoRjke 1 rin
gen een en al hulde brengen aan de na-
tuurkachlen, die men met spetirenden
blik door^liHird heeft en het lichtzinnig©
„dat zijn onze god-n" ligt daar óp de lip
pen bestorven.
De Bijbel komt- met heiligen crn.ri op
tegen dit pogen om de natuurkrachten
op die wijze te verheffen als machten,
die los van hun Maker zouden rijn. ge
steld al. dat het bestaan van een Schepper
nog toegestemd w-irdt: hij verklaar! met
nadruk, dat de bliksemende vuurvlammen
en de stormwinden zijn Engelen zijn. en
dat God zoowel den watervloed der zee
in de holligheid van Zijne hand. als den
wind in Zijne schatkamer besloten houdt
on hem als diens''cm»/*ht naar Zijn Welbe
hagen uitzendt".
gaaaaeRgam. i» i v r;ai
Uit het Sociale levei.
De Typografenstakinp.
Wij lezen in d© Rotterdammer:.
Dat aan de leiding van den heer Van
de? Wal, den voorzit'or vari den moder
nen typografenbond, lieol wat ontbreekt,
deden we reeds meermalen in ons b-ad
uitkomen.
Hoe ook anderen van oordeel zijn. dat
het beleid van dozen modernen arbeids-
leïder bij het jongste typografenconfiict
hoeft gefaald, blijkt uit dit oordeel, dafc
we zonder commentaar uit de .Volks
krant" overnemen:
„Feitelijk staat d© zaak o dat do
referendum-uitslag cn de slakingè-actie,
lijnrecht gericht is tegen loonsverlaging,
welke door l et geheelo hoofdbestuur van
den A. N. T. B.. Van der W<a]
pen. is goedgekeurd.
En dien opstopper heeTi dal 1 -tmn>
te danken aan zijn oigen hoogst gebrek
kige leiding voor het conflict. Die lei
ding kwam te laat, en werd gegeven,
nadat Van der Wal in zijn Weekblad
kronkelwegen Kad gevolgd, met oen poli
tiek van: 't kan vriezeu en 't kan dooien.
Thans sjokt het geheele.hoofdbr-iunr
van don A. N. T. B-. Van der Wal in
cluis. aan achter ceiv stalrihg=rcllr't.jc. dat
omver wil goomn. hetgeen zii rr.ct alge-
meene 6temmen- hebben aanvaard
Van der Wal heeft waarschijn!'i'; dio
bui zien hangen, en dus bij de on>rhnn-
de'mgcn gepoogd rioa dus eontgszir.s de
handen vrii te houden, doch dat is hem
hooi slecht gelukt, omdat hef gebleken
verzet zieh richt dingm. d> ook hij
heeft aanvaard.
't Is een ziel .'ge ver! conw. «hana
door den scoiaal-demo-. ••*•>=-T
fenbond wordt geleverd.
Het boleld van het. bestuur wo.-Jt op
het laaffito oogenbük door do ino< rder-
fccid der leden gedosauvoucord wnnnrt.
blijkt-, dat do onderhandelingen door het
bestuur zijn gevoerd .zonder eenig <on-
tact met de loden en zonder zioh tijdig met
de opvattingen ,die onder do. kvlou lor? Ion,
op do hoogt© te stellen, noch daa-op, in to
werken in dé richting, die liet. zo'f nodig
on gewonscht acktle.
Op dezo wijz© kan ten slótte Kt ioen
vakvereeni gin geleider zijn. niet uiteen,
maar wordt het werkelijk belang der lo
den niet bevorderd door resultaten van
rijpelijk overleg omtrent, do eischer. wrik©
door de huidigo economisch© verhoudin
gen worden gesteld ,doeb eenvondig over
gelaten aan gemoed-u Hingen vac mon-
eefcen, die do verhoudingen niet in vol1©
diepte kunnen peilen, en bovendien d"»or
onveraulwoordelijke exiremi-^n v.:.-!en
opgedraaid.
Alle pogingen om de s h 1 van len
chaos op anderen te schuiven .veranderen
niets aan het feit. dat hei hoof llie. ii ir
van den A. N. T. B. getoond heeft mm der
aanleg te. hebben vcor arbeiderskidieg
dan voor werk. dat men loepjo'e -ns
pleegt op te dragen."
ttfenniii MI ssxKEtfsg
te vragen, wat ©r gebeurd was; maar uit
't eraslig gezicht van den oudeu man en
't 6traleudc van deu joegen, nog opgewon
den door 't gevaar, dal zoo aaatiekkri.jk
is voor do jougd, was met sekerneut op
te inakcn. dat 't gevaar niet gering was
geweest.
„Jael," riep vador, torwijl hij op-aon-i,
„geef ons wat to eten, den -jongen en mif
we hébbeu samen hard gewerkt van
nacht."
Jael bracht ewi kan bier cn brood ca
kaas binnen; maar ze had er geen notitie
van genomen of wilde dit niet, dat 't
maal voor two© perwoncn was besteld.
„Nog een bord!" zei m'n vader, scherp*
„Do jongen kan vel in do keuken gaan,
Abel Fletiior, daar heb ik 't zijno klaar
gezei."
Miju vader aarzelde zelfs haar moes-
tor wa6 soms bang voor Jaol. Maar ritt
gowotcn of wil overwon.
„Vrouw, doe zooals ik verlang, llrcng
neg een bord en nog een kruik bior."
En aldus, tot Jack groot verdriet,
maar mijn groot genoegen, werd John:
Halifax verzoolt aan te zition en aan
dezeifdo tafel met z'n mcoster ?e eten.
(Wordt vervolgd),