liiLeifelifail Tweede Blad Zaterdag 13 Januari 1923 De raven en ons brood. ..Ik heb don raven geboden dat zy u daar onderhouden ruiten. 1 Kon. 17 4- Nii er in de wereld gebieden zijn waar de menscbén van honger eter ven, omdat mislukt ia de oogst en gedesorganiseerd het transport-wezennu alles er op wijst dat er komen gaat eene werkloosheid zoo als we sinds mensehenheu genis wellicht niet gekend hebben, nu zien we ons scher per dan to voren weer geplaatst voor de hroodvraag Want als het land niet biedt zijn gou- 'len graan, en cr komt geen schip van ver met koren-vracht, wat zal dan stillen den honger? En ale in do bedrijven do duizenden vorden uitgeschakeld omdat krimpt de \fzet, en dat wat vroeger winst bracht, wü geeft enkel verlies, dan zult go ze vin den de arbeidsloozen bij troepen op de straat, cn vergeefs wachten vrouw en kind op loon cp brood! Nu ïs het in de woreld sp.reekwoorde lijk geworden dat de raven den mcnsch het brood niet brengen. Is er dus geen tarwe in de schuren, of wèl voorraad, maar geen geld om to koopen, en komt geen lading uit vreemd gewest, en is er niet do publieke liefdadigheid die den brood geroofde stopt een zilverstuk in do handen, dan staat de hongor voer de deur, en hij ie onafwendbaar! En deze beschouwing heeft do feiten aan hare ziide, want -ontstellend is het aan tal, dat in onze dagen gestorven is den hongerdood. We huiveren als wohooren de cijfors. Neon. do raven brengen den menseh het brood niet. on dat wil dus zeggen, alg dat er niet is wat ons moet voeden, of als we derven hof zilver dat het ons kan schaf fen, dan is er ook geen Uoogere Macht, die de ledige broodschaal vult, en wo zul len sterven; moeten sterven don honger dood. den vreeselijken! Zoo verwijzen wo don de broodbren- gendc raven naar het land der sproken! En nu hier in mijn op 1 Kon. 17 open- goslagen Bijbel lees ik, dat Elia, den Tie- hiet, nadat, hij Achab heeft aangekon digd, dat er in de komende jaren dauw noch regen zijn zal, tenzij dan naar zijn, des profeten woord, zich verbergt bij do boek Krith, nabij den Jordaan, alwaar niets i-s om hem, don profeet, te voeden. En dan komen de raten naar Gods bevel1 en brengen hom brood!! DuS, do raven brengen dan toch wel,/ indien het móet hro-od! Dit ia echter zeer lang geleden, en zoo zegt men de waarheid omtrent dit verhaal is moeilijk fe controleeren. En men gelooft het eigenlijk niet. zoo- als men zooveel niet gelooft doordat men zich Wind staart op het bijkomstige. In dit «tuk Biibelsehe historie zijn ..de raven" hei zeer bijkomstige, cn de hoofd zaak. de lcern van hot verhaal is dit: Elia gaat niet uit eigen bewoging naar de bock Krith, en zegt: zie zoo. nu wacht ik tot God mii brood brengt! Elia zon dan waarschijnlijk verhongerd* zijn. Elia gaat daarheen op Gods bevel en staat, nu aldaar voor Gods reke ning! En nu zal. nu moot God hom spijzen, en Hij doet het op Zijne wijze. Elia is daar aan .io beek voor Gods rekening, cn wordt aldaar door God go- voed! De raven brachten hem aldaar zijn brood!! Lsaf. ons het nu zoo zeggon: zij. dio voor Gods rekening etaan, worden do-or God onderhoudenl En wie staan er voor Gods rekening? Wie anders dan Ziin kinderen! Om dus te pelooven cn to vertrouwen dat ons broed cn ens wat er gewis zal zijn, moeten we eerst weten of Hij onze Vader, on wij Zijn kind zijn. We moeten weten of deze intieme ver houding tusschen God en ons er is, en zoo komen we op dio and.cro brood vraag: do bnoodvraag onzer ziol! Onze Heiland do broodvraag voorge- lcgd, praat er niet langs, want Hij weet FküsLLEïQN, Van hooger Orde. Naar het, Engelsch. 14) Hij bracht mo behouden thuis en we namen hartelijk, neen liefhebbend, af scheid van elkander bij de. dour. „Wanneer kom jo weer, David?" „Ais jo vader me stuurt." En ik begreop, dat hij gevoel-'?, dat on ze omgang steeds daardoor moest beperkt olijven. Voor John Halifax was niets ge- hoims of indringends mogelijk, zelfs niet terwiilo tan vriendschap. Mijn vader kwam laat thuis dien avond; hij zag er vermoeid uit en niet op z'a gemak; en inplaats van naar bed te gaan, hoewel ft reeds na negen uur was, bleef hij in den hoek van don haard z'a pijp roeken. „Rijst do rivier nog, vader?" „Kan 't kwaad voor de looierij?" „Wat weet jij van de looierij!" „John Halifax zei alleen „John Halifax deed beter met z'n mond te houden." Jk hield dc mijne. Mijn vader blies stil de rookwolken voor zich uit. tot ik hem „goeden nach't" ^'ggen kwa» Ik donk, (tob 't. geluid van maar al te goed, dat de weg over de ziel dikwijls door de maag leidt, cn we herinneren ons in dit verband do wonder bare spijziging. Jezus maakt de kwestie van liet levens onderhoud tot het secondaire. „Daarom zijt niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten? of: Wat zullen wij drinken? of: waarmede rullen wij ons kleeden? Want al deze dingen zoeken de heide nen, want uw hemeleche Vader weet dat gij al deze dingen behoeft." Maar, primair bij Hem is dit: de hon gerende ziol!! Onze ziel hongert naar het Eeuwige, hongert naar het brood des levens. En nu komt Jezus en Hij zockf die hwv*= gerende ziel en stelt zich voor baar en zegt: b Ik ben het brood des levens! En wie van dit brood eet zal ten eeuwi gen dage niet meer hengeren! En dan weton wc het ook zei f dat ons lichaams-onderhoutl het secondaire is. Eerst het Koninkrijk Gods en dan, o, dan wordt al het andere toegeworpen. Dit maakt ons niet zorgeloos, maar wel, in den hoogslen zin „Zergcn-vrii"! Want, maar laten we liover luiste ren naar den dichter, dit kind van God, als hij voor ons zingt: De Heer is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. Hij doet mij ncdorliggen in grazige weiden: Hij voert mij zachtkene aan zeer stille wateren. Gii richt de tafel toe voor mijn aan gezicht. Gij maakt mijn hoofd vet met o!io. Mijn beker is overvloeiende! En mot don dichter zeggen we het: One zal niets ontbreken. God is er ons borg voor. en Hij zal ons onderhouden, al nil. d&ór dan: al moostcn do raven het brengen!! TEVREDENHEID. Wat onbegrijpelijk hemelzoet Ontspruit or uit een kalm gemoed. Dat, zonder twisten met zim God, Tovreden is in 't haeh'liikst lot! Het zij de voorspoed rozen sl rooi, Do zonnelach den hemel tooi. En op den spiegelvlakken vloed De Halcion op nest jen broed. Het zij do stormwind tioro en bruisch; Het onweer rots en woud vergruiz' En 'fc overwolkte morgenlicht Voor zwarte nevelshroomou zwicht. Hii mort niet met bekommerd hart; En d' ijzeren weerhaak van dé smart Die 't leed verdubbeld in 't verdriet, Beproefd hij bij dein weórspocd niet. In de onderwerping'ligt dé rust, r Die meerder is dan aar-dscho lust;1 Ên 't sterfbed draagt getuigenis, Wat Cbrist'lijk Godbotrouwer. is. Schenk. Homo1., schenk mij dat gevoel, Iji, Heiland, wees mijn éeqig doéD, En, zeker van Uw zondaarsniin. Slaap ik den kalnien dood/daap id! W. BILDERDT.TK, KERK EN SCHOOL NED. HERV. KERK. Beroepon. Te WilnisW. Deur te Zegvclt. Aangenomen. Naar West-Terschel ling: J. W. Dippe-i, cand. te Groningen. Bedank t. Voor Drogeharn (toez.) en Ooslenvierum (toez.): J. W. Dippel, cand. to Groningen. GEREF. KERKEN. Beroepen. Te SliedrechtJ. A. Ver- hoog te Willemstad. Bedankt. Voor Wijhe: J. Oostcrvoen te Wilni*. GEREF. GEMEENTEN. Beroepen. To RotterdamM. Hofman te Rijssen. Commissie van Beroep. Tot lid der Commissie van Beroep, uit gaande van den Bond van Yereenigingen voor Chr. M. en Yoorb. H. O., in de vaca ture van Jhr. Mr. W. H. do Savornin Lob man is gekozen de heer Pref. Dr. A. M. Brouwer te Utrecht met 262 togen 33 op Mr. F. Ferahoufc te Den Haag, £6 op Prof. Dr. H. Th. Obbink te Utrecht cn 38 op L. Vermeulen te Rotterdam. Tot Secretaris der Commissie is benoemd mijn krukken op den vloer hem deed op schrikken uit z'n bittere overpeinzingen." „Waar ben je geweest vandaag, Phi- neas? jij en de jongen, dien ik je zond." „Naar do Mythe," en ik vertelde, wat daar voorgevallen was; hij luisterde zon der te antwoorden. „Was dat niet flink, va dor?" „Wd!" en hij blies ia gedachten, enkele rookwolken uit „Piiincas, do jongen met wien j© zoovoel op hobt, is 'n goede jongen 'n zeer fatsoenlijko jon gen als jo 't maar niet. te druk met hem aanlegt; denk or aan Lij is slechte m'n knecht, en jij zijt m'n zoon m'n eonige zoon." Helaas, arm® vader, 't was hard genoeg voor hem zulk een eonigen zoon te heb ben, als ik! Midden in don nacht, werd er aan de deur va.n ons voorhuis geklu.pt. Ik sliep beneden in een klein vertrek, tegenover de eetkamer. Eer jk geheel tot bezinning kon ko men, zag ik m'n vader, geheel gekleed, met 'n lantaarn in de hand, voorbij gaan. En, hoewel hij een man des vrciles was, was ik or loch zeker van, dat hij in de andere hand iets hnd. dat nacht? altijd n.' z'n. brandkast aan *fc boofdoiudo vau 'ti Ing. Want tien iaar geleden wa3 :i -ouj grid* ontstolen en de Prof, Jhr. Mr. D. G. Rengcrs Hora Sicca- ma te Utrecht. De rooster van aftreding is als volgt saamgèsteld in 1925 Prof. Dr. H. Visschcr en Mr. J. J. de Waal Malefijt; Zijne Excellentie A. W. F. Iclenburg en Mr. P. E. Briët; in 1928 Prof. Jhr. Mr. D. G. Rcngers Ho ra Siccama cn Dr. H. J. Lovink; Prof. Mr. P. A. Diepenhorst en Prof. Mr. L. J. van Apeldoorn; in 1931 Prof. Dr. W. J. Aalders en Mr. H. de Bio: Prof. Dr. A. M. Brouwer en Mr. J. A. do Wijde. Wat zal de Kerk met het geld doen. In <1© „Waarheidsvriend* vestigt een der lezers de aandacht, op e>en uitspraak van Mt. DrcöseLIiuys, dat losmaking van do zil veren koorde wordt begeerd, opdat verschillende plaatselijke Kerken zich los zo-iiclen kunnen maken van de Noderl. Heev. Kerk. Naar aanleiding daarvan schrijft Da. van Grieken cjü. Ons va-agen is, dat dia Overheid, die heb geld van de Kerk heeft on, als een soort rente van dat geld, aan onze Her vormde Kerk o.a. rijfestra ctemenb uit keert, <lait g'ffkl aan de Kerk terug zal geven, daar 't eigendom van die Iverk is. Dat wagen we om twee oorzaken, en wel: le. omdat de Kerk niet als oen voogdijkind mag behandeld worden en zij haar eigen bezit in handen rooel heb ben on 2e. omdat het gevaar niet donk- beeldig is. dat, wanneer do Staat het geld dor Kerk houdt, or nog eers een tijd. komt dat or een stroop door alles wordt gehaald. Als men ons dus vraagt-: waa-rom vraagt gij. mannen van den Gerefor meerden Bond, van de Rogeering, dat zij do gelden der Kerk aan de Kerk zal uit- kceren dan is ons antwoordomdat de Kerk recht- or op heeft haar eigen geld te peheeren. Rnalsmen (b.v. rnr. Dres,seLhuys) ons dan waagtwat zei de Kerk met haar geld doen dan is ons antwoord daar hééft, niemand wat mee te maken, dat zai do Kerk zelf weten! Of de oplossing van het Iserkelijk vraagstuk zal verhaast worden, wanneer de Kerk haar eigen geld in bezit en in begeer krijgt? Niemand kan liier de tookomst.gcsehie- donis aflezen. Maar dat behoeft cok niet. Wij doen de dingen niet met een. of andere bijbedoe ling. We doen het, codat do Korlc in cere zal wooden herstelden dan zelve zai kunnen uitmaken, hoo - het. geestelijk en s tof f dl ijk verder gaan moet. Zij zal zelve dan de vrijheid hebben, om ook uit te maken, hoo het bij ©vent-aeel© ingrijpende wijzigingen mot het grid der Kork gaan zal. Of vrij dues aansturen op losmaking van déh financiëclen band tusschen Staat cn Kerk, r.in dan straks een tweede doleantie tO.Wccoram en dan een dole-an- tio waarbij wo, dó dubbeltjes kunnen meo nemen? Noendat is ons do.dl niet 1 Wij wil len j dat dc Kerk heeri en meester over lyta.r eigen geld zal zijn en dat dan in een eerlijken weg ernstig er paar gestaan zal worden om »aam tc vinden wat dc ge- wecsclite oyJesaing is van hot kerkelijk probleem. Want zooals het nu is, kan en. mag het niet blijven daarvan is eigenlijk iedere kerkelijke richting en partij en greep cn voreeniging en bond overtuigd. Die liet anders zegt, dio misleidt zichzelf en misleidt anderen. Er moet oen oplos sing komen. Modern ethisch, confessio neel. porei -rmcerd ioder is ©r van o ver tin gd. En dan willen wij, dat niet do Staat met hot. geld in. do hand staat, <vm te zoggen: a's julH-s zéó doen, dan kijg je ailles en als jullie zóó doen, dia-n lcarijg je niets Dat is geen toestand- De Keric zelf roost, bij wcllco verdere ontwikkeling van het kerkdijk leven ook, de vrije bcsoltókidng hebben ©ver haar eigen geld. En op kerkelijk erf zuilen we dan saam uitmaken, wat er god aan most- worden tot oniessing van tat kerkelijk vraaastok. Wij moeten niet. de zwakheid brieven te zoggen..laat de Regeering het geld van de Kerk maar l>c.heei"cn, dan is 't het veiligst .roborgen". Want dat is bs- nelen de waardigheid \=en de Ke: k cn het is boveriidien niet waar. Wij bedoelen als Gercfcrmc'uden Bond volstrekt niet een tweede doleai-tic. Wi; bodoolcn op kerkelijk erf het kerkelijk vraagstuk moer cn mear «aan do orde tc stellen, wo ab ij de Kerk zelf de vrije bó- Br.hikiidn f brim er t te hebben over lvaair eigen geld. De tieftdaagscho veldtocht. Zoo noemen de predikanten wel eens de inbreker was ongestraft gebleven. Do v/cfc nam 't getuigenis van Abel Fletcher niet aan hij was „maar een kwaker." Het kloppen werd luider. „Wie is daar?" riep m'n vader en te gelijk opende hij de voordeur, na eerst do mijne te hebben gesloten. Eon oogonblik later hoorde ik iemand ia niiin kamer: „Phineas ben jo hier wees niet bang." Dat was ik uiet, zoodra ik John's stem hoordo: ,,Ls er wat mot dé looierij?" .Ja, 't water rijst en ik ben jo vader komen halen; hij kan nog boel wat red den. ik ben klaar, mijnheer!" antwoord de hij. toen m'n vader hem riep: „Nu Phineas ga maar weer liggen —donacht je erg koud!" Ze gingen samen heen cn kwamen den heel en nacht niet terug. Die nacht, 5 Fe bruari 1795, bleef lang in 't geheugen be waard in Norton Bury, Bruggen werden vernield booten weggeslagen hui zen overstroomd of ondermijnd. Levens werden weinige vorioren, maar eigendom men vele. Zes uren duurde 't werk der verwoesting en toen begon do vloed te zakken. i!c moest lang wachten voor zij 1huis kwamen vader en John. Bij 't aanbreken van den dog zag ik te in dc déur komen. Een verrukkelijk gericht! „O m'n 1h*tó vader!" mi ik '-ofc dagen, nv,-.:.,en met den Zondag voor Kerstmis en eindigen met den Nieuw jaarsmorgen, schrijft Prof. Hepp in „De Reformatie." Met het oog op het vele werk der predi kanten in di© dagen, en op de overlading voor de gemeente, doet Prof. Hepp het volgende voorstel: Om te beginnen dit: schaf allerwegen den dienst op den Tweeden Kerstdag af. Op grond van dc Kerkenorde is dit ge oorloofd. Deze bepaalt in art. 67: „De onderhou ding der tweede feestdagen wordt in de vrij heid der kerken gelaten." Elke plaat&elijko kerk heeft hierin alzoo de vrij© hand. Voorts verdient het m. i. aanbeveling, dat de kerkeraad er bij de predikanten op aandringe, dat do diensten op Eersten Kerstdagavond cn op Nieuwjaarsmorgen niet langer dan oon uur, op Oudojaars- reeds en preekte ook op tweeden Paasch- avond niet langer dan vijf kwartier duren, en Pinksterdag niet langer dan een uur en meende daarmee de gemeente een zoo dezo althans niet op Zondag vallen. Als predikant volgde ik deze gewoonte dienst te doen en tot haar meerdere stich ting en opbouwing bij to dragen. Op plaatsen, waar men eenKerstfeest viering heeft mot kinderen van Zondags scholen, zou mon zich kunnen beraden om deze op Eersten Kerstdag des namiddags te deen plaats hebben. Ik weet heel goed, welke bezwaren le gen dit alles kunnen worden ingebracht. Toch geloof ik, dat het profijt der ge meente cn de eer des Heeren het vordert, dat men op inkrimping bedacht zij. Et zou de feestvreugde en bij den die naar en bij dc gemeente verhoogen. Want om godvruchtig feest te vieren, moeten de krachten frisch blijven. Onze Gereformeerde vaderen waicn, ge lijk men weet, sterk tegen afzonderlijke feestdagen. Wij behoeven niet zulk een veroordco- lende houding aan te nemen. Niet gaarne zouden wij ze zien afge schaft. Maar men. overdrijve nu ook niet naar de andere zijde. Gebrek aan predikanten in Der.emarkan. In Denemarken zijn in do laatste jaren zoo weinig studenten in de theologie ge weest, dat er gebrek aan predikanten heerscht. De Staat benoemt nu predikanten dio in Amerika gevormd zijn; ook zijn er al leekanpredikers aan het hoofd eenor ge meente geplaatst. De wachtgelders herkeurd. Aan een 250-tal onderwijzers-wachtgel ders L. O. zijn kennisgevingen verzonden, dat zij gelceurd zullen worden; het is de bedoeling, dengenen, die voor verderen sehóoldienst ongeschikt gorden geacht voor pensioen in aanmerking, to doen ko men met het qog op de bezuiniging; wachtgelders boven CO-jarigen leeftijd wor den niet ipoor gekeurd. MET LOS VAN DEN SLHEPFER. In „Oude Paden" ontwikkelt Ds. Knap eèn sehoonc gedachte. Hij wraakt de gowoonttf om Gods sou- verèinitcit in de zaken van weer en at mosfeer buiten rekening te laten ©d do .natuurkrachten ïos (e maken van den Schepper. Deze kwade hebbelijkheid leidt hem tot dit gevoelvol profest: „Ifel is inderdaad geen toeval, dat de Schrift nagenoeg allo natuurverschijnse len in rechtstreeks verband met den Schepper brengt.. Waar men in de volks taal gemeenlijk z"gt: het regent, het sneeuwt, het vriest, het dondert, daar drukt de Bijbel zich veel trefferwipr uit door tot de eerste Oorzaak op le klimmen en te zeggen: II ii regent ovcj* rechtvaar digen en onrech'vaardigen. H ij geeft sneeuw als wol. B ij strooit den rijm als asch. Hij werpt zijn ijs heen als stuk ken, wi§ zou bestaan voor Zijn koude, de God dor eere dondert. Hij geeft Zijne Mem in de wolken, de 91 e m d es Hee ren doet de woéolijn beven. Men leest zoo gemakkelijk over deze dingen heen of waant, dat dit een soort, dichterlijke spreekwijzen zijn, maar men moge deze uitdrukkingen der Schrift beschouwen als een ernstig protest leg^n 't eeuwen oude streven om de natuurkrachten van den Schoppe-r los te maken en zeals zelf standige machten, bijna zouden wc zeg gen als goden te vorecren. Het oudo heidendom bestond voor een groot gedeelte in natuurdienst, men aan bad dc zon. den storm, het vuur, de ri vier. de zoe; maar in onze moderne we- hein naar bmnen, terwijl ik z'n handen vasthield, vaster dan ooit zolfe dan toen ik een kind wae. „Jo bent viweg op, m'u zoon ea 't is een koud© morgen vcor je. Ga weer bii 'fc vuur." Z'n stem klonk vriendelijk; z'n anders roode gezicht, was bleek; twee vreemde zaken in Abel Fkdoher. „Vader zog mo. wat er gebeurd ws?" „Niete, m'n zoon, behalve, dat de Ge ver van allo wereldfiehe goederen 't good wonden hoeft een deel van 'fc mijne t© nemen. Ik, gelijk zoo menig ander in do- zo 6tad, ben enkele duizenden armer dan toen ik do laatst© keer naar bed ging". Hii ging zitten. Ik wist-, dat hij z'n geld liefhad, want 't was met moeite verdend. Ik had niet gedacht, dat hij z'n verlies zoo gelaten zou dragen. „Vader komaan, 't zou nog erger bob ben kunnen wezen". „Zeker; ik zou alios, wat ik in de we reld had, hebben verloren als uiot waar is do jongen? Waarom blijf je bui ten? kom binnen, John' en sluit dc deur". John gehoorzaamd© zonder zioh op le dringen. Hij was koud en nat. Ik wilde, dat hij bij 't vuur zou zitten. „Ja, jongen, ga bij 't tuut!" zei mijn rader, vriendelijk, John kwam. Ik etend toeechen boa beiden, bang o» LIEFDE TOT GOD. - Doof dé6 Hemels klaarheid uit. t Zal mijn God beminnen: Dat d© Hel tiaar kaken sluif, 'k Zal Hom toch beminnen: Zij de dood een eeuwig graf, 'k Zal Hem toch beminnen: Neem mij hoop cn uitzicht af, 'k Zal Hem toch beminnen: Neen, geen nemcl ie mijn dool; Noen, geen eeuwig straf gevoel Speelt mij door de zinnen. Neen. verdwijnen vreugd en sicart 'fc Eigen wezen van mijn hart Is: mijn God beminnen. BILD riBIJK. reld, waarin de nauurwetenschappcn zult een hoogc vlucht genomen hebben, loopc men gevaar in hetzelfde, raaor dar is nieuwerwelschen vorm, te vervallen, want het is in de wc tenschappoRjke 1 rin gen een en al hulde brengen aan de na- tuurkachlen, die men met spetirenden blik door^liHird heeft en het lichtzinnig© „dat zijn onze god-n" ligt daar óp de lip pen bestorven. De Bijbel komt- met heiligen crn.ri op tegen dit pogen om de natuurkrachten op die wijze te verheffen als machten, die los van hun Maker zouden rijn. ge steld al. dat het bestaan van een Schepper nog toegestemd w-irdt: hij verklaar! met nadruk, dat de bliksemende vuurvlammen en de stormwinden zijn Engelen zijn. en dat God zoowel den watervloed der zee in de holligheid van Zijne hand. als den wind in Zijne schatkamer besloten houdt on hem als diens''cm»/*ht naar Zijn Welbe hagen uitzendt". gaaaaeRgam. i» i v r;ai Uit het Sociale levei. De Typografenstakinp. Wij lezen in d© Rotterdammer:. Dat aan de leiding van den heer Van de? Wal, den voorzit'or vari den moder nen typografenbond, lieol wat ontbreekt, deden we reeds meermalen in ons b-ad uitkomen. Hoe ook anderen van oordeel zijn. dat het beleid van dozen modernen arbeids- leïder bij het jongste typografenconfiict hoeft gefaald, blijkt uit dit oordeel, dafc we zonder commentaar uit de .Volks krant" overnemen: „Feitelijk staat d© zaak o dat do referendum-uitslag cn de slakingè-actie, lijnrecht gericht is tegen loonsverlaging, welke door l et geheelo hoofdbestuur van den A. N. T. B.. Van der W<a] pen. is goedgekeurd. En dien opstopper heeTi dal 1 -tmn> te danken aan zijn oigen hoogst gebrek kige leiding voor het conflict. Die lei ding kwam te laat, en werd gegeven, nadat Van der Wal in zijn Weekblad kronkelwegen Kad gevolgd, met oen poli tiek van: 't kan vriezeu en 't kan dooien. Thans sjokt het geheele.hoofdbr-iunr van don A. N. T. B-. Van der Wal in cluis. aan achter ceiv stalrihg=rcllr't.jc. dat omver wil goomn. hetgeen zii rr.ct alge- meene 6temmen- hebben aanvaard Van der Wal heeft waarschijn!'i'; dio bui zien hangen, en dus bij de on>rhnn- de'mgcn gepoogd rioa dus eontgszir.s de handen vrii te houden, doch dat is hem hooi slecht gelukt, omdat hef gebleken verzet zieh richt dingm. d> ook hij heeft aanvaard. 't Is een ziel .'ge ver! conw. «hana door den scoiaal-demo-. ••*•>=-T fenbond wordt geleverd. Het boleld van het. bestuur wo.-Jt op het laaffito oogenbük door do ino< rder- fccid der leden gedosauvoucord wnnnrt. blijkt-, dat do onderhandelingen door het bestuur zijn gevoerd .zonder eenig <on- tact met de loden en zonder zioh tijdig met de opvattingen ,die onder do. kvlou lor? Ion, op do hoogt© te stellen, noch daa-op, in to werken in dé richting, die liet. zo'f nodig on gewonscht acktle. Op dezo wijz© kan ten slótte Kt ioen vakvereeni gin geleider zijn. niet uiteen, maar wordt het werkelijk belang der lo den niet bevorderd door resultaten van rijpelijk overleg omtrent, do eischer. wrik© door de huidigo economisch© verhoudin gen worden gesteld ,doeb eenvondig over gelaten aan gemoed-u Hingen vac mon- eefcen, die do verhoudingen niet in vol1© diepte kunnen peilen, en bovendien d"»or onveraulwoordelijke exiremi-^n v.:.-!en opgedraaid. Alle pogingen om de s h 1 van len chaos op anderen te schuiven .veranderen niets aan het feit. dat hei hoof llie. ii ir van den A. N. T. B. getoond heeft mm der aanleg te. hebben vcor arbeiderskidieg dan voor werk. dat men loepjo'e -ns pleegt op te dragen." ttfenniii MI ssxKEtfsg te vragen, wat ©r gebeurd was; maar uit 't eraslig gezicht van den oudeu man en 't 6traleudc van deu joegen, nog opgewon den door 't gevaar, dal zoo aaatiekkri.jk is voor do jougd, was met sekerneut op te inakcn. dat 't gevaar niet gering was geweest. „Jael," riep vador, torwijl hij op-aon-i, „geef ons wat to eten, den -jongen en mif we hébbeu samen hard gewerkt van nacht." Jael bracht ewi kan bier cn brood ca kaas binnen; maar ze had er geen notitie van genomen of wilde dit niet, dat 't maal voor two© perwoncn was besteld. „Nog een bord!" zei m'n vader, scherp* „Do jongen kan vel in do keuken gaan, Abel Fletiior, daar heb ik 't zijno klaar gezei." Miju vader aarzelde zelfs haar moes- tor wa6 soms bang voor Jaol. Maar ritt gowotcn of wil overwon. „Vrouw, doe zooals ik verlang, llrcng neg een bord en nog een kruik bior." En aldus, tot Jack groot verdriet, maar mijn groot genoegen, werd John: Halifax verzoolt aan te zition en aan dezeifdo tafel met z'n mcoster ?e eten. (Wordt vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5