Aan het einde der week.
Waarover kunnen wij thans «ndcre
schrijven dan over Lloyd George?
Vanaf December 1916 was hij de man
die zoo ongeveer de wereld regeerde.
Geen keizer of koning die zooveel madht
had al6 deze Engelsche Minister.
Als hij sprak, dan luisterde heel de be
schaafde wereld.
Als hij somber yoor zich hoen staarde
dan wa6 het of de politieke hemel plotse
ling betrok.
En als hij glimlachte dan kwam er in
biocde kringen een weldadige ontspan
ning.
Ontzaglijk groot in de invloed geweest
van dezen Staatsman.
Met volle energie heeft hij meegewerkt
aan de verplettering van Duifcschland. Als
anderen een oogenblik weifelden dan was
hij do man die wist door te zetten, hoewel
tot zijn eer moet worden gezegd, dat bij
altijd nuchter bleef.
Hij was da man die de oprichting van
den Volkenbond een krachtigen stoot gaf
©p die in al de conferenties van de laat
ste jaren de (hand hacL
Zelden heeft iemand misschien over eon
een macht en invloed beschikt als Lloyd
GeoTge.
En thans ie hij een ambtelooe burger.
Eigenaardig is dat in zijn werk gegaan.
Nadat hij in 1916 de liberalen en de
conservatieven tot elkaar had gebracht,
was het de staatsman Bonar Law
die hem aan den Koning als eereten mi
nister voordroeg.
Thans, zes jaren later, was bet dezelfde
Bonar Law die hem door de conserva
tieven te bewegen zich uit de coalitie
terug te trekken, ten val bracht.
Of de politieke loopbaan van Lloyd
George nu echter voorbij is, va! moeilijk
te zeggen.
J'll cast myself on the people!" riep
fcdi Maandag te Manchester uit. Ik geef
mij over aan mijn volk
Een andere vraag ie of het volk nog
bereid is, zich aan hem te geven.
Tot nu toe bezat hij een buitengewone
populariteit. Maar de volksgunst is wis
selvallig en ongelukkig is hij, die re
kent, op de dankbaarheid van het volk.
Er schijnt echter reden te zijn om te
gelooven, dat Lloyd George, hij mocht
zich dan geven aan zijn volk, toch ook
nog iets hoogere kende.
In de „boodschap" Nieuwjaar 1920 ge
licht tot de Britsche onderdanen heette
bet o.m.
„Zelf9 do hoop, welke voor de wereld
ligt in 'n leven van vrede, beschermd door
den volkenbond, hangt af van iets hoogere.
De samenwerking, welke de volkenbond!
moet bevorderen, zal slechts uitwerking
hebben, als de volken door een geest van
[goedgezindheid worden bezield. En die
-geest van goedgezindheid onder de men-
ochen berust op geestelijke krachten1, de
hoop op een broederschap der menschen
berust op het geestelijk feit van Gods
vaderschap.
„Verantwoordelijk als wij zijn voor de
leiding van het Britsche Rijk en voor zijn
houding ten opzichte van de problemen
der toekomst, gelooven wij, dat in de aan
vaarding van deze geestelijke pricipes de
zekere grondslag voor den wereldvrede
ligt".
Die toon is in elk geval heel wat meer
sympathiek dan die van den Franschen
minister-president, toen hij sprak over het
vergaan der wereld.
Wat de gevolgen van dit been gaan zal
zijn ie nog niet te zeggen.
Deze weck kwam het bericht dat aan
Duitschland uitstel van betaling zou
worden toegestaan.
Maar hoe zal het gaan, nu de wraak
zuchtige Franschen misschien meer de
vrije hand krijgen
Het feit dat de Franeche pers den val
van Lloyd George toejuidht, belooft niet
veel «oeds.
Zoo staan we al dadelijk weer voor tol
van vragen die we, als steeds in bet le
ven, niet kunnen oplossen.
In ons eigen land is het niet andere.
De werkloosheid wordt onvamgrijkcr en
de malaise breidt zich uit en niemand
weet wat in verband met deze vraagstuk
ken de toekomst zal brengen.
De Tweede Kamer houdt zich onledig
met de bespreking van de belangen van
het spoorwegpersoneel en van den spoor
wegdienst.
Een van de vele moeilijke vraagstuk
ken.
De social ie ten willen de Kamer aan
een bepaalde uitsprak vastleggen, maar
hét schijnt niet© waarschijnlijk dat dit
plannetje zal gelukken1.
Het is nu trouwens allerminst de tijd
om over vraagstukken van loonsverla
ging e*d. per motie te beslissen.
Do Statenverkiezingen beginnen zoo
langzamerhand hunne schaduwen vooruit
te werpen.
Enkele partijen hebben reeds een aan
vang gemaakt met de eandidaatstell ing.
Zoo zitten we, eer we er aan denken,
midden kb den strijd.
Zijn we gereed?
ONS LICHAAM.
De Huid. ijgJÉSEib
jx - gggp
Waarom hebben we eigenlijk een huid?
Ter bescherming van, ons lichaam, als zin
tuig van t gevoel, ale hulpmiddel bij de
uitscheiding. Voor we echter over elk van
deze drie functies van onze huid iets zeg
gen gaan, willen we den bouw van de huid
eerst even nagaan.
Het bovenste laagje waar de huid uit
bestaat, noemen we de opperhuid. Ik zeg
expres laagje, want bet is maar zeer dim,
zij *fc dan ook dat ep sommige plaateen,
waar een groote druk op de huid uitge
oefend wordt, de opperhuid dikker ie.
Denk b.v. eens aan de voetzool, of 't eelt,
dat zrch bij hard werken op do band
vormt. Als we nu eens good zie» naar de
toppen van onze vingers, dan zien we een
eigenaardige streeping, zeer fijne groefjes
in de opperhuid, 't Eigenaardige is, dat
die groefjes bij alle menschen verschillend
zijn, en dat zoo een mensch gekarakteri
seerd worden kan door z'n vingertoppen.
Ieder woet dat de justitie daar dan ook
dankbaar gebruik van maakt. Een gevon
den vingerafdruk wordt gephotogTapheerd,
en vergroot. De verdachte moet z'n vin
gerafdruk zetten in was, deze afdruk
wordt ook vergroot, in beeld gébracht. En
nu leert de vergelijking van deze twee, of
de verdachte werkelijk de schuldige ie.
Voor dat vergelijken maakt men gebruik
van een kijker, waarbij elk der oogen op
één van de beelden gericht wordt. Zijn
deze beelden gelijk, dan voelt de waarne
mer nict6, maar de geringste afwijking
doet hem een stekende pijn in de oogen
gevoelen. Maar liever dan deze, ook in de
stemkunde toegepaste methode, verder
te behandelen, gaan we eens zien wat er
onder die opperhuid ligt. Waren de op
perhuidcellen dood en verhoornd, we ko
men nu aan een laag levende cellen, de
z.g.n. slijmlaag van MaLpighi. Deze cellen
deelen zich' eterk en geven steeds nieuwe
cellen aan. de hooralaog, d.i. de opper
huid, af en houden zoo deze in stand,
want men moet niet vergeten dat deze
voortdurend afslijt. Deze elijmlaag heeft
echter nog iets anders, dat we ook even
opmerken moeten. Ze bevat 't pigment d.i.
een kleurstof. Bij ons blanke ras merken
we weinig van dat pigment., tenzij bij zo
mersproeten en moedervlekken men
rake nooit in de war met de roode kleur
der wangen bijvoorbeeld. Die wordt ver
oorzaakt door de door de opperhuid
heen schijnende bloedkleur maar bij
roodhuiden en zwartjes vinden we in de
slifmhuid heel wat pigment. Onder deze
slijmlaag vinden we een van de voor
naamste deelen van de huid, de lederhuid
(zoo genoemd omdat 't juist de lederhuid
van de dieren ie, waar 't leer uit. bereid
wordt). Door die lederhuid loopen de bloed
vaatjes en de zenuwen. Fijne uiteinden
dier zenuwen vormen de z.g.n. gevoelspa-
pillen en stellen de huid dus in staat tot
haar functie als gevoelszintuig.En nu zou
den we onze bespreking over den bouw
der huid kunnen besluiten, was 't niet., dat
ik nog een enkel woord verschuldigd ben
aan wat door de huid gevormd wordt:
de nagels en haren. Dat beide uit hoorn
bestaan, heeft ieder wel eens o^emerkt
die haren of nagels verbrand heeft of die
goed geroken heeft, toen 'n paard beslagen
werd en 't verhitte ijzer tegen de hoef
kwam. De nagels en haren groeien steeds
en wel zoo dat de bovenste dee1 en steeds
de oudste zijn: zo schuiven dus als 't ware
op. De haren zitten eigenlijk in do leder
huid vast, in kleine zakjes, die nog weer
door spieren samen worden bewogen. Zoo
kan 't haarzakje een beetje naar buiten be
wogen worden, hetzij door schrik of kou,
en de huid komt er dan eigenaardig uit te
zien; we krijgen „kippenvel". Zoo is ook
't rechtovereind gaan staan der haren bij
schrik te verklaren. Nog een enkel woord
over „vischmenschen" en noedelmen-
schen". Vischmenschen zijn ralken die in-
plaats van haren, eeni analoge vorming,
vischschubben hebben en over .hun ge-
heele huid geen haar, doch slechts schub
ben hebben. Een ander abnormaliteit zijn
de z.g.n. „poedelmenschen", die over hun
g e h e e 1 e huid met haar bedekt zijn, een
overblijfsel van een toestand tijdens de
ontwikkeling.
Do huid diende dus in de eerste plaats
voor de bescherming en ieder heeft al di
rect begrepen dat 't de (hoornlaag vooral
ie. die daarvoor dient.
Een tweede functie was als zintuig van
't gevoel en we zagen ook reeds hoe de
gevoelepapillen in de lederhuid hun oor
sprong namen. Zijn nu alle deelen van 't
lichaam even gevoelig? Ieder ga na bij
zich zeiven: als hij van iets ia 't donker
de vorm weten wil, tast hij dan met z'n
handrug, of zal hij ook met de vingertop
pen doen? Door een proef is dat heel
mooi te laten zien. Ieder heeft wel eon
passer thuis. Welnu, neem de paseer, en
voel hoe dicht de punten bij elkaar ge
bracht worden moeten, om slechts één
punt^te voelen. Zet ik de passer op de
rug der hand, dan is de grootste afstand,
waarbij ik maar één prikkel voel, veel
grooter dan wanneer ik 't zelfde op m'n
vingertoppen doe. Zoo kan ieder gemakke
lijk voor zich zelf een lijstje maken van
de betrekkelijke gevoeligheid der huid
voor prikkels. Opmerking verdient nog
*t volgende: dat er op de huid verschillen
de punten zijn, waar warmte gevoeld
wordt, en geen pijn of kou; andere waar
we alleen kou voelen, een derde waar niets
anders dan pijn gevoeld wordt. Ook 't
laatste is door 'n proef zelf na te gaan.
Neimen we bijv. een naald met scherpe
punt in 't algemeen bedenke men dat
naalden zuiverder zijn dan spelden als 't
op prikken aankomt en prikken we in
de 'huid, dan zullen we plaatsen zien waar
we duidelijk pijn voelen, terwijl we elders
slechts een gevoel van aanraking krijgen,
maar geen pijn. Men prikke natuurlijk
niet t© diep!
En nu nog de derde functie der huid,
die van de uitscheiding. We weten allen
wat zweten is; 't is 't verdampen van 't
overtollige water uit 't lichaam. In de
eerste plaats is 't de nier, die 't overtol
lig water, als urine, uitscheidt. Urine is
eigenlijk water met zouten er in. Die zou
ten geven de kleur er aan. Hoe minder
zouten hoe lichter de urine, vandaar dat
bij veel drinken dan wordt er veel wa
ter afgescheiden; 't afgescheiden zout
blijft gelijk, dus per c.M.3 komt er- min
der zout in de urine voor do urine een
lichter kleur heeft. De nier nu wordt in
z'n functie van waterafscheiden gelholpen
door de huid. De huid heeft zweetklier-
tjes, in grooten getale pl.m. 2% millioen.
Niet overal even veel, vooral in handpalm
en voetzool zijn er vele. Deze nu schei
den zweet af: dat is water, met zouten en
enkele zuren erin. Een van die zuren geeft
de onaangename reuk aan 't zweet. Door
't verdampen van dat water wordt warm
te aan 't lichaam onttrokken, vandaar dan
ook dat men bij (handarbeid zweten
gaat: 't lichaam wordt warmer, wil toch
l'n temporatuur constant houden: dus
gaat *t moer verdampen, dus meer zweet-
afscheiding.
't Is van belang de zweetporiën open
te houden en dus: Men wassche zich et-rede
flink. Vooral houde men de huid eohoon,
als men een wondje heeft. Bij branden
ontstaan blaren: nooit trekke men de bla
ren open!
*t Slot van dit artikeltje moge zijn een
aanmaning tot het zindelijk houden der
huid, want onzindelijkheid is t begin van
ziekte en ziekte een voorbode van den
dood.
DE CRISIS IN DE TUINBOUW.
De heer C. van Spronscn, oad-preeident-direo»
teur van het Rijkskantoor van Groenten en
Fruit, schrijft:
Zonder nader op de vraag in to gaan, wat
voor de regeering de meest aangewezen weg is:
het proces op tuinbouwgebied te laten doorwer
ken en daardoor de overproductie vanzelf te
doen verminderen of door het verleenen van
crediet bij gebrek aan export den toestand te
bestendigen, ik het een feit, dat tengevolge van
het gebrek aan afzetgebed voor dien tuinbouw,
vooral wat de teelt van groenten en fruit bej
treft, een toestand is ingetreden, waardoor v<h
len met den ondergang bedreigd worden.
Ten einde dit te voorkomen, wordt er van
verschillende zijden op regeeringssteun in den
vorm van het verleenen van een crediet aange
drongen.
Wanneer de regeering bereid mocht zijn steun
te verleenen, dan is dit zeker mogelijk door
middel van de Boerenleenbanken, zooals door
mr. Van Haastert is betoogd, doch in don zin,
als mr. Van Haastert het voorefcelt, zou, waa
neer de regeering hiertoe bereid mocht rijn, de
Staat, door garantie te verleenen, een voel te
groot risico loopen.
Het betoog van mr. Van Haastert, dat de
boeren en tuinbouwers steeds het mogelijke zul
len doen om hun crediet af te lossen, is in nor
male tijdien volkomen juist, doch in den abnor*
malen tijd van than6 komt men er niet met
goede voornemens, aangezien onmacht tengevol
ge van do omstandigheden dit onmogelijk maakt
en do vooruitzichten niet zoodanig rijn, dat ver
betering in de naaste toekomst verwacht kan
worden.
Het wil mij voorkomen, waar de tuinbouwers
over bet algemeen hunne producten veilen, dat
zulks op de volgende wijze te regelen zou rijn.
Gelijk reeds enkelo jaren op sommige veilin
gen werd toegepast, zou hulp kunnen worden
verleend door het verleenen van een zoogenaamd
„veiling-crediet", n.l. in den volgenden vorm.
Door de Boerenleenbanken wordt een crediet
verleend voor 1 jaar gelijkstaande me tl/3 van
het geveilde bedrag over het laatste jaar of in
verband met de slechte uitkomsten van het
laatste jaar 1/6 van het geveilde bedrag van do
laatste twee jarende credietnemer verbindt
zich wanneer hij geen lid is van een veilings-1
veroeniging, door welke verplicht veilen is voor
geschreven, om al zijn producten te veilen, en
machtigt den kassier van de Boerenleenbank
wanneer hij niet op den gestelden datum heeft
afgelost ove? zijn tegoed bij den betaalmeester
van de veiling te beschikken. Do aflossing zou
gesteld kunnen worden in vier termijnen, welke
moeten vervallen, al naarmate het teeteeizoen
van de verschillende culturen is, in het volle
oogstsoizoen.
Waar het mofncnteel voor verschillende tuin
bouwers moeilijk zal zijn een achterborg, voor
veilingcrediet te vinden, daar zou, wanneer de
regeering bereid zou zijn tegenover de Boeren
leenbanken, voor bet veilingcrediet garant te
rijn, op deze wijze te helpen zijn, doch zou de
aflossing van zulk een veilingcrediet den voor
rang moeten hébben tegenover do reeds door
de regeering verleende credieten.
Door de bepaling dat do kassier van do Boe*
renleenbank desnoods over het geveilde bedrag
bij den betaalmeester kan beschikken, wanneer
niet op tijd wordt afgelost, is, wanneer dit vol
doende wordt vastgelegd, als do teelt niet op
een financiëele mislukking uitloopt, het risico
voor den Staat aanmerkelijk beperkt en zou m.i.
op deze wijze te helpen rijn.
Er zou echter rekening dienen gehouden te
worden, dat het crediet alleen verleend wordt
aan die bedrijven, die bierdoor staande knnnen
gehouden worden en nog voldoende levensvab»
baarheid hébben, doch niet aan die bedrijven,
die er reeds financieel zoo diop onder zitten,
dat voortzetting van het bedrijf met eenige kans
van slagen vrijwel uitgesloten ie.
In de tweede plaats zou tegenover de Boeren
leenbanken de eiech gesteld moeten worden,
dat het te verleenen crediet aan den betrokkene
ten volle uitbetaald moet worden en in geen ge
val hiermede reeds loopenöo credieten of niet
betaalde rente mogen afgelost worden.
DE LAG ER- ONDER WIJ S WET.
In tegenstelling mei de Standaard,
r eemt de Nederlander het, evenals
trouwens de Rotterdammer op voor
Co grondslagen van de Schoolwet 1920.
Toch is ook dit orgaan van oordeel, dat
er meer v r ij h e id moet komen voor
het onderwijs, waarom bet wijst op een
zeslal belemmeringen, welke, naar zijne
overtuiging, beslist uit de wet ec. het wij-
iigings-ontwerp verwijderd moeten wor
den
„I. Artikel 3, lid 2 verbiedt een
vreemde taal te onderwijzen in de klassen
I—M eener lagere school. Dit verbod be
lemmert de vrije bespssong van ouders en
schoolbesturen over do. opvoeding hun
ner kinderen en leerlingen; het druischt
in tegen hetgeen bij ons volk op onder
wijsgebied steeds gewenseht en nuttig
bleek; zijne opheffing zou, althans in ge
meenten waar een aantal scholen bestaat,
op geen enkele moeilijkheid sluHen en
zou van de Rijks- of Gemeentekas geen
Mikel offer vragen.
II. Artikel 3, lid 4, e i s c h t dat op een
•tthool voor U. L. O. ten minste gedurende
14 uren les wordt getrev» n in de gewone
vakken van het lager onderwijs Deze
eisch doet het paedigogisch inzicht van
schoolbesturen en hoofden van scholen
geweld aan en maakt een behoorlijk on
derricht in bijbelsche- en aigomeene ge
schiedenis, in wiskunde en vreemde talen
onmogelijk.
IJl. Artikel 27, lid 2, verbiedt de
samenvoeging van een school voer lager
enderwijs, met een school voor UX.O., m
één gebouw, onder één hoofd, wanneer
deze scholen tezamen meer dan 220 leer
lingen tellen. Het wijziging?- ontwerp
bn.ngt dit maximum op 350; maar dit
verbod moet uit de wet verdwijnen, als
kostbaar, als geheel ongemotiveerd en als
belemmerend voor do vrije ontwikkeling
ecner school.
ÏV. Artikel 28, lid 5, zou verbieden
het aanstellen, zelfs voer eigen rekening
va?: de schoolbesturen, van meer onder
wijzers, dan het getal, waarvoor het sa-
jrris door het Rijk wordt vergoed .Dit ver
bod ds volkomen onredelijk en zou. in me
nig geval eene behooiiijke klasse-indec-
üng onmogelijk maken.
Y. Artikel 89, lid v e r b i e d.t den
schoolbesturen, aan de onderwijzers, zelfs
vo«»r extra-lessen of birondere diensten,
eene speciale belooning toe te kennen.
Wel moet worden opgevolgd do onverde
digbare eisch, dat een onderwijzer, met
dezelfde bevoegdheden, die les geeft aan
eer school voor UX.Ó., alleen dd&rom,
'hooger salaris geniet.
Dit verbod en deze eisch belemme
ren de schoolbesturen in het goed beheer
homier scholen en bedreigen den goeden
geest, onder het onderwijzend personeel.
VI. Artikel 89, lid 7, verbiedt de
schoolbesturen eenig ander schoolgeld te
heffen, dan door de wot is voorgeschre
ven. Dit verbod doet voor de scholen veel
geld verloren gaan; hel maakt hel onmo-
g"lijk gereede betaliüg te vinden voor al
iened zeer-noodige uitgaven; het maakt
aflossing der bouwschu'den onmogelijk en
dwrigt menig schoolbestuur de gelegen
heid tot opneming van leerlingen te beper
ken. tot de kinderen van de leden der
sehoolvereen., ten einde uit deze leden-
oojuributie de middelen te vinden tot het
doen der bovengenoemd* onafwijsbare uit
rnven.
Indien het gemeen overleg tussohen mi
nister en Staten-GeneTaal er toe mocht
leiden althans deze zes vrijheidsbelemme-
ringen uit de wet weg te nemen dan zou
uit vel© harten een dr.nktoon rijzen, zeker
even hartelijk en innig, als in 1920 bij de
vaststelling der wet".
Leidsche Penkrassen.
Amice.
Is cx wol een onderwerp waancve-r den.
(aatsten tijd, zooveel gepraat wordt als
over de bezuiniging'? Ik geloof het niet.
Waar men ook komt, en wat men ook
loost, 't is altijd beezuinigimg en nog eens
bezuiniging.
Nu is dit zeer wel te verklaren. Ieder
een weet wel, dat er wat gebeuren moet
en dat we nu hot getij zeer sterk aan het
verloopon is, de bakens zullen' hebben te
verzetten.
Alleen maar, het is zo-o'n uit ere t lastig
werk. Want waar te beiginnen?
Do patroons en de middenstanders in
het algemeen denken allicht in de eerste
plaats aan de loonen van de arbeiders, de
werklieden hebben meer het oog gericht
op den middenstand en wat in maatschap
pelijk opzicht daar boven staat en de ge-
'hrele burgerij als ik deze tegenstelling
nu eens mag maken kijkt allereerst en
allermeest naar de ambtenaren.
Die hebben al zooveel voor, meent men,
dat zij wel in de allereerste plaats in aan
merking komen om de bezuiniging in hun
ne portemonnade te gevoelen.
Maar de ambtenaren zelf denken er
weer andere over, en dat is ook al weer
verklaarbaar.
Gewoonlijk gaat het toch zoo, dut een
verlaging der salarissen over heel de linie
werkt, met eenzelfde pencentage, wat ten
gevolge heeft dat de een zich een tikje
moet bekrimpen, terwijl anderen in hun
eerste levensbehoeften worden getroffen.
Dit maakt veler oppositie tegen bezui
niging op dit gebied verklaarbaar en is
misschien tevens oorzaak, dat het in do
practijk no-g zoo weinig tot bezuiniging
komt.
Dan zijn er de „stelsels".
Wij hebben in de kranten kunnen le
zen dat Ged. Staten de Gemeentebesturen
op het hart hebben gedrukt toch vooral
zuinig te zijn.
Allerlei wenken werden gegeven. Op
last van hoogerhand wordt zelfs zorgvul
dig gewaakt, dat de uitkeeringen aan de
uitgetrokken werkloozen niet hooger wor
den gesteld dan een door den minister
aangegeven „norm".
Toen echter dezor dagen een gemeente
de salarissen verlaagde, werd dat afgewe
zen, niet omdat die verlaging opzichzelf
onibdlldj'k was of wat dan ook, maar om
dat zoo'n besluit niet paste in het stel
sel.
Ik begrijp dat. niet goed. Ik kan me wel
indenken dat Ged. Staten voor uitereten
waken; dat ze toezien dat de gemeente-
golden niet worden weggegooid en ook
hoewel 't me voorkomt dat Ged. Staten
daar eigenlijk minder mee noodig hebben
dat de salarissen van de Gèm. amb
tenaren niet al te zeer worden verlaagd.
Er blijft van de zelfstandigheid van de
Gemeenten op die manier letterlijk niets
over en dat is te onaangenamer wanneer
zulke besluiten worden genomen door een
college, dat behalve één uitzondering uit
leden van de rechtsche partijen bestaat.
Maar het is ook duidelijk, dat op die
manier het vraagstuk der bezuiniging al
weer eert. tikje lastiger is geworden.
Het heeft trouwens meer lastige kan
ten.
Dat. hebbeai we deze week in den Leid-
echen gemeenteraad kunnen zien, toen aan
de orde kwam het voorstel van. B. en W.
om het verzoek van den burgemeester on>
diens salarki te verlagen, in te willigen.
De burgemeester was vaai oordeel dal
hot niet voél "helpt ale we al over bezui
niging en versobering praten, ale we niet
zelf iets willen doen en oen voorbeeld
willen geven. Vandaar dat hü verzocht
zijn salaris met f2000.te verminderen
Sommige leden waren er tegen omdat,
rij van oordeel waren, dat het salaris toch
waarlijk niet te hoog is. Deze burgemees
ter, zoo redeneerde men, kan dat nu w
doen, maar als er eens een vacature
kwam en a 1 e we dan eens een burgemees
ter kregen die heelemaal van z'n salaris
moet leven, dan zou f 10.000. toch te wei
nig zijn.
Ik kan niet zeggen m'n waarde, dat
democratische argument zoo bijster vee'
indruk op me maakte. Er is gelukkig op
dit oogenblik nog geen sprake van een
anderen burgemeester en als het ooit zco-
ver komt laten we hopen dat 't nep:
heel lang duurt welnu, dan kan riie*
altijd zien boe dan de toestand is.
En dan hoop ik, in 't belang van Leider
dat we hier nooit een burgemeester krij
gen die er eon rekensommet je van maak*
maar een man die waarlijk liefde heef*
voor zijn ambt en die 't sproekt van
zelf ook de noodige capaciteiten bezie.
Modht 't bepaald noodig zijn om zuö?
een kracht te kunnen krijgen, welnu dap.
kunnen altijd nog maatregelen worden ge
nomen, maar ik zie niet in, dat dit nu aV
een argument kan dienen om het verzoefc
niet in to willigen.
Aan de andere zijde waren het de So*
Dem. die tegen verlaging waren, omd^
zij vroesden dat dit het begin zou zijp
van loonsverlaging voor de ambtenares.
Dat. is zeker al heel merkwaardig. Al
tijd heet het: als er wat gedaan moot, wop
den, dan moeten we van bovenaf begin
nen. En als daartoe dan gelegenheid gege
ven wordt, dan zegt men, neen, dat doen
we niet, want dan loopen we kans, dat we
een „praecedent scheppen." Zoo noemt
men dat tegenwoordig.
En intusschen gaat het met de bezuini
ging als met het kindje, dat zooveel ba
kers had, dat het verhongerde cn verkom
merde.
Weet ge waarover ik mij vaak verwon
der? Dat men nu zeker al een paar jaar
praat over de noodzakelijkheid van be
zuiniging, maar dat men steeds vergeet te
beginnen met allerlei zaken waarop bezui
nigd kan worden zonder dat. ook maar
iemand er last van iheeft.
Neem b.v. de dienstreizen van ambtena
ren enz. Een leger van einblenarcn reist
eerete klasse.
Een dominee denkt er niet aan in do
eerste klas te reizen en als hij er wel aan
denkt, dan zal hij het als regel toch wel
uit zijn hoofd laten om het te dom.
Dokters, notarissen en dergcliike ge
wone menschen treft men ook bij hoopics
in de tweede ldaese aan..
Maar voor heel wat s .nbten a ren is dat
te min. Zij moeten net als de Kamerleden
in de eerste reizen.
Ik vermoed haast dat di„ verschijnsel
in verband staat met de democratie. Vroe
ger was er geen sprake van dat alle Ka
merleden eerste klasse reisden. Ik heb
zelfs wel eens hc-oren vertellen, dat Minis
ter Keuchonius bij voorkeur derde reisde.
Maar thans, nu de democratie ha.ro trium-
fen hoeft gevierd, wat ik overigens toe
juich, nu vindt men dé 'deputé's niet an
ders dan in do eerste klasse, maar zoo-
al niet ten n-u 11 e, dan toch op kos
ten" van het algemeen.
En nu wordt er weieens ovt pf praat
om die onnoodige luxe af te schaffen, en
als de Kamerleden het werkelijk wilden
dan was althans deze bezuiniging heel
spoedig ingevoerd, maar men laat de zaak
stilletjes zooals zij is.
En zoo komen we, m'n waa.-d<\ geen
stap verder.
Ge hebt zeker gelezen amice, da> in do
Maandag gehouden Raadsvergadering een
werklooze een poging deed om op de be
hoeften der werkloozen de aandacht te
vestigen.
Dit onwettig en onverst and-'g optreden
verwondert me niet. De menschen woid^n
voortdurend openlijk of meier bedek* op
gestookt.
Toen onlangs de werkverschaffing
voor de sigarenmakers 'aan de orde kwam,
weird van Soc. Dem. ziide geadviseerd,
dat de werkloozen dit werk moesten wei
geren én liever honger lijden. En van
Comm. zijde gaat men nog een stapje ver
der en worden uit politieke overwe
gingen de menschen meer openlijk tot
verzet opgestookt.
Dr. Knuttel, het communistische raads
lid was nog niet aanwezig Maandag toen
dit relletje voorviel. Naar ik vernam
kwam hij paö terug van een snoepreisje
naar Italië. Maar was hij er geweesthij
zou zich ongetwijfeld hebben verblijd,
dat hier weer een werklooze stalckor bezig
was het terrein voor de Communisten te
effenen.
't Is in-droevig mijn waarde, dat men-
echcm die toch al in zoo slechte conditie
verkoeren op deze wijze voor politieke
doeleinden worden gebruikt.
Toch mag dit geen reden ziin, om niet
al het mogelijke te doen om de werklo-o
zen te helpen, aan werk zoo mogelijk en
anders aan den noodigen steun.
Naar ik vernam treedt het Burger!.
Armbestuur tegenover de Vakcentrales
die zich in 't bijzonder het lot der werk
loozen aantrekken, vaak ver van tege
moetkomend op. Als dat inderdaad bet
geval is, dein hoop ik dat men het Toer zal
omgooien en geen middel onbeproefd zal
laten om hét overleg te vergemakkelij-
ken.
Niet zonder verbazing la6 ik deze week,
dat de Comm. voor werkverschaffing
sinds 30 Mei van dit jaar niet. vergader
de. De afgevaardigden van de Vakorgani
saties, zoo la6 ik tevens, zullen nu trach
ten een vergadering te beleggen.
Dat pogen juich ik toe. Alleen vraag ik
mij af: hoe komt het, dat men dat nu
pas gaat probeeren? Waarom niet eer
der pogingen in het werk gesteld om deze
machine in beweging te brengen? Of is
men zelf overtuigd, dat het wél bij een
pogen om werk te zoeken zal blijven?
Intusschen blijkt ook hier alweer uit,
dat het gemakkelijk -is over werkver
schaffing te praten en eene Comm. te be
noemen, maar dat het verschaffen van
werk minder gemakkelijk gaat.
Todb zou het van veel beteekenis zijn
indien op deze wijze de werkloosheid kon
worden bestreden. VERITAS.