Aan het einde der week. Waarover kunnen wij thans «ndcre schrijven dan over Lloyd George? Vanaf December 1916 was hij de man die zoo ongeveer de wereld regeerde. Geen keizer of koning die zooveel madht had al6 deze Engelsche Minister. Als hij sprak, dan luisterde heel de be schaafde wereld. Als hij somber yoor zich hoen staarde dan wa6 het of de politieke hemel plotse ling betrok. En als hij glimlachte dan kwam er in biocde kringen een weldadige ontspan ning. Ontzaglijk groot in de invloed geweest van dezen Staatsman. Met volle energie heeft hij meegewerkt aan de verplettering van Duifcschland. Als anderen een oogenblik weifelden dan was hij do man die wist door te zetten, hoewel tot zijn eer moet worden gezegd, dat bij altijd nuchter bleef. Hij was da man die de oprichting van den Volkenbond een krachtigen stoot gaf ©p die in al de conferenties van de laat ste jaren de (hand hacL Zelden heeft iemand misschien over eon een macht en invloed beschikt als Lloyd GeoTge. En thans ie hij een ambtelooe burger. Eigenaardig is dat in zijn werk gegaan. Nadat hij in 1916 de liberalen en de conservatieven tot elkaar had gebracht, was het de staatsman Bonar Law die hem aan den Koning als eereten mi nister voordroeg. Thans, zes jaren later, was bet dezelfde Bonar Law die hem door de conserva tieven te bewegen zich uit de coalitie terug te trekken, ten val bracht. Of de politieke loopbaan van Lloyd George nu echter voorbij is, va! moeilijk te zeggen. J'll cast myself on the people!" riep fcdi Maandag te Manchester uit. Ik geef mij over aan mijn volk Een andere vraag ie of het volk nog bereid is, zich aan hem te geven. Tot nu toe bezat hij een buitengewone populariteit. Maar de volksgunst is wis selvallig en ongelukkig is hij, die re kent, op de dankbaarheid van het volk. Er schijnt echter reden te zijn om te gelooven, dat Lloyd George, hij mocht zich dan geven aan zijn volk, toch ook nog iets hoogere kende. In de „boodschap" Nieuwjaar 1920 ge licht tot de Britsche onderdanen heette bet o.m. „Zelf9 do hoop, welke voor de wereld ligt in 'n leven van vrede, beschermd door den volkenbond, hangt af van iets hoogere. De samenwerking, welke de volkenbond! moet bevorderen, zal slechts uitwerking hebben, als de volken door een geest van [goedgezindheid worden bezield. En die -geest van goedgezindheid onder de men- ochen berust op geestelijke krachten1, de hoop op een broederschap der menschen berust op het geestelijk feit van Gods vaderschap. „Verantwoordelijk als wij zijn voor de leiding van het Britsche Rijk en voor zijn houding ten opzichte van de problemen der toekomst, gelooven wij, dat in de aan vaarding van deze geestelijke pricipes de zekere grondslag voor den wereldvrede ligt". Die toon is in elk geval heel wat meer sympathiek dan die van den Franschen minister-president, toen hij sprak over het vergaan der wereld. Wat de gevolgen van dit been gaan zal zijn ie nog niet te zeggen. Deze weck kwam het bericht dat aan Duitschland uitstel van betaling zou worden toegestaan. Maar hoe zal het gaan, nu de wraak zuchtige Franschen misschien meer de vrije hand krijgen Het feit dat de Franeche pers den val van Lloyd George toejuidht, belooft niet veel «oeds. Zoo staan we al dadelijk weer voor tol van vragen die we, als steeds in bet le ven, niet kunnen oplossen. In ons eigen land is het niet andere. De werkloosheid wordt onvamgrijkcr en de malaise breidt zich uit en niemand weet wat in verband met deze vraagstuk ken de toekomst zal brengen. De Tweede Kamer houdt zich onledig met de bespreking van de belangen van het spoorwegpersoneel en van den spoor wegdienst. Een van de vele moeilijke vraagstuk ken. De social ie ten willen de Kamer aan een bepaalde uitsprak vastleggen, maar hét schijnt niet© waarschijnlijk dat dit plannetje zal gelukken1. Het is nu trouwens allerminst de tijd om over vraagstukken van loonsverla ging e*d. per motie te beslissen. Do Statenverkiezingen beginnen zoo langzamerhand hunne schaduwen vooruit te werpen. Enkele partijen hebben reeds een aan vang gemaakt met de eandidaatstell ing. Zoo zitten we, eer we er aan denken, midden kb den strijd. Zijn we gereed? ONS LICHAAM. De Huid. ijgJÉSEib jx - gggp Waarom hebben we eigenlijk een huid? Ter bescherming van, ons lichaam, als zin tuig van t gevoel, ale hulpmiddel bij de uitscheiding. Voor we echter over elk van deze drie functies van onze huid iets zeg gen gaan, willen we den bouw van de huid eerst even nagaan. Het bovenste laagje waar de huid uit bestaat, noemen we de opperhuid. Ik zeg expres laagje, want bet is maar zeer dim, zij *fc dan ook dat ep sommige plaateen, waar een groote druk op de huid uitge oefend wordt, de opperhuid dikker ie. Denk b.v. eens aan de voetzool, of 't eelt, dat zrch bij hard werken op do band vormt. Als we nu eens good zie» naar de toppen van onze vingers, dan zien we een eigenaardige streeping, zeer fijne groefjes in de opperhuid, 't Eigenaardige is, dat die groefjes bij alle menschen verschillend zijn, en dat zoo een mensch gekarakteri seerd worden kan door z'n vingertoppen. Ieder woet dat de justitie daar dan ook dankbaar gebruik van maakt. Een gevon den vingerafdruk wordt gephotogTapheerd, en vergroot. De verdachte moet z'n vin gerafdruk zetten in was, deze afdruk wordt ook vergroot, in beeld gébracht. En nu leert de vergelijking van deze twee, of de verdachte werkelijk de schuldige ie. Voor dat vergelijken maakt men gebruik van een kijker, waarbij elk der oogen op één van de beelden gericht wordt. Zijn deze beelden gelijk, dan voelt de waarne mer nict6, maar de geringste afwijking doet hem een stekende pijn in de oogen gevoelen. Maar liever dan deze, ook in de stemkunde toegepaste methode, verder te behandelen, gaan we eens zien wat er onder die opperhuid ligt. Waren de op perhuidcellen dood en verhoornd, we ko men nu aan een laag levende cellen, de z.g.n. slijmlaag van MaLpighi. Deze cellen deelen zich' eterk en geven steeds nieuwe cellen aan. de hooralaog, d.i. de opper huid, af en houden zoo deze in stand, want men moet niet vergeten dat deze voortdurend afslijt. Deze elijmlaag heeft echter nog iets anders, dat we ook even opmerken moeten. Ze bevat 't pigment d.i. een kleurstof. Bij ons blanke ras merken we weinig van dat pigment., tenzij bij zo mersproeten en moedervlekken men rake nooit in de war met de roode kleur der wangen bijvoorbeeld. Die wordt ver oorzaakt door de door de opperhuid heen schijnende bloedkleur maar bij roodhuiden en zwartjes vinden we in de slifmhuid heel wat pigment. Onder deze slijmlaag vinden we een van de voor naamste deelen van de huid, de lederhuid (zoo genoemd omdat 't juist de lederhuid van de dieren ie, waar 't leer uit. bereid wordt). Door die lederhuid loopen de bloed vaatjes en de zenuwen. Fijne uiteinden dier zenuwen vormen de z.g.n. gevoelspa- pillen en stellen de huid dus in staat tot haar functie als gevoelszintuig.En nu zou den we onze bespreking over den bouw der huid kunnen besluiten, was 't niet., dat ik nog een enkel woord verschuldigd ben aan wat door de huid gevormd wordt: de nagels en haren. Dat beide uit hoorn bestaan, heeft ieder wel eens o^emerkt die haren of nagels verbrand heeft of die goed geroken heeft, toen 'n paard beslagen werd en 't verhitte ijzer tegen de hoef kwam. De nagels en haren groeien steeds en wel zoo dat de bovenste dee1 en steeds de oudste zijn: zo schuiven dus als 't ware op. De haren zitten eigenlijk in do leder huid vast, in kleine zakjes, die nog weer door spieren samen worden bewogen. Zoo kan 't haarzakje een beetje naar buiten be wogen worden, hetzij door schrik of kou, en de huid komt er dan eigenaardig uit te zien; we krijgen „kippenvel". Zoo is ook 't rechtovereind gaan staan der haren bij schrik te verklaren. Nog een enkel woord over „vischmenschen" en noedelmen- schen". Vischmenschen zijn ralken die in- plaats van haren, eeni analoge vorming, vischschubben hebben en over .hun ge- heele huid geen haar, doch slechts schub ben hebben. Een ander abnormaliteit zijn de z.g.n. „poedelmenschen", die over hun g e h e e 1 e huid met haar bedekt zijn, een overblijfsel van een toestand tijdens de ontwikkeling. Do huid diende dus in de eerste plaats voor de bescherming en ieder heeft al di rect begrepen dat 't de (hoornlaag vooral ie. die daarvoor dient. Een tweede functie was als zintuig van 't gevoel en we zagen ook reeds hoe de gevoelepapillen in de lederhuid hun oor sprong namen. Zijn nu alle deelen van 't lichaam even gevoelig? Ieder ga na bij zich zeiven: als hij van iets ia 't donker de vorm weten wil, tast hij dan met z'n handrug, of zal hij ook met de vingertop pen doen? Door een proef is dat heel mooi te laten zien. Ieder heeft wel eon passer thuis. Welnu, neem de paseer, en voel hoe dicht de punten bij elkaar ge bracht worden moeten, om slechts één punt^te voelen. Zet ik de passer op de rug der hand, dan is de grootste afstand, waarbij ik maar één prikkel voel, veel grooter dan wanneer ik 't zelfde op m'n vingertoppen doe. Zoo kan ieder gemakke lijk voor zich zelf een lijstje maken van de betrekkelijke gevoeligheid der huid voor prikkels. Opmerking verdient nog *t volgende: dat er op de huid verschillen de punten zijn, waar warmte gevoeld wordt, en geen pijn of kou; andere waar we alleen kou voelen, een derde waar niets anders dan pijn gevoeld wordt. Ook 't laatste is door 'n proef zelf na te gaan. Neimen we bijv. een naald met scherpe punt in 't algemeen bedenke men dat naalden zuiverder zijn dan spelden als 't op prikken aankomt en prikken we in de 'huid, dan zullen we plaatsen zien waar we duidelijk pijn voelen, terwijl we elders slechts een gevoel van aanraking krijgen, maar geen pijn. Men prikke natuurlijk niet t© diep! En nu nog de derde functie der huid, die van de uitscheiding. We weten allen wat zweten is; 't is 't verdampen van 't overtollige water uit 't lichaam. In de eerste plaats is 't de nier, die 't overtol lig water, als urine, uitscheidt. Urine is eigenlijk water met zouten er in. Die zou ten geven de kleur er aan. Hoe minder zouten hoe lichter de urine, vandaar dat bij veel drinken dan wordt er veel wa ter afgescheiden; 't afgescheiden zout blijft gelijk, dus per c.M.3 komt er- min der zout in de urine voor do urine een lichter kleur heeft. De nier nu wordt in z'n functie van waterafscheiden gelholpen door de huid. De huid heeft zweetklier- tjes, in grooten getale pl.m. 2% millioen. Niet overal even veel, vooral in handpalm en voetzool zijn er vele. Deze nu schei den zweet af: dat is water, met zouten en enkele zuren erin. Een van die zuren geeft de onaangename reuk aan 't zweet. Door 't verdampen van dat water wordt warm te aan 't lichaam onttrokken, vandaar dan ook dat men bij (handarbeid zweten gaat: 't lichaam wordt warmer, wil toch l'n temporatuur constant houden: dus gaat *t moer verdampen, dus meer zweet- afscheiding. 't Is van belang de zweetporiën open te houden en dus: Men wassche zich et-rede flink. Vooral houde men de huid eohoon, als men een wondje heeft. Bij branden ontstaan blaren: nooit trekke men de bla ren open! *t Slot van dit artikeltje moge zijn een aanmaning tot het zindelijk houden der huid, want onzindelijkheid is t begin van ziekte en ziekte een voorbode van den dood. DE CRISIS IN DE TUINBOUW. De heer C. van Spronscn, oad-preeident-direo» teur van het Rijkskantoor van Groenten en Fruit, schrijft: Zonder nader op de vraag in to gaan, wat voor de regeering de meest aangewezen weg is: het proces op tuinbouwgebied te laten doorwer ken en daardoor de overproductie vanzelf te doen verminderen of door het verleenen van crediet bij gebrek aan export den toestand te bestendigen, ik het een feit, dat tengevolge van het gebrek aan afzetgebed voor dien tuinbouw, vooral wat de teelt van groenten en fruit bej treft, een toestand is ingetreden, waardoor v<h len met den ondergang bedreigd worden. Ten einde dit te voorkomen, wordt er van verschillende zijden op regeeringssteun in den vorm van het verleenen van een crediet aange drongen. Wanneer de regeering bereid mocht zijn steun te verleenen, dan is dit zeker mogelijk door middel van de Boerenleenbanken, zooals door mr. Van Haastert is betoogd, doch in don zin, als mr. Van Haastert het voorefcelt, zou, waa neer de regeering hiertoe bereid mocht rijn, de Staat, door garantie te verleenen, een voel te groot risico loopen. Het betoog van mr. Van Haastert, dat de boeren en tuinbouwers steeds het mogelijke zul len doen om hun crediet af te lossen, is in nor male tijdien volkomen juist, doch in den abnor* malen tijd van than6 komt men er niet met goede voornemens, aangezien onmacht tengevol ge van do omstandigheden dit onmogelijk maakt en do vooruitzichten niet zoodanig rijn, dat ver betering in de naaste toekomst verwacht kan worden. Het wil mij voorkomen, waar de tuinbouwers over bet algemeen hunne producten veilen, dat zulks op de volgende wijze te regelen zou rijn. Gelijk reeds enkelo jaren op sommige veilin gen werd toegepast, zou hulp kunnen worden verleend door het verleenen van een zoogenaamd „veiling-crediet", n.l. in den volgenden vorm. Door de Boerenleenbanken wordt een crediet verleend voor 1 jaar gelijkstaande me tl/3 van het geveilde bedrag over het laatste jaar of in verband met de slechte uitkomsten van het laatste jaar 1/6 van het geveilde bedrag van do laatste twee jarende credietnemer verbindt zich wanneer hij geen lid is van een veilings-1 veroeniging, door welke verplicht veilen is voor geschreven, om al zijn producten te veilen, en machtigt den kassier van de Boerenleenbank wanneer hij niet op den gestelden datum heeft afgelost ove? zijn tegoed bij den betaalmeester van de veiling te beschikken. Do aflossing zou gesteld kunnen worden in vier termijnen, welke moeten vervallen, al naarmate het teeteeizoen van de verschillende culturen is, in het volle oogstsoizoen. Waar het mofncnteel voor verschillende tuin bouwers moeilijk zal zijn een achterborg, voor veilingcrediet te vinden, daar zou, wanneer de regeering bereid zou zijn tegenover de Boeren leenbanken, voor bet veilingcrediet garant te rijn, op deze wijze te helpen zijn, doch zou de aflossing van zulk een veilingcrediet den voor rang moeten hébben tegenover do reeds door de regeering verleende credieten. Door de bepaling dat do kassier van do Boe* renleenbank desnoods over het geveilde bedrag bij den betaalmeester kan beschikken, wanneer niet op tijd wordt afgelost, is, wanneer dit vol doende wordt vastgelegd, als do teelt niet op een financiëele mislukking uitloopt, het risico voor den Staat aanmerkelijk beperkt en zou m.i. op deze wijze te helpen rijn. Er zou echter rekening dienen gehouden te worden, dat het crediet alleen verleend wordt aan die bedrijven, die bierdoor staande knnnen gehouden worden en nog voldoende levensvab» baarheid hébben, doch niet aan die bedrijven, die er reeds financieel zoo diop onder zitten, dat voortzetting van het bedrijf met eenige kans van slagen vrijwel uitgesloten ie. In de tweede plaats zou tegenover de Boeren leenbanken de eiech gesteld moeten worden, dat het te verleenen crediet aan den betrokkene ten volle uitbetaald moet worden en in geen ge val hiermede reeds loopenöo credieten of niet betaalde rente mogen afgelost worden. DE LAG ER- ONDER WIJ S WET. In tegenstelling mei de Standaard, r eemt de Nederlander het, evenals trouwens de Rotterdammer op voor Co grondslagen van de Schoolwet 1920. Toch is ook dit orgaan van oordeel, dat er meer v r ij h e id moet komen voor het onderwijs, waarom bet wijst op een zeslal belemmeringen, welke, naar zijne overtuiging, beslist uit de wet ec. het wij- iigings-ontwerp verwijderd moeten wor den „I. Artikel 3, lid 2 verbiedt een vreemde taal te onderwijzen in de klassen I—M eener lagere school. Dit verbod be lemmert de vrije bespssong van ouders en schoolbesturen over do. opvoeding hun ner kinderen en leerlingen; het druischt in tegen hetgeen bij ons volk op onder wijsgebied steeds gewenseht en nuttig bleek; zijne opheffing zou, althans in ge meenten waar een aantal scholen bestaat, op geen enkele moeilijkheid sluHen en zou van de Rijks- of Gemeentekas geen Mikel offer vragen. II. Artikel 3, lid 4, e i s c h t dat op een •tthool voor U. L. O. ten minste gedurende 14 uren les wordt getrev» n in de gewone vakken van het lager onderwijs Deze eisch doet het paedigogisch inzicht van schoolbesturen en hoofden van scholen geweld aan en maakt een behoorlijk on derricht in bijbelsche- en aigomeene ge schiedenis, in wiskunde en vreemde talen onmogelijk. IJl. Artikel 27, lid 2, verbiedt de samenvoeging van een school voer lager enderwijs, met een school voor UX.O., m één gebouw, onder één hoofd, wanneer deze scholen tezamen meer dan 220 leer lingen tellen. Het wijziging?- ontwerp bn.ngt dit maximum op 350; maar dit verbod moet uit de wet verdwijnen, als kostbaar, als geheel ongemotiveerd en als belemmerend voor do vrije ontwikkeling ecner school. ÏV. Artikel 28, lid 5, zou verbieden het aanstellen, zelfs voer eigen rekening va?: de schoolbesturen, van meer onder wijzers, dan het getal, waarvoor het sa- jrris door het Rijk wordt vergoed .Dit ver bod ds volkomen onredelijk en zou. in me nig geval eene behooiiijke klasse-indec- üng onmogelijk maken. Y. Artikel 89, lid v e r b i e d.t den schoolbesturen, aan de onderwijzers, zelfs vo«»r extra-lessen of birondere diensten, eene speciale belooning toe te kennen. Wel moet worden opgevolgd do onverde digbare eisch, dat een onderwijzer, met dezelfde bevoegdheden, die les geeft aan eer school voor UX.Ó., alleen dd&rom, 'hooger salaris geniet. Dit verbod en deze eisch belemme ren de schoolbesturen in het goed beheer homier scholen en bedreigen den goeden geest, onder het onderwijzend personeel. VI. Artikel 89, lid 7, verbiedt de schoolbesturen eenig ander schoolgeld te heffen, dan door de wot is voorgeschre ven. Dit verbod doet voor de scholen veel geld verloren gaan; hel maakt hel onmo- g"lijk gereede betaliüg te vinden voor al iened zeer-noodige uitgaven; het maakt aflossing der bouwschu'den onmogelijk en dwrigt menig schoolbestuur de gelegen heid tot opneming van leerlingen te beper ken. tot de kinderen van de leden der sehoolvereen., ten einde uit deze leden- oojuributie de middelen te vinden tot het doen der bovengenoemd* onafwijsbare uit rnven. Indien het gemeen overleg tussohen mi nister en Staten-GeneTaal er toe mocht leiden althans deze zes vrijheidsbelemme- ringen uit de wet weg te nemen dan zou uit vel© harten een dr.nktoon rijzen, zeker even hartelijk en innig, als in 1920 bij de vaststelling der wet". Leidsche Penkrassen. Amice. Is cx wol een onderwerp waancve-r den. (aatsten tijd, zooveel gepraat wordt als over de bezuiniging'? Ik geloof het niet. Waar men ook komt, en wat men ook loost, 't is altijd beezuinigimg en nog eens bezuiniging. Nu is dit zeer wel te verklaren. Ieder een weet wel, dat er wat gebeuren moet en dat we nu hot getij zeer sterk aan het verloopon is, de bakens zullen' hebben te verzetten. Alleen maar, het is zo-o'n uit ere t lastig werk. Want waar te beiginnen? Do patroons en de middenstanders in het algemeen denken allicht in de eerste plaats aan de loonen van de arbeiders, de werklieden hebben meer het oog gericht op den middenstand en wat in maatschap pelijk opzicht daar boven staat en de ge- 'hrele burgerij als ik deze tegenstelling nu eens mag maken kijkt allereerst en allermeest naar de ambtenaren. Die hebben al zooveel voor, meent men, dat zij wel in de allereerste plaats in aan merking komen om de bezuiniging in hun ne portemonnade te gevoelen. Maar de ambtenaren zelf denken er weer andere over, en dat is ook al weer verklaarbaar. Gewoonlijk gaat het toch zoo, dut een verlaging der salarissen over heel de linie werkt, met eenzelfde pencentage, wat ten gevolge heeft dat de een zich een tikje moet bekrimpen, terwijl anderen in hun eerste levensbehoeften worden getroffen. Dit maakt veler oppositie tegen bezui niging op dit gebied verklaarbaar en is misschien tevens oorzaak, dat het in do practijk no-g zoo weinig tot bezuiniging komt. Dan zijn er de „stelsels". Wij hebben in de kranten kunnen le zen dat Ged. Staten de Gemeentebesturen op het hart hebben gedrukt toch vooral zuinig te zijn. Allerlei wenken werden gegeven. Op last van hoogerhand wordt zelfs zorgvul dig gewaakt, dat de uitkeeringen aan de uitgetrokken werkloozen niet hooger wor den gesteld dan een door den minister aangegeven „norm". Toen echter dezor dagen een gemeente de salarissen verlaagde, werd dat afgewe zen, niet omdat die verlaging opzichzelf onibdlldj'k was of wat dan ook, maar om dat zoo'n besluit niet paste in het stel sel. Ik begrijp dat. niet goed. Ik kan me wel indenken dat Ged. Staten voor uitereten waken; dat ze toezien dat de gemeente- golden niet worden weggegooid en ook hoewel 't me voorkomt dat Ged. Staten daar eigenlijk minder mee noodig hebben dat de salarissen van de Gèm. amb tenaren niet al te zeer worden verlaagd. Er blijft van de zelfstandigheid van de Gemeenten op die manier letterlijk niets over en dat is te onaangenamer wanneer zulke besluiten worden genomen door een college, dat behalve één uitzondering uit leden van de rechtsche partijen bestaat. Maar het is ook duidelijk, dat op die manier het vraagstuk der bezuiniging al weer eert. tikje lastiger is geworden. Het heeft trouwens meer lastige kan ten. Dat. hebbeai we deze week in den Leid- echen gemeenteraad kunnen zien, toen aan de orde kwam het voorstel van. B. en W. om het verzoek van den burgemeester on> diens salarki te verlagen, in te willigen. De burgemeester was vaai oordeel dal hot niet voél "helpt ale we al over bezui niging en versobering praten, ale we niet zelf iets willen doen en oen voorbeeld willen geven. Vandaar dat hü verzocht zijn salaris met f2000.te verminderen Sommige leden waren er tegen omdat, rij van oordeel waren, dat het salaris toch waarlijk niet te hoog is. Deze burgemees ter, zoo redeneerde men, kan dat nu w doen, maar als er eens een vacature kwam en a 1 e we dan eens een burgemees ter kregen die heelemaal van z'n salaris moet leven, dan zou f 10.000. toch te wei nig zijn. Ik kan niet zeggen m'n waarde, dat democratische argument zoo bijster vee' indruk op me maakte. Er is gelukkig op dit oogenblik nog geen sprake van een anderen burgemeester en als het ooit zco- ver komt laten we hopen dat 't nep: heel lang duurt welnu, dan kan riie* altijd zien boe dan de toestand is. En dan hoop ik, in 't belang van Leider dat we hier nooit een burgemeester krij gen die er eon rekensommet je van maak* maar een man die waarlijk liefde heef* voor zijn ambt en die 't sproekt van zelf ook de noodige capaciteiten bezie. Modht 't bepaald noodig zijn om zuö? een kracht te kunnen krijgen, welnu dap. kunnen altijd nog maatregelen worden ge nomen, maar ik zie niet in, dat dit nu aV een argument kan dienen om het verzoefc niet in to willigen. Aan de andere zijde waren het de So* Dem. die tegen verlaging waren, omd^ zij vroesden dat dit het begin zou zijp van loonsverlaging voor de ambtenares. Dat. is zeker al heel merkwaardig. Al tijd heet het: als er wat gedaan moot, wop den, dan moeten we van bovenaf begin nen. En als daartoe dan gelegenheid gege ven wordt, dan zegt men, neen, dat doen we niet, want dan loopen we kans, dat we een „praecedent scheppen." Zoo noemt men dat tegenwoordig. En intusschen gaat het met de bezuini ging als met het kindje, dat zooveel ba kers had, dat het verhongerde cn verkom merde. Weet ge waarover ik mij vaak verwon der? Dat men nu zeker al een paar jaar praat over de noodzakelijkheid van be zuiniging, maar dat men steeds vergeet te beginnen met allerlei zaken waarop bezui nigd kan worden zonder dat. ook maar iemand er last van iheeft. Neem b.v. de dienstreizen van ambtena ren enz. Een leger van einblenarcn reist eerete klasse. Een dominee denkt er niet aan in do eerste klas te reizen en als hij er wel aan denkt, dan zal hij het als regel toch wel uit zijn hoofd laten om het te dom. Dokters, notarissen en dergcliike ge wone menschen treft men ook bij hoopics in de tweede ldaese aan.. Maar voor heel wat s .nbten a ren is dat te min. Zij moeten net als de Kamerleden in de eerste reizen. Ik vermoed haast dat di„ verschijnsel in verband staat met de democratie. Vroe ger was er geen sprake van dat alle Ka merleden eerste klasse reisden. Ik heb zelfs wel eens hc-oren vertellen, dat Minis ter Keuchonius bij voorkeur derde reisde. Maar thans, nu de democratie ha.ro trium- fen hoeft gevierd, wat ik overigens toe juich, nu vindt men dé 'deputé's niet an ders dan in do eerste klasse, maar zoo- al niet ten n-u 11 e, dan toch op kos ten" van het algemeen. En nu wordt er weieens ovt pf praat om die onnoodige luxe af te schaffen, en als de Kamerleden het werkelijk wilden dan was althans deze bezuiniging heel spoedig ingevoerd, maar men laat de zaak stilletjes zooals zij is. En zoo komen we, m'n waa.-d<\ geen stap verder. Ge hebt zeker gelezen amice, da> in do Maandag gehouden Raadsvergadering een werklooze een poging deed om op de be hoeften der werkloozen de aandacht te vestigen. Dit onwettig en onverst and-'g optreden verwondert me niet. De menschen woid^n voortdurend openlijk of meier bedek* op gestookt. Toen onlangs de werkverschaffing voor de sigarenmakers 'aan de orde kwam, weird van Soc. Dem. ziide geadviseerd, dat de werkloozen dit werk moesten wei geren én liever honger lijden. En van Comm. zijde gaat men nog een stapje ver der en worden uit politieke overwe gingen de menschen meer openlijk tot verzet opgestookt. Dr. Knuttel, het communistische raads lid was nog niet aanwezig Maandag toen dit relletje voorviel. Naar ik vernam kwam hij paö terug van een snoepreisje naar Italië. Maar was hij er geweesthij zou zich ongetwijfeld hebben verblijd, dat hier weer een werklooze stalckor bezig was het terrein voor de Communisten te effenen. 't Is in-droevig mijn waarde, dat men- echcm die toch al in zoo slechte conditie verkoeren op deze wijze voor politieke doeleinden worden gebruikt. Toch mag dit geen reden ziin, om niet al het mogelijke te doen om de werklo-o zen te helpen, aan werk zoo mogelijk en anders aan den noodigen steun. Naar ik vernam treedt het Burger!. Armbestuur tegenover de Vakcentrales die zich in 't bijzonder het lot der werk loozen aantrekken, vaak ver van tege moetkomend op. Als dat inderdaad bet geval is, dein hoop ik dat men het Toer zal omgooien en geen middel onbeproefd zal laten om hét overleg te vergemakkelij- ken. Niet zonder verbazing la6 ik deze week, dat de Comm. voor werkverschaffing sinds 30 Mei van dit jaar niet. vergader de. De afgevaardigden van de Vakorgani saties, zoo la6 ik tevens, zullen nu trach ten een vergadering te beleggen. Dat pogen juich ik toe. Alleen vraag ik mij af: hoe komt het, dat men dat nu pas gaat probeeren? Waarom niet eer der pogingen in het werk gesteld om deze machine in beweging te brengen? Of is men zelf overtuigd, dat het wél bij een pogen om werk te zoeken zal blijven? Intusschen blijkt ook hier alweer uit, dat het gemakkelijk -is over werkver schaffing te praten en eene Comm. te be noemen, maar dat het verschaffen van werk minder gemakkelijk gaat. Todb zou het van veel beteekenis zijn indien op deze wijze de werkloosheid kon worden bestreden. VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1922 | | pagina 6