r GEVAAR BIJ BEZUINIGING. Wij schreven, zegt de Standaard, dat ook in zak© het werk der bezuiniging, waarvan het noodzakelijke steeds door one is aangetoond, de beginselen licht botsen en dat het onze plicht is te wa ken, dat het goede beginsel zegeviert. Een goed beginsel, dat het zuivere per spectief eener degelijke bezuiniging waar borgt, is, dat de Overheid zich in haar bemoeiingen met. die belangen, die veel be tervaan het volksinitiatief konden worden overgelaten, meer en meer beperkt. Een slecht beginsel zou worden ge volgd, als aan de wezenlijke vrijheid om op allerlei terrein dit initiatief tot uiting te brengen, werd geraakt. Een treffend voorbeeld daarvan bieden ons do voorstellen ten opzichte van het lager onderwijs. Het is ongetwijfeld het slechte beginsel, dat de Overheid den schoolmeester spelen moet, wat van den Staat gro-oteVrffera vraagt. Het heeft den strijd der rechtsgelijkheid op onderwijsgebied te voorschijn geroe pen en geleid tot een pacificatie, die den Staat op zware lasten heeft gezet. Niet door de actie voor het bijzonder, maar juist door die ten voordeele van bet openbaar onderwijs. Goedo bezuiniging moet de vrijheid die nen, en die niet beperken. Als wij nu zien, dat in de voorstellen tot bezuiniging de reeds zoozeer bekorte vrijheid op het gebied van het onder wijs, nog meer zou worden beperkt, als bleek dat niet de richting der vrije school, maar die der door het waandenk beeld der neutraliteit gebonden school word ingeslagen, dan zou het een ver zaking van beginsel zijn, als wij ons daar tegen niet verzetten. Inderdaad dreigt er in de versoberings- voorstellen gevaar. En daarom moet overal, waar zulks heit geval is, ons „wij kunnen niet", worden vernomen. En een Christelijk Kabinet zal dit ver zet aanstonds weten te verstaan en heit toejuichen. WIJZIGING ONGEVALLENWET 1921. De Nederlander bespreekt de voorgestelde wijziging van de Ongeval lenwet en wijst er op, dat de Bedoeling van doze wijziging in hoofdzaak is ver- eenfoudiging en bezuiniging Het tegenwoordige artikel 68 deer Onge vallen-Wet verplicht het Bestuur der Rijksverzekeringsbank, wanneer haar een ongevalsaangifte bereikt, waarvan een uitkeering het gevolg kan zijn, een plaatselijk onderzode door haar beamb ten in te stellen. Het voorgestelde artikel zet deze verplichting om in eene be voegdheid. Hot belang van deze wijziging wordt duidelijk, wanneer men in de Memorie van Toelichting leest, dat het in het voorne men van het Bankbestunr ligt, om dit onderzoek in het algemeen achterwege te laten bij die ongevallen, waarbij, vol gens opgave in het aangifteformulier van den geneeskundige, die de eerste hulp ver leende, alle gevolgen vermoedelijk binnen een termijn van 6 weken verdwenen zullen aijn, welke ongevallen ongeveer 95 pet. uitmaken van alle ongevalsaangiften, die een uitkeering tengevolge hebben. Waar het instellen dezer onderzoeken het grootste gedeelte van den tijd in be slag neemt der pi.m. 100 agenten en 40 controleurs der Rijksverzekeringsbank, blijkt duidelijk, dat hier inderdaad een mogelijkheid tot groote besparing wordt geopend. Gelijk in het algemeen bij iedere ver- eemvoudinging van administratie, dreigt ook hier door vereenvoudiging, de nauw keurigheid in het gedrang te komen. De wetgever beeft dus naar middelen gezocht defj klip zoo goed mogelijk te omzeilen. 'Artikel 56 der Ongevallenwet verplicht de werkgevers aangifte te doen van een am hun onderneming aan een arbeider overkomen ongeval op een door den "Mi mister vast te stellen formulier. Het ligt in de bedoeling dit formulier zoo vast te etellen, dat in de eenvoudige gevallen hierin alle gegevens vermeld worden, die thans door de met het onderzoek belaste ambtenaren worden verzameld. Teneinde zooveel mogelijk zekerheid1 te hebben, 'dat deze gegevens met de waarheid over eenstemmen, bepaalt het voorgestelde artikel 66, eat bij aJgemeenon maatregel van Bestuur kan worden bepaald, dat de [Ongevalsaangiften in bepaalde gevallen inoeten worden mede onderteekend. zoo mogelijk, door den getroffene en de getui gen van het ongeval. Voorts wordt nog een artikel 7a ingevoegd waarbij het dag loon van een arbeider, aan wien een1 tijdelijke uitkeering wordt toegekend, op een veel eenvoudiger wijze wordt vastge steld,, dan thans het geval is volgens do gecomplioeerde regelen, neergelegd, ini de bestaande artikelen 7 en 8 der Ongeval lenwet 1921. Door de voorgestelde wijzigingen wor den niot alleen de ambtelijke bemoeiingen «eer beperkt; maar wordt ook de mcge lijkheid geopend de tijdelijke uitkeerin- igen sneller re doen plaats vindeu, daar deze dan niet meer zullen behoeven te wachten op de rapporten der ambtenaren Onmiskenbaar zijn ook nadoelen aan 'de voorgestelde wijze van werken ver bonden. Misleiding door foutieve mede- deelingem van werkgever en werknemer omtrent het ongeval-en het loonbedrag «al veel gemakkelijker kunnen plaats Jtó®, djani bij onderzoek ter plaatse door do ambtenaren. Toch' schijnen de groote yoordeelen, bestaande in vereenvoudiging en bozuini- g, de nadoelen verre te overtreffen, op 1 Januari 1923 inwerkingtredende, ^gedeeltelijk-gedecentraliseerde uitvoering laca- Ongevallenwet zal ongetwijfeld het «lagen van de voorgestelde werkwijze sterk bevorderen". In dit verband merkt het blad nog op, dat indien de voorgestelde wetswijziging aan zijn doel zal beantwoorden, voor een groot aantal agenten en waarschijn lijk voor vele controleurs spoedig geen werk moer zal zijn, waarom 't noodzakelijk zal rijn wijziging te brengen m dö reeds zoo goed als vastgestelde plannen, waar bij agenten en controleurs over de ver schillende Raden van Arbeid worden ver doold, waarmede groote uitgaven voor verhuiskosten dor verschillende ambtenar ren zijn gemoeid. Voor hen, die bestemd zijn als agent- leider op te treden zal, als Inspecteur van den Buitendienst der Raden van Arbeid, en wellicht als Chef van de Afdeeling Ongevallenverzekering, voldoende arbeid zijn, terwijl bij de Raden van Arbeid, die beschikken over een betrekkelijk gering aantal buitendienst-ambtenaren, vermoe delijk nog eenige agenten zullen geplaatst moeten worden, om de biikomende op drachten te kunnen uitvoeren. Voor het overige zal echter, bij aan vaarding der thans voorgestelde regeling, eene uitbreiding van den Buitendienst der Raden van Arbeid, gelijk in het voorne men lag, niet meer noodig zijn. Moge met deze opmerking worden re kening gehouden voor het te laat is, en de dan-overbodige kosten gemaakt moch ten zijn en betaald moeten worden. OM DE VRIJHEID DER SCHOOL. Dat we op den verkeerden weg zijn, aldue schrijft de h&er J. van der Waals in „Ge* ref. Schoolverband", is mijn overtuiging al sinds 1889. Daarvoor opende Mr. Dr. van den Bergh indertijd mij de oogen. Tijdens de behandeling van het Ontwerp-Mackay richtte hij tot den Miniete^ een adres, dat ik met mijn Schoolbe stuur mede heb mogen onderteekenen, waarin beewaren tegen *t Ontwerp werden ontwikkeld. „Het etreven om allengs alles van den Staat te verwachten", moest naar zijn oordeel „et-rek* ken tót ontzenuwing van de nationale veerkracht en tot wegbereiding van het Socialisme". Met instemming haalde hij het woord van P rol. Buys uit „De Gids" van Januari 1886 aan: „De Staat geen zedelijke Exploitatie maatschappij van wie of voor wie 't dan ook moge zijn. Ziedaar mijne leus en de waarheid van die leuze is mij liever zelfs dan de gemengde School."' Destijds liep 't nog maar over een betrekke lijk geringe subsidie. En sinds is 't geworden voor de School „alles van den Staat (of de Ge* meente) verwachten'^ Op welk ander geestelijk terrein is dat ooit gevraagd? Kunst, wetenschap, barmhartigheid, ze worden gesteund door den Staat. Maar niet geheel er door onderhouden. Zelfs niet de industrie en allerlei tak van ar beid. De Staat prikkelt, moedigt aan, steunt. Maar exploiteert niet. Betaalt niet alles. Bij het Onderwijs wel. Dat moet misleopen. In twee* erloi opzicht, 't Voert tot een te duur systeem. En 't brengt noodwendig vrijheidsbeperking mee. Dr. van den Bergh greep nog verder terug dan de „Standaard" (in haar onlangs gepubli ceerde artikelen) en het Unierapport. Hij riep de Overhead op om bij de Ouders, die hun kin deren ter Openbare School zonden, den burger* plicht te wekken, dat zij zelf met behulp hun ner geestverwanten Scholen stichten en onder houden. De vraag is, of ooit dat ideale stand* punt bereikt kan worden. Maar het systeem van „Standaard"- en Unierapport voert er in elk geval meer heen dan het huidige stelsel van gelijkstelling. Bij de „technische herziening" zal in die richting nog weinig kunnen gedaan worden. Maar we moeten door propaganda er aan blij ven arbeiden om ook bij den tegenstander de overtuiging te wekken, dat het Onderwijs aller-, eerst volkszaak is, en de Overheid zich heeft te beperken hoogstens tot het verstrekken van de koeten eener gewone, eenvoudige ingerichte Lagere School. Hoe die gevonden worden? Niet door de Openbare Scholen tot norm te nomen. Dat is een der ernstige bezwaren tegen de huidige Wet. 't Moet anders. Er is een Onderwijsraad. Die kan uit de gegevens van de neutrale en de bij zondere School een norm opmaken voor de kos ten van verschillende schooltypen. Alle Scholen over denzelfden kam te scheren, deugt niet. Ook' al een bezwaar tegen de Wet. 't Gemiddeldo van den kostprijs dor Openbare Scholen wordt aan de Bijzondere toegekend. En daar moeten kleine Scholen zoowel als groo te mee volstaan, terwijl de eerste naar verhou ding duurder zijn dan de laatste. Hot „gelijk soortige Scholen" uit de Wet zou ik dus willen differontiëeren, niet alleen naar den omvang van het onderwijs, maar ook naar de grootte. Ja, zelfs naar 't type van de streek. Worden zoo aan elke School verstrekt de gel den voor een eenvoudige inrichting, dan zou 't aan elke School moeten worden toegestaan om zelf op eigen kosten do inrichting te verbeteren. De Besturen, die nu .door do Wet gedegradeerd zijn, zouden dan weer hun rechtmatige beteeke- nis verkrijgen. Zeker, er zou concurrentie Ont* staan. Maar een heilzame. Waarhij men niet zou aanvangen voor overwogen is, of het door te voeren is. In dat stelsel zou wat nu „Openbare" School heet, moeten bestuurd worden door een Commissie, den eersten tijd misschien nog door het Gemeentebestuur, maar allengs door do ouders of belangstellenden, aan te wijzen. Gemeenteraad Alkemade. .Vergadering van Maandag 9 October 1922. Afwezig met kennisgeving de heeren Los en v. Dooren. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en verzoekt den secretaris de notulen voor te lezen. De heer Verweij kan zijn goedkeuring aan de notulen niet geven. Hier staat n.l. in vermeld het geheele door den heer de Jong voorgelezen cn in de pers gepubliceerde stuk waarin de houding van den heer Verweij inzake het plaatsen van een ingezonden stuk over de O. L. schóól-kwestie wordt gelaakt. Spr. meent- dat een stuk waarin termen voorkomen als: on* waarheden lanceeren, *n gemoed luchten, wereld* kundig maken, humbug en partijdig zijn, niet in de notulen eener openbare vergadering thuis hooren indien dergelijke aantijgingen niet met bewijzen zijn gestaafd. Tevens komt do heer Verweij er nu tegen op, dat do voorzitter dergelijke beschuldigingen in een openbare vergadering toelaat temeer waar er volgens hun eigen zoggen een 3-tal raadsle den geweest zijn die genoemd stuk van don heer Verweaj niet l.el ,t v.;u en er dus bij hen zoor zeker gemakkelijk een verkeerden indruk, zou kunnen worden gevestigd. Spr. beschouwt een' en ander als een gebrek aan leiding bij den Voorzitter en adviseert den raad het op deze zaak betrekking hebbende deel der notulen te schrappen. De Voorzitter komt er tegen op, dat men hem gebrek aan leiding verwijt. De heer de Jong heeft een verzoek gedaan om een stuk voor te lezen; hij heeft de beslissing hiervoor aan den Raad overgelaten. De heer de Jong merkt op, dat de Heer VerWoij geen aanmerkingen gemaakt Heeft op de notulen van de vergadering waarin het be- kende debat heeft plaats gevonden en toch een ingezonden stuk er over in do pers heeft gepu bliceerd. De heer Verweij begrijpt niet, 'dat' de voorzitter kan zeggen de zaak aan den raad over te hebben gelaten waar de raad nog niet wist wat er zou worden voorgelezen en er dus ook geen bezwaar tegen kon maken. Wat de heer de Jong hier zegt is er ook absoluut naast daar spr. een ingezonden stuk heeft geplaatst omdat het verslag z. 1. niet uitvoerig genoeg was. Laat de heer de Jong nu eens duidelijk een weerlegging geven van sprekers meening: Dat de zaak in de notrJen niet thuis hoort Wethouder de Jong brengt nogmaals „De Maasbode" op de proppen waarin naar hij zegt, in een later stuk nog krachtiger tegen kleine scholenbouw wordt geageerd. De heer Verweij zegt, dat de heer de Jong zijpaden gaat bewandelen. Met beweringen van „De Maasbode" heeft de gemeenteraad van Alkemade niets te maken. Do Voorzitter vraagt of er leden zijn die het voorstel van den heer Verweij onder steunen. De heer Verweij brengt naar voren dat de leden die zijn ingezonden stuk niet gelezen heb ben, door tegen zijn voorstel te stemmen zichzelf als meeloopere laten zien en overigens het pres* tige van de raadsverelagen. Spr. deelt mee dat hij een antwoord ter perse heeft gebracht op Het 6tuk van den heer de Jong. (Men zie ons blad van gisteren. Red. N. L. Crt.) Hij stelt nu voor de vaststelling der notulen aan te houden tot de volgende vergadering. Do Voorzitter vraagt of daar iemand voor is. De heer Strijk merkt op, dat al was alles verkeerd, het toch in de notulen thuis hoorde. De heer de Koning ondersteunt het voor stel. Er is niets op tegen een nadere toelichting van den heer Verweij alsnog to lezen. De heer Rotteveel meent, dat na al 't ge9n er gezegd is, wel blijkt dat de heer Ver weij geen ingezonden stuk in een dagblad noodig had maar do zaken in den raad had moeten behandelen. De bèer de Jong zegtthet voorstel-Verweii niet te begrijpen. De heer V o r w e i j begint te gelooven dat de heer de Jong de zaak niet w i 1 hegrijpen, daar het zoo klaar als een klontje is: het le voor stel is van de baan en alleen het 2e is in bespre- king. Het Voorstel-V e r w i j (aanhouding) in stemming gebracht wordt verworpen met 5 tegen 4 stemmen. 1. Aanbidding gem eehtebcgrootin g. Sluitende in ontvangsten en uitgaven met f 207.716.52. Commissie van rapporteurs de heeren Verweij en de Kening, Als derde commis sielid wordt bij stemming benoemd do heer Rot teveel met 5 stemmen togen 3 op den heer Rodo- wijk en 1 blanco. 2. Wijziging verordening ter regeling van het verkeer ep do wegen, in verband met het ge bruik van motorrijtuigen en voertuigen. Ged. Staten hebben bericht gezonden dat zij do volgende regeling wenschen: voor Roelof- arendsveen en de Kaag 1400 K.G. asbelast-ing (B. en W. stolden dat ook voor.) 't Overige deel maximum 3000 K.G. (B. en W. stelden voor Oude-Wetering tot Straathof 2000 K.G. voor.) Om eindeloos geharrewar te voorkomen en om klaar met de regeling to zijn voor do zware vrachtauto van Mij. „Do Sierkan" weer do wegen bederft, stellen B. en W. voor om de regeling van Gedeputeerden aan te nemen. De heer v. d. Geest vraagt of do regeling ook zal gelden voor de bruggen. Spr. vreest hiervan voer do bruggen 't ergste. De Voorzitter verklaart dat dit een zeer moeilijke kwestie is, daar het in een plaats in N.-H. voorkwam toen een auto door een brug zakte dat de gemeente inplaats van schadever goeding te krijgen er neg geld moest bijleggen voor roparatio van den auto. Spr. Iee6t een ar tikel voor van de hand van den heer Kramer in de „Gemeentestem" waarin uit rechtskundig oogpunt aangeraden wordt om hij do bruggen borden te plaatsen. Spr. 6telt voor hierbij de maximum asbela6ting 2000 K.G. te stellen. Men kan dit doen daar de regeling van Gedeputeerden alleen over wegen spreekt en dus niet over brug* gen. 'Do heer Verweij meent dat bij cventuoele ongelukken de gemeente toch zal moeten beta* len want als er een auto door zakt is dit wel zijn eigen schuld (do bestuurder heeft de borden kunnen zien) maar de reparatie aan de brug zal z. i. de gemeente betalen moeten. Het voorstel van B. en W. wordt na eenige verder© bespreking aangenomen. 3. Benoeming van een gemeente-geneesheer tevens vaccinateur-doodschouwer, wegens vertrek van den heer Dr. L. H. W. Jan6sens. Do Voorzitter leest do betrekkelijke stukken voor. De heer Kokshoorn vraagt of „zulke lui niet voor vast zijn aangesteld". De Voorzitter merkt onder hilariteit der vergadering op dat Alkomade geen gevangenis is en men hij iedero vaste bctrokkino ook nog wel kan bedanken. B. en W. stellen voor als nieuw gemoente-arts to benoemen den heer Hupkes thans wonende to Beek bij Nijmegen. De heer v. d. Geest vraagt of er geen an dere personen zijn die in aanmerking komen. De Voorzitter zegt dat reflectant de aan* gewezen man is. De heer. Hupkes wordt met algemeen© steramen benoemd. 4. Vaststelling le Suppletoir Kohier Honden* belasting, dienst 1922. Goedgekeurd. 5. Ingekomen stukken en mededeelingen. Goedkeuring van verschillende Raadsbesluiten door God. Staten. Schrijven van B. en W. van Leiden over de overeenkomst inzake do Vlooschkeuringewv-t, waarin wordt voorgesteld de regeling to doen gelden gedurende 1 jaar inplaats van 2 jaar zoo als was bepaald, zulks om uniformiteit met an dere gemeenten te krijgen. B. en W. adviseeren toestemmend te antwoorden. De heer Verweij en de Koning vree-zen dat msen in 1 jaar do zaak niet zal kunnen over zien daar men 3 maanden van te voren het con* tract moet opzeggen en er dus slechte 9 maanden overblijven. Na breedvoerige bespreking wederzijds brengt de Voorzitter het voorstel in stemming. Bij deze stemming heerscht eenige verwar ring waarover eigenlijk gestemd moet worden: over het voorstel mn B. en W. of over het voorstel van den hoer Verweij (2 jaar.) Het gevolg van deze puzzle is dat met 5—4 stemmen Leiden wordt bevredigd. Schrijven „Groene Kruis" om ten behoeve der ontemettingsdienst een i cent per inwoner toe te staan. Op advies van B. en W. wordt go* noeand verzoek geweigerd. Subsidie-aanvrage van f 50 voor de R. K. Kweekschool voor vroedvrouwen. Daar alleen R. K. personen worden geholpen stellen B. en W. voer afwijzend te beschikken. Aldus besloten. Rondvraag. Be heer Verweij vraagt 't oordeel van B. en W. omtrent de nieuwe ponton. De Voorzitter stemt toe, dat zij te kort is maar Dinsdag zal men haar verlengen van 7 tot lOi M. Hij is huiverig de ponton weg te zenden daar men anders bij aanvaring van de andere pent geheel pontloos is. Niets meer aan de orde zijnde wordt de open bare vergadering gesloten. „De hand van Moskou". „Een zonderlinge (samenstelling van historische krachten verzamelt zich rond de noodlottige etad Konetantinopel Op den voorgrond de Turken, op den achtergrond de macht, welke Rusland "be stiert, vreemd' en sinister, met een doel, hetwelk weinig gemeen heeft met de Turk- sch nationale aspiraties, en dat beslist en heftig gekant is tegen al datgene, waar voor de geallieerden in den oorlog gestre den hebben." Aldus de aanhef van een hoofdartikel in de 'Times", waarin wordt gewezen op den grooten invloed, dien de bolsjewieken op de nationalistische Turken vau Ango ra zouden uitoefenen. Het blad wijst op de- ironie in het feit, dat de politiek, welke de geallieerde re geeringen hebben gevelgt sedert de oorlog werd gewonnen, Engeland tegenover een hachelijke -positie heeft geplaatst, waarbij Turkije, eens een pioi\der Duitsche stra tegie, thans tot een instrument dientindehandenvan demeest onverzoenlijke vijanden van h-.et Britsche Rijk: de bolsjewieken. De Khemalisten zijn aan 'de bolsjewie ken gebonden door een aantal openlijke en geheime verdragen en overeenkomsten. De langdurige periode gedurende welke zij, door den oorlog met Griekenland, van het Westen afgesneden waren, liet voor hen geen ander middel open dan zich met de bolsjewieken te verbinden, die hen ijve rig van geld en munitie voorzagen, en doordrongen tot alle geheimen hunner politiek. Turkije werd tot nieuw leven opge beurd met de hulp van Sovjet Moskou, niet opdat Turkije zou vermogen te le ven, maar opdat de Westersöhe bescha ving opnieuw in haar zwakste punt, den Balkan, zou worden' aangevallen, en op dat temidden der nieuwe beroeringen de revolutionaire actie in een uitgeput Euro pa zou kunnen worden hervat- Ongetwijfeld, zoo meent die „Times", brengen de Khemalisten en bolsjewieken thans een gemeenschappelijk plan ten uit voer, en terwijl de Khemalisten oprecht nationale doeleinden nastreven, trekken de bolsjewieken vo-oudeel uit de Turksche nationale aspiraties om zich toegang tot de in beroering verkeerende streken van Zuid-Oost-Europa te verschaffen. Het blad wijst op de kansen, welke het bolsjewisme thans heeft, om zich in den ontredderden Balkan te nestelen, en zegt dat het de plicht der geallieerden is er zorg vóór te dragen dat de plannen der bolsjewieken niet slagen. Vooral Engeland dient op zijn hoede te zijn. Nadat de bolsjewieken eerst de Khe malisten hebben opgehitst en tezamen met hen het plan de campagne in Zuid- Oost-Europa en in Azië hebben opge steld, met het doel het Britsche Rijk te ondermijnen, hebben zij thans de onbe schaamdheid om als bemiddelaars te po seeren. Zij geven te kennen dat zij tot den prijs eener erkenning (door de geallieer den) zoo mogelijk een matigenden invloed •op de Turken zouden kunnen' uitoefenen. Zij raadplegen de vertegenwoordigers van Angora te Berlijn in zake een particulie re concessie, waarover -«ij met een Britsch onderdaan onderhandelen, terwijl op den ondergrond dezer onderhandelin gen een Britsch ambtenaar met onbepaal de 'bevoegdheden „rondzweeft". Tem slotte dringt de „Times" er dan ook op aan, dat de geallieerde regeeringen bij haar onderhandelingen met de Turken niet in de netten der bolsjewieken zullen worden gevangen. RECHTZAKEN. KANTONGERECHT TE LEIDEN. Op -de rol voor -de openbare terechtzitting stonden 66 zaken, voor niet openbaar 9 zaken. C. Th. Dr., directeur eener fabriek te L e i- den, is beklaagd, da hij na tijd nog beeft la ten werken door vier katoendrukkers. Beklaagde licht toe, dat Let volkomen juist is, mot dien verstande, dat nog meerdere heb ben gewerkt, en dat het was, omdat een betee- konende order moest afgeleverd worden, waar mede haast was- De aanvraag bij de Arbeids inspectie was niet afgekomen, waarom bek'f. noodgedwongen toch order had gegeven te werken. Gehoord werd de kaloendrukker O. die zulks ken bevestigen. Eisch 4 maal 4 of 4 dagen. J. G. van E. te Utrecht, heeft te hard gere den, moer dan 15 K.M. op de Breestraat té Leiden. Beklaagde erkent mogelijk even de snelheid te hebben overtreden, doch slejds ees kalm, matig rijder te zijn, wat twee getuigen a décharge kunnen bevestigen. Eisch 5 f 5 dagen hechtenis. In de zaak A. van B. vr. D. te Voorschot ten, waarin de getuigen vorige week niej verschenen waren, kwam jiu C. d© B. verklaren.' dat door een hond van beklaagde de geheel© pantalon is verscheurd. De kantonrechter merkt op, dat de juffrouw aangeboden heeft ze te laten maken, wat bekh wist, doch er was geen maken aan had de kleer maker gezegd. De Kantonrechter zegt, dat hem behalve re paratie nog een andere broek is aangeboden, doch de beklaagde wenschto niet in een ge bruikte pantalon te loopen. Eisch 5. J. van R. te Zoeterwoude, welks xaak ook vorige week is voorgeweest, is beklaagd in: Rijnland'» l.oezemslooten gebaggerd te hebben. De veldwachter Pieterse wordt hierover ge hoord, en toont aap, dat de bekeuring juist is, doch de voorzitter van hét Polderbestuur, de heer v. V. te Zoeterwoude, geeft inlichtingen, dat hij volgens het reglement van den Polder dit werk moest doen verrichten en daarom daartoe opdracht heeft gegeven aan beklaagde. De ambtenaar vraagt hierop vrijspraak. J. van Wy boekbinder te Leiden, heeft de arbeidswet overtreden welke zaak wordt aan gehouden om getuigen te hooren. Voor eenzelfde soort overtreding wordt tegen H. E. te L e i d e n 5 of 5 da^en geëischL Beklaagde is hier niet erg over te spreken. Dfl meisjes komen vaak 5 minuten over tijd op het werk, wat niet schijnt te hinderen. In de zaak van J. J. C. Schr. te Utrecht; di« beklaagd is te Leiden met een auto in eert troep soldaten gereden te zijn, worden twee •militairen als getuigen gehoord, waarna de ambtenaar 5 of 2 dagen eischt. Wegens arbeidswetovertreding wordt na de getuige voorhands gehoord te hebben tegen A. H. B. slager te Leiden f 5 boete gevraagd. J. H. te Leiden, beklaagd van het wer pen van vuilnis in het water, verklaart, dat dit weggewaaid, was, bij het inwerpen in een schuit. De zaak wordt aangehouden. N. M. S. te Leiden, bekeurd, omdat hij zonder licht heeft gereden op do Zijlpoortbrug, ontkent dit, waarom ook deze zaak wordt aan gehouden. H. J. V. te Leiden, heeft zonder nummer- bewijs op een motorfiets gereden. Hij had het toevallig niet bij zich. Eisch 5 of 2 dagen hechtenis. J. B. B., kastelein te Leiden, Ph. G. v. d; B, koopman, en een brievenbesteller baddert zich te verantwoorden, dat de eerste in zijn zaak te laat bezoekers had, de laatslen met nog zekere P. H. M. als bezoekers daar ver toefd hadden. Beklaagden bekenden, doch het was louter een praatje dat anen nog maakte, met de deur open. Geëisclit werd tegen B. 3 boete, togen de overigen ieder 1 boete. P. de Kr,, chauffeur te Utrecht, heeft te Oegstgeest te hard gereden met een auto. Beklaagd© had te weinig tijd en iets meer ge reden clan 15 K.M.' Is hij echter buiten de kom dan rijdt hij graag 80 a 85 K.M. De Kantonrechter vondt, als zijn patroon er zooveel belang bij had spoedig ter plaatse te zijn, dait deze de boete dan ook wel kcA beta len. Beklaagde vertelde echter, dat hij die al tijd zelf moest dokken. Eisch 5 boete. Land- en tuinbouw. De verpachtingen. Do Zeeuwsche Landbouw-Maatschappij hééft aan grondeigenaren, kerkvoogdijen! en rentmeesters in de provincie Zee and; een schrijven gericht, waarin dezen ver zocht wordt, vooral ook in verband met den zeer ongunstigen economisehen toe stand in dezen moeilijken tijd een nauw persoonlijk contact met de(n) huurder(s) hunner landerijen zooveel mogelijk te willen bevorderen en zich op de hoogte te hou'deuvan de moeilijkheden, waarmede het landbouwbedrijf heeft te kampen. Eene zeer groote moeilijkheid is het zeer zeker het huidige pachtstelsel zooda nig to wijzigen, dat de daaraan verbon den bezwaren komen te vervallen. Onze Maatschappij heeft, zoo luidt, het in het schrijven verder, o.m.zich steeds op het. standpunt gesteld, dat deze moei lijke aangelegenheid niet in de eerste piaats tot oplossing dient te worden ge bracht door middel van wettelijke voor schriften, doch-veeleer door gemeen over leg tusschen beide belanghebbende par tijen, waarbij zoo noodig hulp en voor lichting kan wordc-n ingeroepen van een onpartijdig deskundig lichaam. Vandaar, dat de Z. L. M. overging iet do oprichting van het Centraal Zeeuwsch pachtbureau, hetwelk zich laatstgenoem de taak ten doel heeft gesteld. Evenwel de verhuurders kunnen naar onze meening ook individueel veel doen om de noodlottige gebreken van het pachtstelsel te verzachten. De verhuurder kan veel doen ter ver betering van de pachttoestanden door nieuwe pachtovereenkomsten enkel af te- sluiten na onpartijdige taxatie. Een eer ste eisch is daarbij, dat de te betalen pachtsom inderdaad verband houdt met de werkelijke pachtwaarde. Tot uitvoering van dat stelsel achten wij het Centraal Zeeuwsch Pachtbureau het- aangewezen lichaam. Het Pachtbureau is samengesteld uit drie deskundige leden, t.w. een grondeige naar, een pachter on een neutraal deskun dige, welke laatste als voorzitter op treedt. Taxaties worden verricht door de Kringdeskundi gen. De nood der tuinders. Omtrent den nood der tuinders, werd aan oen correspondent van de T e 1 e g r. die ini het Westland een onderzoek in stelde o.m. hot volgende verklaard: De huren der gronden kunnen bij den tegenwoordigen stand van zaken niet worden opgebracht en zijn niet ini overeenstemming met. de opbrengst. Er komen dan ook al terreinen open in t Westland en omgeving daar de pachters de hooge huren niet moer kunnen beta*5 len. 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1922 | | pagina 6