Dagblad voor Leiden en Omstreken.
Breestraat No. 161.
-Z'Z
BINNENLAND.
ABONNEMENTSPRIJS
IN LEIDEN EN BUITEN LEIDEN
WAAK AGENTEN GEVESTIGD ZIJN
PER KWARTAAL 12.50
PER WEEK 10.19
FRANCO PER POST PER KWARTAAL 12.90
3de JAARGANG. - WOENSDAG 26 JULI 1922 - No. 871
Bureau: Hooigracht 35 - Leiden - Tel. Int. 1278 - Postrekening 58936
ADVERTENTIE-PRIJS.
•PER GEWONE REGEL 10.221
DES ZATERDAGS 6 10.30 i
INGEZONDEN RECLAMES DlTBBr' TA RIB*
KLEINE ADVERTENTIES van hoogstens j
30 noorden 50 cent; Zaterdags 75 cent J
bij vooruitbetaling. 1
Dit nummer bestaat uit twee bladen
V Beweging en onrust.
De Socialisten hebben van de komende
parlementaire periode goede verwachtin
gen.
Niet voor het land in de eerste plaats
of voor de „próletaren" zooals bij voor-
kour de arbeiders worden aangeduid, maar
voor de partij.
We gaan een moeilijken tijd tegemoet,
er zullen allerlei opzichzelf misschien niet
onredelijke eischen worden gesteld, die
niet vervuld kunnen worden en daaren
boven dreigen werkloosheid, armoede en
wie weet wat voor sociale onheilen nog
meer.
Voor wie het wel meent met zijn volk
is het een tijd die tot hoogen ernst stemt.
Maar anders is het bij de voormannen
van de S. D. A. P. Zij wrijven zich al bij
voorbaat de handen, omdat het voor een
partij die van 6t-rijd en critiek moet leven,
nu zulk eeD goeden tijd wordt.
In het parlement is de S. D. A. P. tij
delijk teruggezet.
Maar met des temeer kracht zal zij zich
nu naar buiten kunnen roeren.
Ter gelegenheid van het Congres van
8. D. Overheidspersoneel, sprak do voor
zitter van het roode N. V. V. de heer
Elenhuis de volgende merkwaardige woor
den;
Wat thans noodig is ,is een verhoog
de activiteit, een voortdurende actie en
agitatie buiten het parlement.
Er moe beweging en onrust komen
onder de arbeidersmassa. Propageert
dus o-nze beginselen op de fabrieken en
in de werkplaatsen, opdat in de hoof
den der arbeiders zal groeien de vaste
wil, om met ons tegen de reactie front
te maken.
Er meet beweging en onrust komen
der de arbeidersmassa, want dat is in het
belang van de moderne vakorganisaties
en van de S. D. A. P.
Hoe troebeler het water hoe beter men
kan visschcn.
Maar is het ook in het belang van de
arbeiders?
Is het in hun belang als er overal on
rust is en beweging, als het maatschappe
lijk leven wordt gedesorganiseerd en den
Beregelden gang van het werk verstoord?
Natuurlijk niet.
Hun nood wordt daardoor te grooter.
Wanneer het maatschappelijk leven
wordt ontwricht dan lijden daaronder in
de allereerste plaats de maatschappelijk
zwakken, de br-eede groep van arbeiders,
die weinig weerstandsvermogen heeft.
Maar daarover bekommeren" de roode
leiders zich niet.
Hoofdzaak is, dat stemmen worden ge
wonnen en de positie van de moderne ar
beidersbeweging versterkt.
De Kabinetscrisis.
De Standaard geeft een beschou
wing over de Kabinetscrisis en zegt:
„De aan het,reeds in het begin dor vo
rige week genomen, besluit van het Ka
binet, om de portefenilles ter beschikking
te stellen, gegeven openbaarheid neemt
een gegronde oorzaak van klacht weg.
Onvoorzichtigheid en overhaast hande
len is in tijden van crisis verkeerd, maar
hier verkeeixle de voorzichtigheid langza
merhand in een soort diplomatieke geslo
tenheid, die weinig overeenkwam met on
ze gewoonten op dit gebied. Het besluit
«elf komt. ons.juist voor.
De toestand is thans een geheel andere
«dan in 1918. Te zeggen, wat sommigen de
den, dat de uitslag der verkiezingen ©en
bekrachtiging was van de door het zittend
Kabinet, gevolgde poliiek, leak ons on
juist. Do strijd gaat over het alge
meen nooit meer om een zittend Kabi
net. De partijen gaan ter stembus met een
program, waarop zij zooveel mogelijk
stommen trachten te verzamelen, en de
uitslag der verkiezingen kan niet langer
op zoo eenvoudige wijze als voorheen
worden vastgesteld.
Het eenige wat, naar ons oordeel, te
zeggen viel was, dab de uitslag heen wees
naar het optreden van een rechtsch Kabi-
met.
Niet meer, maar ook niot minder. In
dien gedachtengang komt het ons juist ge
zien voor, dat het zittend Kabinet begint
niet de baan geheel vrij te maken voor de
.besprekingen die ongetwijfeld thans spoe
dig zullen aanvangen.
Natuurlijk betuigen we gaarne ook onze
Instemming met het feit, dat aan oen
Staatsman van rechts opdracht tot Kabi-
netsformatie gegeven werd. En we ver
eenigen ons ook volkomen met de
keuze van den persoon.
Geenszins zién we daarbij over het
hoofd, dat hét Protestantsche volksdeel
tot. de rechterzijde behoorond, den laateten
tijd zich wel eens geuit heeft in een zin die
er op wijst, dat men het komend Kabinet
liever onder Protestantscho leiding gezien
had.
Maar het. is altijd goed te bedenken, dat,
anderen niet het „monopolie" van kort
zichtigheid bezitten; dat we zelf daaraan
ook wel eep£ lijden.
"eva* z'c^ hier voor.
l Wij achten het om velerlei rede
nen in 's Lands belang dat gehandeld is
gelijk geschiedde. Wanneer de groepen
der rechterzijde het eens worden over een
goed uitgewerkt werkprogram, dan biedt
een nieuw Kabinet-Ruys stellig zoo
stellig dat er o.i. geen seconde van twij
fel overblijft den grootst denkbaren
waarborg voor een krachtig bewind.
Hoofdzaak is: een vast accoord! Een
accoord zonder haken en oogen! En dat
schijnt ons het best te verkrijgen langs
den nu ingeslagen" weg.
Gemakkelijk is de taak van den forma
teur niet. Wij hebben een en andermaal
in ons blad op de voornaamste moeilijk
heid gewezen en komen daar thans niet ep
terug. Toch moet die Tnoeielijkheid in de
eerste plaats aangevat worden, wil niet
veel vergeefsche arbeid verricht worden."
De Nederlander wijst er op, dat
de taak van Jhr. Ruy6 than6 zwaarder is
dan in 1918.
„Toen was ondanks het ontbreken
van een meerderheid de weg aangewezen.
Slechts de drie rechtsche groepen konden
de regeertaak aanvaarden. Hun kwam
aller dank toe, dat zij het in die omstan
digheden wilden.
En als een vanzelfsheid trad het feit
van een kabinetsformatie zoo op den
voorgrond, dat daardoor het program
een vraag der tweede orde werd. Er moest
voor alle dingen een Kabinet zijn!
En men mag aa<n de mannen, die zich
toen gavon, den lof niet onthouden, dat zij
het schip van staat vier jaren lang on
danks de aangeduide moeilijkheid met be
leid hebben bestuurd.
T h a n 6 staat de zaak juist andersom.
Nu zal het werkprogram hoofdzaak we
zen. En juist, wijl alle groepen zelfstandig
en zonder afspraak opgetreden zijn in de
verkiezingen, zal het samenstellen van
zulk een program tijd vorderen. Tijd en
tact. Niemand zal dan ook met twee, drie
dagen ongeduldig mogen worden en iet
wat. smalend vragen „waar de heer Ruys
blijft met zijn Kabinet." Noch zal men
mogen verkondigen, dat „de rechterzijde
met haar overwinning verlegen is." Want
de rechterzijde heeft, niet overwonnen.
Doch de drie groepen ter rechterzijde zijn
elk voor zich weinig of zelfs veel vooruit
gegaan; aldus dient men zich uit te druk
ken en deze uitdrukking alleen teekent
den toestand.
Hieruit volgt., dat ook elk dier groepen
met eigen wenschen en voorwaarden ko
men zal.
Laat men thans links niet, smalen en
rechts niet haasten.
De constructie van een hecht gebouw
vergt tijd."
STADSNIEUWS.
TWEE-EN-TWINTIGSTE
ZENDINGSDAG.
Op het. mooie, oude landgoed Oud-Poel
geest werd heden de 22e Zendingsdag der
Gereformeerde Kerken in de Classis Lei-
#den gehouden.
Het weer was gelukkig bijzonder mooi
en van alle kanten stroomden groote scha
ren belangstellenden tee.
In het rechterdeel van 't park was een
katheder, waaromheen allen zich verza
melden, de meesten op de daar geplaatste
banken gezeten, terwijl velen zich met een
staanplaats moesten vergenoegen.
Na het. zingen van den lOOsten psalm
met begeleiding van een orchest en gebed
sprak D s. Koers als voorzitter van de
Zendingsdeputaten het
Openingswoord.
Wij leven in een tijd van malaise. In
veler harten is onrust. Telkens wordt ge-
vraa.gd: - Wat i6 in onze dagen nog so
lide? Hoe staat het in dat opzicht met de
Zendingszaak? Die vraag wil spreker in 't
kort ter inleiding beantwoorden.
Soliditeit is noodig. De deelnemers
moeten in een onderneming vertrouwen
hebben. Er is geen moed, geen durf, men
geeft zijn graven en krachten niet, men
brengt geen offers als men van de solidi
teit van oen zaak niet verzekerd is, als
men niet leven kan in de gedachte dat
men slagen zal. Wij allen zijn deelnemers
in de zendingszaak. Kunnen we er ons
met gerustheid aan geven? Is zij solied?
't Schijnt de dwaas6te zaak, die zich
deDken laai. Immers zij beoogt, de predi
king van het Evangelie aan alle crea
turen. Een arbeidsveld, dat niet te over
zien is. Wii stuiten daarbij op den meest
Beduchten tegenstand. Niemand wil dat
Evangelie. Satans macht is groot. Waar
do revolutiegeest heersoht, worden de Ker
ken leeggeplunderd, de predikers vermoord
en de Christelijke doop van de kinderen
verboden, 't Schijnt hopeloos, dien tegen
stand te breken. Daarbij onze kracht is
klein, de arbeiders zijn weinige. De te
leurstellingen vele. Ons geloof is zwak.
Ons gebed gebrekkig. En de offers, die er
voor noodig zijn, zijn ontzaggelijk. Wie
kan in zulk een onderneming nog vertrou
wen hebben? Voor wie alleen rekent met
meaischelijke facturen, moet. het wel vast
staan, dat ze tot mislukking is gedoemd.
Haar volslagen failliet, is dan ook reeds
menigmaal aangekondigd.
Is de zaak inderdaad onbetrouwbaar?
Er is geen solider zaak ter wereld, 't. Is
niet onze zaak maar Gods zaak. Zijn be
loften zijn ons ton waarborg, dat zij niet
zal mislukken. De Heidenen zullen ingaan
4*44*4 4*4 4*44*4
Desverkiezend gemakkelijke
betalingsvoorwaarden
-4*4 4*4 4*4
en Israël zal zalig worden. En die belof
ten rosten in Gods eeuwig raadsbesluit.
Niet- één der verkorenen zal achterblijven.
Christus' werk is niet onzeker geweest.
Van de gegevenen des Vaders gaat er niet
één verloren. Hij zal heersehen van de
zee tot aan de zee en van de rivier tot
aan de einde der aarde. Zelfs de eer en de
heerlijkheid der volkeren zal ingebracht
worden in het. nieuwe Jeruzalem, de stad
Gods.
Hoe fel d© vijand woedt het staat
vast, onwrikbaar vast, dat allen wier na
men geschreven zijn in het boek des le
vens des Lams zullen toegebracht worden.
Er is daarom geen zaak die meer ons
vertrouwen verdient dan de zendingszaak,
geen zaak waaraan we ons beter en veili
ger kunnen geven. Of meent ge, dat dit
niet meer noodig is; als alles van eeuwig
heid reeds vaststaat? Maar dan vergeet
ge, dat in Zijn raad ook de middelen zijn
opgenomen, die tot de einduitkomst, moe-
t on leiden. Het heeft Hem beliefd den
dienst van de mepschon te gebruiken tot
de komst van Zijn rijk.' Het is onze eere!
Wij mogen daaraan arbeiden. Wij
moeten ook. Wij hebben te gehoorza
men aan het groote bevel: Gaat dan hoen,
maakt alle volkeren tot Mijne discipelen.
Dat is onze dure roeping. Opwekking is
daarvoor telkens weer noodig. Dat is ook
de bedoeling van onzen Zendingsddg.
Als gemeente komen wij 6aam in een
gebouw. Voor onze Zendingsdagen zoeken
wij de vrije natuur, beminnen we de zon,
trotseeren we desnoods regen en windvlagen,
't Is beeld van onzen arbeid. Wij werken
in de ruimte, wij bidden om Gods zegen
wij laten ons door niets terugschrikken.
En wij zijn zeker, dat de zendingszaak zal
slagen, dat. eens de ganeche aarde vol zal
zijn van de kennis des Heeren.
Vervolgens werd gezongen Lied 31:2
en 3.
Hierna nam de heer N. Baas,
straatprediker te Amsterdam het woord
om te spreken over:
Grepen nit de practijk.
„Zeker iemand", aldus begon Spr. zijn
rede, „kwam eens tot een predikant en
vroeg om een gave voor zijn levensonder
houd. Deze vroeg verwonderd: „Waarom
verlangt gij een gift! Verstaat ge geen
ambacht."
De man antwoordde, dat hij er drie
kende, straatmaker, inoopenmaker en
brillerslijper.
En op de vraag van den predikant,
waarom hij zich daarvan niet bediende,
antwoordde hij, dat geen van drieën meer
een bestaan verzekerde.
Straatmakers had men niet noodig, daar
er tegenwoordig zooveel omwegen waren,
dat de rechte weg niet meer gebruikt
werd; knoopen wedden niet meer gebruikt,
alleen haken en oogen.
Brillen waren heelemaal niet noodig.
Op het goede sloeg men toch geen acht,
en naar het kwade keek men door de vin
gers.
Bij deze drie onfortuinlijke ambachten,
aldus Spr., zou men ook de ambachten van
Zendeling en Evangelisator kunnen voe
gen.
Deze arbeid valt in 't geheel niet in den
smaak van 't publiek, terwijl het werk
lang niet makkelijk is.
Een vrijen Zaterdag of Zondag heeft
de Evangelist niet. Juist die dagen zijn
voor de Evangelie-verkondiging bij uit
stek geschikt.
Over een ding heeft hij echter niet te
klagen, hij -heeft veel bekijks.
Spr. schilderde voort6 zijn aandachtig
gehoor met eenvoud fn humor de ver
schillende lusten en lasten van den groote-
s tadsev an geli6a i o r.
Soms stond hij op een schoolplein, ter
wijl de menschen op ©en eerbiedige af
stand achter het hek bleven staan en maar
niot te bewegen waren, maar een 6tap
vooruit te doen.
Op het Amstelveld daarentegen stond
men weer midden in 't gedrang, soms
naast een „boeienkoning" die echter zoo'n
groote hoop volk trok, dat. de evangelist
dikwijls na do worsteIpraestatie6 gelegen
heid had do meriéchenmassa to boeien door
een pakkend woord over de verschillende
andere boeien van den ineasch als drank
zucht, dood en zonde.
Soms stond Spr. Jusechen een gramo*
phoon-handelaar en een tent met. feestarti
kelen in, dan zette de eerste zijn schelste
platen op de machine, terwijl de tweede
het „hemelman-netje" met serpentmos be
kogelde.
Andere malen had men moeite niet on
der den voet geloopen te worden.
Toch kan heel veel door de Evangelisa
tie worden bereikt, wanneer men slechte
e e n v o u ;d i g vertelt,* uit den rijkdom
van de Bijbelsche historieën, en wanneer
men slechts het d o e 1 in 't oog houdt, het
stellen van de keuze tusschen leven en
dood; wanneer dit niet het geval is deugt
de toespraak niet. En bovenal, wanneer
men ziet, dat de menschcn geroerd zijn,
moet men o p h o"u d en. Dan spreekt
God en zingt do dienstknecht.
Men wachte er zich wel voor, zich door
de praatgrage, twistzieke Amsterdammers
in een twistgesprek te laten lokken,
zooals helaas veel gebeurt. We moeten
visschers der menschen zijn en niet zelf in
elk aas happen.
Ook de lectuurverspreiding moet tact
vol ter hand genomen worden.
Zoo deelde Spr. een tractaat „Anker,
grond en touw" aan schippers uit, een an
der „Onbewoonbaar verklaard" in buurten
als Uilenburg etc., terwijl hij na afloop
oener politieke vergadering tractaten, die
den titel „Kapitalisme" droegen distri
bueerde onder de bezoekers.
Ook de verschillende wijzen waarop het
goede Woord ontvangen wordt, ging Spr.
na, oq vertelde typeerende staaltjes van
de verschillende menschensoorten, die
zijn katheder op de markt omringden als:
onkundigen, vijandigen, drinkers, belang
stellenden enz.
Spr. eindigde zijn interessante rede met
den wensoh, dat deze grepen uit de prac
tijk mochten bijdragen om de liefde tot
zending en evangelisatie bij zijn hoorders
aan te wakkeren.
Vervolgens werd lied no. 30 gezongen;
geduronde dit gezang weiai voor de Zen
ding gecollecteerd, v.aarna Ds. Meyering
van Katwijk a. Zee den katheder besteeg
om te spreken over:
„Wankelen ter dooding".
De verhouding, aldus spr., waarin de men
schen staan tot het Ev. der zaligheid is
zeer verschillend. Is hierbij allereerst de
groote scheidslijn te trekken tusschen de
genen, die nog nooit van dit Evangelie
hebben gehoord, en zij, die onder het
licht van het Evangelie #bven, ook onder
deze laatsten is nog weder groot onder
scheid. sMen zou. ze in drie groepen kun
nen verdeelen, n.l. degenen, die dat Evan
gelie als een kracht tot zaligheid door het
geloof kepnen; zij. die het in ongeloof
verwerpen en, als tusschen deze beiden in
staande, degenen, die het nóch in zijn za
ligmakende .kracht bij ervaring kennen,
nóch hetzelve in ongeloof verwerpen. Op
deze laalsten wordt wel eens te weinig
gelet. Zeker, wij zijn met ontferming be
wogen over de arme, blinde heidenen, die
nog nooit van het Evangelie hebben ge
hoord. En eveneens gevoelen wij onze roe
ping ten opzichte van die groote massa,
ook onder ons volk, vooral in de groote
steden, die, ofschoon geboren in een Chris
tenland, toch als geheel van het Evange
lie verveemd, daar heen leven of ook in
ongeloof met hetzelve den spot drijven.
Toch mag ook die derde categorie niet
uit het oog verloren worden. Te dezen op
zichte geldt de ernstige vraag: wat zal
er van hen worden, aan welke zijde zulle»,
zij zich ten slotte scharen, aan de zijda
der belijders, of der verwerpers van het
Evangelie? En geldt deze vraag van zoo-
velen in onze naaste omgeving en zal het
antwoord op deze vraag, in den middellij
ken weg, mede van allerlei omstandighe
den afhangen in veel ernstiger zin nog
geldt zij van velen in onze Oost. Immers,
ook dóór bevinden zich tal van menschen,
inzonderheid ook jongelingen en jonge
mannen, die, van huis-uit opgevoed bij
het Woord Gods en in hetzelve onderwe
zen, zoo groot gevaar loopen, zedelijk en
geestelijk ten onder te gaan. Die. hetzij
in dienst der Regeering, of bij het leger,
of in de cultures, geplaatst zijn in afge
legen streken, verstoken van allen om
gang met apdere Christenen, en van elke
deelname aan eenige godsdienstige, of
kerkelijke handeling, zich enkel omringd
zien door een heidensc-ho omgeving.
Van het gevaar, waarin deze menschen
moreel en religieus verkeeren, kunnen wij
ons hier eigenlijk geen denkbeeld vormen.
Eerst wanneer men er zelf eenigszins
meer van nabij in betrokken wordt, door
bloedverwantschap of bijzondere kennis
sen. begint men eenigermate te beseffen,
welk ontzaggelijk gevaar voor zedelijke
en geestelijke verwildering met al den
aankleve van dien deze menschen bedreigt
En onwillekeurig wordt men dan be
paald bij het woord van den Spreuken
dichter: „Red degenen die ter dood gegre
pen zijn; want zij wankelen ter dooding,
zoo gij u onthoudt". Inderdaad toch is dit
van velen hunner de toestand. Zij wan
kelen als ter dooding. In die heidenscho
omgeving spant Satan van alle kanten
zijne strikken, om hen (o vangen en te
doen vallcn.Ondcr doze4 zijn ook velen van
Gereformeerden huize. En len opzichte
van hen hebben wij, hebben onze kerkeflf
inzonderheid eene dure roeping. „Zij wan*
kelen ter dooding, zoo gij u onthoudt",
geldt hier. Dit hebben ook onze kerken
verstaan, en den arbeid onder de verstrooi 1
de Gereformeerden in N. O.-I. aangevat.
Reeds in 1899 kwam deze zaak op de Gen,
Synode van Groningen ter sprake, naar
aanleiding van een dringende bede van;
Broeders en Zusters uit Bagelen, Jogja-
carta en Soerakarta. Die arbeid bleeW
echter zeer moeilijk, vooral wegens de
ontzaggelijke afstanden in Indië. In 1914
op de Synode van 's-Gravenhage evenwei
weder met ernst onder de oogen gezien,
is hij daarna krachtig aangevat, voorna
melijk toen in Medan de Geref. kerk ge
ïnstitueerd werd en Dr. Harrenstein zich
aan deze kerk verbond. Wat door dezen'
Dienaar gedaan is en nog steeds gedaan
wordt, kan nooit genoeg gewaardeerd
worden. Dagen, neen, weken aaneen trekt
hij er op uit, om de verstrooiden op de
eenzaamste posten op te zoeken, met hen
te spreken, te bidden enf indien hij zulk*
noodig keurt, tot hunne verplaatsing
mede le werken. Eenmaal in 't jaar wordt
do week der verstrooiden gehouden en
komen deze van alle kanten en oorden te
Medan bijeen. En wat dit voor hen betee-
kent, is niet licht te overschatten. Ook van
uit andere kerken, als Batavia en Bandoeng
wordt onder de verstrooiden gearbeid.
Het veld is echter zoo groot en het getal ar
beiders zoo weinige. Dit moet meerder, ja
veel overvloediger worden. Daarom heb
ben wij deze zaak te steunen met onze ga
ven en ons gebed. Maar vooral ook moe
ten allen die naar Indië gaan of wier be
trekkingen derwaarts trekken, ernsitig
acht geven op den raad door de Broeders
uit Indië nog onlangs in onze kerkelijke
bladen gegeven, om toch vóóraf de noo-
dige inlichtingen te vragen en kennis le
geven van hun komst en van de plaats
waar men heengaat.
Droeve aanklacht, voorwaar, is hety
wanner deze Broeders moeten zeggen, dat'
dit zoo menigmaal niet gebeurt. Laat het
daarom bij ons steeds weerklinken: „Zij
wankelen ter dooding, zoo gij u onthoudt"
Hierna wordt gezongen Psalm G8: 14 eö
1G. Daarna word! tot 2 uur gepauscerd
Men deelt ons nog mede, dat do colleo-
te, na de rede van den heer Baas gehou
den ruim f117 heeft opgebracht.
(Wordt vervolgd).
Jong. Ver. „Thimotheus".
De secretaris dezer Ver. schrijft ons:
Maandag 24 dezer hebben de leden van
de Jongelieden-vereniging op G. G. „Thi-
rr.ótheus" een uitstapje gemaakt naar
Haarlem en omstreken. 's Morgens half
acht vertrok het gezelschap per motor
boot van de Schrijversbrug; de tocht ging
over het Kagermeer naar Haarlem, waar
de St. Bavo bezichtigd werd. Na een ste-
vieen maaltijd vertrok men per tram naar
Bloemendaal, waar het „Kopje" bezocht
werd, vandaar "ging het door Duin en
Bosch naai» de Ruïne van Bred erode bij
A eiserend. Toen die beklommen en be
keken was werd een poosje ontspanning
gezocht in voetballen en een wandeling
ondernomen naar Santpoort, vanwaar men
per trein naar Haarlem ging, om vervol
gens weer per boot naar onze goede sleu
telstad terug to kceren.
De jongens hebben veel gezien cn genow
ten.
Aangifte is gedaan door mej. L., dafc
haar 12-jarig dochtertje, toen zij gistoreC
door de Fruinstraat reed door een jongoC
van haar fiets is getrokken, waardoor hefc
meisje bloedend aan het. gezicht werd go*
wond.
Met ingang van 1 Augustus is aa<
mcj. M. van Woerden, op haar verzoet
eervol ontslag" verleend als assistente bij
de pharmacie aan de Rijksuniversiteit al
hier.
Met ingang van 1 Augustus is be
noemd tot assistent bij 's Rijks Museuntf
van Oudheden alhier de heer Dr. W. D,
van Wijngaarden.
De lieer J. H. den Hengst, onderwij
zer aan een der Geref. Scholen alhier i£
te 's-Gravenhage geslaagd voor liet exa
men Hoofdakte.
De Grondwetsherziening.
Bij de Tweede Kamer zijn thans inge
diend wetsontwerpen tot verandering van'
het Ie, He, IHe, IVe, Ve, Vile. VI1V
IXe en Xle hoofdstuk en in de addilioneele
artikelen der Grondwet.
De minister van Binnenlandsche Zaken,
tijdelijk voorzitter van den Raad van Mi-
nisiers, zegt in de Memorie van Toelich
ting. dat de indiening van de wetsontwer
pen geschiedt krachtens art. 195 in ver
band met art. 191 der Tïrondwet.
Bij die wetsontwerpen worden do ver
anderingen in de Grondwet en in do ad
dilioneele artikelen definitief voorgedra
gen, zooals de voorstellen onderscheiden
lijk zijn vaslgesleld bij do wetten van 22.
April J922 en van 13 Mei 1922, j