f 27,75
A. WAALS
Persoonlijkheid.
ii.
Wat „de beweging der jonger én" in net
Calvinistisch dorp zoo onsympathiek
maakte, was vooral haar opgeschroefde,
intellectueel1© eenzijdigheid.
I)at maakte het effect van den piepjon
gen „schoolmeester", die zich geroepen
voelt, oin op een dorpskiesvereehiging de
bedachtzame, stugge Hollandsche boeven
„van zijn, naar hij meent onfeilbaar advies
te dienen; terwijl hij zich de rust niet
gunt om zich eens af te vrage-n of men
wel van zijn geleerdheid gediend is, laat
staan van zijn persoon. Het is die
intellectualistische tint nu, die de bewe-
_giug vooral impopulair gemaakt hoeft.
Des te meer omdat het een beweging van
jongeren was. Van onderen, die daar
toe bevoegd zijn, verwacht en verdraagt
men als v^pzelf sprekend een min
«f meerdere wetenschappelijkheid. Maar
het. gewone volk heeft maling aan
de geleerdheid van den jongeling van
even twintig jaar. Want daar is het ie
nuchter .voor in zijn critiek. Dat betitelt
•het eenvoudig als verwaandheid en eigen
wijsheid. En d o e daar nou es wat te
gen? O 't is waar „de jongeren" heb
ben klinkend# namen genoemd; ik denk
aan die van Dr. Bavinck, als zijnde de
jongere „bij uitnemendheid", maar toch...
het gewone volk kan dat nog altijd maar
niet vatten. Ook zij lazen Bavincks ge-
schriften. Ook z ij begrepen hom, inzoover
hij tot hen sprak. In zoover hij tegemoet
kwam aan de behoeften der ouderen. En
daarom willen zij er volstrekt zoo grif
niet aan dat Bavinck „de jongere bij uit
nemendheid" was. Daarvoor was zijn blik
te wijd. Zijn geest te veel omvattend. Nu
is het wel waar, dat de student gemakke
lijker de „problemen" (dat is zoo de term)
direct bewust voor zijn geest kan 6tellen
als v r a a g s t u k, dan de niet-studeeren-
de. Godsdienstige vragen waar een een
voudige dorpsjongen mee rondloopt, die
hij over peinst en waarvoor hij er „dokter
1 Kuvper nog eens op naslaat", heeft een
6tudent meer onder de knie. Hij kan
spoediger weten of er op die vragen
een antwoord te vinden is, of niet; zoo
ja in welke richting dat antwoord
dan gezocht moet worden. Hij kan de
vragen meer in verband met andere van
gelijke strekking zien. Voer den eenvou-
digen dorpsjongeling is de vraag mis
schien: „mag ik fietsen op Zondag", voor
j den student: „wat is de verhouding tus-
sehen Christendom en Wereld". Nu is
in „de beweging der jongeren" helaas! ge-
proclameerd het primaat, van het intellec-
tueele: Als je maar „problemen zagen"
kon, was je vanzelf „jongere". Als je bet-
maar hebben kon over „ethisch" en
„aeslhetisch", over „theologisch" en
„anthropologjsch", over „psychologisch"
en „physiologisch", dan was je de kej-el,
waar wat i n zat.
Maar tochéén ding werd practiseh
genegeerd (niet theoretisch, want daar
voor was de jongere te veel „bij"). Ik be
doel dit.: dat een probleem bewust en Kel
der voor zijn denken z i e n, nog wat an
ders is, dan er mee te maken heb-
b en. Wat ik bestraal met de lantaren van®
mijn geest., is geenezins nog mijn bezit
En dat nu maakte de verwaandheid der
jongeren uit, dat men meende dezelfde vra
gen al lang onder de knie te hebben, waar
oudoren soms hun heel© leven lang voor
vechten moeten, ervoor worstelen met hun
j. God. Vooral let ik hier op die vragen, die
c de ziel raken. Want daarover ging het
tocfc in den jongeren actie, om de
j mensohelijke ziel. En in al dat ge-
^theoretiseer, dia,t beschouwen, dat uit-
f- redeneeren heft men vaak de ziel
weggeoreerd. Juist in de drukte van
zijn redeneering toonde men dat men „de
«pheer der ziel", de mystieke stilte ab
soluut niet eerbiedigde.
Die oude grootvader, die zijn klein-
zo on-student maar aanhoorde, en alles
niet zoo goed vatten kon, en dit' ook eer
lijk weten wilde, en dan maar zweeg zat
dichter bij de levensbron dan zijn wijze
telg, die heel wat minder zonnen telde
dan hij.
k Als men zich eens wat nuchterder bezon
nen had, zou men gezien hebben, hoe éen-
zijdig het toch was alleen die beweging
v,,van jongeren op te schroeven, als ware
j' zij enkel een intellectueele. Of zeg eens
;K\ worden bij den fabrieksjongen, die Nicly
v.:--Carter's leest en schandlectuur bij zijn
j_, koffieflap in het schaf tuur* worden bij
Ij?, hem niet dezelfde driften ontketend, die gii
fef: intellectueel© zoo scherp wetenschappelijk
fZ ontleedt? Driften, die ook gij hebt? Waar
gii toe wees maar eerlijk ook on-
der lijdt met uw zucht naar de zwoele
„schoonheids"-parfum? Is het in wezen
i anders? En dat meisje achter haar-
k tiktpestel dat thuis zenuwbuien heeft en
2 altijd nerveus is, kampt zij niet met die
- geweldige levenstragiek", waarvoor gij
H.B.S.-meisje stilling zoekt in uw dwepen
i met de „tachtigers", in dat sentimenteel
S gepraat over „de schoonheid van het lij-
v den"? Ziet die dingen raken u. die
r.?;köu ww ziel, die belagen uw persoon-
w. Sijkheid. Daarin zijt ge precies eender als
'p? die fabrieker met zijn vuile gezicht en dat
f; kantooriuffie met haar hooge hakjes,
t'. Weet ge wat voor u intellectualist een le-
iVensprobleem is met veel geestelijk
H perspectief? Dat is niet de vraag, of
-ce de werken van Strindberg wel kent,
k' maar of ge toekomt met de zuur verdien-
de sgaarduiten van rnv vader! Dat raakt
R n. Dat vergt iets van uw zielekracht, al
hebt ge dit lezende er misschien een schou-
I derophalen voor over: „Foei, wat mate-
;,i realistisch."
j a^s 11 van de beweging
i: der jongeren werkelijk verwacht, laat. dan
ii, die intellectueele pedanterie varen, en sla
j uw blik in het wijde leven rond. En leer
verstaan het oude „Ken uzelf".
En dan was er nog iets, waardoor de
I bewoging met veel „beweging" schipbreuk
meest lijden: en dat was door den 6 e n t i-
m en teel en kant, die zij uitging. Nu is
het hier niet te doen om het op, te nemen
voor den meoi* rationalistischon geest der
ouderen. Laten we toegeven dat de oude-
£sn zich altijd tegenover jongeren, meer
„Ycis.aiiuviiju-i you uan zij zijn
Dat moei nu éénmaal.- Omdat. Imn zirie;
leven zooveel rijper is, zooveel c-lunentcn
bevat die een jongere toch niet •waardee-
ron kan. En juisl in hun verstandelijkheid
komt die algemeen menschelijke drang
uit, om de ziel in de stilte te la
ten. Hoe men ook prate, de ziel blijft r.u
eenmaal het verborgene, waar je eiger\,k
zoo moeilijk over pralen kan. Dat r Ldt
ook voor den oudere. Maar als den toch
maar gepraat werd, als men C i toch
maar van zelf in gemeenplaatsen verviel
ia dan kon dc jongere zijn vlijmende,
vaak grove critiek niet weerhouden. En
hier ligt de tweespalt tusschen jongeren en
ouderen. Een tweespalt, waaraan beiden
schuld hebben. En toen de jongere den
.oudere niet meer verstond, toen do gevoe
lens jegens elkaar verwrongen werden,
toen Satan pret had toen 'heeft de jon
ger© zijn eigen taal, zijn eigen zielevorm
gezocht. Want in uw taal is uw ziel. En
omdat men die ziel maar uitpuilen, maar
uitgieten wilde om toch vooral haar te
doen zien, als anders.dan die der oude
ren, verviel men in zulk misselijk senti
menteel gedoe en gekwezel, dat waarlijk
gevraagd kon worden of de seniele afta
keling al z o o jong begon. Nu heeft men
het verschil tusschen ouderen en jongeren
ook willen kenmerken door een verleggen
van het. klemtoonteeken. De ouderen zou
den meer op de vorm, de jongeren op den
geest letten, de ouderen meer op het ver
stand, de jongeren op de ziel. Maar tegen
over die onderscheiding i6 heel veel in te
brengen. En als ge de kerkelijke lec
tuur volgt zult ge weien, dat de geleerden
er zelf ruzie om kregen! En terecht kon
genoemde meening ook bestreden worden;
omdat het nu eenmaal niet aangaat alle
jongeren over een kam te scheren. Zoo
lang de karaktertypen van de jongeren
evenzeer uiteenloopen als die van de
ouderen, zoolang er nuchtere en-sentimen-
teele; evenwichtige en bewogen karakters
onder de jongeren zijn, zal hun stroven
zich ook op de meest varieerende wijzen
uiten. En kan men ook niet' zeg
gen: de beweging is meer „verstan
delijk" en „vormelijk", dan wel „ge
voelig" en „geestelijk", „Maar"
zegt ge „ge hadt het er daarstraks
loch over, dat de taalbeweging der jonge
ren zoo in 't sentimenteel© verliep? Hoe
heb ik het nu?" Ja, maar vergeet niet
dat het alleen gevoelige naturen
uiting kunnen geven aan wat zij meenen
aan te voelen hoe de ziel van een bewe
ging is.-Niet de nuchteren, de Bommenma
kers, zijn in den^regel de kunstenaars met
de pen. En daarom deed der jongeren be
weging zich tot nog toe altijd zeer een-
zij d i g kennen. En was het onmogelijk
haar te overzien in haar geheel; en moest
zij als intellecfcueele-actie-zonder-rneer
ten leste haar laatsten tol betalen.
En toch houd' ik. vol dat, de beweging; er
nog is? Sterker nög, dat zij er a 11 ij d zal
zijn? Ja en dat, omdat ze een ziels
beweging is. Zoolang de jonge ziel
snakt naar levenslicht,, zal ze -zich ook
uiten, zult ge met 'haar te maken hebben.
En dan is het aan oils, om telkens voor
en met de jongerenhun het Ideaal zuiver
voor te houden n.l. De p e r s o o n 1 ij k-
h e i d i n Christus J e z u 6En als gij
nil in dat onevenwichtig „zoeken" der
jongeren iets gevonden hebt wat u ont
roert, o oudere, wat uw deernis opwekt,
uw liefde en uw bezorgdheid voor uw
eigen kind doet groeien dan z ij n we
er. Dan begrijpt ge, dat,, in der jongeren
hart hetzelfde leeft. wat eens jaren, ja
ren lang geleden ook in uw hart was.
Maarhet moderne leven dwingt den
jongere n u al om eerlijker, critischer,
scherper tegenover zichzelf te staan dan
gij in uw „jonge jaren", toen ook gij (zij
het dan wat eenvoudiger) naarChris
tus zocht.
Maar daarover hopen we in de volgnde
artikelen te spreken. Deze uitwijding
moest vooraf om elkaar wat beter te „ver
staan". Tw.
KAMERLID IS OOK NIET ALUS!
Het pad eens Kamerli.ds. leidt niet >oVec
rozen, als men- ten minste rozen als een
buitengewoon geschikt plaveisel be~
schouwt, zoo schrijft het Tweede Kamer
lid, Mr. Bomans (Roomscli-Katholiek)!'.
Want niet alleen dc bezigheden, die éep
rechlstreeksch gevolg zijnVan zijn Ka
merlidmaatschap, bêzNvaren liet leven van
den voIksvertegen\Vóord'}ger, maar er
hoort ook bij:
Gratis, spreekbeurten. Tegenwoordig
zÜn bij jubilea. Avondvergaderingen bij
wonen met sleep van hotelkosten. Gouden
medailles geven voor harddraverijen, ju
bilea, muziekconcours, tooneêlwedstrijden
Zitting nemen in eere-comité's met klin
kend gevolg. Bijdragen geven (liefst boven
aan teekenen op de lijst!) Kruis-c-olonnes,
drankwecracties, huldigingsaardigheidjes
en last not least „natuurlijk" lid of dona
teur of begunstiger.van alle vereenigingen
en bonden, sportieve clubs niet uitgesloten
die zij hebben geliijk zelfs aanklop
pen om plaatsing van rentelooze obliga
ties van slecbts ƒ250" enz. enz.
Zoo vertelt nu er alom zooveel op
pervlakkige critiek tegen de Kamerleden
wordt losgelaten Mr. Bomans in dc
„Nieuwe Haarl. Crt.", waarin hij betoogt,
dat een Kamerlid van zijn ƒ3000 schade
vergoeding maar amper 1000 kan over
houden voor zijn eigen levensonderhoud
en hij vervolgt:
„Maar nu begin ik te ontwaren, dat
„men" (en heel veel mennckcs) meent dat
men van die duizend pop schoon geld met
vijf kinderen en mevrouw (die allen
netjes voor den dag moeten komen als be-
hoorende bij het Kamerlid, Zijn Hoogedel
gestrenge) moet leven. Maar hier'kan ik
mijn kiezers niet ter wille zijn.
Ik'kan het niet. Ik dank mijn noodlot
dat ik driemaal zooveel aan de gemeen
schap in den vorm van belasting moet te
ruggeven on dan nog maar zuinigjes aan
kan leven in mijn stand.
Maar ik heb ook ontwaard,.dat er col
lega's zijn die er van moeten leven.
- jZulko zakenoverdenk je pas als je
Ingezonden Mederieelmnfr;
i vc:I. oogde ma si en r
v r.risinlions gekregen', w
i k i- van de V Ik
i'uo'
Deze Moderne Mantel
in prima Gabardine,
120 cM. lang, slechts
Haarl.straat 114
voor een beslissing staat van vóór of te
genstemmen. 'k Ben er eerst te vlug over
heen gelóopen'. Maar sindsdien lieb ik de
lichte demisaison vaii collega X. midden, in
den winter, thuis gebracht. Sindsdien ben
ik beter georiënteerd over het „eeuwige
grijze colbertje" van oonfrère Y. sindsdien
heb ik eerbied voor rafels van Kamerpan
talons en vat ik volkomen dat 'n linker-
jaszakje.,. rechts is komen te zitten".
Uit een volgend artikel geven we nog
dit fragment:
„Maar op het oogenblik dat ik dit schrijf
zitten man, vrouw en 8 kinderen (excusez
du peu) op mijn stoep, die daar uitermate
voor geschikt is. 't Is al half tien. En ze
gaan niet weg voor ze een woning liehben.
Nogmaals, excusez du peuHoe zo aan mij
komen? Wot: In Hilversum; hadden ze
gezegd: Ga maar naar Haarlem, naar het
Kameruid Bomans, P.afklaan 12. die zal je
vast helpen.-, Echt leuk. Moppig.Of een
mitsplaatste grap?Nie.t naai' den daderplui
zen. Helpen!
En als dat voorbij is, het is historisch,'
brengt de post alweer brieven, waaronder
een scheldbrief, zóó walgelijk gemeen, dat
ik blij. ben, dat. deze mijn vrouw niet in
banden viel. En 's morgens had ik juist
een brief gehad van een man, die mij bij
voortduring met dergelijke brieven achter
volgt, waarin een vader (zij het ook maar
een Kamerlid) herinnerd werd aan het
grootste léed, dat hem juist een jaar ge
leden trof, en op een zóó ruwe wijze, dat
ik al mijn Christëlijkén zin verzamelen
moést om God vergeving le vragen zelfs
voor dit beest-mensefi,' hetwelk met ver
fijnde wreedheid dezen verjaardag her
dacht.
Week1 aan weck gebeuren deze feiten.
In allerlei Variaties. Dreigbrieven of ver-
daehtmakingeh. Lasterpraat, van smake
lijke, soms smakelooze vindingrijkheid.
Aanhouding op straat, zeer beleefd, met
de liefelijke wending in het gesprek, dat
ik heel gauw, heel g'auw, versta je, aan
dien lantaarnpaal bengelen zal. Of ze slaan
plots in jë kamei', dreigend. Maar irr zoó'n
geval staan ze op straat vóór ze 't zelf
'Vvelen.1 v -
Je mcènt liet goed met Iedereen, waar,
èm niet, maai' de elleiidë is, dat zij liet
niet goed met mij meenen'. Dat zit 'm in
het Kamerlidmaatschap, anders was ik
nog zoo kwaad niet. Deze eerlijke getuige
nis heb ik ook al eens gehoord".
Geen wonder, dat Mr. Bomans hoven
zijn artikel zet: Kamerlid is ook niet al
les'
Maar wel ee.i v-cndei', dat de zet el jacht
zoo angstwekkend groot is, en dat aoov« lc
bonderdo liefhebbers zich verdringen vcor
de poorten van het parlement.
De Koningin op reis.
Gisteravond te kwart over zeven zijn
de Koningin, Prinses Juliana en Hertog
Adolf Friedri.ch van Mecklenburg, broe
der van den Prins, per aut.o te Rotterdam
gearriveerd, en hebben zich ingescheept op
de Batavier 5, met welk 6chip de konink
lijke familie de reis naar Noorwegen ;zal
maken.
Het- stoomschip is_ onder voorlichting
van prof. Yan der Yelde op het gebied
van betimmering en versiering, ingericht
door do firma Mutters uit Den Haag en
heeft inwendig een geheelo vernieuwing
ondergaan. Aan sfuurboordzijdo onder het
promenadedek zijn een reeks huilen uitge
broken en ingericht voor logies enz. van
do Koningin en Prins Hendrik. Aan bak
boordzijde zijn de hutten van Prinses Ju
liana. freule Sloet, mevrouw Roell. freule
Roell en juffrouw Ooslerlee. Hertog
Adolf Friedricb van Mecklenburg heeft
zijn hut in het tussehondek.
Ook do salon heeft oen gebecje wijzi
ging ondergaan, er zijn bovendien een
vleugel en een gramofoon geplaatst. Op
het promenadedek zijn een schrijfkamer
en een schildersatelier voor de Koningin
mgerichfc en op het sloepmdek is een zitje
gemaakt.
De Batavia 5 beeft oen extra radiosta-
......ine tv IJii\;n »:v; int. mai iiir.-:a-
.on iö Amsterdam en uut Schcvcningen
Radio. Behalve reddingsbooten is aan
boord ook een motorsloep, waarmede
tocht jee in de Fjorden kunnen worden ge
maakt.
De Koningin, die nog in rouw was,
werd ontvangen door dè heeren v. d. Roe
mer en Kroeller, directeuren der firma
Muller en Co. en nadat door het dochtertje
van Cars tens uit. Utrecht bloemen
waren aangeboden werd bet gezelschap
voorgesteld aan den kapitein, den heer
W. J. Wilkens en enkele leden van de be
manning. Ook burgemeester Zimmerman
was ter verwelkoming aanwezig.
De Prins arriveerde eerst te-halftien
Vergezeld van zijn broer Hertog Adolfr
Friedrieh heeft hij eerst met het motor
jacht „Lotos" der firma Müller en Co. een
tochtje door de havens gemaakt, en zich
daarna aan boord van da Batavier 5 bege
ven, die op stoom naar boei 3 gesleept
was. Het schip is vannacht te half een
vertrokken. Yanaf Hoek van Holland
wordt het geëscorteerd door een tweetal
torpedobooteïi.
Egyptische geneeskunde.
Volgens hot „Deutsche Medizinische Wochen-.
sehrift" hoeft dr. Caroline Ramson Williams in
de bibliotheek van de Historical Society te New
York een papyrus ontdekt die volgens den be
kenden Egyptoloog prof. Breadsted in betcekenis
overeenkomt met den Eberstpapynis en den
Hcaret-papyrus. Deze papyrus, welke ongeveer
1600 jaar v. Chr. werd geschreven en uit 500
bladzijden beslaat beschrijft 47 ziektengevallen,
voornamelijk ziekten en kwetsuren aan het
hoofd. O.a. Wordt een aandoening van de voor-
ec-hedelholte behandeld. Zelfs de zwaarste
hoofdwonden met uitgebreide kneuzingen, zijn
niet doodelijk.
De onbekende geneesheer beschrijft nauw-;
keurig hoe men het verband aanleggen moet om
„de randen der wonden naar elkaar toe te trek-;
ken."
Aan het einde heeft Stoinach een voorganger'
gevonden een serie raadgevingen worden daar
gegeven om een ouden man weer jong te maken.
I Ons Babbelhoekje.
Beste JongeDs en Meisjes.
Tot m'n groote spijt ben ik verhinderd dit
maal met jullie te babbelen, jullie briefjes te
beantwoorden en raadsels op te geven.
Ik hoop dat jullie één weekje geduld wilt heb
ben.
Je hebt dus nu een week vacantie, en be
hoeft du6 niet te schrijven. De volgende week
hoop ik weer do briefjes te beantwoorden en
prijsraadsels pp -te geven.
Ter vergoeding laat ik hier volgen een ver--
haaltje dat L. Penning onlangs in het Chr,
V o 1 k e b 1. plaatste.
Groetend Oom FELIX.
KOLEN VUURS.
Het was na den wereldoorlog, en Botha had
getriumfeerd. Hij had Duitsch Zuid-West-Afiika
veroverd, en de laatste sintels van het gewapend
protest tegen het machtsmisbruik waaraan Botha
en diens regeering zich hadden schuldig ge<
maakt, waren uitgetrapt.
Generaal de la Rey, de leeuw der Magalie#*
bergen, was door een politiekogel gedood. Gene
raal Beijers, een der dapperste officieren uit den
Boerenoorlog, en een Natkanaël in oprechtheid,
die naast De la Rei had gezeten, toen de kogel
werd gevuurd, was in den dood gejaagd, cn ver
dronk jammerlijk in de Vaalrivier. Joop Fourie,
de edele vaderlander, viel, tegen den muur ge?
plaatst, met een geestelijk lied op de lippen, on-i
der de kogels, en Christiaan de Wet, Kemp,
Mulder, Conroy en D.s. van Broekhuizen en zoo
vele andere helden werden in enge kerkercellcn
afgemarteld. Zoo was 't gegaan, en Engeland
en Louis Botha hadden getriumfeerd.
Doch dit alles behoorde alxee tot 't verleden.
Boven <1^ graven der gevallenen groeide on Ver
welkte, het gras. de martelaren waren uit Ijun
kerkers ontslagen, en Koos Potgieter was pok
ontslagen.
Toen hij na de lange afwezigheid terugkeerde
in zijn woning, zei hij: „Dag, Sannie!" En de
sterke boer barstte in snikken uit.
Sannie, zijn huievrouw, was zeer ontroerd. Er
was blijdschap in haar ziel om zijn wederkomst,
maar hij kwam alloen terug, en dat verduisterde
haar vreugde.
Vader en zoon waren uitgetrokken, om deel to
nemen aan het gewapend protest, en Pioter was
achtergebleven.
Nooit zou hij wederkecren. Hij had het doode^
lijk lood opgevangen in de jonge borst, cn ver
weg, bij een kleine beek, in de schaduw van een
oucalyptueboom, had zijn vader hem begraven.
Gevallen voor vrijheid en recht
Sannie ging met de bevende hand over het.
hoofd van haar man.
„Je haar is vergrijsd", zei ze.
Dat had hot lijden in den kerker gedaan. Ook
was zijn gelaat verouderd; dat deed het eenzame
graf, bij die uitgedroogde beek, waar hij zijn
jongen had neergelegd ter laatste rueto.
Do -jonge Pieter Potgieter was gevallen door
een verdwaalden kogel. Zoo werd er verteld.
Maar zijn vader wist hot beter. Hij had gezien,
hoe een Afrikaansche schutter op zijn zoon had
aangelegd, en toen was 't gebeurd. Doch de baas
verzweeg zulks voor zijn vrouw, om haar zwak
heid niet bitterder te maken.
Het was in oen nacht., dat do honden hevig
aansloegen en dat or tegen het raam werd ge
klopt van Potgictcr's slaapkamer.
Do baas stond op en schoof het raam op.
„Zijt gij het, Jan?"
„Jawel oom. Vader is erg ziek, en zou u
gaarno spreken."
Even aarzelde de baas.
„Kan het piot wachten tot morgen?*4
..Zeg aan je vader, dal ik punstond.- kom.'
„Dank je,'oom dank je!"
En Jan hcldo weg. terwijl do baao zkh v
aankleedde.
„Sannie', zei hij: „ik ga De Bruin opzoek
'l Is een kwartier gaans en ik denk over
uur terug'te zijn."
Het has een heldere nanacht; de maansikl
stond hoog aan den hemel. En baas Potgiei
schreed daar heen, met gebogen hoofd, in die
'en smartelijke gepeinzen. Soms hief hij het ho<
omhoog; dan perste hij de lippen op eikand
en bleef daar 6taan, in het eenzame veld: i
voor een onzichtbare hinderpaal, terwijl e
strakke stugheid in zijn oogen kwam.
Doch die onzichtbare hinderpaal scheen d;
weer te wijken; een stille lijdzaamheid verdroi
de 6trakke stugheid, en hij vervolgde zijn weg.
De jonge Jan, die hem had opgeklopt, 6loi
hem reeds op te. wachten, dicht bij do veekrat
„Vader had me uitgestuurd, om to kijken,
gij nog niet kwaamt."
„Hoe gaat het met je vader?'
„Hij hooft het erg benauwd."
Baas Potgieter volgde den jongen naar hi
huis.
„Hier is de kamer, oom."
Toen 6lapte de baas de kamer binnen. In ee
hoek zat baas De Bruin, in een groeten leuninj
stoel. Het was een hartkwaal en de benauwt
heid had hem uit. het bed gejaagd; de benauwt
heid en nog iets anders
Potgioter groette den kranke, de vrouw, H
kinderen en 6tond daar midd'en in het vertrek
in afwachting, dat do benauwdheid zou vermi:
deren.
De kranke hijgde naar lucht en kon niet spr<
ken. Maar hij wees met de hand naar een etoe
en Potgieter nam plaats.
..Duurt die benauwdheid al lang?" vroeg Pol
gieter.
Toen antwoordde do huisvrouw: „Al een uiu
•Zoo even was 't, nog erger, 't heeft mijn ma
goed gedaan, dat gij wildot, komen."
Zij gaf den lijder een teug Kaapschen wijn
Nu verminderde het hijgen.
„Ge liet mo roepen, en ik ben gekomen wa
verlangt ge van me? TTnt kan ik voor u doen,1
vroeg Potgieter.
„Ik dank je neef, dat ge wildot komen -
vrouw; geef me nog een teug wijn. Dat ver
kwikt mo."
Zoo dronk De Bruin.
„Zou nicht de ramen niet opschuiven?" vroe;
Polgieter. ,.'t' Is hier warm, en de nachtlucht ii
koel."
De huisvrouw «choof de ramen open en fh
frissche lucht stroomde de bedompte kamer bin
Zwijgend zat Potgii ter daar, hiend. da
de kranko zou sproken. Midden op de tafel stom
de petroleumlamp te branden, en niempnd epraï
een woord.
Het was een droevig zwijgen.
Toen echter verbrak do lijder het zwijgen.
„*t Ie lang g«ëleden, neef, dat gij 1 voo.r hel
laatst hiér in huis zijt geweest.*'
Zijn blik verried zijn zielsfoltoring.
Inderdaad hoi. was reeds lang geleden. Ir
October 1914 brak de „rebellie" der Boeren uit.
zooals de Engelechon dat noemden, en nu
schreef men 1920.
„Bijna zes jaren", zei Potgioter. „Ras gaat
de tijd; we zijn gemeenlijk aan 't end, voordat
wij er erg ia hebben."
De Bruin zuchtte diep.
„Ik ben aan 't. end," zei hij met een sombei
gebaar.
„Voor ons allen geldt het, dat er slechts één
schrede is tusschen ons en het graf", hernam
Potgieter. Maar, dat de uren van De Bruin ge
teld waren, geloofde hij ook.
Toen De Bruin herinnerde aan het laatste be-
zoek, werd er oen oude wond rauwelings open?
gescheurd. Want bij dat bezoek was hot tot
heftige woorden gekomen; het.liop over Botha's
politiek, en D© Bruin, die een van Botha's fel
ste partijgangers was, had aan Potgieter do deur
gewezen en Potgieter was gegaan.
„Zoo waarachtig als ik leef", had- Potgieter
toen in laai enden toom uitgeroepen; „ik zal
nimmermeer een voet over je drempel zetten*
tenzij gij er om 'smeekte* -
En nu was 't gebeurd. Do Bruin had er om
gosméekt, dat Potgieter mocht komen, en de
baas was -gekomen, om te vernemen,-wat De
Brnin begeerde.
Niemand sprak. v
Er was een drukkende pauze.
Toen zei De Bruin: „Gij etondt aan den rech-*
ten kant, en ik stond aan den verkeerden kant,
neef."
Het kwam er uit als een bittere zelfaam
klacht. De boor steunde als een gewond hert.
„Gij hebt in den strijd je jongen verloren",
ging hij voort.
Potgieter gaf geen antwoord. Uit do verte
weerklonk het gekraai van een haan, dio den
morgen aankondigde.
„Woet je, wie je jongen doodschoot?"
Potgieter hief het hoofd op. Hij zag den 6ter»
vendo aan mot een langen blik.T oen zoi hij:
„lk weet het".
De huisvrouw zat daar met verbleekt gelaati
d^ kinderen omringden den leuningstoel in diep,
angstig zwijgen. Er hocrechte 'n adomloozo stilte
in hot groote vertrok, en niets word gehoord dan
hot tikken der huisklok.
„Kunt ge den moordenaar vergeven?" vroeg
de stervende mot bovendo stem. Potgioter reikte
hom do hand.
„Het is jo vergeven, neef".
„Is het gewissclijk waar?'*
„Zoo gewis, al6 ik vertrouw, dat do Heer*
mijn zonden vorgoeft!"
„O, bid dan voor mij, arm zondaar!"
Toen bad Potgieter voor den moordenaar van
zijn kind.
Het liep snol al mot het loven van dq Bruin
en Potgieter zat naast hem. Do zon vorroos ir
glorio boven do heuvelen van Afrika; toen stonc
Potgieter op.
„Nicht", zei hij; „uw man is overleden; ill
betuig jou en de kinderen mijn oprechto doelne
rning. En bobt ge mijn hulp noodig, dan zeg j»
het maar-"
En er was een grooto vrede in het hart \ai
Koos Potgieter,