f 27,75 A. WAALS Persoonlijkheid. ii. Wat „de beweging der jonger én" in net Calvinistisch dorp zoo onsympathiek maakte, was vooral haar opgeschroefde, intellectueel1© eenzijdigheid. I)at maakte het effect van den piepjon gen „schoolmeester", die zich geroepen voelt, oin op een dorpskiesvereehiging de bedachtzame, stugge Hollandsche boeven „van zijn, naar hij meent onfeilbaar advies te dienen; terwijl hij zich de rust niet gunt om zich eens af te vrage-n of men wel van zijn geleerdheid gediend is, laat staan van zijn persoon. Het is die intellectualistische tint nu, die de bewe- _giug vooral impopulair gemaakt hoeft. Des te meer omdat het een beweging van jongeren was. Van onderen, die daar toe bevoegd zijn, verwacht en verdraagt men als v^pzelf sprekend een min «f meerdere wetenschappelijkheid. Maar het. gewone volk heeft maling aan de geleerdheid van den jongeling van even twintig jaar. Want daar is het ie nuchter .voor in zijn critiek. Dat betitelt •het eenvoudig als verwaandheid en eigen wijsheid. En d o e daar nou es wat te gen? O 't is waar „de jongeren" heb ben klinkend# namen genoemd; ik denk aan die van Dr. Bavinck, als zijnde de jongere „bij uitnemendheid", maar toch... het gewone volk kan dat nog altijd maar niet vatten. Ook zij lazen Bavincks ge- schriften. Ook z ij begrepen hom, inzoover hij tot hen sprak. In zoover hij tegemoet kwam aan de behoeften der ouderen. En daarom willen zij er volstrekt zoo grif niet aan dat Bavinck „de jongere bij uit nemendheid" was. Daarvoor was zijn blik te wijd. Zijn geest te veel omvattend. Nu is het wel waar, dat de student gemakke lijker de „problemen" (dat is zoo de term) direct bewust voor zijn geest kan 6tellen als v r a a g s t u k, dan de niet-studeeren- de. Godsdienstige vragen waar een een voudige dorpsjongen mee rondloopt, die hij over peinst en waarvoor hij er „dokter 1 Kuvper nog eens op naslaat", heeft een 6tudent meer onder de knie. Hij kan spoediger weten of er op die vragen een antwoord te vinden is, of niet; zoo ja in welke richting dat antwoord dan gezocht moet worden. Hij kan de vragen meer in verband met andere van gelijke strekking zien. Voer den eenvou- digen dorpsjongeling is de vraag mis schien: „mag ik fietsen op Zondag", voor j den student: „wat is de verhouding tus- sehen Christendom en Wereld". Nu is in „de beweging der jongeren" helaas! ge- proclameerd het primaat, van het intellec- tueele: Als je maar „problemen zagen" kon, was je vanzelf „jongere". Als je bet- maar hebben kon over „ethisch" en „aeslhetisch", over „theologisch" en „anthropologjsch", over „psychologisch" en „physiologisch", dan was je de kej-el, waar wat i n zat. Maar tochéén ding werd practiseh genegeerd (niet theoretisch, want daar voor was de jongere te veel „bij"). Ik be doel dit.: dat een probleem bewust en Kel der voor zijn denken z i e n, nog wat an ders is, dan er mee te maken heb- b en. Wat ik bestraal met de lantaren van® mijn geest., is geenezins nog mijn bezit En dat nu maakte de verwaandheid der jongeren uit, dat men meende dezelfde vra gen al lang onder de knie te hebben, waar oudoren soms hun heel© leven lang voor vechten moeten, ervoor worstelen met hun j. God. Vooral let ik hier op die vragen, die c de ziel raken. Want daarover ging het tocfc in den jongeren actie, om de j mensohelijke ziel. En in al dat ge- ^theoretiseer, dia,t beschouwen, dat uit- f- redeneeren heft men vaak de ziel weggeoreerd. Juist in de drukte van zijn redeneering toonde men dat men „de «pheer der ziel", de mystieke stilte ab soluut niet eerbiedigde. Die oude grootvader, die zijn klein- zo on-student maar aanhoorde, en alles niet zoo goed vatten kon, en dit' ook eer lijk weten wilde, en dan maar zweeg zat dichter bij de levensbron dan zijn wijze telg, die heel wat minder zonnen telde dan hij. k Als men zich eens wat nuchterder bezon nen had, zou men gezien hebben, hoe éen- zijdig het toch was alleen die beweging v,,van jongeren op te schroeven, als ware j' zij enkel een intellectueele. Of zeg eens ;K\ worden bij den fabrieksjongen, die Nicly v.:--Carter's leest en schandlectuur bij zijn j_, koffieflap in het schaf tuur* worden bij Ij?, hem niet dezelfde driften ontketend, die gii fef: intellectueel© zoo scherp wetenschappelijk fZ ontleedt? Driften, die ook gij hebt? Waar gii toe wees maar eerlijk ook on- der lijdt met uw zucht naar de zwoele „schoonheids"-parfum? Is het in wezen i anders? En dat meisje achter haar- k tiktpestel dat thuis zenuwbuien heeft en 2 altijd nerveus is, kampt zij niet met die - geweldige levenstragiek", waarvoor gij H.B.S.-meisje stilling zoekt in uw dwepen i met de „tachtigers", in dat sentimenteel S gepraat over „de schoonheid van het lij- v den"? Ziet die dingen raken u. die r.?;köu ww ziel, die belagen uw persoon- w. Sijkheid. Daarin zijt ge precies eender als 'p? die fabrieker met zijn vuile gezicht en dat f; kantooriuffie met haar hooge hakjes, t'. Weet ge wat voor u intellectualist een le- iVensprobleem is met veel geestelijk H perspectief? Dat is niet de vraag, of -ce de werken van Strindberg wel kent, k' maar of ge toekomt met de zuur verdien- de sgaarduiten van rnv vader! Dat raakt R n. Dat vergt iets van uw zielekracht, al hebt ge dit lezende er misschien een schou- I derophalen voor over: „Foei, wat mate- ;,i realistisch." j a^s 11 van de beweging i: der jongeren werkelijk verwacht, laat. dan ii, die intellectueele pedanterie varen, en sla j uw blik in het wijde leven rond. En leer verstaan het oude „Ken uzelf". En dan was er nog iets, waardoor de I bewoging met veel „beweging" schipbreuk meest lijden: en dat was door den 6 e n t i- m en teel en kant, die zij uitging. Nu is het hier niet te doen om het op, te nemen voor den meoi* rationalistischon geest der ouderen. Laten we toegeven dat de oude- £sn zich altijd tegenover jongeren, meer „Ycis.aiiuviiju-i you uan zij zijn Dat moei nu éénmaal.- Omdat. Imn zirie; leven zooveel rijper is, zooveel c-lunentcn bevat die een jongere toch niet •waardee- ron kan. En juisl in hun verstandelijkheid komt die algemeen menschelijke drang uit, om de ziel in de stilte te la ten. Hoe men ook prate, de ziel blijft r.u eenmaal het verborgene, waar je eiger\,k zoo moeilijk over pralen kan. Dat r Ldt ook voor den oudere. Maar als den toch maar gepraat werd, als men C i toch maar van zelf in gemeenplaatsen verviel ia dan kon dc jongere zijn vlijmende, vaak grove critiek niet weerhouden. En hier ligt de tweespalt tusschen jongeren en ouderen. Een tweespalt, waaraan beiden schuld hebben. En toen de jongere den .oudere niet meer verstond, toen do gevoe lens jegens elkaar verwrongen werden, toen Satan pret had toen 'heeft de jon ger© zijn eigen taal, zijn eigen zielevorm gezocht. Want in uw taal is uw ziel. En omdat men die ziel maar uitpuilen, maar uitgieten wilde om toch vooral haar te doen zien, als anders.dan die der oude ren, verviel men in zulk misselijk senti menteel gedoe en gekwezel, dat waarlijk gevraagd kon worden of de seniele afta keling al z o o jong begon. Nu heeft men het verschil tusschen ouderen en jongeren ook willen kenmerken door een verleggen van het. klemtoonteeken. De ouderen zou den meer op de vorm, de jongeren op den geest letten, de ouderen meer op het ver stand, de jongeren op de ziel. Maar tegen over die onderscheiding i6 heel veel in te brengen. En als ge de kerkelijke lec tuur volgt zult ge weien, dat de geleerden er zelf ruzie om kregen! En terecht kon genoemde meening ook bestreden worden; omdat het nu eenmaal niet aangaat alle jongeren over een kam te scheren. Zoo lang de karaktertypen van de jongeren evenzeer uiteenloopen als die van de ouderen, zoolang er nuchtere en-sentimen- teele; evenwichtige en bewogen karakters onder de jongeren zijn, zal hun stroven zich ook op de meest varieerende wijzen uiten. En kan men ook niet' zeg gen: de beweging is meer „verstan delijk" en „vormelijk", dan wel „ge voelig" en „geestelijk", „Maar" zegt ge „ge hadt het er daarstraks loch over, dat de taalbeweging der jonge ren zoo in 't sentimenteel© verliep? Hoe heb ik het nu?" Ja, maar vergeet niet dat het alleen gevoelige naturen uiting kunnen geven aan wat zij meenen aan te voelen hoe de ziel van een bewe ging is.-Niet de nuchteren, de Bommenma kers, zijn in den^regel de kunstenaars met de pen. En daarom deed der jongeren be weging zich tot nog toe altijd zeer een- zij d i g kennen. En was het onmogelijk haar te overzien in haar geheel; en moest zij als intellecfcueele-actie-zonder-rneer ten leste haar laatsten tol betalen. En toch houd' ik. vol dat, de beweging; er nog is? Sterker nög, dat zij er a 11 ij d zal zijn? Ja en dat, omdat ze een ziels beweging is. Zoolang de jonge ziel snakt naar levenslicht,, zal ze -zich ook uiten, zult ge met 'haar te maken hebben. En dan is het aan oils, om telkens voor en met de jongerenhun het Ideaal zuiver voor te houden n.l. De p e r s o o n 1 ij k- h e i d i n Christus J e z u 6En als gij nil in dat onevenwichtig „zoeken" der jongeren iets gevonden hebt wat u ont roert, o oudere, wat uw deernis opwekt, uw liefde en uw bezorgdheid voor uw eigen kind doet groeien dan z ij n we er. Dan begrijpt ge, dat,, in der jongeren hart hetzelfde leeft. wat eens jaren, ja ren lang geleden ook in uw hart was. Maarhet moderne leven dwingt den jongere n u al om eerlijker, critischer, scherper tegenover zichzelf te staan dan gij in uw „jonge jaren", toen ook gij (zij het dan wat eenvoudiger) naarChris tus zocht. Maar daarover hopen we in de volgnde artikelen te spreken. Deze uitwijding moest vooraf om elkaar wat beter te „ver staan". Tw. KAMERLID IS OOK NIET ALUS! Het pad eens Kamerli.ds. leidt niet >oVec rozen, als men- ten minste rozen als een buitengewoon geschikt plaveisel be~ schouwt, zoo schrijft het Tweede Kamer lid, Mr. Bomans (Roomscli-Katholiek)!'. Want niet alleen dc bezigheden, die éep rechlstreeksch gevolg zijnVan zijn Ka merlidmaatschap, bêzNvaren liet leven van den voIksvertegen\Vóord'}ger, maar er hoort ook bij: Gratis, spreekbeurten. Tegenwoordig zÜn bij jubilea. Avondvergaderingen bij wonen met sleep van hotelkosten. Gouden medailles geven voor harddraverijen, ju bilea, muziekconcours, tooneêlwedstrijden Zitting nemen in eere-comité's met klin kend gevolg. Bijdragen geven (liefst boven aan teekenen op de lijst!) Kruis-c-olonnes, drankwecracties, huldigingsaardigheidjes en last not least „natuurlijk" lid of dona teur of begunstiger.van alle vereenigingen en bonden, sportieve clubs niet uitgesloten die zij hebben geliijk zelfs aanklop pen om plaatsing van rentelooze obliga ties van slecbts ƒ250" enz. enz. Zoo vertelt nu er alom zooveel op pervlakkige critiek tegen de Kamerleden wordt losgelaten Mr. Bomans in dc „Nieuwe Haarl. Crt.", waarin hij betoogt, dat een Kamerlid van zijn ƒ3000 schade vergoeding maar amper 1000 kan over houden voor zijn eigen levensonderhoud en hij vervolgt: „Maar nu begin ik te ontwaren, dat „men" (en heel veel mennckcs) meent dat men van die duizend pop schoon geld met vijf kinderen en mevrouw (die allen netjes voor den dag moeten komen als be- hoorende bij het Kamerlid, Zijn Hoogedel gestrenge) moet leven. Maar hier'kan ik mijn kiezers niet ter wille zijn. Ik'kan het niet. Ik dank mijn noodlot dat ik driemaal zooveel aan de gemeen schap in den vorm van belasting moet te ruggeven on dan nog maar zuinigjes aan kan leven in mijn stand. Maar ik heb ook ontwaard,.dat er col lega's zijn die er van moeten leven. - jZulko zakenoverdenk je pas als je Ingezonden Mederieelmnfr; i vc:I. oogde ma si en r v r.risinlions gekregen', w i k i- van de V Ik i'uo' Deze Moderne Mantel in prima Gabardine, 120 cM. lang, slechts Haarl.straat 114 voor een beslissing staat van vóór of te genstemmen. 'k Ben er eerst te vlug over heen gelóopen'. Maar sindsdien lieb ik de lichte demisaison vaii collega X. midden, in den winter, thuis gebracht. Sindsdien ben ik beter georiënteerd over het „eeuwige grijze colbertje" van oonfrère Y. sindsdien heb ik eerbied voor rafels van Kamerpan talons en vat ik volkomen dat 'n linker- jaszakje.,. rechts is komen te zitten". Uit een volgend artikel geven we nog dit fragment: „Maar op het oogenblik dat ik dit schrijf zitten man, vrouw en 8 kinderen (excusez du peu) op mijn stoep, die daar uitermate voor geschikt is. 't Is al half tien. En ze gaan niet weg voor ze een woning liehben. Nogmaals, excusez du peuHoe zo aan mij komen? Wot: In Hilversum; hadden ze gezegd: Ga maar naar Haarlem, naar het Kameruid Bomans, P.afklaan 12. die zal je vast helpen.-, Echt leuk. Moppig.Of een mitsplaatste grap?Nie.t naai' den daderplui zen. Helpen! En als dat voorbij is, het is historisch,' brengt de post alweer brieven, waaronder een scheldbrief, zóó walgelijk gemeen, dat ik blij. ben, dat. deze mijn vrouw niet in banden viel. En 's morgens had ik juist een brief gehad van een man, die mij bij voortduring met dergelijke brieven achter volgt, waarin een vader (zij het ook maar een Kamerlid) herinnerd werd aan het grootste léed, dat hem juist een jaar ge leden trof, en op een zóó ruwe wijze, dat ik al mijn Christëlijkén zin verzamelen moést om God vergeving le vragen zelfs voor dit beest-mensefi,' hetwelk met ver fijnde wreedheid dezen verjaardag her dacht. Week1 aan weck gebeuren deze feiten. In allerlei Variaties. Dreigbrieven of ver- daehtmakingeh. Lasterpraat, van smake lijke, soms smakelooze vindingrijkheid. Aanhouding op straat, zeer beleefd, met de liefelijke wending in het gesprek, dat ik heel gauw, heel g'auw, versta je, aan dien lantaarnpaal bengelen zal. Of ze slaan plots in jë kamei', dreigend. Maar irr zoó'n geval staan ze op straat vóór ze 't zelf 'Vvelen.1 v - Je mcènt liet goed met Iedereen, waar, èm niet, maai' de elleiidë is, dat zij liet niet goed met mij meenen'. Dat zit 'm in het Kamerlidmaatschap, anders was ik nog zoo kwaad niet. Deze eerlijke getuige nis heb ik ook al eens gehoord". Geen wonder, dat Mr. Bomans hoven zijn artikel zet: Kamerlid is ook niet al les' Maar wel ee.i v-cndei', dat de zet el jacht zoo angstwekkend groot is, en dat aoov« lc bonderdo liefhebbers zich verdringen vcor de poorten van het parlement. De Koningin op reis. Gisteravond te kwart over zeven zijn de Koningin, Prinses Juliana en Hertog Adolf Friedri.ch van Mecklenburg, broe der van den Prins, per aut.o te Rotterdam gearriveerd, en hebben zich ingescheept op de Batavier 5, met welk 6chip de konink lijke familie de reis naar Noorwegen ;zal maken. Het- stoomschip is_ onder voorlichting van prof. Yan der Yelde op het gebied van betimmering en versiering, ingericht door do firma Mutters uit Den Haag en heeft inwendig een geheelo vernieuwing ondergaan. Aan sfuurboordzijdo onder het promenadedek zijn een reeks huilen uitge broken en ingericht voor logies enz. van do Koningin en Prins Hendrik. Aan bak boordzijde zijn de hutten van Prinses Ju liana. freule Sloet, mevrouw Roell. freule Roell en juffrouw Ooslerlee. Hertog Adolf Friedricb van Mecklenburg heeft zijn hut in het tussehondek. Ook do salon heeft oen gebecje wijzi ging ondergaan, er zijn bovendien een vleugel en een gramofoon geplaatst. Op het promenadedek zijn een schrijfkamer en een schildersatelier voor de Koningin mgerichfc en op het sloepmdek is een zitje gemaakt. De Batavia 5 beeft oen extra radiosta- ......ine tv IJii\;n »:v; int. mai iiir.-:a- .on iö Amsterdam en uut Schcvcningen Radio. Behalve reddingsbooten is aan boord ook een motorsloep, waarmede tocht jee in de Fjorden kunnen worden ge maakt. De Koningin, die nog in rouw was, werd ontvangen door dè heeren v. d. Roe mer en Kroeller, directeuren der firma Muller en Co. en nadat door het dochtertje van Cars tens uit. Utrecht bloemen waren aangeboden werd bet gezelschap voorgesteld aan den kapitein, den heer W. J. Wilkens en enkele leden van de be manning. Ook burgemeester Zimmerman was ter verwelkoming aanwezig. De Prins arriveerde eerst te-halftien Vergezeld van zijn broer Hertog Adolfr Friedrieh heeft hij eerst met het motor jacht „Lotos" der firma Müller en Co. een tochtje door de havens gemaakt, en zich daarna aan boord van da Batavier 5 bege ven, die op stoom naar boei 3 gesleept was. Het schip is vannacht te half een vertrokken. Yanaf Hoek van Holland wordt het geëscorteerd door een tweetal torpedobooteïi. Egyptische geneeskunde. Volgens hot „Deutsche Medizinische Wochen-. sehrift" hoeft dr. Caroline Ramson Williams in de bibliotheek van de Historical Society te New York een papyrus ontdekt die volgens den be kenden Egyptoloog prof. Breadsted in betcekenis overeenkomt met den Eberstpapynis en den Hcaret-papyrus. Deze papyrus, welke ongeveer 1600 jaar v. Chr. werd geschreven en uit 500 bladzijden beslaat beschrijft 47 ziektengevallen, voornamelijk ziekten en kwetsuren aan het hoofd. O.a. Wordt een aandoening van de voor- ec-hedelholte behandeld. Zelfs de zwaarste hoofdwonden met uitgebreide kneuzingen, zijn niet doodelijk. De onbekende geneesheer beschrijft nauw-; keurig hoe men het verband aanleggen moet om „de randen der wonden naar elkaar toe te trek-; ken." Aan het einde heeft Stoinach een voorganger' gevonden een serie raadgevingen worden daar gegeven om een ouden man weer jong te maken. I Ons Babbelhoekje. Beste JongeDs en Meisjes. Tot m'n groote spijt ben ik verhinderd dit maal met jullie te babbelen, jullie briefjes te beantwoorden en raadsels op te geven. Ik hoop dat jullie één weekje geduld wilt heb ben. Je hebt dus nu een week vacantie, en be hoeft du6 niet te schrijven. De volgende week hoop ik weer do briefjes te beantwoorden en prijsraadsels pp -te geven. Ter vergoeding laat ik hier volgen een ver-- haaltje dat L. Penning onlangs in het Chr, V o 1 k e b 1. plaatste. Groetend Oom FELIX. KOLEN VUURS. Het was na den wereldoorlog, en Botha had getriumfeerd. Hij had Duitsch Zuid-West-Afiika veroverd, en de laatste sintels van het gewapend protest tegen het machtsmisbruik waaraan Botha en diens regeering zich hadden schuldig ge< maakt, waren uitgetrapt. Generaal de la Rey, de leeuw der Magalie#* bergen, was door een politiekogel gedood. Gene raal Beijers, een der dapperste officieren uit den Boerenoorlog, en een Natkanaël in oprechtheid, die naast De la Rei had gezeten, toen de kogel werd gevuurd, was in den dood gejaagd, cn ver dronk jammerlijk in de Vaalrivier. Joop Fourie, de edele vaderlander, viel, tegen den muur ge? plaatst, met een geestelijk lied op de lippen, on-i der de kogels, en Christiaan de Wet, Kemp, Mulder, Conroy en D.s. van Broekhuizen en zoo vele andere helden werden in enge kerkercellcn afgemarteld. Zoo was 't gegaan, en Engeland en Louis Botha hadden getriumfeerd. Doch dit alles behoorde alxee tot 't verleden. Boven <1^ graven der gevallenen groeide on Ver welkte, het gras. de martelaren waren uit Ijun kerkers ontslagen, en Koos Potgieter was pok ontslagen. Toen hij na de lange afwezigheid terugkeerde in zijn woning, zei hij: „Dag, Sannie!" En de sterke boer barstte in snikken uit. Sannie, zijn huievrouw, was zeer ontroerd. Er was blijdschap in haar ziel om zijn wederkomst, maar hij kwam alloen terug, en dat verduisterde haar vreugde. Vader en zoon waren uitgetrokken, om deel to nemen aan het gewapend protest, en Pioter was achtergebleven. Nooit zou hij wederkecren. Hij had het doode^ lijk lood opgevangen in de jonge borst, cn ver weg, bij een kleine beek, in de schaduw van een oucalyptueboom, had zijn vader hem begraven. Gevallen voor vrijheid en recht Sannie ging met de bevende hand over het. hoofd van haar man. „Je haar is vergrijsd", zei ze. Dat had hot lijden in den kerker gedaan. Ook was zijn gelaat verouderd; dat deed het eenzame graf, bij die uitgedroogde beek, waar hij zijn jongen had neergelegd ter laatste rueto. Do -jonge Pieter Potgieter was gevallen door een verdwaalden kogel. Zoo werd er verteld. Maar zijn vader wist hot beter. Hij had gezien, hoe een Afrikaansche schutter op zijn zoon had aangelegd, en toen was 't gebeurd. Doch de baas verzweeg zulks voor zijn vrouw, om haar zwak heid niet bitterder te maken. Het was in oen nacht., dat do honden hevig aansloegen en dat or tegen het raam werd ge klopt van Potgictcr's slaapkamer. Do baas stond op en schoof het raam op. „Zijt gij het, Jan?" „Jawel oom. Vader is erg ziek, en zou u gaarno spreken." Even aarzelde de baas. „Kan het piot wachten tot morgen?*4 ..Zeg aan je vader, dal ik punstond.- kom.' „Dank je,'oom dank je!" En Jan hcldo weg. terwijl do baao zkh v aankleedde. „Sannie', zei hij: „ik ga De Bruin opzoek 'l Is een kwartier gaans en ik denk over uur terug'te zijn." Het has een heldere nanacht; de maansikl stond hoog aan den hemel. En baas Potgiei schreed daar heen, met gebogen hoofd, in die 'en smartelijke gepeinzen. Soms hief hij het ho< omhoog; dan perste hij de lippen op eikand en bleef daar 6taan, in het eenzame veld: i voor een onzichtbare hinderpaal, terwijl e strakke stugheid in zijn oogen kwam. Doch die onzichtbare hinderpaal scheen d; weer te wijken; een stille lijdzaamheid verdroi de 6trakke stugheid, en hij vervolgde zijn weg. De jonge Jan, die hem had opgeklopt, 6loi hem reeds op te. wachten, dicht bij do veekrat „Vader had me uitgestuurd, om to kijken, gij nog niet kwaamt." „Hoe gaat het met je vader?' „Hij hooft het erg benauwd." Baas Potgieter volgde den jongen naar hi huis. „Hier is de kamer, oom." Toen 6lapte de baas de kamer binnen. In ee hoek zat baas De Bruin, in een groeten leuninj stoel. Het was een hartkwaal en de benauwt heid had hem uit. het bed gejaagd; de benauwt heid en nog iets anders Potgioter groette den kranke, de vrouw, H kinderen en 6tond daar midd'en in het vertrek in afwachting, dat do benauwdheid zou vermi: deren. De kranke hijgde naar lucht en kon niet spr< ken. Maar hij wees met de hand naar een etoe en Potgieter nam plaats. ..Duurt die benauwdheid al lang?" vroeg Pol gieter. Toen antwoordde do huisvrouw: „Al een uiu •Zoo even was 't, nog erger, 't heeft mijn ma goed gedaan, dat gij wildot, komen." Zij gaf den lijder een teug Kaapschen wijn Nu verminderde het hijgen. „Ge liet mo roepen, en ik ben gekomen wa verlangt ge van me? TTnt kan ik voor u doen,1 vroeg Potgieter. „Ik dank je neef, dat ge wildot komen - vrouw; geef me nog een teug wijn. Dat ver kwikt mo." Zoo dronk De Bruin. „Zou nicht de ramen niet opschuiven?" vroe; Polgieter. ,.'t' Is hier warm, en de nachtlucht ii koel." De huisvrouw «choof de ramen open en fh frissche lucht stroomde de bedompte kamer bin Zwijgend zat Potgii ter daar, hiend. da de kranko zou sproken. Midden op de tafel stom de petroleumlamp te branden, en niempnd epraï een woord. Het was een droevig zwijgen. Toen echter verbrak do lijder het zwijgen. „*t Ie lang g«ëleden, neef, dat gij 1 voo.r hel laatst hiér in huis zijt geweest.*' Zijn blik verried zijn zielsfoltoring. Inderdaad hoi. was reeds lang geleden. Ir October 1914 brak de „rebellie" der Boeren uit. zooals de Engelechon dat noemden, en nu schreef men 1920. „Bijna zes jaren", zei Potgioter. „Ras gaat de tijd; we zijn gemeenlijk aan 't end, voordat wij er erg ia hebben." De Bruin zuchtte diep. „Ik ben aan 't. end," zei hij met een sombei gebaar. „Voor ons allen geldt het, dat er slechts één schrede is tusschen ons en het graf", hernam Potgieter. Maar, dat de uren van De Bruin ge teld waren, geloofde hij ook. Toen De Bruin herinnerde aan het laatste be- zoek, werd er oen oude wond rauwelings open? gescheurd. Want bij dat bezoek was hot tot heftige woorden gekomen; het.liop over Botha's politiek, en D© Bruin, die een van Botha's fel ste partijgangers was, had aan Potgieter do deur gewezen en Potgieter was gegaan. „Zoo waarachtig als ik leef", had- Potgieter toen in laai enden toom uitgeroepen; „ik zal nimmermeer een voet over je drempel zetten* tenzij gij er om 'smeekte* - En nu was 't gebeurd. Do Bruin had er om gosméekt, dat Potgieter mocht komen, en de baas was -gekomen, om te vernemen,-wat De Brnin begeerde. Niemand sprak. v Er was een drukkende pauze. Toen zei De Bruin: „Gij etondt aan den rech-* ten kant, en ik stond aan den verkeerden kant, neef." Het kwam er uit als een bittere zelfaam klacht. De boor steunde als een gewond hert. „Gij hebt in den strijd je jongen verloren", ging hij voort. Potgieter gaf geen antwoord. Uit do verte weerklonk het gekraai van een haan, dio den morgen aankondigde. „Woet je, wie je jongen doodschoot?" Potgieter hief het hoofd op. Hij zag den 6ter» vendo aan mot een langen blik.T oen zoi hij: „lk weet het". De huisvrouw zat daar met verbleekt gelaati d^ kinderen omringden den leuningstoel in diep, angstig zwijgen. Er hocrechte 'n adomloozo stilte in hot groote vertrok, en niets word gehoord dan hot tikken der huisklok. „Kunt ge den moordenaar vergeven?" vroeg de stervende mot bovendo stem. Potgioter reikte hom do hand. „Het is jo vergeven, neef". „Is het gewissclijk waar?'* „Zoo gewis, al6 ik vertrouw, dat do Heer* mijn zonden vorgoeft!" „O, bid dan voor mij, arm zondaar!" Toen bad Potgieter voor den moordenaar van zijn kind. Het liep snol al mot het loven van dq Bruin en Potgieter zat naast hem. Do zon vorroos ir glorio boven do heuvelen van Afrika; toen stonc Potgieter op. „Nicht", zei hij; „uw man is overleden; ill betuig jou en de kinderen mijn oprechto doelne rning. En bobt ge mijn hulp noodig, dan zeg j» het maar-" En er was een grooto vrede in het hart \ai Koos Potgieter,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1922 | | pagina 7