Verlatenheid cn Advent.
Mag ik u nu vertellen van do verlaten
heid? Maar dan moet het eerst stil bij u
worden. L'cg dan neer do drukke bezigheid
van eiken dag, cn dwing uw vele zorgen
tot stille rust en vouw uw handen in uw
schoot cn luister. Want luisteren ach
hoé weinigen verstaan het luisteren is
een zaak van liefde. Dan zwijgt de inensch
en wordt de ziel opmerkend.
Wij hebben reeds gesproken van de een
zaamheid. En van de last der eenzamen.
ITet. juk van heil. die wachten op de ver
vulling van de blijdschap huns harten Zij.
die wachten op de muren of het dagend
morgenrood hun hemel zet in purper vlam
men.. Maar die ook de klacht kennen uit
van Eedens „Elle".
„De dagen, de tragen zo willen niet gaan
en lang, lang, lang zijn dó uren dér nach
ten."
En nog roept de eenzame wachter den
anderen toe, dat er nog geen licht uitwaa
iert mot gouden vederen over de stad der
eenzame menschenkinderen
Nu is er toch voor den eenzame veel
bemoediging op zijn reize eu veel opbeu
ring. Reeds het langzaam zijn op zichzelf
houdt, hem al staande. Want er is altijd
nog een hoop, die zijn levensveerkraeht
spant. Een hoop, dio hcmelsche glansen
krijgt", als het zielsverlangen eindelijk
zich niet .meer projecteert op een mensch,
maar op God. En daarom is er veel goe
dertierenheid als wij op Hem hopen.
En toch: het zien van God is niet be
schoren voor den mensch d e r e-e n z a. a m-
h e i d. Dit hoogere heil deelt zich enkel
medeaan den verlatene. En daarover
nu willen wij schrijven in dezen tijd van
adventsgebed en kerst verwachten, opdat
de morgenster ook opga in onze harten.
Een eenzaam mensch, is een gereserveer
de mensch. Een die apart staat. Maar toch
niet een die zich terugtrekt uit do veel
vuldigheid on de bontheid van het leven.
Neen ge vindt hem juist overal. Hij
gaat. sdaar over de drukke winkelstraat,
midden tusschcn de anderen, eveneens ge
kleed in ft warme bont. Hij heeft zelfs
niets van do voorstelling der romantiek
die de eenzaamheid liefst demonstreert ir
do achterbuurt, in do bouwvalligheid van
een onbewoonbaar verklaarde woning.
Neen niet daar, maar cp de concerten
vindt ge hem met schitterende oogen en
donzen blocsemenide wangen, terwijl de
zang der violen de ziel wegdraagt op den
maalslag der extase. Hij is in de kerk,
waar rijst de psalm van vroomheid en ge
loofsvertrouwen. Op de soirees waar bloe
men; geuren, laat in den wintertijd, waar de
feestlichten branden en waar het blijde
gemurmel ie. der zacht vlietende conver
satie van hooger geestesontwikkeling.
En- juist omdat steeds zijn verwachting
zich voegt in nieuwe vormen, daarom
blijft in het. oog de schittering der jeugd,
de tinteling van bloeiende hoop.
En wordt mi eens dat verwachten
met luister .gezegend, dan is de grootste
blijdschap wel deze: dat nu eindelijk ver
dwijnt het stilzwijgende medelijden,
do discrete indiscretie, die de ziel altijd op
jaagde.
Dat nu de nieuwsgierige belangstelling
dor offici'eèle wereld in attentie en in hof
felijkheid, in het beleefdheidshalve vragen
naar haar opinio in het 's avonds laat
„thuis gebracht/worden" eindelijk eens op
houdt. Maar dat zij stilzwijgend erkend
wordt, als een die nu de drempel des le
vens overschreden heeft.
Maar hebt. ge nu wel eens een verla
tene in dit leven ontmoet? O - ze ver
tonnen zich niet veel in het openbaar. Ze
.wéten wel, dat zij geen prettig gezelschap
zijn. Zo weten, dat hun conversatie niet
vlot. Dat er in hun woorden leemtes zijn
gapingen, waardoor ge staren kunt naar
don zwarten achtergrond van hun leven.
En als go zelf geen fijnen tact bezit, mlt
ge hen mijden. En och "ze zullen het u
niet moeilijk maken.
Want zij hobben uw vriendelijk woord
niet noodig. Het kan hun bitterheid slechts
•vergrooten. 't Idee alleen, van u een fooi
te krijgen.... Zij, die zooveel meer be
leefd hebben dan gij.
Hun geloof in het leven is geknakt. Ook
in u. Zonder dat gij daar iet3 aan doen
kunt. Voor den eènzame is er nog men-
söh en troost. Hij Verwacht nog iéts. En
daarom heeft de muziek van eenzame loin-
sten aars duizenden harten doen medètril-
len. Daarom is ei* nog een geestelijk lied.
Maar in de woning van den nlleen-gelate-
no is het klavier gesloten en als ge vogels
hoort kwetteren in zijn tuin dan hindert
het u. Hier werpt niet het kruis zijn scha
duw. Neen, die ligt op liet leven van den
eenzame. Want waar het kruis zijn con
touren afteekent, is toch immer nog een
hoop. Bij den verlatene echter is de scha
duw van don treurwilg, die niets andere
doen. kan dan stil zijn en zwijgen. Gebo
gen over den jammer van het graf!
Hoe tragisch de figuur van den verlate
ne ook zij, hoe zwart haar sluier, en hoe
mat haar gang toch kan zij onbeschei
den menschen stilzwijgend nog veel leeren.
Want, een onbescheiden mensch is altijd
zelf aan 't Woord. Eii het, liefst kraamt hij
zijn wijsheid uit en dit is heel merkwaar
dig voor eenzamen. Omdat die hem
niet tegenspreken zullen, dat hii de oplos
sing eens geven zal. Hij met zijn woor-
denvloed, waarop toch zoo klaar schittert
het idf val, de vervulling en de troost, even
als het zonnelicht danst op het water. Hij
met zijn theorie over de vrijheid der lief
de, lief nut van de coeducatie, de noodza-
keliiki.dd van het leven naar do natuur,
zonder vormen en conventie. Hij, die zulke
mooie verzen maakt, die zelfs in den win
ter geen pet op zijn hoofd wil zetten, en
heel artistiek en weemoedig in een fluwee-
len jasje rondwaart en met een vlinderdas
Hij do intelloctueole communist, die den
hemel zal doen neerdalen op de. aarde. De
geboren muziek mensch onder wiens artis
tieke lokken den ganschen dag de meodie-
en ruischen van Liszt, van Cjneg, Beetho
ven em Chop in. Het heerschap, dat zijn
ziel naar buiten draagt. En die op allo
vormen en dege burgerzin raast mis
schien, omdat het hem nog nooit duidelijk
geworden is. dat het gewone volk,' dat
„ziin afstand" weet to bewaren, meer de be
scheidenhcid kent en meer wol opgevoed is
dan hij.
O onze tijd loopt over van derdelijke in
tellectueel eu", onder alle kringen, onder
alle standen. En ze verzamelen om zich
scharen van eenzamen en zoekenden, die
luisteren naar hun evangelie, die geen blij
de boodschap is. Die zoo gevaarlijk kan
zijn. Want stel, dat een eenza.mo door hem
waarlijk getroost wordt dan is het niet
een woord dat troost. Neen zijn per
soon. Zijn menschelijkheid, die aanvult
het ontbrekende bij de andere mensch. He
laas dit wordt nooit erkent. Als liot er
kend wordt dan is het vaak met duivelsch
cynisme, dat. do natuurlijke liefde hekelt.
Waarom? Omdat baar plichten zoo
lastig zijn.
En de eenzame? Zij is dan een v er la
ten o geworden. Dio voor den idealisti-
schen aestheticus mot.meer interessant is.
Die hem hindert. En hem eigenlijk het
zwijgen oplegt. Die zijn wraakgodin is.
Die ziin geweten openscheurt. En de wroe
ging wakker roept. Want één ding moet
onze tijd weer loeren, onze tijd, dip door
romanliteratuur „hondsch." geworden ie:
respect voor elkanders ziel.
Want alle veriatenen vormen een groote.
stoot van hen die steeds het „wee" roepen
over hun tijd. En in dien stoet gaan dui
zenden, die het „Miserere" niet meer zin
gen. Daarin gaan oude stumpords, bevend
en half blind, dio verlaten zijn door hun
eenig kind. Die jongen, die vindt dot rij
genoeg trekken van hun ouderdomspensi
oen en die geen kostgeld meer thuis brengt
en in cafe's zijn partij biljart speelt:
..Och. d' ouders telen 't kind en brengen
'fc groot, met smarte
De kleinen trOen op 't kleed, de groote
op 't harte."
In dien droeven stoet gaan mannen die
den rouwband dragen, en jonge vrouwen,
met hun kind op den arm zij -wier oogen
niet meer schreien kunnen, en wie het kin
dergezicht steeds herinnert aan hem, die
eens was de zegen maar nu is de
vloek van hun leven.
Ja hot is een 6ombere stoet. Een.optocht
van rampzaligheid, waarbij de eenvoudige
mensch verbleekt. Want een rouwstoet
wordt nog versierd door bloemen en im
mortellen. Hier is alleen de klacht. Het
„wee" der zonde.
Waarlijk - .er wordt een klacht gehoord
in Raina
En probeer nu niet dio klacht te doen
verstommen, omdat ze zoo „akelig" i6. Gij,
die het wel goed meent. Die wel wat over
hebt vöor ,.de goede zaak". Want als. gé
vreest vöor Raima's klachte, wacht dan nog
even u zelf aan te bieden als behulpzame
kracht "voor do stadsevangelisatie, en
stuur uw stukje voor uw Kerkbode aan
gaande het nut der straat prediking nog
niet aanstonds op.
Hebt go er wol eens aan gedacht, dat
gij ook zoo geklaagd moest hebben? 't
Lijkt wel absurd maar tóch Uw bijbel
gewaagt er van. Maar nu we op dit ter
rein komen, zijt ge me vooruit En ge
werpt mijn ganschè betoog omver met de
o'pmei-king dat er nog Dooit een meheoh
op de wereld var G od verlaten is geweest,
behalve-Jezus alleen. Wat praat ik dan
toch over „verlatenheid?"
Hierom praat ik er over: omdat alleen
God do wereld kan zien, als nimmer van
Hem verlaten zijnde. Maar de mensch wien
het aardsch geluk verliet kan zich wel de
gelijk voelen alsof God hem verlaten
heeft. En met de werkelijkheid hebt gij te
rekenen, wilt go uw eigen zonden kennen
Er moeten momenten in uw leven geweest
zijn, dat ge uw God gehad hebt Want
dat i9 tenslotte het stempel van den ver
latene. Haat togen God. Geen cynis
me. Cynisch is do eenzame, die spot met
het geluk, dat toch nooit komt. Do verla
tene vloekt het geluk dat geweest ie.
Wat. hij heeft aangebeden als zijn zalig
heid, zijn God. Hij draagt de purperen haat
die er is in ,'t verloren paradijs, en de el
lende van den gevallen mensch, den ver
dreven Adam.
Maar nu is er één troost: voor den ha
tende alleen luiden de adventsklokkcn
Niet voor don cynisch geworden vereen
zaamde. En evenmin voor u, die het 't be
langrijkste vindt, nw gemoedsrust te be
svaren.
Een cynicus hoort alleen zijn eigen spot
lach. G i j hoort geen van beide ooit goed,
én. niet de spotlach, én niet de vloek. En
daarom is uw slaap ook zoo welverzekerd.
Alleen pas op, noem alle verzekerheid
niet „de verzekerheid des geloof6."
Ja ;t is waar: het loopt tegen 'Kerst
mie. De kalender zegt het. En 't wordt St.
Nieolaas. De winkelkasten vloeieji over
van rood licht. En er staan 6talloji van
Bethlehem met blauw porceleinen engel
tjes en stijve witte vleugels. En de Haag-
eehe Post gaf reeds lang tevoren een „ex
tra Kerstnummer" uit, voor go zelfs de
smaak van uw tradioneolen Kerstkrans ge
proefd hadt. 't Is househ gezellig op do
straat. En 't ie te begrijpen moeder, hoe
ge geniet als uw kinderen hun neuzen te
gen do ramen platdrukken om al die licht
jes te zien aan den Kerstboom, bevracht
met reclames van vulpenhouders en post
papier. En over een paar weken nog, dan
draagt, de Korstfeesteling in do stad op
zijn borst, een takje stekelig hulst met
„veel rood er aan" en wie wat, pikanter
wil zijn, neemt voor hulst een maretakje
Want niet. onder do hulst, maar wel „on
der the mistletoe" belooft de jeugd haar
eeuwige trouw.
Nietwaar, zoo is de Adventstijd in
de stad? Maar oen ding is jammer: dat
men al het mogelijke doet om de. K ér b t-
stilte, die een mensehenziel zoo noodig
heeft daar niet te doen hooren. Wilt ge
Kerstvrede genieten ga dan in de stilte.
Do stilte, die er is op do vlakke weilanden
en op den grof kluiterigen akker. De stil
te van Gods wijde schepping, waar soms
de lucht schijnt stil te staan zoo stil
is het daar. Die stilte, zooals zij er was
in dat Liniburgsche dorpje, waar alleen
do dorschvlegels klopten op den leemen
vloer. Waar nu en dan een brakhond even
huilde. Waar er stilte was om die ver
weerde Christusbeelden aan den weg, met
hun papieren, krans er om. Waar om do
hoeken der wegen schrarsoh een dorpeling
knielde voor 't oude „kapelleke", om dan
door den grauw bostrijklen weg verder te
gaan naar 't leelijke kerkje.
Maar een ding trofdat, de menschen
niet bang waren^voor de stilte. Dat het
als vanzelf sprak', dat do natuur en de
mensch in den Adventstijd stil is. En
ter communie gaat. Ja, dat is Roomsch.
Dat doet een Protestant niet. Maar hoeve-
len zijn er onder ons, die in don Advents
tijd weten dé hoogere geestelijke commu
nie van de ziel met God Waar in de
Heilige fluistert van heilsmysteriën.
't Is maar een vraag
Want indien gij stiller waart, zou deze
Adventstijd niet voorbij gaan alleen met
do preek 's Zondags in de kerk, en met. uw
geestdriftige instemming in„Zacharfas' lof
zang", zonder meer. Dan zoudt ge niet
zoo enthousiast zijn.
Do stilte zou U; benauwen. -
Met dé" benauwenis der eenzaamheid.
Maar zooals gezegd de moesten
zijn daarvoor bang. En daarvoor denken
ze er liever niet, over, en kan hun Kerst
feest ook nog al „vroolijk" zijn.
Maar de stilte spreekt 'van ernst.
Want in den Adventstijd wordt het ernst
tusschen God en do ziel,,tusschen de hemel
on de aarde. O er zijn veel eenzamen
die. trachten die ernst op te heffen. De oen
gaat naar een Kerstconcert, de ander staat
vroeg op om ter Hoogmis te gaan, en zich
te wiegen op do wieken van Roonische
mystiek en zich zalig te droomen bij het
„O sanaiah" gejubel cn weer een ander
gaat maar liever uit logeeren, om zich niet
tezc-er te vervelen. Want voor velen is de
ernst der Adventstijd zeer vervelend. Om
dat die hen eigenlijk niets zegt. Ze vul
len slechts hun eenzaamheid met mtellec-
tueele bespiegeling. En ja dan is im
mers het Kerstfeest vol contrasten.
Stel u vöor: Englenlmldo en een bees
tenstal. Goud en myhrrö, cn een kind
in lompen. Een geboortefeest en later
éen moordpartij.
Ach neen dó Kérst gedacht e n,
de Ivorstmystiok vervullen de eenzaamheid
niet tet blijdschap. Dat zou Roomsch we
zen. Dat zou passen in dé sfeer' van ado
ratie en wierookwalm van nimmer endendc.
boerfe en nimmer' zwijgende verlangen.
Do weg, naar: dey Kribbe,-gaai grooten-
dcels samen met dia dér verbalenen.-Uii
wier leven het menóohc-n geluk verdween.
En daarom, is het voor een eenzame, die
't geluk nooit kende veel moeiliikeij naar
Bethlehem te gaan. Hij weet-eigenlijk niét,
wat daar geschiedt is. Zijn hecle ïeVen is
één beiden geweest van menschenjgeluk.
Maar we zullen nooit hef, geluk dat God
geeft vatten,als we niet eerst niet het men
sehen,geluk gebroken hebben.
Als, we daar niet, in zijn teleurgesteld.
Ziet en do eenzame weet daar -niest yari.
En de verlatene dan? Hij moet, nog éérst,
verlaten worden van zichzelf. Dat wil
zeggen van zijn haat. Alleen voor wio zoo
absoluut verlaten is, schiet Bethlehem's
ster haar stralen in overvloed. Maar
als de verlatene zijn haat verliest, dan ge
beurt het wonder.
Hot Geesteswonder. Het wonder der Be
keering. Daarvan nu jubelt do- heilige
naeht. God komt tot den mensch! Want
als menschen gaan zoeken naar Hem, dan
zoeken zii 'steeds zichzelf in telkens
weer anderen vorm; nu eens in mystiek,
dan in kunst, dan weer in cynisch relati
visme. Maar de oplossing der eenzaamheid
is door de veria te n h e i d.
Neen - niet allo vorlatenen kernen in
do stal. Velen hebben de consequentie der
verlatenheid aangedurfd, en In.o evee is
geëindigd bij. den wanhoopskreet, der zelf
moord. Maar zij, dio daar wel knielen.
o neen hun handon bi'engen geen wierook,
geen goud en geen m.yhrro zij brengen
een hart, dat verschrompelde in eenzaam
heid, dat door menschelijke liefde weer op
bloeide, maar dat do t.elc-urstelling der zon
de versteen en deed in koudo verlatenheid.
En nu het Wonder! En veler harten zijn
wijs geworden tot zaligheid.
Leer ons dan onze Adventsdagen lellen
zoo, dat wij een wijs hart bekomen!
Tw.
Het straatverkeer te Parijs.
Onder de vele voorstellen ter verbete
ring van het ontzaglijke verkeer, die aan
den Parijschen gemeenteraad zijn voorge
legd, bevindt zich er een, dat gebaseerd is
op een der methoden, die met gunstig ge
volg te New York worden toegepast,
schrijft de Parijsche correspondent van do
„Times", - n.l. de verkeerstorons, dié zulk
een eigenaardigheid vcrloenen aan de Fifth
Avenue. In New York hebben deze torens,
rood, groen en wit licht, een om aan te
duiden, dat het verkeer, op den hoofdweg
vrij ie, een ander om het verkeer van de
zijstraten te laten geschieden en het witte
licht om de laatste seconden aan te gev'en
waarop de eene riching van het verkeer
ophoudt en de andere begint.
De verdienste van het stelsel is dat. de
lichten op hetzelfde oogenblik op allo to
rens van do Fifth Avenue veranderen. Dit.
beteokent dat de rijtuigen alle tegelijk stil
houden en tegelijk afrijden en dat het ver
keer dientengevolge gelijkelijk over do
Avenu wordt verdeeld en niet hot eene dool
van de straat is opgepropt, terwijl hot an
dere dee'l leeg is. Het groote voordcel deT
verkeersagenten op de torens, die daardoor
in staat zijn om over een langen afstand
de straat af te zien, heeft het gebruik van
dergelijke torens langs de boulevards van
Parijs doen overwegen.
New York is echter aangelegd in recht
hoekige straten, terwijl do Parijecho stra
ten niet regelmatig zijn, zoodat het zeer
moeilijk zou zijn, hetzelfde systeem van
New Yorle hier tee te passen voornamelijk
op de belangrijke kruispunten, waar soms
zes a acht straten op één punt uitkomen,
hebben de grootste opstoppingen plaat3 en
men stelt zich voor, dat politieagenten op
torens, met bepaalde tusschenruimten ge
plaatst, gemakkelijk de hoele afdeeling van
de straat kunnen overzien en dus in staat
zullen zijn om te voorkomen, dat er te veel
opstopping komt" in hun sectie, dooi' een
gedeelte van het verkeer langs zijstraten
te leiden.
Dit zou kunnen' geschieden door groote
gekleurde armen, vermeldende den naam
van de straat, waarlangs het verkeer moet
De motorwaanrtn.
Chiz3 tijd ia een tijd van sportui(spattingen.
De beoefenaars van de sport zijn in elk geval
druk bezig de sport te verlagen en bij hen di9
al geen bewonderaars zijn, in een slecht dag
licht te stellen.
Zoo is bet ook gesteld met den z.g.n. betrouw
baarheids- of uithoudingsrit op motorrijwielen,
van Arnhem nt.ar Amsterdam in. zooveel ronden
als de rijders liet konden uit.hondnn.
Zaterdagmiddag 'gaven reeds alle deelnemers
tcckenon van vermoeidheid.Volgens hun uitla
tingen zagen zo gaarne dat er een eindo aan
kwam. Een hunner,^dio in den afgoloopen nacht
or zijn motor in slaap was gevallen, zoodat hij
hij een sloot op den weg was gevonden, zat
uog steeds in een café met een zwaar gewond
gelaat. Hij vertelde o.a. dat hij om zijn schade
in te halen 'e nachts met eert vaart van 90 K.M.
door Utrecht "was gereden. Het geheel was één
Walgelijke vertooning van motorwaanzin, waar
aan een krankzinnige menigte nog haaV goed
keuring hocht, een menigte, die het uitgiert, als
zo do fijnen ban bespottelijk maken.
Een der motorgekken mocht 's nachts deze
waanziisronden gaan dag en nacht door tot allen
op zijn op advies van den doktor niet deel
nomen aan de veertiende ronde. Een ander werd
door oen coiitrölc-auto opgenomen, daar hij over
vermoeid wras. Do rijders waren zoo ingepakt
en gepantserd, dat zo mot eens wisten, dat Let
's nachts gevroren had.
Een zekere» Hurrelbrinck, ook oen deelnemer,
had niet meer, gegeten, dau hbög noodzakelijk
was. Van oeu volle maag krijgt men' slaap vèr-
teldo hij daarom-nam hij na iodere ronde
slechts een koude kip cn oen kop zwarte koffie.
Door die zwarte koffie was hij zwaar vergif
tigd, waardoor hij. do slaap verdreef. Hjj had
dit middel niet toegepast, dan had hij reeds lang
geslapen. Men moet toch een. reuzenbewondering
voor dergelijke kerels hobben J
Na vier etmalen kwamen Zondagmiddag de
„helden zés van de twintig, in lijitien iroruWn
te Amsterdam aan, toegejuicht door éen éven
dwtze menigte, dio bloemen -wierp op menschelij--
ke wrakken, die in een 70 oren- hUn'slaap weer
moesten inhalen..
Wat men alleen met. do rocdó' en met sla
gen moet dwingen, daar komt, geen goedo aard
"uit; en wanneer men het vor brengt, zoo blijft
men toch niet langer vroom, dan de roedo op
den rug ligt. Maar da5,r wortelt het 'in hot. harte,
waar men meer voor God, dan voor do roode on
den kifuppel vreest.
LUTHER.
p Ons Babbelhoekje.
Leiden, 3 Dcc. '21.
Beste Neefjes en Nichtjes!
Hebben jullie nog tijd, om mijn brief te
lezen? Zitten julile hoofdjes piet vol met
suikergoed, speculaas, speelgoed en ande-
ro heerlijke en mooie dingen? Ik vrees dat
er wel enkelen zullen zijn, die vanavond
veel meer aan 'Sint-Nicolaas denken dan
aan.Oom Willem. Nu, dat, neem ik je niets
kwalijk. Toen ik jarig was hebben jullie
alemaal mij gefeliciteerd en nu Sint jarig
wordt, denken jullie natuurlijk aan hem.
Als ik zoo rijk was als hij, dan vroeg ik
aan a 1 mijn neven en nichten: wat wil Je
nu hebben? en dan kwam ik met een auto-
rond om het je allemasl te brengen. 'kGe-
loof.echter dat jullie het dan nog moeilij
ker had, dan ik, want om een goede
wensch (o "doen, waarvan je later geen
spijt hebt is een verbazend moeilijk ding.
Ais'je maar één ding mag noemen, denk
je later gewoonlijk: „hè, had ik nu maar
wat anders gezegd'' cn op die wijze komt
er nooit een eind aan. Je behoeft het ech
ter niet te verzinnen, want „rijk" ben ik
niet, al mag ik ook niet zeggen, dat ik
„arm" ben.
Ik denk. echter in deze dagen dikwijls
aan do arme menschen en kinderen.. Wat
hebben die het hard. Zoo'n vreeslijke
koudo 1 cn als je dan ge on geld hcljit om
brandstoffen te kpopen. De w'i'nkefe vol
lekkers en allerlei mooie St. Nicolaas-ca-
deaux en als je dan geen cent hebt om er
iets van to koopenl 't Is treurig. Waf, moe*
ten de anderen, die d'aaé gecii last van heb
ben en veel heerlijks en moois krijgen, dan
dankbaar zijn.
Jongens cn meisjes denken jullie er wel
aan om den Ileere fc danken voor al de
weldaden die je ontvangt? De Ileere hoort
je gaarne danken en ziet je gaarne dank
baar. Niet waar!?
Van Hem zijn alle dingen, 1
Die ieder kind genief, -
J^aat ons dan Hem ter eere zingen:
Een heerlijk, dankbaar lied!
Ik moet intusschen weer aan mijn brief
jes beginnen, want ik heb er al weer heel
wat.
Ditmaal zijn de Leidenaars het eerst aan
1 de beurt.
Leiden.
'«Tij! Uilenspiegel". Nu ben ik er achter'
en zal ook jou noteeren, voor bet aanvoe-1
ren. van twee abonnée's „Moeders Oudste"
en „Vaders Jongste". Als jc brief naar dien
Indischen Oom nog niet weg is, doe hem
dan mijn hartelijke groete ook maar. N.'
H. Ik beu blij, dat ik het je van deze week
weer eens makkelijker gemaakt heb. „Dik
Trom". Je was deze week kort maar krach
tig. „Prins Willem". Je moet voortaan ook
de onderdeden opgeven van het prijsraad
sel. Ik neem je dat niet kwalijk dat je hel'i
nu nog niet deedt, want je wist het nog*"»
niet. „Anneke" Best meisje, dat je mee-*"
doet, en je hebt de eerste, do beste keer1
al goed geraden ook! „Appelsteeltje". Nou, i i
jullie zijt er al vroeg bij geweest met je'
suikerbeestjes. Wij eten ze pas Maandag-
avond. „Postduifje". Zeg, daar bof jij
dan bij als je er nog twee duiven bij'1
krijgt. Je hebt zeker oen heele, beste, va-
der. „Onze Poes". Je hebt deze week maar j
twee muisjes gevangen, bij do derde sloeg i
je nil's. Begrijp je me? „Vioolt je en Han- i
nio". Jullie hebt weer aardigo raadseltjes;
opgegeven. Dank je wel. D. D. Zoo, dit-',
maal is lief, veel netter. Ik merk wel dat
je goed leeren wil. Nu zal ik je nog een»
wat opdragen. Kijk eens heel goed op het
naambordje van de straat waar jij woont
cn schrijf dat de volgende week eens pre
cies zoo over „Napoleon". Dank je voor je
inzending. „Eva". Wol, wel, alweer iemainl
dood? Was het heel geen familie van je?
Ik dacht liet. „Kippie de Kluizenaar?" Dat
zoote kluizenaar toch veel van pret ma
ken houdt, bewijst-me wel dat jij toch
geen echte kluizenaar bent. Neen, dan heb T
ik in Limburg wel eens een andere kluize-1
naar gezien, dde woonde, in een rotswoning
„Antoni". Wil jo nog weieens wat tfin jo
oude oom leeren? Ja zeker! Nu, luister^
dan eens. Mijn meester vertelde me vroe-'j
ger altijd dat ik nooit mocht schrijven
neefje", maar „Uw neefje". Heb jij dat oik
weieens gehoord?
Koudekerk.
M. G. Ik heb niet veel last van Sint-NV
colaas en jouw baas vindt het toch zeker
wel prettig als hij het druk heeft. Boven-
dien hebben heel veel kinderen verbazend
veel pret. Daar ik nu vee 1 van kinderen
houd, gun ik ze dat pleizier van harte. En
j'j?
Voorschoten.
„Drietal". Daar heb ik nu toch waarlijk
twee brieven van jullie liggen, één van -J7 .i
en één van 24 Nov. Wat betcekent dat ais
je afgezoulen wordt? Krijg jo dan niets
meer in 't vervolg? Dank je voor je anec-
dote. „Klaverblad van vier". Nu ben jij een
klein huishoudstertje. Vindf, je dat werkje
wel aardig? 't Beste met Moeder en zus. 'k'
Hoop dat zé weer gauw beter worden.
Wo u brugge.
Fl. W, Hartelijk welkom. Doe maar ge-
rust mee.teS. en C. W. Ik begrijp wel, dat
je niet alti|d 'veel kan schrijven. Ik ben
echter niet wéinig ook tevreden.
Lïs'se.
Johari v. Oldcnbarncvefd.' Dank ja voor
jé inzending en voor jé groete van „Kruidje
-roer me niql". „Knipraesje". Ja, we hebben
eep vroegen winter, dat is voóé de armei
mensehen niet erg prettig. „Elfje'. Ja,!
vóór Vriijdag mag je wel, niaar böhoef je.
tóch je" brieven niet in te zendeiL „Klei
ne Trompetter'. Jij vraagt zeker een mooie
trompet aan St. Nic. of heb jc er al een?
Wassenaar.
„Vergeet me nietje". Dank je voor je
raadseltjes.,Ze zijn wol aardig.
„Twee zusjes". Wel dat vind ik leuk dat' v
jullie samen ook meedoen. En je'hebt het
al dadelijk goed gemaakt.
Oegstgeest.
„Hyacinth". Je hebt goed jo best ge-
daan. p
A b b e n e s.
„Vlasvink". Weer hartelijk welkom in N
onzen hoek, maar nu niet zoo gauw uit-
scheiden, dat is niet aardig:
Le i d e r d o rp.
N. R. Je bent natuurlijk ook welkom, ik
vind daf, je heel netjes geschreven hebt. i
Prijsraadsel.
Mijn geheel is een bekend spreekwoord,
en beslaat uit 35 letters.
•7, 20, 13, 31, 21, 28, 81 is een meisjes
naam.
29, 30, 3, 1, 34 is een richter in Israël.
10, 2,,3, 0 is eene plaats in Friesland.
4, 10 is een persoonlijk voornaamwoord.
17, 5, 8, 13 is eene vrucht.
32, 2, l, 1, 35 is een jongensnaam. i
11, 12, 20, 27 is een grondsoort.
9, 23, 26, 27 is een lichaanisdéèl.
I, 21, 25 zijn is niet aangenaam, J
19, 14, 33, 5, J8 behoörf, hij de visscherij.
II, 13, 23, 28, 8 is hét tegengestelde van
Oorlog.
17, 15, 16, 18 is een lichaamsdeel van een
dier. 4
22, 31, 1, 28 werpt men in den akker.
Ingez. door: Tulp én Iris eu verbeterd
door: Oom Willem.
Welk bekend persoon uit dc Vad. Gesch.
leest ge hiér uit: A
j, n, a, r, 1, m, a, v, e, 1, o, w, i, ly e. -
Ingez. door dezelfde.
Voor de kleineren.
a. Leven is roet.,
Vorm uit 'deze drie woorden, tien naam
van eene plaats, in onze Vad. Gesch. wel
bekend.
b. Vorm uit hof, woord: „Molendiep"
drie namen van groote voorwerpen in de
natuur.
Ingez. door Vaders Jongste.
c. Een 5, 8, 9 is goed voor grage monden,
2, 3, 4 wordt in Gelderland gevonden,
Een 6, 2, 3 is onmisbaar voor elkeen.
Een 7, 8, 2, 3, wekt op in droefheid en
j geween,
't Geheel is op de kaart van Nederland
te vinden:
Zeg mij nu spoedig, wie ik ben, mijn
vrinden.
te' Ingz. door N. V.*
Dag jongens en meisjes. Veel genoegen,
Maandag. Je Oom
WILLEM.