Verlatenheid cn Advent. Mag ik u nu vertellen van do verlaten heid? Maar dan moet het eerst stil bij u worden. L'cg dan neer do drukke bezigheid van eiken dag, cn dwing uw vele zorgen tot stille rust en vouw uw handen in uw schoot cn luister. Want luisteren ach hoé weinigen verstaan het luisteren is een zaak van liefde. Dan zwijgt de inensch en wordt de ziel opmerkend. Wij hebben reeds gesproken van de een zaamheid. En van de last der eenzamen. ITet. juk van heil. die wachten op de ver vulling van de blijdschap huns harten Zij. die wachten op de muren of het dagend morgenrood hun hemel zet in purper vlam men.. Maar die ook de klacht kennen uit van Eedens „Elle". „De dagen, de tragen zo willen niet gaan en lang, lang, lang zijn dó uren dér nach ten." En nog roept de eenzame wachter den anderen toe, dat er nog geen licht uitwaa iert mot gouden vederen over de stad der eenzame menschenkinderen Nu is er toch voor den eenzame veel bemoediging op zijn reize eu veel opbeu ring. Reeds het langzaam zijn op zichzelf houdt, hem al staande. Want er is altijd nog een hoop, die zijn levensveerkraeht spant. Een hoop, dio hcmelsche glansen krijgt", als het zielsverlangen eindelijk zich niet .meer projecteert op een mensch, maar op God. En daarom is er veel goe dertierenheid als wij op Hem hopen. En toch: het zien van God is niet be schoren voor den mensch d e r e-e n z a. a m- h e i d. Dit hoogere heil deelt zich enkel medeaan den verlatene. En daarover nu willen wij schrijven in dezen tijd van adventsgebed en kerst verwachten, opdat de morgenster ook opga in onze harten. Een eenzaam mensch, is een gereserveer de mensch. Een die apart staat. Maar toch niet een die zich terugtrekt uit do veel vuldigheid on de bontheid van het leven. Neen ge vindt hem juist overal. Hij gaat. sdaar over de drukke winkelstraat, midden tusschcn de anderen, eveneens ge kleed in ft warme bont. Hij heeft zelfs niets van do voorstelling der romantiek die de eenzaamheid liefst demonstreert ir do achterbuurt, in do bouwvalligheid van een onbewoonbaar verklaarde woning. Neen niet daar, maar cp de concerten vindt ge hem met schitterende oogen en donzen blocsemenide wangen, terwijl de zang der violen de ziel wegdraagt op den maalslag der extase. Hij is in de kerk, waar rijst de psalm van vroomheid en ge loofsvertrouwen. Op de soirees waar bloe men; geuren, laat in den wintertijd, waar de feestlichten branden en waar het blijde gemurmel ie. der zacht vlietende conver satie van hooger geestesontwikkeling. En- juist omdat steeds zijn verwachting zich voegt in nieuwe vormen, daarom blijft in het. oog de schittering der jeugd, de tinteling van bloeiende hoop. En wordt mi eens dat verwachten met luister .gezegend, dan is de grootste blijdschap wel deze: dat nu eindelijk ver dwijnt het stilzwijgende medelijden, do discrete indiscretie, die de ziel altijd op jaagde. Dat nu de nieuwsgierige belangstelling dor offici'eèle wereld in attentie en in hof felijkheid, in het beleefdheidshalve vragen naar haar opinio in het 's avonds laat „thuis gebracht/worden" eindelijk eens op houdt. Maar dat zij stilzwijgend erkend wordt, als een die nu de drempel des le vens overschreden heeft. Maar hebt. ge nu wel eens een verla tene in dit leven ontmoet? O - ze ver tonnen zich niet veel in het openbaar. Ze .wéten wel, dat zij geen prettig gezelschap zijn. Zo weten, dat hun conversatie niet vlot. Dat er in hun woorden leemtes zijn gapingen, waardoor ge staren kunt naar don zwarten achtergrond van hun leven. En als go zelf geen fijnen tact bezit, mlt ge hen mijden. En och "ze zullen het u niet moeilijk maken. Want zij hobben uw vriendelijk woord niet noodig. Het kan hun bitterheid slechts •vergrooten. 't Idee alleen, van u een fooi te krijgen.... Zij, die zooveel meer be leefd hebben dan gij. Hun geloof in het leven is geknakt. Ook in u. Zonder dat gij daar iet3 aan doen kunt. Voor den eènzame is er nog men- söh en troost. Hij Verwacht nog iéts. En daarom heeft de muziek van eenzame loin- sten aars duizenden harten doen medètril- len. Daarom is ei* nog een geestelijk lied. Maar in de woning van den nlleen-gelate- no is het klavier gesloten en als ge vogels hoort kwetteren in zijn tuin dan hindert het u. Hier werpt niet het kruis zijn scha duw. Neen, die ligt op liet leven van den eenzame. Want waar het kruis zijn con touren afteekent, is toch immer nog een hoop. Bij den verlatene echter is de scha duw van don treurwilg, die niets andere doen. kan dan stil zijn en zwijgen. Gebo gen over den jammer van het graf! Hoe tragisch de figuur van den verlate ne ook zij, hoe zwart haar sluier, en hoe mat haar gang toch kan zij onbeschei den menschen stilzwijgend nog veel leeren. Want, een onbescheiden mensch is altijd zelf aan 't Woord. Eii het, liefst kraamt hij zijn wijsheid uit en dit is heel merkwaar dig voor eenzamen. Omdat die hem niet tegenspreken zullen, dat hii de oplos sing eens geven zal. Hij met zijn woor- denvloed, waarop toch zoo klaar schittert het idf val, de vervulling en de troost, even als het zonnelicht danst op het water. Hij met zijn theorie over de vrijheid der lief de, lief nut van de coeducatie, de noodza- keliiki.dd van het leven naar do natuur, zonder vormen en conventie. Hij, die zulke mooie verzen maakt, die zelfs in den win ter geen pet op zijn hoofd wil zetten, en heel artistiek en weemoedig in een fluwee- len jasje rondwaart en met een vlinderdas Hij do intelloctueole communist, die den hemel zal doen neerdalen op de. aarde. De geboren muziek mensch onder wiens artis tieke lokken den ganschen dag de meodie- en ruischen van Liszt, van Cjneg, Beetho ven em Chop in. Het heerschap, dat zijn ziel naar buiten draagt. En die op allo vormen en dege burgerzin raast mis schien, omdat het hem nog nooit duidelijk geworden is. dat het gewone volk,' dat „ziin afstand" weet to bewaren, meer de be scheidenhcid kent en meer wol opgevoed is dan hij. O onze tijd loopt over van derdelijke in tellectueel eu", onder alle kringen, onder alle standen. En ze verzamelen om zich scharen van eenzamen en zoekenden, die luisteren naar hun evangelie, die geen blij de boodschap is. Die zoo gevaarlijk kan zijn. Want stel, dat een eenza.mo door hem waarlijk getroost wordt dan is het niet een woord dat troost. Neen zijn per soon. Zijn menschelijkheid, die aanvult het ontbrekende bij de andere mensch. He laas dit wordt nooit erkent. Als liot er kend wordt dan is het vaak met duivelsch cynisme, dat. do natuurlijke liefde hekelt. Waarom? Omdat baar plichten zoo lastig zijn. En de eenzame? Zij is dan een v er la ten o geworden. Dio voor den idealisti- schen aestheticus mot.meer interessant is. Die hem hindert. En hem eigenlijk het zwijgen oplegt. Die zijn wraakgodin is. Die ziin geweten openscheurt. En de wroe ging wakker roept. Want één ding moet onze tijd weer loeren, onze tijd, dip door romanliteratuur „hondsch." geworden ie: respect voor elkanders ziel. Want alle veriatenen vormen een groote. stoot van hen die steeds het „wee" roepen over hun tijd. En in dien stoet gaan dui zenden, die het „Miserere" niet meer zin gen. Daarin gaan oude stumpords, bevend en half blind, dio verlaten zijn door hun eenig kind. Die jongen, die vindt dot rij genoeg trekken van hun ouderdomspensi oen en die geen kostgeld meer thuis brengt en in cafe's zijn partij biljart speelt: ..Och. d' ouders telen 't kind en brengen 'fc groot, met smarte De kleinen trOen op 't kleed, de groote op 't harte." In dien droeven stoet gaan mannen die den rouwband dragen, en jonge vrouwen, met hun kind op den arm zij -wier oogen niet meer schreien kunnen, en wie het kin dergezicht steeds herinnert aan hem, die eens was de zegen maar nu is de vloek van hun leven. Ja hot is een 6ombere stoet. Een.optocht van rampzaligheid, waarbij de eenvoudige mensch verbleekt. Want een rouwstoet wordt nog versierd door bloemen en im mortellen. Hier is alleen de klacht. Het „wee" der zonde. Waarlijk - .er wordt een klacht gehoord in Raina En probeer nu niet dio klacht te doen verstommen, omdat ze zoo „akelig" i6. Gij, die het wel goed meent. Die wel wat over hebt vöor ,.de goede zaak". Want als. gé vreest vöor Raima's klachte, wacht dan nog even u zelf aan te bieden als behulpzame kracht "voor do stadsevangelisatie, en stuur uw stukje voor uw Kerkbode aan gaande het nut der straat prediking nog niet aanstonds op. Hebt go er wol eens aan gedacht, dat gij ook zoo geklaagd moest hebben? 't Lijkt wel absurd maar tóch Uw bijbel gewaagt er van. Maar nu we op dit ter rein komen, zijt ge me vooruit En ge werpt mijn ganschè betoog omver met de o'pmei-king dat er nog Dooit een meheoh op de wereld var G od verlaten is geweest, behalve-Jezus alleen. Wat praat ik dan toch over „verlatenheid?" Hierom praat ik er over: omdat alleen God do wereld kan zien, als nimmer van Hem verlaten zijnde. Maar de mensch wien het aardsch geluk verliet kan zich wel de gelijk voelen alsof God hem verlaten heeft. En met de werkelijkheid hebt gij te rekenen, wilt go uw eigen zonden kennen Er moeten momenten in uw leven geweest zijn, dat ge uw God gehad hebt Want dat i9 tenslotte het stempel van den ver latene. Haat togen God. Geen cynis me. Cynisch is do eenzame, die spot met het geluk, dat toch nooit komt. Do verla tene vloekt het geluk dat geweest ie. Wat. hij heeft aangebeden als zijn zalig heid, zijn God. Hij draagt de purperen haat die er is in ,'t verloren paradijs, en de el lende van den gevallen mensch, den ver dreven Adam. Maar nu is er één troost: voor den ha tende alleen luiden de adventsklokkcn Niet voor don cynisch geworden vereen zaamde. En evenmin voor u, die het 't be langrijkste vindt, nw gemoedsrust te be svaren. Een cynicus hoort alleen zijn eigen spot lach. G i j hoort geen van beide ooit goed, én. niet de spotlach, én niet de vloek. En daarom is uw slaap ook zoo welverzekerd. Alleen pas op, noem alle verzekerheid niet „de verzekerheid des geloof6." Ja ;t is waar: het loopt tegen 'Kerst mie. De kalender zegt het. En 't wordt St. Nieolaas. De winkelkasten vloeieji over van rood licht. En er staan 6talloji van Bethlehem met blauw porceleinen engel tjes en stijve witte vleugels. En de Haag- eehe Post gaf reeds lang tevoren een „ex tra Kerstnummer" uit, voor go zelfs de smaak van uw tradioneolen Kerstkrans ge proefd hadt. 't Is househ gezellig op do straat. En 't ie te begrijpen moeder, hoe ge geniet als uw kinderen hun neuzen te gen do ramen platdrukken om al die licht jes te zien aan den Kerstboom, bevracht met reclames van vulpenhouders en post papier. En over een paar weken nog, dan draagt, de Korstfeesteling in do stad op zijn borst, een takje stekelig hulst met „veel rood er aan" en wie wat, pikanter wil zijn, neemt voor hulst een maretakje Want niet. onder do hulst, maar wel „on der the mistletoe" belooft de jeugd haar eeuwige trouw. Nietwaar, zoo is de Adventstijd in de stad? Maar oen ding is jammer: dat men al het mogelijke doet om de. K ér b t- stilte, die een mensehenziel zoo noodig heeft daar niet te doen hooren. Wilt ge Kerstvrede genieten ga dan in de stilte. Do stilte, die er is op do vlakke weilanden en op den grof kluiterigen akker. De stil te van Gods wijde schepping, waar soms de lucht schijnt stil te staan zoo stil is het daar. Die stilte, zooals zij er was in dat Liniburgsche dorpje, waar alleen do dorschvlegels klopten op den leemen vloer. Waar nu en dan een brakhond even huilde. Waar er stilte was om die ver weerde Christusbeelden aan den weg, met hun papieren, krans er om. Waar om do hoeken der wegen schrarsoh een dorpeling knielde voor 't oude „kapelleke", om dan door den grauw bostrijklen weg verder te gaan naar 't leelijke kerkje. Maar een ding trofdat, de menschen niet bang waren^voor de stilte. Dat het als vanzelf sprak', dat do natuur en de mensch in den Adventstijd stil is. En ter communie gaat. Ja, dat is Roomsch. Dat doet een Protestant niet. Maar hoeve- len zijn er onder ons, die in don Advents tijd weten dé hoogere geestelijke commu nie van de ziel met God Waar in de Heilige fluistert van heilsmysteriën. 't Is maar een vraag Want indien gij stiller waart, zou deze Adventstijd niet voorbij gaan alleen met do preek 's Zondags in de kerk, en met. uw geestdriftige instemming in„Zacharfas' lof zang", zonder meer. Dan zoudt ge niet zoo enthousiast zijn. Do stilte zou U; benauwen. - Met dé" benauwenis der eenzaamheid. Maar zooals gezegd de moesten zijn daarvoor bang. En daarvoor denken ze er liever niet, over, en kan hun Kerst feest ook nog al „vroolijk" zijn. Maar de stilte spreekt 'van ernst. Want in den Adventstijd wordt het ernst tusschen God en do ziel,,tusschen de hemel on de aarde. O er zijn veel eenzamen die. trachten die ernst op te heffen. De oen gaat naar een Kerstconcert, de ander staat vroeg op om ter Hoogmis te gaan, en zich te wiegen op do wieken van Roonische mystiek en zich zalig te droomen bij het „O sanaiah" gejubel cn weer een ander gaat maar liever uit logeeren, om zich niet tezc-er te vervelen. Want voor velen is de ernst der Adventstijd zeer vervelend. Om dat die hen eigenlijk niets zegt. Ze vul len slechts hun eenzaamheid met mtellec- tueele bespiegeling. En ja dan is im mers het Kerstfeest vol contrasten. Stel u vöor: Englenlmldo en een bees tenstal. Goud en myhrrö, cn een kind in lompen. Een geboortefeest en later éen moordpartij. Ach neen dó Kérst gedacht e n, de Ivorstmystiok vervullen de eenzaamheid niet tet blijdschap. Dat zou Roomsch we zen. Dat zou passen in dé sfeer' van ado ratie en wierookwalm van nimmer endendc. boerfe en nimmer' zwijgende verlangen. Do weg, naar: dey Kribbe,-gaai grooten- dcels samen met dia dér verbalenen.-Uii wier leven het menóohc-n geluk verdween. En daarom, is het voor een eenzame, die 't geluk nooit kende veel moeiliikeij naar Bethlehem te gaan. Hij weet-eigenlijk niét, wat daar geschiedt is. Zijn hecle ïeVen is één beiden geweest van menschenjgeluk. Maar we zullen nooit hef, geluk dat God geeft vatten,als we niet eerst niet het men sehen,geluk gebroken hebben. Als, we daar niet, in zijn teleurgesteld. Ziet en do eenzame weet daar -niest yari. En de verlatene dan? Hij moet, nog éérst, verlaten worden van zichzelf. Dat wil zeggen van zijn haat. Alleen voor wio zoo absoluut verlaten is, schiet Bethlehem's ster haar stralen in overvloed. Maar als de verlatene zijn haat verliest, dan ge beurt het wonder. Hot Geesteswonder. Het wonder der Be keering. Daarvan nu jubelt do- heilige naeht. God komt tot den mensch! Want als menschen gaan zoeken naar Hem, dan zoeken zii 'steeds zichzelf in telkens weer anderen vorm; nu eens in mystiek, dan in kunst, dan weer in cynisch relati visme. Maar de oplossing der eenzaamheid is door de veria te n h e i d. Neen - niet allo vorlatenen kernen in do stal. Velen hebben de consequentie der verlatenheid aangedurfd, en In.o evee is geëindigd bij. den wanhoopskreet, der zelf moord. Maar zij, dio daar wel knielen. o neen hun handon bi'engen geen wierook, geen goud en geen m.yhrro zij brengen een hart, dat verschrompelde in eenzaam heid, dat door menschelijke liefde weer op bloeide, maar dat do t.elc-urstelling der zon de versteen en deed in koudo verlatenheid. En nu het Wonder! En veler harten zijn wijs geworden tot zaligheid. Leer ons dan onze Adventsdagen lellen zoo, dat wij een wijs hart bekomen! Tw. Het straatverkeer te Parijs. Onder de vele voorstellen ter verbete ring van het ontzaglijke verkeer, die aan den Parijschen gemeenteraad zijn voorge legd, bevindt zich er een, dat gebaseerd is op een der methoden, die met gunstig ge volg te New York worden toegepast, schrijft de Parijsche correspondent van do „Times", - n.l. de verkeerstorons, dié zulk een eigenaardigheid vcrloenen aan de Fifth Avenue. In New York hebben deze torens, rood, groen en wit licht, een om aan te duiden, dat het verkeer, op den hoofdweg vrij ie, een ander om het verkeer van de zijstraten te laten geschieden en het witte licht om de laatste seconden aan te gev'en waarop de eene riching van het verkeer ophoudt en de andere begint. De verdienste van het stelsel is dat. de lichten op hetzelfde oogenblik op allo to rens van do Fifth Avenue veranderen. Dit. beteokent dat de rijtuigen alle tegelijk stil houden en tegelijk afrijden en dat het ver keer dientengevolge gelijkelijk over do Avenu wordt verdeeld en niet hot eene dool van de straat is opgepropt, terwijl hot an dere dee'l leeg is. Het groote voordcel deT verkeersagenten op de torens, die daardoor in staat zijn om over een langen afstand de straat af te zien, heeft het gebruik van dergelijke torens langs de boulevards van Parijs doen overwegen. New York is echter aangelegd in recht hoekige straten, terwijl do Parijecho stra ten niet regelmatig zijn, zoodat het zeer moeilijk zou zijn, hetzelfde systeem van New Yorle hier tee te passen voornamelijk op de belangrijke kruispunten, waar soms zes a acht straten op één punt uitkomen, hebben de grootste opstoppingen plaat3 en men stelt zich voor, dat politieagenten op torens, met bepaalde tusschenruimten ge plaatst, gemakkelijk de hoele afdeeling van de straat kunnen overzien en dus in staat zullen zijn om te voorkomen, dat er te veel opstopping komt" in hun sectie, dooi' een gedeelte van het verkeer langs zijstraten te leiden. Dit zou kunnen' geschieden door groote gekleurde armen, vermeldende den naam van de straat, waarlangs het verkeer moet De motorwaanrtn. Chiz3 tijd ia een tijd van sportui(spattingen. De beoefenaars van de sport zijn in elk geval druk bezig de sport te verlagen en bij hen di9 al geen bewonderaars zijn, in een slecht dag licht te stellen. Zoo is bet ook gesteld met den z.g.n. betrouw baarheids- of uithoudingsrit op motorrijwielen, van Arnhem nt.ar Amsterdam in. zooveel ronden als de rijders liet konden uit.hondnn. Zaterdagmiddag 'gaven reeds alle deelnemers tcckenon van vermoeidheid.Volgens hun uitla tingen zagen zo gaarne dat er een eindo aan kwam. Een hunner,^dio in den afgoloopen nacht or zijn motor in slaap was gevallen, zoodat hij hij een sloot op den weg was gevonden, zat uog steeds in een café met een zwaar gewond gelaat. Hij vertelde o.a. dat hij om zijn schade in te halen 'e nachts met eert vaart van 90 K.M. door Utrecht "was gereden. Het geheel was één Walgelijke vertooning van motorwaanzin, waar aan een krankzinnige menigte nog haaV goed keuring hocht, een menigte, die het uitgiert, als zo do fijnen ban bespottelijk maken. Een der motorgekken mocht 's nachts deze waanziisronden gaan dag en nacht door tot allen op zijn op advies van den doktor niet deel nomen aan de veertiende ronde. Een ander werd door oen coiitrölc-auto opgenomen, daar hij over vermoeid wras. Do rijders waren zoo ingepakt en gepantserd, dat zo mot eens wisten, dat Let 's nachts gevroren had. Een zekere» Hurrelbrinck, ook oen deelnemer, had niet meer, gegeten, dau hbög noodzakelijk was. Van oeu volle maag krijgt men' slaap vèr- teldo hij daarom-nam hij na iodere ronde slechts een koude kip cn oen kop zwarte koffie. Door die zwarte koffie was hij zwaar vergif tigd, waardoor hij. do slaap verdreef. Hjj had dit middel niet toegepast, dan had hij reeds lang geslapen. Men moet toch een. reuzenbewondering voor dergelijke kerels hobben J Na vier etmalen kwamen Zondagmiddag de „helden zés van de twintig, in lijitien iroruWn te Amsterdam aan, toegejuicht door éen éven dwtze menigte, dio bloemen -wierp op menschelij-- ke wrakken, die in een 70 oren- hUn'slaap weer moesten inhalen.. Wat men alleen met. do rocdó' en met sla gen moet dwingen, daar komt, geen goedo aard "uit; en wanneer men het vor brengt, zoo blijft men toch niet langer vroom, dan de roedo op den rug ligt. Maar da5,r wortelt het 'in hot. harte, waar men meer voor God, dan voor do roode on den kifuppel vreest. LUTHER. p Ons Babbelhoekje. Leiden, 3 Dcc. '21. Beste Neefjes en Nichtjes! Hebben jullie nog tijd, om mijn brief te lezen? Zitten julile hoofdjes piet vol met suikergoed, speculaas, speelgoed en ande- ro heerlijke en mooie dingen? Ik vrees dat er wel enkelen zullen zijn, die vanavond veel meer aan 'Sint-Nicolaas denken dan aan.Oom Willem. Nu, dat, neem ik je niets kwalijk. Toen ik jarig was hebben jullie alemaal mij gefeliciteerd en nu Sint jarig wordt, denken jullie natuurlijk aan hem. Als ik zoo rijk was als hij, dan vroeg ik aan a 1 mijn neven en nichten: wat wil Je nu hebben? en dan kwam ik met een auto- rond om het je allemasl te brengen. 'kGe- loof.echter dat jullie het dan nog moeilij ker had, dan ik, want om een goede wensch (o "doen, waarvan je later geen spijt hebt is een verbazend moeilijk ding. Ais'je maar één ding mag noemen, denk je later gewoonlijk: „hè, had ik nu maar wat anders gezegd'' cn op die wijze komt er nooit een eind aan. Je behoeft het ech ter niet te verzinnen, want „rijk" ben ik niet, al mag ik ook niet zeggen, dat ik „arm" ben. Ik denk. echter in deze dagen dikwijls aan do arme menschen en kinderen.. Wat hebben die het hard. Zoo'n vreeslijke koudo 1 cn als je dan ge on geld hcljit om brandstoffen te kpopen. De w'i'nkefe vol lekkers en allerlei mooie St. Nicolaas-ca- deaux en als je dan geen cent hebt om er iets van to koopenl 't Is treurig. Waf, moe* ten de anderen, die d'aaé gecii last van heb ben en veel heerlijks en moois krijgen, dan dankbaar zijn. Jongens cn meisjes denken jullie er wel aan om den Ileere fc danken voor al de weldaden die je ontvangt? De Ileere hoort je gaarne danken en ziet je gaarne dank baar. Niet waar!? Van Hem zijn alle dingen, 1 Die ieder kind genief, - J^aat ons dan Hem ter eere zingen: Een heerlijk, dankbaar lied! Ik moet intusschen weer aan mijn brief jes beginnen, want ik heb er al weer heel wat. Ditmaal zijn de Leidenaars het eerst aan 1 de beurt. Leiden. '«Tij! Uilenspiegel". Nu ben ik er achter' en zal ook jou noteeren, voor bet aanvoe-1 ren. van twee abonnée's „Moeders Oudste" en „Vaders Jongste". Als jc brief naar dien Indischen Oom nog niet weg is, doe hem dan mijn hartelijke groete ook maar. N.' H. Ik beu blij, dat ik het je van deze week weer eens makkelijker gemaakt heb. „Dik Trom". Je was deze week kort maar krach tig. „Prins Willem". Je moet voortaan ook de onderdeden opgeven van het prijsraad sel. Ik neem je dat niet kwalijk dat je hel'i nu nog niet deedt, want je wist het nog*"» niet. „Anneke" Best meisje, dat je mee-*" doet, en je hebt de eerste, do beste keer1 al goed geraden ook! „Appelsteeltje". Nou, i i jullie zijt er al vroeg bij geweest met je' suikerbeestjes. Wij eten ze pas Maandag- avond. „Postduifje". Zeg, daar bof jij dan bij als je er nog twee duiven bij'1 krijgt. Je hebt zeker oen heele, beste, va- der. „Onze Poes". Je hebt deze week maar j twee muisjes gevangen, bij do derde sloeg i je nil's. Begrijp je me? „Vioolt je en Han- i nio". Jullie hebt weer aardigo raadseltjes; opgegeven. Dank je wel. D. D. Zoo, dit-', maal is lief, veel netter. Ik merk wel dat je goed leeren wil. Nu zal ik je nog een» wat opdragen. Kijk eens heel goed op het naambordje van de straat waar jij woont cn schrijf dat de volgende week eens pre cies zoo over „Napoleon". Dank je voor je inzending. „Eva". Wol, wel, alweer iemainl dood? Was het heel geen familie van je? Ik dacht liet. „Kippie de Kluizenaar?" Dat zoote kluizenaar toch veel van pret ma ken houdt, bewijst-me wel dat jij toch geen echte kluizenaar bent. Neen, dan heb T ik in Limburg wel eens een andere kluize-1 naar gezien, dde woonde, in een rotswoning „Antoni". Wil jo nog weieens wat tfin jo oude oom leeren? Ja zeker! Nu, luister^ dan eens. Mijn meester vertelde me vroe-'j ger altijd dat ik nooit mocht schrijven neefje", maar „Uw neefje". Heb jij dat oik weieens gehoord? Koudekerk. M. G. Ik heb niet veel last van Sint-NV colaas en jouw baas vindt het toch zeker wel prettig als hij het druk heeft. Boven- dien hebben heel veel kinderen verbazend veel pret. Daar ik nu vee 1 van kinderen houd, gun ik ze dat pleizier van harte. En j'j? Voorschoten. „Drietal". Daar heb ik nu toch waarlijk twee brieven van jullie liggen, één van -J7 .i en één van 24 Nov. Wat betcekent dat ais je afgezoulen wordt? Krijg jo dan niets meer in 't vervolg? Dank je voor je anec- dote. „Klaverblad van vier". Nu ben jij een klein huishoudstertje. Vindf, je dat werkje wel aardig? 't Beste met Moeder en zus. 'k' Hoop dat zé weer gauw beter worden. Wo u brugge. Fl. W, Hartelijk welkom. Doe maar ge- rust mee.teS. en C. W. Ik begrijp wel, dat je niet alti|d 'veel kan schrijven. Ik ben echter niet wéinig ook tevreden. Lïs'se. Johari v. Oldcnbarncvefd.' Dank ja voor jé inzending en voor jé groete van „Kruidje -roer me niql". „Knipraesje". Ja, we hebben eep vroegen winter, dat is voóé de armei mensehen niet erg prettig. „Elfje'. Ja,! vóór Vriijdag mag je wel, niaar böhoef je. tóch je" brieven niet in te zendeiL „Klei ne Trompetter'. Jij vraagt zeker een mooie trompet aan St. Nic. of heb jc er al een? Wassenaar. „Vergeet me nietje". Dank je voor je raadseltjes.,Ze zijn wol aardig. „Twee zusjes". Wel dat vind ik leuk dat' v jullie samen ook meedoen. En je'hebt het al dadelijk goed gemaakt. Oegstgeest. „Hyacinth". Je hebt goed jo best ge- daan. p A b b e n e s. „Vlasvink". Weer hartelijk welkom in N onzen hoek, maar nu niet zoo gauw uit- scheiden, dat is niet aardig: Le i d e r d o rp. N. R. Je bent natuurlijk ook welkom, ik vind daf, je heel netjes geschreven hebt. i Prijsraadsel. Mijn geheel is een bekend spreekwoord, en beslaat uit 35 letters. •7, 20, 13, 31, 21, 28, 81 is een meisjes naam. 29, 30, 3, 1, 34 is een richter in Israël. 10, 2,,3, 0 is eene plaats in Friesland. 4, 10 is een persoonlijk voornaamwoord. 17, 5, 8, 13 is eene vrucht. 32, 2, l, 1, 35 is een jongensnaam. i 11, 12, 20, 27 is een grondsoort. 9, 23, 26, 27 is een lichaanisdéèl. I, 21, 25 zijn is niet aangenaam, J 19, 14, 33, 5, J8 behoörf, hij de visscherij. II, 13, 23, 28, 8 is hét tegengestelde van Oorlog. 17, 15, 16, 18 is een lichaamsdeel van een dier. 4 22, 31, 1, 28 werpt men in den akker. Ingez. door: Tulp én Iris eu verbeterd door: Oom Willem. Welk bekend persoon uit dc Vad. Gesch. leest ge hiér uit: A j, n, a, r, 1, m, a, v, e, 1, o, w, i, ly e. - Ingez. door dezelfde. Voor de kleineren. a. Leven is roet., Vorm uit 'deze drie woorden, tien naam van eene plaats, in onze Vad. Gesch. wel bekend. b. Vorm uit hof, woord: „Molendiep" drie namen van groote voorwerpen in de natuur. Ingez. door Vaders Jongste. c. Een 5, 8, 9 is goed voor grage monden, 2, 3, 4 wordt in Gelderland gevonden, Een 6, 2, 3 is onmisbaar voor elkeen. Een 7, 8, 2, 3, wekt op in droefheid en j geween, 't Geheel is op de kaart van Nederland te vinden: Zeg mij nu spoedig, wie ik ben, mijn vrinden. te' Ingz. door N. V.* Dag jongens en meisjes. Veel genoegen, Maandag. Je Oom WILLEM.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1921 | | pagina 7