Eenzaamheid. Dil is een onderwvo waar mm ncnteel hij woeden kan. En dat dus.voor", oon ir.ei.sch-zoer .inlo'-c.-^anl is. Want het i s nu eenmaal pikant mt zich eenzaam te \oelen. En als ge zoekt in uw kring zul len de mensten u hun hartsgeheimen wel "iet toevertrouwen, O. zeker er vaart een wantrouwen door de wreld. dat dikwerf de i mond dichtsnoert, a' wil hot spontane lis: f. nuk uiten zijn -sti- gedragen geheim. Dat. wantrouwen, dat den aangenamen tijd de baronsveeidivlirid" weer ver- s.-linin voor onbepaald uur. Maar m«VT nog dan dat wantrouwen den mensch zworen doet, is hef zijn hoegmoed. De ho«'gmoed van hel doorgevoerde indivi dualisme, waarin iedereen zichzelf is. Een w. reld apart. Ken eigen leven, een oio'ii God. een eigen hemel, een eigen hei. een eigen duivel, een eigen een zaamheid heeft. En dat, tui is pikanterie. Of gezegd op de wijze vari het gevoel: dat is sentimentaliteit. Dat ri de streeling van het. egoïste Ik. Dat is geen zoeken van de andere ziel. dal is geen zoeken van God; dal is zoeken van zichzelf. Dat is de een zaamheid van een drnnmer, die geen cri- fiok duldt op zijn zelf vervaardigd dron- menw-npfsel. Dat is hel levenselement van den flweppnden gymnasiast, die op een zomerweide denkt alleen het zonnelicht en het eoud van boterbloemen te kunnen genieten. lief is e< n rüersl Mfen op zich zelf. Een vo'slrekf n-geeren van den an der Hel elemenlairp ecpsme. waarin ?een poging geschiedt zichzelf daarvan vrij te maken. O zeker, onk die eenzaamheid draagt in haar schoot den weemoed. De weemoed der sentimenfaliteit, die veel!, dal Het Leven voorbij gaat. aan de ziel. en dat de mensch in zijn opgesloten vereenzaming, hoe diep ook gevoeld, toch arm blijft. Maar do waarlijk eenzame is niet arm. Ook al staat hij apart, at is rij ook een „out sider". weet hij toch, dat hij in zekeren zin zijn deel van den levensschotel gehad heeft En daarom niet ..verlaten" is. Men verwisselt zoo gemakkelijk eenzaamheid en verlatenheid. En toch, zij verschillen zoo breed in waarde. Want wie verlaten is die weet dat Hol Leven. Het Geluk voorb ij is. De eenzame echter wacli t. De verlatene is verhaten door wat hij be zat. De eenzame bezit, maar mist den oene om alles aan ie geven. De verlatene is hopeloos. De eenzame hoopt in stilte. De verlatene sterft af De eenzame leeft in verlangens en smachtend heimwee. De verlatene kan niet meer mee. want hij schoot in een of ander opzicht tekort. De eenzame moet mee, omdat hij zijn levens taak nog voor zich uit ziet. De verlatene is als de lamp, waarin geen olie is. De eenzame is de lamp, die wèl vol is. maar die si cc hts wacht op de vlam, die haar ontsteken zal. Zijn hart is als een wierookvat, waar wel in is ,,'t ge ronnen traan", maar waar nog met is het spelend vuur en "t fonkelen van 's herten vlammen." De eenzame mensch is een thesaurier, die den gouden sleutel draagt van de schat die hij bewaart. Hij kent de verborgen juweelcn, de gouden florijnen en hetglan- sond brokaat, van zijn hart. Hij weet, he laas. hoe rijk hij is. Wat hij geven kim. Maar en dit is de Iragiek van den een zame de deur is in 't slot geworpen. Eens in de kinderjaren, toen, ja toen was er licht en zon in 'sharlen kamer. Maai* langzamerhand zijn de luiken en gordijnen dicht gegaan. En is het licht getemperd. En toen hot wreede besef kwam, dat niemand die schatten noodig had. toen kwam het koel cynisme, dat op eens de deur dichtwierp. Toen werd de trolsch gekrenkt. Dr eigenwaarde ge- hroken. De individualiteit beschadigd. En was er geen gehoor voor Hem, Wiens woord nog altijd luidt: ,Zio Ik sta aan de deur, en Ik klop l)ezc eenzaamheid nu, is de natuur- I ij k e eenzaamheid, die ieder gekend moet hebben voor het geluk /.ijn leven binnen kwam. Voor hij wist, hoe warm het licf- delichf. was. en hoe blank der liefde bloe sems. Want wie het geluk maar aanvaardt, als iets dat vanzelf spreekt, zonder ooit gekend te hebben het stil verlangen, het hoopvolle vreezen en hef vreezend hopen; wie de dankbaarheid niet kende voor het godsgeschenk hij bidde om Gods bewa ring voor eigen hart. Maar wie zijn Psalm van lof wel gezongen -heeft, in wiens le ver. het Te Dcum nog niet verstorven is, hij hebbe medelijden. Hij zie niet alleen rif,en winst, maar ook anderer tekort. En dan ga hij niet voor zich trompetten op de straat en hij drage het hoofd niet fier maar hem zij do deemoedsgestalte, van haar die eens was de begenadigde onder de vrouwen. Want er zijn veel geluks-parvenus. Veel die geen liefde waard zijn. Veel die hun gelukseirkel (rekken slechts om eigen persoon, eigen gezin of eigen huis. En die zoo hard kunnen zijn voor anderen, Voor hen, die een misslag begingen in hun eenzaamheid. Die vielen op hun bedevaart naar de eeuwige stad. Want het is niet altijd de priester die helpt, en geenszins de leviet, die balsem in de w:onde giet het zijn de Samaritanen de buitenstaan ders, de eenzamen d*e, echter begrijpen anderer zonde, gedaan in hopeloosheid. O ja. wanneer de eenzaamheid van een ziel vervuld wordt tol blijdschap, dan zal die vreugde haar eerst concehtreeren op zichzelf. Dan zal zij eerst leven uit de veel vuldighe'id van eigen on (roering, ui f; de fluistering van eigen oiep-geheim. Maar voor wie léeren wil. is dil'sléchts de aan vang der les. Och, de mêesfen verstarren reeds bij de elementaire kennis. En hoe ëgoïsler een mensch is. zoo be krompen er zijn Hef do wereld. Dés te dich ter zijn horizon. Zij zijn dé ..wijzen-bij- zichzelven". Zeker. God gaf ben een glinrp van hoogcr liefdeswijste id Maar die wij j- "nehf hebben ze toegepast alleen op zichzelf, in tr&egrijoeHjke koj\Lichti*heht En nu vertonnen zij voor den waarlijk wijze de droeve cariealijiir van een onontwikkeld mensch, die oordeelt en critiseert op den man van wetenschap. O. er is zooveel domme critiek, zoovel gebrek aan tact en. wellevendheid', juist hij die menschen. Zooveel scherpte, en ongevoeligheid voor ue smart van den vereenzaamde. Maar hoe ontzettend wordt die domheid niet als ge ze vindt bij Ch ri slcne n. Op de onder-onsjes en op**:ie theekransjes van barmhartigheid, op de damesavondjes en "in de klein burgerlijk-; conversatie van hen, die het zoo heerlijk, zoo fijn vin den do steunpilaren le zijn. De menschen van de hoogo hoed en van do gekleedo jas. Och waarom zij alleen? Vindt ge ze ook niet onder kerkelijk onverschilligen, die precies welen te zeggen; „waar het' niet in zit". O, het is niet moeilijk paradechris- lon te zijn. Maar wel zwaar is de hoo- gere Charifas, die tri't in een begrijpend woord, in een vochtig oog. Die Charitas. die niet vooraf al de zakformaat-bijbel bij zich draagt om wat. zij beweert dadelijk te staven; neen het is Charitas, die niet bang is do geest te laten spreken, zij het dan gebroken en zwak van woord, maar dan toch stérk van ontroering en vi bratie uit eigen ninr.d. Door eigen persoonlijk contact. Door eigen visie. Want zij is niet licht de last der eenza men. En wie wil helpen dragen, hij kenne eigen kracht en overschatte niet zichzelf. Wie kent niet die pijnlijke stoornis in de conversatie met een eenzame, als al eens nonchalant geïnformeerd werd naar den barometerstand van haar hart. Wie kent niet den dan fel opvlammenden blos? En wie weet zich niet schuldig aan liet schrij- cn van zulk een wond? Och. er zijn zoo weinigen wier dieplood peilt de diepte van een eenzame ziel. Want wanneer voor zuik een het geluk uitblijft, wie weet dan van de ellende, waarmede elke: nieuwen verjaardag ontvangen wordt? Wie weet van de gegeneerdheid van zulk een, wan neer zij voelen den luwen Meiwind uit de bloesemgaarde van jonge ontloken liefcle? Wie weet van de angst voor den ouden dag? Wie beseft do jammer, die schuilt in zooveel toilet, „dat jeugdig staat", de bit- Ierheid. die cr is, waaneer er lijnen zich groeven op het meisjesgelaaten die lij nen zijn nog geen lijnen van karakter? Want ook het cynisme heeft zijn har den lijn. Ook z ij n mes snijdt voren diep. En dat cynisme o vceeselijk is hel! Want het lastert. Het vloekt. Het is de begeleider van veel on teering. Want er ligt voor den fijnen opmerker niet alleen iels grappigs-kinderlijks in de door ou.de- ro meisjes gedragen kinderrok en in het dwaze kwastje van bet zijden sfrand- mutsje maar er is ook cynismo in, dat hierom zoo cynisch is: omdat het den mensch. die zijn ernst edel dragen moest, doet spotten mo' zijn kindertijd. Intusschen: wie nog der mode wreed heid huldigt,. Ja op velerlei manier wordt de een zaamheid ontvlucht. Tracht men het tenminste. Ook in het* klooster. De wo ning van den biceken, gedroomden brui degom. Want het klooster kent de stil heid van der nonnen-devotie o, zeker maar ook de verborgen passie, die Florence Barclay ons openbaart als do Priores van Worcester's Abdij, streeft en kust de voe ten van het Jezuskindeke. Die hartstocht naar de vervulling der eenzaamheid geeft do diepe passiekleuren, het paars en het rood, waarmede bevende vrouwonvingeren haar blocdliefde bordu ren op het altaarkleed. Die ongestilde pas sie vindt ge op dien plaat ach te? -de win- kelspicgelruit, waar do non, bleek en hij gend het, beeld omvat van den Man van Smart, dien haar liefde niet helpen kan. De smart van het vereenzaamd hart in de kloosterwade, ge vindt ze verstild in de woorden van een jong dichter: „Wij kussen schroom, bevreesd o lieer, [Uw zachte voeten. En slaan geknield onszelf het. toeken van [Uw kruis. O, heiige Moeder Gods. ai wil Hem van [ons groeten. En breng met bloem en krans ons als Zijn bruid eens thuis. (Ernst Groeneveld) Breng ons thuis Als bruid van den b'eeken kloosferbrui- degom. Zie. dit is Roomsch géVoeld.En Roomsch gezegd. Hier wordt het natuurlijk liefdeverlan gen van een eenzaam hart overgebracht op den Hemelbruidegom. Ge glimlacht er om misschien. En ge vrpdl het zeer naïef, gespeend aan alle geestelijkheid, zonder eenig dogmatisch perspectief. Misschien ook legt gij den maatstaf aan en klinkt in uw sc-hcrp judicium on- meedoogenloos het: „zondig". En toch nog schreit de non beur stil len tranenvloed. Nog 11 het hunkeren niet gestild. En boet zij nog haar wereldsche beminnen, en bant het vastend uit. Maar gij, vereenzaamde, die hierover niet glimlacht, gij, dié voorzichtig zijt in het uitspreken van nw oordeel... gij ver staat. Gij weet, hoe steeds het eenzaam nienschenhart zijn hoogste bevrediging zocht in het hemèlseiic. Maar gij weet ook hoe telkens weer de felle slag van uw bloed het wijde rythmo der eeuwigheid verdonkerd en verdnfrl heeft. Hoe ieder, die geestelijk leven wil; worstelen moet met hef, zinlijke, vóór h\i ftemelsche kleu ren bespeurt aan het gewaad van zijn Bruidegom. O, het; duurt zoo'lang. zoo lóng, voordal. de Heila*Vetena?m klink!, ie 011S' oor a's een h nmclklank. Zoo bo r» 0 1 0 os l a n e. Mane ge kent de Psalm immers \yel> dfe vraagt: .;H eo-zal ik IT ontvangen?" Ziel. de errsla ersch hm 'den Bruidegom te zica is... d»t ik met weet waar en hoe ik hem zuiver vilden kar». Want dan moetou "»"st zin en hart ge drenkt zijn in do ki >«lien zee. Th dc koele meren van 't hemelland. Want daar, aan de verre stranden, daar breekt het cynisme, dat niet anders is dan .gestolde verharde zinlijkheid, als een ijs schots breekt aan de kust. Dan, als de mensch Weer aandrijft cp zijn God. Als do herten schreeuwen" naar de walerstroo- men. Als gij. versomberd pii verbitterd in uw vereenzaming, ellendig order het wolken- grauw van uw strakke gedachten, weer hunkert naar de zon: Och, dat Gij de he mden scheurdet, en dat gij nederkwaamt. En dan wordt het wel anders. Want. gij zijt niet alleen. Neen overal tobben ze de vereenzaam den. Maar spreek er hen r.iet van, want hun denken kan niet dragen, wat bunne har ten weten. Maar bij velen, ook in hun cynisme, is toch het getij, niet Daar den mensch heen, maar naar God. Uw lovensgolf slaat niet alleen. U ver gezellen duizenden. En na u komen er nog duizenden, grooten en kleinen, met krui nen gebogen onder eigen zwaarte, tóch koerend naar het licht. Ziet in uw Godsverlangen zijt ge niet eenzaam. Want dit is hel eigene van der heiligen gemeenschap: nog niet ten- vollo is het zonnebeeld in hun levens spiegel verzadigd. Nog telkens breekt dat beeld, zoo vaak dal spiegelende golvcnvlak zich buigt, of henenvloeif. Maar hel is een blijvend wentelen, tot eens de stilte komt. waarin alle go- ven samenvloeien tot één volkomen effen heid. En God zal zijn alles, en in allen. Tol. zoolang zal dc levensdeining blij ven. Dc beweging. Want iedere levensgolf wordt voortgestuwd door andere golven. Der heiligen gemeenschap draagt den Godzoekendo verder tot op don dag van Jezus Christus. Den Hemelbruidegom. Wat .staat gij dan, 0 eenzame, en ziet op naar den hemel? Tn. ERKEN HEM! Het volk ;s van den Heerc, Zijn éénheid is van God, Zijn éér.hoid, wonder stralend In bjog en lager lot. Zijn éénheid, die voor allen Eén liefde kent, één recht; Door d' éénen geest de velen Onbreekbaar samenhceht. Die allen saam doet dragen Der zonde leed en smaad, Slocbts tegen haat en logen Den strijd kent en den haat. Gij kleinen en gij grooten. Knielt en aanbidt Hem we*r: Eén Schepper, één Verlosser, Eén Rechter, éénen Heer. Al dreigt mot doodsgevaren De afih.y VAh -onzen tijcl, Of door dc luchten waren De wanhoop en de nijd. Geen nood, door alle sieren Regeert des Hoeren stem. Wilt gij den dood braveeren Vereenigt U in Hem! SeSaepman. NOOIT WEER DOEN. „Zul je 't nooit weer doen?" „Neen, moeder," 6nikt de kleine jongen en moeder is tevreden gesteld. Kijk eens. dat is nu alles mooi en goed, maar wat heeft die moeder eon domme vraag gedaan. „Zul je 't nooit weer doen?" Natuurlijk volgt er een ontkennend antwoord, 't Kleine jongentje moost het ook maar eens wagen, een ander ant woord te geren. Wat zou moeder hem dan bra-1 taal en ondeugend vinden. „Zul je 'i nooit weer doen?" Lel er eens op, dat die vraag gewoonlijk gedaan wordt dadelijk na een bestraffing. En, zonder to overleggen, wordt het antwoord gegeven. Weet go, moeder, wat ge doen moet? Go moet er eens aan gaan donken, dat uw kind nog maar een kind is. Dat. wil zeggen: gij moogt niet vergelen, dat uw kleine jongen langs eon moeilijken en "smart el ijken weg moet loeren gehoorzamen. En dat hij nog wel eens vaak on deugend zal zijn, en nog wel eens vaak een be straffing zal noodig hebben, niettegenstaande zijn mooie belofte. Dat, „nooit" is al heel lang en de draagkracht van die belofte ontgaat nw kind. Trouwens, al6 gij zelf om dat „nooit." denkt, begint go u te schamen. Moeder, zult ge nooit weer driftig worden nis uw kind ondeugend is? Nooit weer." Vader, zult. ge nooit weer uw kind in toorn straffen. Nooit weer. Wat vraagt ge dan zulk een belofte aan uw kind? Maar die belofte is ook volstrekt niet noodig. Er is een veel beteren weg, om een kind te bren gen lot do rechte gehoorzaamheid. Van Wien ontvangt gij kracht om legen de zonde te strijden? En van Wien zou uw kind dan kracht moeten ontvangen? Breng uw kleine jongen dan maar tot den Heiland. Bidt met hem. Leer hcni vroeg zijn knietjes buigen. Zeg hem. Wie hem wil helpen, als hij zwak ie. Leed hom, Wie hem wil bij staan in den strijd tegen de zonde. „•Zul je 't, nooit weer doón?" „Neen moeder." Maar straks is uw ventje weer stout en dan is hot: Ondeugende jongen. En je hebt mo nog wel zoo lvoloofd. dat je 't zoudt laten»'-* Wie'liét bet. hom beloyon?. .Wie liet het hem lichtvaardig beloven? Uour kon trw kind. Leer ook zijn boezemzon den kennen. En wordt dan tot een middol in Gods hand, om -uw kind te helpen. Er» dring uw kind niet door drift en gestreng heid en uit vrees voor straf, tot onwaarheid epre ken. 't Kan nooit zoo erg zijn, of eou kind moet bet u durven vertollen-. Doodt het Tertrouwei» niet in hooi. Laat hem ondervinden, dat gij steeds tijd bobt, om naar zijn klachten le boo- ren, zijn tiocht te vernemen. En vat het ernstig op met de zonde. Ook mot de zonde van uw kind. Dat kind moet aan u merken, dat zijn zonde u leed doet. Want dan eerst, komt do vraag: Waarom is moeder er zoo bedroefd om? En dan eerst kunt gij het antwoord geven: om dat het ie een zonde tegen God. Dat is veel beter dan die onnutte, onnoodige vraag: „Zul je 't nooit weer doen?" (Christel. Volkebl.) EEN KLEINE STEM. Er beslaat in Den Hr.ng een socialistisch zangkoor „De Kleine Stem". Dat zangkoor gaf een uitvoering. Op die uitvoering werd o.a. gezongen de cantate aan J. Worp: „Een Lentedag". Tot zoover is alles heel gewoon. Maar nu komt het mooie. Er staat in die cantate do volgende strophe: Wij kinderen knielend dankend neer En loven U 0 lieve lieer Nu wij uit zoeten slaap ontwaken. Uw hand maakte 0 ize peluw zacht Uwe Englen maakten heel den nacht Dat ons geen onheil mocht genaken. En thans geeft Gij ces nieuwe kracht O, Vader u zij dank gebracht. Die werd in het geheel niet gezongen! Omdat men niet tegen den godsdienst is Maar er kwamen nog meerdere stropten in de cantate voor, waarin over God ge sproken wordt. En allemaal konden die toch niet weggelaten worden. Toen is men aan 't „vertalen" gegaan. Dc Residen tiebode geeft eeni m voorheelden In den oorspronkelijken tekst staal: Maar gij bloeit toen evenzeer God tor eer En gij dankt voor Zijn genade Hem, der schepping wijzen Heer. De verneulraliseerdor maakte er dit van: Maar gij bloeit toch evenzeer Lief en teer En gij kleurt de groene wade E11 verblijdt ons-immer weer. De origincele tekst geeft: Dan klink voor 't re r. gemoed Een heiige vrede-groet Slaap zacht! Ook in den nacht Houdt God met trouwe zorg de wacht. Een heiige vrede-great Slaap zacht! Ook in den nacht Houdt Moeders trouwe zorg de wacht. Zou zouden er nog.ccnige voorbeelden aan le halen zijn. In dit opzicht blijken deze socialisten geen haar heter le zijn dan de opde libe ralen. Intusschen: de naam van het zangkoor is nog niet zoo heel slecM gekozen WAT NIET TE VINDEN IS. Een verstandige princes \%er<l bemind Joor een dommen, maar zeer machtigen ko ning. Zijn aanzoeken wérden echter telkens weer J?Dr haar afgewezen Toen deze steeds grindender werd. besloot ze hem door een list af te wijzen. Dit. moest echter met. goedheid geschieden, de vijand schap vaa den machtigen buurman wilde zc zich ter wille van haar kind niet gaaine op den hals halen. Daarom sprak ze tot hem: „Je trouw heeft mij geroerd en ik wil haar beloonen, Je zult mijn echtgenoot worden, als het je gelukt, dc taak te volbrengen, die ik je op zal geven" Do koning antwoordde: „Noem mij haai en als ze in het. bereik der monschelijke kracht ligt, zal ik haar volbrengen." „Ga", zei do princes. ,.cn probeer de vol gende drie dingen uit te vinden: Een voor- oordcel, dat. door verstond werd overwon nen; een dwaasheid, die zoo groot is, dat geen mensch haar heeft begaan en een laster, die zoo schaamteloos is. dat cr nog geen tong werd gevonden, dio haar wou herhalen." De koning lachte en beval, dat het hu- welijksmaal moest toebereid worden, want hij meende in enkele dagen zijn bruid reeds le kunnen thuisbrengen. Toen begaf hij zich op reis. Dit gebeurde voor duizend jaren en tot heden ie hij niet teruggekeerd I Ons Babbelhoekje. g 8 g O«503ïo3^>!KP!®0®^ Leiden 12 Nov. '21. Beete Neefjes en Nichtjes. Ik beo weer te moeilijk geweest, geloof ik. Ja, ja. die ondeugende oom, is weer bo zig geweest. Rij mocht van jullie allemaal weleend om zijn ooren hebben. En dan heeft hij nog pas beterschap beloofd, 't 16 treurig. Ik weet er niets anders op, dan ditmaal maar een makkelijke te geven, die naar ik hoop door allen zal worden opgelost. Zoo als jullie gezien hebt stond er Woensdag weer oen stukje van loet verhaaltje in. Dat zullen jullie wel gelezen bobben. We wil len hopen, dat or mi elke week weer plaats is. Wat hebben we j.l. Zondag een vreeee- lijken storm gehad! 't Was werkelijk nood weer! De Heere toonde ons Zijn macht, en majesteit. Hoe vreeeelijk i6 het., als God spreekt. Alle monschelijke kracht, zinkt in het niet bij zulk een goddelijke macht,. Ge lukkig dat- do Heere ook weer genade be wees door den storm te doen bedaren. In Leiden zijn zoover ik hoorde, geen men schen omgekomen. Er is andere groots schade aangericht, bijna overal. Hoe is het bii itillio thui»? Geeo ruiten ingewaaid? geen schoorstoenen omv:r? Geer. fwumaü van hef dak? Bij mij is er niets ander» g» beurd dan een mooio rozenboom geknakt yï Ik vond het eig jammer, maar het is wel le T overkomen. Als ik hoor en zie, wat au- t dere menschen allemaal voor schade moeten 'r ondervinden, dan mag ik erg dankbaar*zijn er zoo gced fo zijn arg?komen. Ik hoop dat jullie ouders dat ook zeggen f kunnen. Ik zal nu eerst maar eeni de briefjes, gaan beantwoorden. Er zijn er niet zooveel, maar die er zijn waardeer ik dan ook het meest. Eerst '/b- men dc Leidenaars aan de beurt. Leiden. Appel steelt je." Ditmaal zal ik met jou maareens beginnen. Heb je de vulpenhouder al verdiend? Waf zju dat fiin zijn. 'k Zou haast vragen of ik er oolc eons nice schrij ven mocht! „Tijl Uilenspiegel." Van die lichtbeelden heb ik gelezen en ook a! gehoord, 't Moet. erg mooi geweest zijn. Jammer dat het niet ruslig was. „Hannie" Jij was er ook weer bij zag ik, goed zoo! Je mankeert haast nooit Flink hoor! „Viooltje." Ik heb wel vel gevraagd, maar jij hebt het toch ook een eind ge- stuurd met het beantwoorden eer vragen 'k Vind het, heusch niet erg. dat je alles niet kan beantwoorden Moeders Oudste" 't Spijt me erg voor je dat het wat moeilijk was. Al3 je iets weet lijkt het altijd gemakkelijk. Ik hoop dat jo deze v eek minder Ie klaecn hebt. Dank je voor jo raadseltjes. „Vaders jongste." Van jou o »k al zulke mooie raadseltjes! Goed zoo. Fn je ant woorden waren ook goed. „Eva." Ik heb in de ccurent cehv.en, dat je oom dood was, maar ook dat hij naar den hemel is. Wat is dat heerlijk voor hem, na zoo'n lang en smartelijk lb'dpn verlost te zijn en eeuwig gelukkig. a aa. „Clivia" Ja, ja, je vele zoeken is be loond. Dc oplossing was goed. Voorschoten. „Drietal." Zoo. zoo jullie hebt ren knap pen vader. Als ik ook eciio iets niet weet, kom ik hel eeni aan hem vragen. „Klaverblad van vier." Prachlig. al de epl. waren en d. Jo hebt ie best gedaan. si userd. Er was ecu -rn student, die van pro fessor hoorde, cat. als men tegen een be zemsteel twee geheime woorden zei, deze dan veranderde in een man. die alles wat je hem gebood deed. De student onthield do woorden, die men zeggen moest. Toen hij thuiskwam zag hij zijn Moe der water dragen, en dacht nu aan do woorden en den bezemsteel. Hij zag ook een bezem staan en liep naar buiten. De student nam den bezemsteel en zei de geheime woorden tot den steel en plots zag hij dat de bezemsteel in een man ver anderd was; en nu gebood hij den man om twee emmers water uit de sloot naar het vat in de keuken to brengen. Onmiddellijk liep de man naar de sloot en schepte twee emmers walergingnaar het vat enlecgdc ze daarin, maar het vat w^rd vol en de stu dent deed alle mogelijkepogingcn om hel op fe doen houden, maar de man droeg maar door. Nu nam hij een stok en sloeg den man op zijn rug. maar de man brak en nu ware a het (wee mannetjes. Dus ging het nu tweemaal zoo gauw als straks. De student schreeuwde wel dat ze op moesten houden, maar ze droegen maar sleedsdoor Eindelijk ging hij naar den professor en vertelde het geval. Deze zei nu een wo.trd waardoor het weer een bezpmsfeol zou worden. De student, lisp gauw naar huis en zei hot woord lót de boidc mannetjes en het werden weer twee helften van den' steel. Do keuken was als vol go loepen met1 water. Dat was een go3de les. Iflpez. door .Tan. Oplossingen voor de grootcren. r a. Vele handen makea licht werk. Onderdee'en: ham Ede naam kalk laken rat vin lanen Eli Eva Eik sent hert wek- ker. b. politieagent. Voor dc kleineren. a. Dc lelor R. b. Japan. 0. Een man met een houten heen. Ten slotte nog nieuwe raadsels. We lie- ginnen deze keer eens met de kleineren. i Voor de kleineren. 1, a. Wal voor kous zit aan geen vcet, j Heeft twee gaten er. is goed? b. Ik heb twee lange beenen, zonder knieën of voeten, en kan cr niet mee loo- pen. Hoe heet ik? c. In welke steden sterven dc meeste menschen? Voor dc grootcren. Begraven plaatsen. Ben je mot da? bosch even ingenomen als met het Oranjewoud? Mijn broers trokken ren groote prijs; wij krijgen er misschien ook nog wel een. Anna, pel straks even die noot voor mij. Prijsraadsel. Mijn geheel bestaat uit 39 lettors en is oen spreekwoord. 18, 13, 3, 6 en 1, 31, 23, 5, 10. 8, 7, 3, 16, j 14, 20 doet de boer. Een 16, 32, 12 is een boom. 8, 31, 35, 36, 6, was een dienstknecht des Heeren. j 21, 9, 6. 33, 23, 34, is een rivier in België, t 2, 10, 30, 22, 17 zijn begaanbaar. 46.. 20, 28, 4, 28. 30 ie het werk van eeo bakker. f1 Een 1. 25. 27, 38, 26 i« een insect. 37. 16. 20. 11, 24, 7, 30 is een dog van d« 1 week. Iuges. door „De twee boerinnetje#". r Vele groeten van Tanto Lize en vnM Oom WlLlJtt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1921 | | pagina 7